Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden
STB8681
Jaargang 2004
2004
345
Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van de Mededingingswet
en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordeningen
1/2003 en 139/2004
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om enige
bepalingen van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie
van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels
van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1) en van EG-verordening
nr. 139/2004 van de Raad van de Europese Unie van 20 januari 2004 betreffende
de controle op concentraties van ondernemingen (PbEG L 24), door middel van
aanpassing van enige wetten te implementeren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Mededingingswet wordt als volgt gewijzigd:
aA
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
l door een puntkomma, drie nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:
m. verordening 1/2003: verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de
Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels
van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1);
n. verordening 139/2004: verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van
de Europese Unie van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties
van ondernemingen (PbEG L 24);
o. mededingingsverordening: verordening genoemd in de onderdelen m en
n.
bA
In artikel 4, tweede lid, wordt «bij beschikkingen op grond van
artikel 17» vervangen door: bij de toepassing van artikel 6, derde lid,.
cA
Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
Het eerste lid geldt niet voor overeenkomsten, besluiten en onderling
afgestemde feitelijke gedragingen die bijdragen tot verbetering van de productie
of van de distributie of tot bevordering van de technische of economische
vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen
de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen
a. beperkingen op te leggen die voor het bereiken van deze doelstellingen
niet onmisbaar zijn, of
b. de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken
goederen en diensten de mededinging uit te schakelen.
dA
Hoofdstuk 3, paragraaf 4, vervalt.
eA
Artikel 33 vervalt.
A
In artikel 50, tweede lid, wordt «artikel 9, eerste lid, artikel
13, tweede lid, en artikel 15, tweede lid,» vervangen door: artikel
9, eerste lid, artikel 13, tweede lid, artikel 15, tweede lid, en artikel
89a, eerste lid,.
B
Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het eerste lid komt te luiden:
1.
De directeur-generaal kan degene die jegens de in artikel 50, eerste lid,
artikel 52, eerste lid, of artikel 89g, eerste lid, bedoelde ambtenaren in
strijd handelt met artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
een boete opleggen van ten hoogste € 450 000,- of, indien het
een onderneming of een ondernemersvereniging betreft en indien dat meer is,
van ten hoogste 1% van de omzet van de onderneming, onderscheidenlijk van
de gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging deel uitmaken,
in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.
2.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4.
Artikel 57, derde lid, is van toepassing.
C
Het opschrift van hoofdstuk 10 komt te luiden:
HOOFDSTUK 10. TOEPASSING VAN DE EG-MEDEDINGINGSREGELS
D
Vervallen
E
Artikel 88 komt te luiden:
Artikel 88
De directeur-generaal wordt aangemerkt als de mededingingsautoriteit voor
Nederland in de zin van verordening 1/2003 en als bevoegde autoriteit in de
zin van verordening 139/2004 en oefent de krachtens de verordeningen op grond
van artikel 83 van het Verdrag bestaande bevoegdheid uit om de artikelen 81
en 82 van het Verdrag toe te passen, alsmede de krachtens artikel 84 van het
Verdrag bestaande bevoegdheid om te beslissen over de toelaatbaarheid van
mededingingsafspraken en over het misbruik maken van een machtspositie op
de gemeenschappelijke markt.
F
Artikel 89 komt te luiden:
Artikel 89
Ter zake van de uitoefening van de in artikel 88 bedoelde bevoegdheden
zijn de hoofdstukken 6, 7 en 9 van overeenkomstige toepassing.
G
In hoofdstuk 10 worden na artikel 89 tien nieuwe artikelen ingevoegd,
luidende:
Artikel 89a
1.
De directeur-generaal oefent de krachtens artikel 29, tweede lid, van
verordening 1/2003 bestaande bevoegdheid uit tot het buiten toepassing verklaren
van een groepsvrijstelling.
2.
Op de voorbereiding van de beschikking is afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht van toepassing.
3.
Een beschikking op grond van het eerste lid treedt niet eerder in werking
dan zes weken na de datum van haar terinzagelegging.
Artikel 89b
1.
Met het verlenen van bijstand bij een inspectie op grond van een mededingingsverordening
door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, zijn belast de krachtens
artikel 50, eerste lid, aangewezen ambtenaren.
2.
Artikel 5:12 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige
toepassing.
3.
Bij verzet tegen een inspectie door de Commissie van de Europese Gemeenschappen,
verlenen de aangewezen ambtenaren de nodige bijstand om de Commissie van de
Europese Gemeenschappen in staat te stellen de inspectie te verrichten, zo
nodig met behulp van de sterke arm.
Artikel 89c
1.
Voor het verlenen van de nodige bijstand indien een onderneming of ondernemersvereniging
zich verzet tegen een inspectie op grond van een mededingingsverordening door
de Commissie van de Europese Gemeenschappen is voor zover de inspectie een
doorzoeking omvat, een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris,
belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank te Rotterdam.
De machtiging wordt zo mogelijk getoond.
2.
De rechter-commissaris gaat bij de toetsing van het verzoek tot machtiging
na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn of onevenredig
zijn in verhouding tot het voorwerp van de inspectie, zoals is bepaald in
de mededingingsverordeningen en het gemeenschapsrecht. Artikel 171 van het
Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen.
3.
De rechter-commissaris kan bij de inspectie aanwezig zijn.
Artikel 89d
1.
Voor het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 21, eerste
lid, van verordening 1/2003 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen
in andere gebouwen, terreinen en vervoermiddelen dan die van ondernemingen
en ondernemersverenigingen, waaronder de woningen van directeuren, bestuurders
en andere personeelsleden, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris,
belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank te Rotterdam. De
machtiging wordt zo mogelijk getoond.
2.
De rechter-commissaris toetst het verzoek tot machtiging overeenkomstig
artikel 21, derde lid, van de verordening. Artikel 171 van het Wetboek van
Strafvordering is van overeenkomstige toepassing. De rechter-commissaris kan
het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen.
3.
De rechter-commissaris kan bij de inspectie aanwezig zijn.
4.
Voor zover het een inspectie in een woning betreft, geldt dit artikel
in afwijking van de artikelen 2, 3 en 8 van de Algemene wet op het binnentreden.
Artikel 89e
1.
Een machtiging als bedoeld in artikel 89c, eerste lid, of artikel 89d,
eerste lid, is met redenen omkleed en ondertekend en vermeldt:
a. de naam van de rechter-commissaris die de machtiging heeft gegeven;
b. de naam of het nummer en de hoedanigheid van degene aan wie de machtiging
is gegeven;
c. de beschikking waarbij de Commissie van de Europese Gemeenschappen
de inspectie heeft gelast;
d. de dagtekening.
2.
De machtiging blijft ten hoogste van kracht tot en met de derde dag na
die waarop zij is gegeven.
3.
Voor zover het een inspectie in een woning betreft, geldt dit artikel
in afwijking van artikel 6 van de Algemene wet op het binnentreden.
Artikel 89f
1.
De ambtenaar die bijstand heeft verleend bij een inspectie in een woning
of bij een doorzoeking van een andere plaats dan een woning, maakt op zijn
ambtseed of -belofte een schriftelijk verslag op omtrent de inspectie.
2.
In het verslag vermeldt hij:
a. zijn naam of nummer en zijn hoedanigheid;
b. de dagtekening van de machtiging en de naam van de rechter-commissaris
die de machtiging heeft gegeven;
c. de beschikking waarbij de Commissie van de Europese Gemeenschappen
de inspectie heeft gelast;
d. de plaats van de inspectie en de naam van degene bij wie de inspectie
is verricht;
e. de wijze van binnentreden en het tijdstip waarop de inspectie is begonnen
en is beëindigd;
f. hetgeen tijdens de inspectie is verricht en overigens is voorgevallen;
g. de namen of nummers en de hoedanigheid van de overige personen die
aan de inspectie hebben deelgenomen.
3.
Het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop de inspectie
is beëindigd, toegezonden aan de rechter-commissaris die de machtiging
heeft gegeven.
4.
Een afschrift van het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die
waarop de inspectie is beëindigd, aan degene bij wie de inspectie is
verricht, uitgereikt of toegezonden. Indien het doel van de inspectie daartoe
noodzaakt, kan deze uitreiking of toezending worden uitgesteld.
Uitreiking of toezending geschiedt in dat geval, zodra het belang van
dit doel het toestaat. Indien het niet mogelijk is het afschrift uit te reiken
of toe te zenden, houdt de rechter-commissaris of de ambtenaar die de bijstand
heeft verleend, het afschrift gedurende zes maanden beschikbaar voor degene
bij wie de inspectie is verricht.
5.
Voor zover het een inspectie in een woning betreft, geldt dit artikel
in afwijking van de artikelen 10 en 11 van de Algemene wet op het binnentreden.
Artikel 89g
1.
Met het verrichten van een inspectie op grond van een mededingingsverordening
door de mededingingsautoriteit op verzoek van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen, zijn belast de krachtens artikel 50, eerste lid, aangewezen
ambtenaren.
2.
De aangewezen ambtenaren beschikken voor het verrichten van de inspectie
over de bevoegdheden die hun ingevolge hoofdstuk 6 zijn toegekend ter uitoefening
van toezicht en onderzoek.
Artikel 89h
1.
De directeur-generaal of de Commissie van de Europese Gemeenschappen kan,
niet optredende als partij, bij de behandeling van een beroep bij de administratieve
rechter schriftelijke opmerkingen maken ingevolge artikel 15, derde lid, eerste
alinea, van verordening 1/2003, indien de directeur-generaal of de Commissie
van de Europese Gemeenschappen de wens daartoe te kennen heeft gegeven. De
rechter kan daarvoor een termijn bepalen. Met toestemming van de rechter kunnen
zij ter zitting ook mondelinge opmerkingen maken.
2.
Op een verzoek ingevolge artikel 15, derde lid, tweede alinea, van verordening
1/2003 verstrekt de rechter aan de directeur-generaal en de Commissie van
de Europese Gemeenschappen alle in die bepaling bedoelde stukken. Partijen
kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn hun mening geven over
de te verstrekken stukken.
3.
Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn reageren
op de opmerkingen van de directeur-generaal of de Commissie van de Europese
Gemeenschappen. De rechter kan partijen in staat stellen op elkaars opmerkingen
te reageren.
Artikel 89i
1.
Indien de administratieve rechter inlichtingen of advies wil vragen ingevolge
artikel 15, eerste lid, van verordening 1/2003, doet hij aan partijen schriftelijk
opgave van de te stellen vragen en de te verzenden stukken.
2.
Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn schriftelijk
hun mening omtrent de te stellen vragen en de te verzenden stukken geven.
3.
De griffier zendt een afschrift van het antwoord op het verzoek om inlichtingen
of van het advies aan partijen.
4.
Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn hun mening
over het antwoord of het advies geven. Artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht
is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 89j
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van verordening 1/2003 verstrekt de
griffier onverwijld een afschrift van de uitspraak van de administratieve
rechter met betrekking tot de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het
Verdrag aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De verstrekking geschiedt,
behalve wanneer het arresten of beschikkingen van de Hoge Raad of uitspraken
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft, door tussenkomst
van de Raad voor de rechtspraak. Wanneer naar het oordeel van de administratieve
rechter de bescherming van zwaarwegende belangen van partijen of van derden
daartoe aanleiding geeft, kan de griffier volstaan met verstrekking van een
geanonimiseerd afschrift van de uitspraak.
H
Artikel 90 komt te luiden:
Artikel 90
Gegevens of inlichtingen omtrent een onderneming, welke in verband met
enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet zijn verkregen,
met uitzondering van inlichtingen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van
verordening 1/2003 en artikel 17, eerste lid, van verordening 139/2004, mogen
uitsluitend voor de toepassing van deze wet en de mededingingsverordeningen
worden gebruikt.
I
Vervallen
J
Artikel 100 komt te luiden:
Artikel 100
1.
Voor de toepassing van verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van de
Europese Gemeenschappen van 21 december 1989 betreffende de controle
op concentraties van ondernemingen (PbEG 1990, L 257) ingevolge artikel 26,
tweede lid, van verordening 139/2004, is artikel 88 van overeenkomstige toepassing.
2.
Voor de toepassing van artikel 12, eerste lid, of artikel 13, vijfde en
zesde lid, van verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van de Europese Gemeenschappen
van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen
(PbEG 1990, L 257) ingevolge artikel 26, tweede lid, van verordening 139/2004,
zijn onderscheidenlijk artikel 89g of de artikelen 89b, 89c, 89e en 89f van
overeenkomstige toepassing.
K
De artikelen 101, 102 en 103 komen te vervallen.
