Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden
STB5389
Jaargang 1999
1999
596
Wet van 22 december 1999 tot wijziging van de Werkloosheidswet
in verband met wijziging van de instroom in de wachtgeldfondsen alsmede enkele
andere wijzigingen in de Werkloosheidswet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de eis
dat 26 weken in dezelfde sector gewerkt moet zijn om de eerste 6 maanden van
de werkloosheidsuitkering ten laste van het wachtgeldfonds te brengen te laten
vervallen en enkele andere wijzigingen in de Werkloosheidswet aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I.
WIJZIGING WERKLOOSHEIDSWET
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
De punt aan het slot van de artikelen 1, onderdelen g en i, en 6, eerste
lid, onderdeel b, wordt telkens vervangen door een puntkomma.
B
In artikel 7, eerste lid, vervalt: van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
C
In artikel 10, onderdeel a, wordt «h.» vervangen door: h:.
D
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het eerste lid vervalt: (Stb. 1967, 473).
2.
In het derde lid vervalt: (Stb. 1987, 89).
E
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het eerste lid vervalt: (Stb. 1966, 64).
2.
In het tweede lid vervalt: (Stb. 1968, 657).
F
Artikel 16, negende lid, komt te luiden:
9.
Indien bij het intreden van het arbeidsurenverlies, bedoeld in het eerste
lid, niet wordt voldaan aan een van de overige in dat lid bedoelde voorwaarden,
of de werknemer geen recht op uitkering heeft op grond van artikel 19, wordt,
in afwijking van het achtste lid, voor de toepassing van deze wet en de daarop
berustende bepalingen als eerste werkloosheidsdag aangemerkt, de dag van de
kalenderweek waarop aan de overige voorwaarden als bedoeld in het eerste lid
wordt voldaan en artikel 19 niet meer aan het recht op uitkering in de weg
staat.
G
Artikel 19, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1.
In onderdeel c vervalt: (Stb. 1967, 99).
2.
In onderdeel d vervalt: (Stb. 1972, 313).
H
In artikel 20, eerste lid, onderdeel d, wordt de zin «zodra zich
een omstandigheid voordoet als bedoeld in de artikelen 19, eerste lid, of 19a»
vervangen door: zodra de werknemer geen recht op uitkering heeft op grond
van artikel 19.
I
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het vijfde lid wordt «het eerste en derde lid» vervangen
door: het eerste en vierde lid.
2.
In het zevende lid wordt «Het Landelijk instituut sociale verzekeringen»
vervangen door: Onze Minister.
J
In artikel 26, derde lid, wordt «Het Landelijk instituut sociale
verzekeringen» vervangen door: Onze Minister.
K
In artikel 27, derde lid, wordt «de artikelen 24, eerste lid, onderdeel
b, onder 1° of 4°, vijfde lid, of 26» vervangen door:
artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1° of 4°, of zesde
lid, of artikel 26.
L
In artikel 34, eerste lid, onderdeel c, vervalt: (Stb. 1969, 594).
M
In artikel 35b wordt «zouden» vervangen door: zou.
N
In artikel 52c vervalt: 19a,.
O
In artikel 52e wordt de zinsnede «De artikelen 22 tot en met 28,
eerste lid 29» vervangen door: De artikelen 22 tot en met 27g, 28, eerste
en derde lid,.
P
In artikel 55, eerste lid, wordt «artikel 39 van de Organisatiewet
sociale verzekeringen» vervangen door: artikel 41 van de Organisatiewet
sociale verzekeringen 1997.
Q
In artikel 64, onderdeel b, vervalt: (Stb. 1893, 140).
R
Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de op grond van deze wet over de eerste zes maanden vanaf de eerste
werkloosheidsdag te betalen uitkering aan de werknemer, die in de kalenderweek
onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies in
de sector werkzaam is geweest waarvoor het wachtgeldfonds is ingesteld, waarbij,
voor de bepaling van de periode van zes maanden, perioden waarin de werknemer
geen recht op uitkering heeft, buiten beschouwing worden gelaten;.
2.
De punt aan het slot van onderdeel c wordt vervangen door een puntkomma.
3.
Na onderdeel e vervalt: en.
S
In artikel 103 vervalt: 69, eerste lid,.
T
Artikel 116 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het eerste lid vervalt: 24, zesde lid, 26, derde lid,.
2.
In het tweede lid wordt «artikel 86, eerste lid» vervangen
door: artikel 86, vierde lid.
3.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4.
Een door het Landelijk instituut sociale verzekeringen krachtens de algemene
maatregel van bestuur op grond van artikel 69 vastgesteld subsidieplafond
behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Indien Onze Minister zijn goedkeuring
onthoudt aan een door het Landelijk instituut sociale verzekeringen
vastgesteld subsidieplafond, stelt hij dat subsidie-plafond zelf vast.
ARTIKEL II.
TIJDELIJKE WIJZIGING WERKLOOSHEIDSWET
Gedurende de periode van 1 januari 1999 tot het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet wordt in artikel 116, eerste lid, van de Werkloosheidswet «24,
zesde lid» vervangen door: 24, zevende lid.
ARTIKEL III.
OVERGANGSRECHT REGELS OP GROND VAN ARTIKEL 24, ZEVENDE
LID, VAN DE WERKLOOSHEIDSWET
De door het Landelijk instituut sociale verzekeringen gestelde regels
op grond van de artikelen 24, zevende lid, en 26, derde lid, van de Werkloosheidswet,
zoals die artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet, gelden als regels die door Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid zijn gesteld.
ARTIKEL IV.
OVERGANGSRECHT GOEDKEURING SUBSIDIEPLAFONDS
Een subsidieplafond dat door het Landelijk instituut sociale verzekeringen
is vastgesteld voor de dag van inwerkingtreding van deze wet wordt geacht
door Onze Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid te zijn goedgekeurd
op grond van artikel 116, vierde lid, van de Werkloosheidswet.
ARTIKEL V.
INWERKINGTREDING
1.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel
I, onderdeel R, onder 1, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2000.
2.
Deze wet werkt wat betreft artikel I, onderdeel O, terug tot en met 1
juli 1998.
3.
Deze wet werkt wat betreft artikel I, onderdeel S, terug tot en met 31
december 1998.
4.
Deze wet werkt wat betreft de artikelen I, onderdelen I, onder 1, en K
en II terug tot en met 1 januari 1999.
5.
Indien de datum van uitgifte van het Staatsblad, bedoeld in het eerste
lid, gelegen is na 31 december 1999, werkt deze wet wat artikel I, onderdeel
R, onder 1, betreft terug tot en met 1 januari 2000.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Stb. 1999, 21, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 1999,
Stb. 595.
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 726.
Handelingen II 1999/2000, blz. 1555.
Kamerstukken I 1999/2000, 26 726 (93, 93a, 93b, 93c).
Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 20 december 1999.
Gegeven te 's-Gravenhage,
22 december 1999
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de dertigste december 1999
dertigste
december
1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals