Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden
STB7477
Jaargang 2002
2002
547
Besluit van 9 oktober 2002, houdende wijziging van
het Voertuigreglement in verband met het verplicht stellen van bepaalde gezichtsveldverbeterende
voorzieningen voor bedrijfsauto's
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 juni
2002, nr. HDJZ/AWW/2002–1020, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 21, 22 en 71 van de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 30 augustus 2002, nr. 09.02 0279/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van
2 oktober 2002, nr. HDJZ/AWW/2002–2367, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Voertuigreglement wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 3.3.32 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8.
In afwijking van het zesde lid mogen bedrijfsauto's die in gebruik worden
genomen na 14 oktober 2002, zijn voorzien van een breedtespiegel die voor
wat betreft verstelbaarheid, afmetingen en gezichtsveld voldoet aan de bij
regeling van Onze Minister vastgestelde eisen.
B
Aan artikel 5.3.45, vijfde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Deze verplichting geldt niet indien het voertuig is voorzien van een breedtespiegel
waarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.3.45a, eerste lid.
C
Na artikel 5.3.45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.3.45a
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.45 dienen voor het vervoer van
goederen bestemde bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer
dan 3500 kg, te zijn voorzien van een gezichtsveldverbeterende voorziening
die de bestuurder een beter zicht verschaft op de weggebruikers die zich rechts
van het voertuig bevinden.
2.
Het eerste lid geldt niet voor bedrijfsauto's die in een andere lidstaat
van de Europese Gemeenschappen zijn geregistreerd.
3.
Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid.
ARTIKEL II
1.
Artikel I, onderdeel A, treedt in werking met ingang van de dag na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt
terug tot en met 15 oktober 2002.
2.
Artikel I, onderdelen B en C, treedt in werking met ingang van 1 januari
2003.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Stb. 1994, 450, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 juli 2002, Stb.
412.
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging
bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden
opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 december 2002 nr.
238.
's-Gravenhage,
9 oktober 2002
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
R. H. de Boer
Uitgegeven de veertiende november 2002
veertiende
november
2002
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Met dit besluit zijn in artikel 5.3.45a, eerste lid, van het Voertuigreglement
voor zware bedrijfsauto's, bestemd voor het vervoer van goederen (verder vrachtauto's
genoemd), gezichtsveldverbeterende voorzieningen verplicht gesteld die de
bestuurders van deze voertuigen vooral een beter zicht dienen te bieden op
de kwetsbare weggebruikers die zich rechts van deze voertuigen bevinden.
De afgelopen jaren hebben er relatief veel ongevallen plaatsgevonden als
gevolg van aanrijdingen met rechts afslaande vrachtauto's waarbij voetgangers
en (brom)fietsers betrokken zijn geraakt. In belangrijke mate kunnen deze
ongevallen worden toegeschreven aan het beperkte zicht dat de bestuurders
van deze vrachtauto's hadden op het gebied rechts van hun voertuigen (de zogeheten
«dode hoek»). De gevolgen van deze aanrijdingen zijn vaak zeer
ernstig.
Voorzieningen die extra zicht bieden op het gebied rechts van de vrachtauto,
zoals bepaalde spiegels en camera/monitor-systemen dat doen, waren tot nu
toe niet verplicht gesteld. Alleen de spiegels die richtlijn 71/127/EEG van
de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 maart 1971 inzake de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende achteruitkijkspiegels
van motorvoertuigen (PbEG L 68; verder richtlijn 71/127/EEG genoemd) voorschrijft,
waren tot nu toe verplicht gesteld. Met de spiegels die deze richtlijn voorschrijft
blijft er dus een gebied rechts van het voertuig bestaan dat de bestuurder
niet geheel kan overzien, de genoemde «dode hoek». Een onderzoek
van TNO («Zichtveldverbeterende systemen voor vrachtwagens» van
29 oktober 1999, nr. 99.OR.NT.004.1/LKU) heeft aangetoond dat er voor de bestuurder
van een vrachtauto effectieve middelen zijn die deze «dode hoek»
aanzienlijk reduceren. Deze gezichtsveldverbeterende systemen bestaan uit
diverse soorten spiegels en camera's/monitoren. Uit het onderzoek blijkt ook
dat zulke voorzieningen snel de benodigde informatie bieden aan de bestuurder
zonder dat dit leidt tot een extra belasting. De spiegels zijn er in de vorm
van een extra (bolle) spiegel, gemonteerd aan de buitenzijde vóór
op de cabine van de vrachtauto, een naar buiten en automatisch weer naar binnen
draaiende hoofd- of breedtespiegel, of een spiegel geplaatst in de cabine
tegen de stijl aan de rechtervoorzijde. De camera/monitor-systemen bestaan
uit een op een lage of hoge positie gemonteerde camera aan de rechterbuitenzijde
van de vrachtauto, met een in de cabine geplaatste monitor, bij voorkeur op
een zichtlijn naar de hoofd- en breedtespiegel.
Recente ongevallen waarbij de «dode hoek» tussen een vrachtauto
en een kwetsbare weggebruiker in het geding was, hebben voor veel maatschappelijke
onrust gezorgd. Alhoewel de voorzieningen die de «dode hoek» reduceren
al langere tijd bestaan en ook bekend zijn bij de doelgroep, zijn er nog teveel
vrachtauto's die rondrijden zonder deze voorzieningen. De initiatieven die
de wegtransportbranche zelf heeft genomen om door middel van voorlichting
de branchegenoten ertoe te bewegen vrijwillig een dergelijke voorziening op
de voertuigen aan te brengen hebben onvoldoende resultaat gehad. Ook het verstrekken
van subsidie door de overheid via de Subsidieregeling zichtveldverbeterende
systemen bedrijfsauto's (Stcrt. nr. 180, 18 september 2000) heeft onvoldoende
mogen baten. Gezien het maatschappelijke belang en omdat het bovendien twijfelachtig
is dat op basis van vrijwilligheid ooit alle vrachtauto's zouden worden uitgerust
met zo'n voorziening, is ervoor gekozen om deze verplicht te stellen.
Bovenstaande beweegredenen hebben er daarnaast toe geleid dat Nederland
in communautair verband sterk heeft aangedrongen op het opnemen van genoemde
voorzieningen in de communautaire voertuigregelgeving. Dit communautaire traject
zal evenwel nog enige tijd in beslag nemen en daardoor pas op langere termijn
effect sorteren. Op 26 maart 2002 heeft Nederland dan ook in de EG-Transportraad
aangekondigd hierop niet te willen wachten en op korte termijn al maatregelen
te willen treffen. Daarbij is door Nederland wel aangegeven dat deze maatregelen
beperkt blijven tot de nationaal geregistreerde voertuigen. Met het bepaalde
in het tweede lid van artikel 5.3.45a van het Voertuigreglement wordt in dat
laatste voorzien.
De specifieke technische eisen waaraan de spiegels en de camera's/monitoren
moeten voldoen om te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid van artikel
5.3.45a van het Voertuigreglement staan, op basis van het derde lid van dit
artikel, omschreven in de Regeling permanente eisen. Om zo veel als mogelijk
duidelijkheid te scheppen omtrent de voorzieningen die voldoen aan deze eisen,
is daarbij geregeld dat de Minister van Verkeer en Waterstaat de voorzieningen
in de Staatscourant bekend maakt die in ieder geval voldoen aan de gestelde
eisen.
Aan artikel 3.3.32 van het Voertuigreglement is een achtste lid toegevoegd,
opdat bij de eerste keuring van een vrachtauto voor de toelating tot de weg,
de eisen die richtlijn 71/127/EEG stelt voor een breedtespiegel, er niet aan
in de weg staan dat een bepaald soort breedtespiegel, waarmee tevens de «dode
hoek» wordt gereduceerd, niet zou zijn toegestaan. Laatstgenoemde breedtespiegels
stemmen op het punt van de verstelbaarheid, de afmetingen en het gezichtsveld
niet overeen met de eisen die richtlijn 71/127/EEG hierover stelt. Naar verwachting
zal een komende wijziging van richtlijn 71/127/EEG wel in deze spiegels voorzien.
Vooruitlopend daarop worden deze breedtespiegels vanaf 15 oktober 2002
voor nieuwe voertuigen evenwel al toegestaan, omdat zij immers een beter gezichtsveld
bieden dan de al voorgeschreven breedtespiegels. De alternatieve technische
specificaties voor deze breedtespiegels op het punt van de verstelbaarheid,
de afmetingen en het gezichtsveld staan omschreven in de Regeling toelatingseisen.
In verband met deze breedtespiegel die tevens de «dode hoek»
reduceert, is in artikel 5.3.45, vijfde lid, gesteld dat de verplichting tot
het voeren van de (al eerder voorgeschreven) breedtespiegel niet geldt als
er aan de vrachtauto een breedtespiegel is aangebracht waarmee aan de eis
van artikel 5.3.45a, eerste lid, wordt voldaan. Het voorschrijven van beide
breedtespiegels is immers niet nodig.
De verplichting tot het voeren van de genoemde gezichtsveldverbeterende
voorzieningen treedt in werking op 1 januari 2003. Deze datum is, gezien de
maatschappelijke urgentie en het afdoende beschikbaar zijn van de genoemde
voorzieningen, zowel wenselijk als haalbaar geacht. De Subsidieregeling zichtveldverbeterende
systemen bedrijfsauto's wordt in verband hiermee met ingang van diezelfde
datum ingetrokken. Het subsidieplafond van deze regeling is overigens bij
besluit van 7 mei 2002 ingetrokken (Stcrt. nr. 92), wat inhoudt dat allen
die nog vóór 1 januari 2003 tot aanschaf van de bedoelde gezichtsveldverbeterende
voorziening overgaan, van de subsidiemogelijkheden gebruik kunnen maken.
Het ontwerpbesluit is op 6 mei 2002 gemeld aan de Commissie van de Europese
Gemeenschappen [notificatienummer 2002/170/NL] ter voldoening aan artikel
8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998betreffende een informatieprocedure
op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende
de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij
richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). In dat verband is een
beroep op dringende redenen gedaan zoals bedoeld in artikel 9, zevende lid,
van richtlijn nr. 98/34/EG. Daarbij is aangegeven dat, vanwege het relatief
hoge aantal ernstige ongevallen waarbij sprake was van een «dode hoek»-situatie,
niet langer kon worden gewacht met het verplicht stellen van de genoemde voorzieningen.
Tevens heeft melding plaatsgevonden aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie,
ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech
tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb.
1994/235). Verder is het ontwerpbesluit overeenkomstig artikel 2b, tweede
lid (oud), Wegenverkeerswet 1994 op 3 mei 2002 overgelegd aan de beide kamers
der Staten-Generaal. Dit heeft niet geleid tot een reactie.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
R. H. de Boer