ARTIKEL II
In artikel 1 van de Wet uitvoering EG-mededingingsverordeningen vervallen de onderdelen a tot en met e, alsmede de aanduiding
«f.».
ARTIKEL IIA
Artikel 15, tweede lid, van de Handelsregisterwet 1996
wordt als volgt gewijzigd:
1.
Aan het slot van onderdeel d vervalt «of» en aan het slot
van onderdeel e wordt de punt vervangen door: , of.
2.
Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit voor
de uitvoering van de bij de Mededingingswet opgedragen taken.
ARTIKEL III
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt
als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 28, zevende lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
8.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1/2003 van
de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering
van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG
2003, L 1) verstrekt de griffier onverwijld een afschrift van vonnissen, arresten
en beschikkingen met betrekking tot de toepassing van artikel 81 of 82
van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap aan de Commissie
van de Europese Gemeenschappen. De verstrekking geschiedt, behalve wanneer
het arresten of beschikkingen van de Hoge Raad betreft, door tussenkomst van
de Raad voor de rechtspraak. Wanneer naar het oordeel van de griffier de bescherming
van zwaarwegende belangen van anderen, waaronder die van partijen, daartoe
aanleiding geeft, kan de griffier volstaan met de verstrekking van een geanonimiseerd
afschrift van het vonnis, het arrest of de beschikking.
B
Na de vijfde afdeling van de eerste titel van het Eerste Boek wordt een
afdeling ingevoegd, luidende:
VIJFDE AFDELING A
DE DIRECTEUR-GENERAAL VAN DE NEDERLANDSE MEDEDINGINGSAUTORITEIT EN
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Artikel 44a
1.
De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit of de
Commissie van de Europese Gemeenschappen kan, niet optredende als partij,
schriftelijke opmerkingen maken ingevolge artikel 15, derde lid, eerste alinea,
van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december
2002 betreffende de uitvoering van de mededingingregels van de artikelen 81
en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1), indien deze de wens daartoe te kennen
heeft gegeven. Met toestemming van de rechter kan de directeur-generaal van
de Nederlandse mededingingsautoriteit of de Commissie van de Europese
Gemeenschappen ook mondelinge opmerkingen maken. De rechter kan daartoe een roldatum bepalen.
2.
Op een verzoek ingevolge artikel 15, derde lid, tweede alinea, van de
verordening verstrekt de rechter aan de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit of de Commissie van de Europese Gemeenschappen de in
die bepaling bedoelde stukken. Partijen kunnen binnen een door de rechter
te bepalen termijn hun mening over de te verstrekken stukken geven.
3.
Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn op de opmerkingen
van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit of de
Commissie van de Europese Gemeenschappen reageren.
C
Het opschrift van de zevende afdeling van de eerste titel van het Eerste
Boek komt als volgt te luiden:
ZEVENDE AFDELING INLICHTINGEN OVER BUITENLANDS RECHT EN COMMUNAUTAIR MEDEDINGINGSRECHT
D
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het eerste lid wordt na «(Trb. 1968, 142)» ingevoegd: dan
wel inlichtingen of advies wil vragen ingevolge artikel 15, eerste lid, van
verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december
2002 betreffende de uitvoering van de mededingingregels van de artikelen 81
en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1).
2.
Het derde lid komt te luiden:
3.
De rechter stelt de inhoud van het verzoek om inlichtingen of advies in
een tussenbeslissing vast. Voor zover het inlichtingen over buitenlands recht
betreft, neemt hij artikel 4 van de Overeenkomst daarbij in acht.
E
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het eerste lid wordt na «inlichtingen» ingevoegd: of van
het advies.
2.
In het tweede lid wordt na «het antwoord» ingevoegd: of het
advies.
ARTIKEL IIIA
1.
Ontheffingen van het verbod van artikel 6, eerste lid, van de Mededingingswet
die zijn verleend op grond van artikel 17 van de Mededingingswet, zoals dat
luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel
dA, van deze wet, blijven van kracht voor de tijd waarvoor zij zijn verleend
met een maximum resterende tijd van 5 jaar.
2.
Op de in het vorige lid bedoelde ontheffingen is artikel 23 van de Mededingingswet
van toepassing, zoals dat luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel dA, van deze wet.
3.
