Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden
6S0598
Jaargang 1996
1996
572
Besluit van 20 november 1996, houdende wijziging
van het Besluit bedragen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en het
Besluit van 23 november 1972 tot uitvoering van artikel 3, derde lid, van
de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Stb. 618)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 5 september 1996,
nr. 568943/96/6, gedaan mede namens Onze Ministers van Financiën en van
Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 22 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 14 november
1996, Directie Wetgeving, nr. 588151/96/6, uitgebracht mede namens Onze Ministers
van Financiën en van Verkeer en Waterstaat;
De Raad van State gehoord 2 oktober 1996, No.W03.96.0431;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het >Besluit bedragen aansprakelijkheidsverzekering
motorrijtuigen wordt als volgt gewijzigd:
A.
In artikel 2, eerste lid, komt «De som, waarvoor de in de wet bedoelde
verzekering» te luiden: De som, waarvoor de verzekering van aansprakelijkheid,
bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet,».
B.
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Art. 2a. De som, waarvoor de verzekering van aansprakelijkheid, bedoeld
in artikel 3a, eerste lid, van de wet, voor een motorrijtuig ten minste moet
zijn gesloten, bedraagt f 15 000 000,– per gebeurtenis.
ARTIKEL II
Het Besluit van 23 november 1972 tot uitvoering van artikel 3, derde lid
van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (aanwijzing van landen
en gebieden) (Stb. 618) wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 wordt na «artikel 3, derde lid,» toegevoegd:
en artikel 3a, derde lid,.
ARTIKEL III
Dit besluit en de Wet van 2 november 1995 tot wijziging van de Wet aansprakelijkheidsverzekering
motorrijtuigen in verband met aanvulling van de Boeken 3, 6 en 8 van het Burgerlijk
Wetboek met regels betreffende de aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen
en verontreiniging van lucht, water en bodem (Stb. 542) treden in werking
op 1 januari 1997.
Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Stb. 1964, 410, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 1987,
Stb. 584.
Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 december 1993, Stb. 776.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
's-Gravenhage,
20 november 1996
Beatrix
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
De Minister van Financiën,
G. Zalm
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Uitgegeven de achtentwintigste november 1996
achtentwintigste
november
1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel I
De wet van 30 november 1994 (Stb. 846), houdende aanvulling van de Boeken
3, 6 en 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW) met regels betreffende de aansprakelijkheid
voor gevaarlijke stoffen en verontreiniging van lucht, water of bodem, strekt
er mede toe een risico-aansprakelijkheid met betrekking tot vervoer van gevaarlijke
stoffen in te passen in het stelsel van aansprakelijkheden. In aansluiting
hierop roept de wet van 2 november 1995 (Stb. 542) een verzekeringsplicht
in het leven ten aanzien van de aansprakelijkheid van de exploitant van een
motorrijtuig aan boord waarvan zich een gevaarlijke stof bevindt, door welke
stof schade is veroorzaakt.
In de memorie van toelichting op de wet van 2 november
1995 is aangekondigd dat het minimaal te verzekeren bedrag bij algemene maatregel
van bestuur zal worden vastgesteld. Doel van het onderhavige besluit is zulks
te doen door het Besluit bedragen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
(BBAM) aan te vullen met een bedrag waarvoor de verzekering van aansprakelijkheid
voor gevaarlijke stoffen ten minste moet zijn gesloten.
Uit overleg met de beroepsorganisatie van de verzekeraars is ons gebleken
dat een minimum-dekking van 15 miljoen gulden de voorkeur verdient. Dit bedrag
is goed verzekerbaar omdat het risico kan worden herverzekerd en omdat de
premiestijging die met dat bedrag gepaard gaat aanvaardbaar is. In de memorie
van toelichting (blz. 6) merkten wij reeds op dat de verzekeraars hebben meegedeeld
dat zij door middel van een uitgewogen acceptatiebeleid en vragenformulieren
tot goed gedifferentieerde premies kunnen komen; voor personen die verklaren
nooit of slechts incidenteel gevaarlijke stoffen te vervoeren zal de premie
in de praktijk slechts in geringe mate hoeven te worden verhoogd.
Wij benadrukken dat het hier om een minimaal te verzekeren bedrag gaat.
Met het oog op een meer adequate afdekking van de mogelijke financiële
gevolgen die voortvloeien uit de op hem rustende risico-aansprakelijkheid,
is het reëel dat een exploitant besluit een hogere dekking overeen te
komen met zijn verzekeraar. Een aantal exploitanten zal om deze reden reeds
vóór de inwerkingtreding van dit besluit een hogere dekking
zijn overeengekomen.
Effecten voor het bedrijfsleven
De wet van 2 november 1995 roept de verzekeringsplicht in het leven. Nu
vaststaat hoe hoog het ten minste te verzekeren bedrag moet zijn, kan beter
worden beoordeeld wat de voorzienbare effecten van die wet voor het bedrijfsleven
zijn. In grote lijnen kan over die effecten het volgende worden opgemerkt.
Het aantal gekentekende motorrijtuigen met een gewicht van hoger dan 3 500
kilogram bedroeg op 1 augustus 1994 circa 80 000. Daarbij moet nog worden
opgeteld het aantal van 40 000 trekkende motorrijtuigen plus de niet-gekentekende
motorrijtuigen, zoals landbouw-tractoren (mits, al dan niet in combinatie
met een aanhangwagen, zwaarder dan 3 500 kilogram).
In de transportsector zijn ± 9 000 ondernemingen werkzaam.
Daarnaast bestaan er bedrijven die geen transportonderneming zijn maar die
wel een eigen vrachtauto hebben. Hun aantal bedraagt ± 55 000.
De waarschijnlijke omvang van de kosten van het ontwerp-besluit verschilt
per onderneming. Bij een dekking van f 15 miljoen kan in grote lijnen
worden gedacht aan een vaste toeslag van gemiddeld f 250,– voor
vervoerders die incidenteel dan wel regelmatig gevaarlijke stoffen vervoeren
en aan een toeslag van gemiddeld f 300,– voor vervoerders die vaak
gevaarlijke stoffen vervoeren, met name met speciaal daarvoor ingerichte motorrijtuigen.
Deze vaste toeslagen gelden per eenheid op jaarbasis. Uit verzekeringstechnisch
oogpunt wordt een trekkend motorrijtuig met aanhangwagen gezien als een «eenheid»,
niet als twee apart te verzekeren objecten. De gemiddelde premie voor een
eenheid die overwegend binnen Nederland rijdt is thans gemiddeld f 2 500,–
per jaar en voor een internationaal rijdende eenheid gemiddeld f 3 750,–.
Een vergelijking met de ons omringende landen kan binnen het kader van
deze toelichting niet volledig zijn, omdat zou moeten worden ingegaan op genuanceerde
en uitgebreide regelgeving met betrekking tot aansprakelijkheid, alsook op
andere kostenposten, zoals loonkosten en wegenbelasting. In België, Duitsland
en het Verenigd Koninkrijk bestaat noch een aansprakelijkheidsregime dat is
gebaseerd op het CRTD-Verdrag, noch een speciaal aansprakelijkheidsregime
voor gemotoriseerd wegverkeer met betrekking tot gevaarlijke stoffen, zodat
in deze landen de aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door gevaarlijke
stoffen aan boord van een motorrijtuig, wordt beheerst door het algemene wegenverkeersrecht.
In het algemeen kan worden gezegd dat, zo er al mogelijkheden tot disculpatie
bestaan, daarvan bij het vervoer van gevaarlijke stoffen minder snel sprake
zal zijn. Met betrekking tot het verzekeringsaspect kan worden opgemerkt dat
in het kader van de verkeersaansprakelijkheid in het algemeen geen speciale
verzekeringsplicht bestaat met betrekking tot gevaarlijke stoffen; er bestaan
immers ook geen speciale aansprakelijkheidsregels. Frankrijk en het Verenigd
Koninkrijk kennen voor wat betreft letselschade een ongelimiteerde dekking,
maar de limieten voor zaakschade liggen weer lager. In België geldt een
ongelimiteerde dekking voor letselschade en zaakschade, maar deze geldt niet
in geval van brand of ontploffing; een deel van het gevaarlijke-stoffen-risico
valt daarbuiten. In Duitsland wordt in een aantal gevallen een vergunning
als voorwaarde gesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De vergunning
wordt eerst afgegeven wanneer er een verzekering is gesloten voor schade tijdens
het transport met een dekking van DM 5 miljoen. Deze verzekering valt niet
onder het groene-kaartstelsel.
Binnen de nationale context draagt de verzekeringsplicht bij tot het gelijktrekken
van de concurrentieverhoudingen; ondernemingen die maatschappelijke verantwoordelijkheid
toonden door zich reeds vóór de inwerkingtreding van dit besluit,
onverplicht, te verzekeren tegen het gevaarlijke-stoffen-risico hebben niet
langer te maken met bedrijven die onder de marktprijs kunnen opereren door
zich niet te verzekeren. Tegenover de lasten staat uiteraard het voordeel
dat voor een premie van f 250,– à f 300,– per
eenheid de onderneming gedekt is tegen een schade van f 15 miljoen.
Over uiterlijk vijf jaar zullen de effecten en de doeltreffendheid van
de bedragen, bedoeld in artikel 2a BBAM, worden beoordeeld. Indien daartoe
dan aanleiding bestaat, zullen de bedragen worden gewijzigd.
ARTIKEL II
Artikel 3a, derde lid, Wam, zoals dat luidt op grond van de wet van 2
november 1995, bepaalt dat de dekking van de daar bedoelde verzekering
zich moet uitstrekken tot de aansprakelijkheid voor schade die wordt toegebracht
door gebeurtenissen in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landen.
Het besluit van 23 november 1972 tot uitvoering van artikel 3, derde lid Wam,
wijst reeds een aantal landen aan. De wijziging strekt ertoe genoemd besluit
eveneens uitvoering te laten geven aan artikel 3a, derde lid Wam.
Overigens zij erop gewezen dat het andere Besluit van 23 november 1972,
namelijk dat tot uitvoering van artikel 2, achtste lid, Wam, niet hoeft te
worden aangepast naar aanleiding van de wet van 2 november 1995. Doordat de
verzekeringsplicht ten aanzien van gevaarlijke stoffen in de Wam is opgenomen,
is de Wam-systematiek van toepassing op deze verzekeringsplicht. In de memorie
van toelichting op de wet van 2 november 1995 wordt dan ook opgemerkt dat
artikel 2 onverkort van toepassing is op bedoelde verzekeringsplicht. De systematiek
van artikel 3a van de Wam brengt met zich dat het Besluit ter uitvoering van
artikel 3, derde lid, Wam wel moet worden aangepast.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
De Minister van Financiën,
G. Zalm
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
1
TK 1994/95, 24 177, nr. 3, blz. 8.