Bezwaarprocedures met betrekking tot beschikkingen op grond van de
artikelen 17 en 22 van de Mededingingswet, waarin op het moment van de inwerkingtreding
van dit artikel nog niet is beslist, worden buiten verdere behandeling gelaten.
ARTIKEL IV
1.
Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet het bij koninklijke
boodschap van 19 maart 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging
van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan
van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Kamerstukken
27 639) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt:
a. in de in artikel I voorgestelde artikelen 88, 89a en 89h «directeur-generaal»
telkens vervangen door: raad;
b. in het in artikel I, onderdeel H, voorgestelde artikel 90 «deze
wet en de mededingingsverordeningen» vervangen door: deze wet, de mededingingsverordeningen,
de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet;
c. in het in artikel IIa voorgestelde artikel 15, tweede lid, onderdeel
f, van de Handelsregisterwet 1996 en in de in artikel III, onderdeel A, voorgestelde
vijfde afdeling A van de eerste titel van het Eerste Boek van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering «directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: «raad van bestuur
van de Nederlandse Mededingingsautoriteit»;
d. artikel 5b, tweede lid, van de Mededingingswet vervangen door:
2.
Onze Minister kan de raad instructies geven met betrekking tot het verrichten
van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden, alsmede met betrekking tot
het door de raad in te nemen standpunt in een adviescomité als bedoeld
in artikel 14, tweede lid, van verordening 1/2003 en artikel 19, vierde lid,
van verordening 139/2004, met dien verstande dat een instructie inzake een
standpunt in een adviescomité geen betrekking heeft op de mededingingsaspecten
van een individueel geval.
2.
Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2001 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen
van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig
bestuursorgaan (Kamerstukken 27 639) op een later tijdstip tot wet wordt
verheven en in werking treedt dan deze wet, dan wordt op het tijdstip van
inwerkingtreding van de eerstgenoemde wet:
a. in de artikelen 88, 89a en 89h van de Mededingingswet «directeur-generaal»
telkens vervangen door: raad;
b. in artikel 15, tweede lid, onderdeel f, van de Handelsregisterwet 1996
en in de vijfde afdeling A van de eerste titel van het Eerste Boek van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering «directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: «raad van bestuur
van de Nederlandse Mededingingsautoriteit».
3.
Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2001 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen
van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig
bestuursorgaan (Kamerstukken 27 639) tot wet is of wordt verheven en
deze wet in werking treedt voor het tijdstip waarop de eerstgenoemde wet in
werking treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:
a. artikel I , onderdeel K, komt te luiden:
K
In artikel 90 wordt «deze wet en de mededingingsverordeningen»
vervangen door: deze wet, de mededingingsverordeningen, de Elektriciteitswet
1998 en de Gaswet;
b. Het in artikel I, onderdeel B, opgenomen artikel 5b, tweede lid, komt
te luiden:
2
Onze Minister kan de raad instructies geven met betrekking tot het verrichten
van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden, alsmede met betrekking tot
het door de raad in te nemen standpunt in een adviescomité als bedoeld
in artikel 14, tweede lid, van verordening 1/2003 en artikel 19, vierde lid,
van verordening 139/2004, met dien verstande dat een instructie inzake een
standpunt in een adviescomité geen betrekking heeft op de mededingingsaspecten
van een individueel geval.
c. In artikel I komen de onderdelen F, G, I en J te vervallen.
d. In het in artikel I, onderdeel N, opgenomen artikel 93a vervalt «17,
22,».
ARTIKEL IVA
Deze wet wordt aangehaald als: Wet modernisering EG-mededingingsrecht.
ARTIKEL V
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld en dat kan terugwerken tot en met 1 mei
2004. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van
de Tijdelijke referendumwet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Stb. 1997, 242, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 2002,
Stb. 71.
Stb. 1997, 129, gewijzigd bij de wet van 7 maart 2002, Stb. 188.
Stb. 1996, 181, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juni 2004, Stb.
320.
Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juni 2004, Stb. 315.
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2003/2004, 29 276.
Handelingen II 2003/2004, blz. 5239–5251; 5301; 5366.
Kamerstukken I 2003/2004, 29 276 (A, B).
Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 28 juni 2004.
Gegeven te
's-Gravenhage,
30 juni 2004
Beatrix
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de twintigste juli 2004
twintigste
juli
2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner