Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden
6S0300
Jaargang 1996
1996
302
Wet van 24 mei 1996, houdende bijzondere bepalingen
voor de toepassing van de sociale zekerheidswetten in verband met de Wet brutering
overhevelingstoeslag lonen (Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op de uit de Wet
brutering overhevelingstoeslag lonen voortvloeiende brutering van lonen en
uitkeringen per 1 januari 1998, wenselijk is om de gevolgen van de brutering
voor de uitkeringen op grond van een aantal sociale zekerheidswetten nader
te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1.
DEFINITIES
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b. de WOTOP: de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies zoals die luidde
op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet;
c. de Wet BOL: de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen;
d. de WML: de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
e. de WW: de Werkloosheidswet;
f. de ZW: de Ziektewet;
g. de WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
h. de AAW: de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;
i. de IWS: de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid;
j. de TW: de Toeslagenwet;
k. de WAMil: de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Militairen;
l. dienstbetrekking: de dienstbetrekking en de arbeidsverhouding die als
zodanig wordt beschouwd ingevolge het bepaalde bij of krachtens de WW, de
ZW en de WAO.
HOOFDSTUK 2.
VERHOGING LOON REFERTEPERIODE
§ 1.
Verhoging loon referteperiode voor berekening dagloon
Artikel 2
1.
Het loon dat betrekking heeft op een periode gelegen vóór
het jaar 1998 en dat wordt gehanteerd bij de berekening van:
a. het dagloon dat op grond van artikel 34 IWS ten grondslag ligt aan
uitkeringen op grond van de WW,
b. het dagloon dat op grond van artikel 15 ZW ten grondslag ligt aan uitkeringen
op grond van de ZW,
c. het dagloon dat op grond van artikel 14 WAO ten grondslag ligt aan
uitkeringen op grond van de WAO,
wordt verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 3
van de Wet BOL dan wel, indien dit loon is vastgesteld met inachtneming van
het minimumloon, bedoeld in de WML, met het percentage, vastgesteld op grond
van artikel 5 van de Wet BOL.
2.
Bij de in het eerste lid bedoelde verhoging wordt rekening gehouden met
het op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet BOL vastgestelde maximum.
3.
Ter voorkoming van dubbele brutering kan bij ministeriële regeling
van het eerste lid worden afgeweken.
§ 2.
Verhoging loon referteperiode voor berekening individuele
grondslag AAW
Artikel 3
1.
Het inkomen dat betrekking heeft op een periode gelegen vóór
het jaar 1998 en dat wordt gehanteerd bij de berekening van de grondslag,
bedoeld in artikel 10, vierde lid, AAW, voor zover dat inkomen in een dienstbetrekking
is verdiend, wordt verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond van artikel
3 van de Wet BOL dan wel, indien dit loon is vastgesteld met inachtneming
van het minimumloon, bedoeld in de WML, met het percentage, vastgesteld op
grond van artikel 5 van de Wet BOL.
2.
Ter voorkoming van dubbele brutering kan bij ministeriële regeling
van het eerste lid worden afgeweken.
§ 3.
Vakantie-uitkering en nabetalingen
Artikel 4
1.
Een uitkering op grond van de WW, de ZW, de WAO of de AAW, al dan niet
vermeerderd met een toeslag op grond van de TW, die betrekking heeft op een
periode gelegen vóór het jaar 1998 en die in of na het jaar
1998 wordt betaald, wordt verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond
van artikel 5 van de Wet BOL.
2.
Bij de in het eerste lid bedoelde verhoging wordt rekening gehouden met
het op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet BOL vastgestelde maximum.
HOOFDSTUK 3.
BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE SOCIALE
ZEKERHEIDSWETTEN
§ 1.
Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de WW
Artikel 5
Voor de toepassing van artikel 36 WW wordt onder de in dat artikel bedoelde
uitkeringen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak van 1 januari 1990
tot en met 31 december 1997, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die
uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.
Artikel 6
Voor de toepassing van de bepalingen inzake de vrijwillige verzekering
ingevolge hoofdstuk III WW worden onder «de overige artikelen van deze
wet», bedoeld in artikel 60 WW, voor zover van toepassing, mede verstaan
de bepalingen van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en artikel 4 van hoofdstuk
II en de bepalingen van paragraaf 1 van hoofdstuk III.
Artikel 7
1.
In afwijking van artikel 67, onderdeel a, WW wordt onder loon dat betrekking
heeft op een periode gelegen vóór het jaar 1998 en dat in of
na het jaar 1998 op grond van artikel 64 WW wordt betaald, verstaan het loon,
verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 3 van de Wet
BOL dan wel, indien dat loon was vastgesteld met inachtneming van het minimumloon,
bedoeld in de WML, met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 5
van de Wet BOL.
2.
Bij de in het eerste lid bedoelde verhoging wordt rekening gehouden met
het op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet BOL vastgestelde maximum.
Artikel 8
1.
In afwijking van artikel 67, onderdeel b, WW wordt onder vakantiegeld
en vakantiebijslag die betrekking hebben op een periode gelegen vóór
het jaar 1998 en die op grond van artikel 64 WW in of na het jaar 1998 worden
betaald, verstaan het vakantiegeld en de vakantiebijslag, berekend op basis
van het overeenkomstig artikel 7 verhoogde loon.
Artikel 9
De artikelen 7 en 8 worden niet toegepast op loon dat betrekking heeft
op de periode die aanvangt met de eerste dag van de maand waarin de werknemer
de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
Artikel 10
Voor de toepassing van de artikelen 90 en 93 WW wordt onder de in die
artikelen genoemde uitkeringen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak
van 1 januari 1990 tot en met 31 december 1997, mede verstaan de overhevelingstoeslag
op die uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.
§ 2.
Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de ZW
Artikel 11
Voor de toepassing van de artikelen 33 en 34 ZW wordt onder de in die
artikelen bedoelde uitkeringen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak
van 1 januari 1990 tot en met 31 december 1997, mede verstaan de overhevelingstoeslag
op die uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.
Artikel 12
Voor de toepassing van de artikelen 52 en 52a ZW wordt onder de in die
artikelen bedoelde aanspraken onderscheidenlijk kosten, voor zover die betrekking
hebben op het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december 1997, mede
verstaan de overhevelingstoeslag op die aanspraken en kosten, bedoeld in artikel
1 van de WOTOP.
Artikel 13
Voor de toepassing van de bepalingen inzake de vrijwillige verzekering
ingevolge hoofdstuk IV ZW worden onder «de overige artikelen van deze
wet», bedoeld in artikel 72 ZW, voor zover van toepassing, mede verstaan
de bepalingen van artikel 2, eerste lid, onderdeel b, en artikel 4 en de bepalingen
van deze paragraaf.
Artikel 14
Ingeval een werkgever op herhaald schriftelijk verzoek van de bedrijfsvereniging
niet vóór 15 december 1997 heeft meegedeeld welke ontwikkeling
het loonpeil in het beroep van de uitkeringsgerechtigde op grond van de ZW
per 1 januari 1998 zal doormaken in verband met onder meer de toepassing van
de Wet BOL, is de bedrijfsvereniging bevoegd die uitkering per 1 januari 1998
te verhogen met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 3 van de
Wet BOL.
§ 3.
Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de WAO
Artikel 15
Voor de toepassing van artikel 57 WAO wordt onder de in dat artikel bedoelde
uitkeringen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak van 1 januari 1990
tot en met 31 december 1997, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die
uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.
Artikel 16
Voor de toepassing van de bepalingen inzake de vrijwillige verzekering
ingevolge hoofdstuk VI WAO worden onder «de bepalingen van de overige
hoofdstukken», bedoeld in artikel 86 WAO, voor zover van toepassing,
mede verstaan de bepalingen van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, en artikel
4 en de bepalingen van deze paragraaf.
Artikel 17
Voor de toepassing van de artikelen 89 en 90 WAO wordt onder de in die
artikelen bedoelde aanspraken onderscheidenlijk kosten, voor zover die betrekking
hebben op het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december 1997, mede
verstaan de overhevelingstoeslag op die aanspraken en kosten, bedoeld in artikel
1 van de WOTOP.
§ 4.
Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de AAW
Artikel 18
Het inkomen dat betrekking heeft op een periode gelegen vóór
het jaar 1998 en dat wordt gehanteerd bij de toepassing van artikel 6, eerste
lid, onderdeel a, AAW, voor zover dat inkomen in een dienstbetrekking is verdiend,
wordt verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 3 van
de Wet BOL dan wel, indien dit loon is vastgesteld met inachtneming van het
minimumloon, bedoeld in de WML, met het percentage, vastgesteld op grond van
artikel 5 van de Wet BOL.
Artikel 19
Voor de toepassing van artikel 48 AAW wordt onder de in dat artikel bedoelde
uitkeringen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak van 1 januari 1990
tot en met 31 december 1997, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die
uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.
§ 5.
Bijzondere bepaling voor de toepassing van de TW
Artikel 20
Voor de toepassing van artikel 20 TW wordt onder de in dat artikel bedoelde
toeslagen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak van 1 januari 1990 tot
en met 31 december 1997, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die toeslagen,
bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.
§ 6.
Bijzondere bepaling voor de toepassing van de WAMil
Artikel 21
1.
In afwijking van hetgeen daaromtrent is bepaald in de WAMil worden de
uitkeringen op grond van Hoofdstuk II van die wet per 1 januari 1998 verhoogd
met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 3 van de Wet BOL.
2.
Bij de in het eerste lid bedoelde verhoging wordt rekening gehouden met
het op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet BOL vastgestelde maximum.
HOOFDSTUK 4.
WIJZIGING WET BOL
Artikel 22
De >Wet BOL wordt
als volgt gewijzigd:
Aan artikel 6, worden twee leden toegevoegd luidende:
3.
Het ingaande 1 januari 1998 niet meer van kracht zijn van de artikelen
81 en 82 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies
zal gedurende een periode van vier jaren met betrekking tot uitkeringen ingevolge
de Algemene Ouderdomswet of de Algemene nabestaandenwet niet leiden tot andere
in guldens uitgedrukte aanspraken, rechten en verplichtingen voor een belanghebbende
bij een pensioenregeling van een pensioenfonds of van een werkgever dan wanneer
deze artikelen van kracht zouden zijn gebleven.
4.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan voor een goede
toepassing van het derde lid bij ministeriële regeling regels vaststellen,
alsmede bedragen op grond van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene
nabestaandenwet die met inachtneming van die regels worden vastgesteld.
HOOFDSTUK 5.
BEROEPSWET
Artikel 23
De Beroepswet
wordt gewijzigd als volgt:
In de bijlage bij de Beroepswet, onder C, wordt na onderdeel 20 een onderdeel
20a ingevoegd, luidende:
20a. Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen.
HOOFDSTUK 6.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 24
De artikelen 2a en 129 van de WW zijn met betrekking tot beschikkingen
ingevolge artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en artikel 4 van hoofdstuk 2
en ingevolge paragraaf 1 van hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 25
De artikelen 2b en 73a ZW zijn met betrekking tot beschikkingen ingevolge
artikel 2, eerste lid, onderdeel b, en artikel 4 van hoofdstuk 2 en ingevolge
paragraaf 2 van hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 26
De artikelen 2b en 88 WAO zijn met betrekking tot beschikkingen ingevolge
artikel 2, eerste lid, onderdeel c, en artikel 4 van hoofdstuk 2 en ingevolge
paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27
De artikelen 4b en 79 AAW zijn met betrekking tot beschikkingen ingevolge
de artikelen 3 en 4 van hoofdstuk 2 en ingevolge paragraaf 4 van hoofdstuk
3 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 28
De artikelen 1a en 38 TW zijn met betrekking tot beschikkingen ingevolge
artikel 4 van hoofdstuk 2 en ingevolge paragraaf 5 van hoofdstuk 3 van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 29
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.
Artikel 30
Deze wet wordt aangehaald als: Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Stb. 1993, 743 laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 november 1995,
Stb. 566.
Stb. 1994, 3 laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, Stb.
691.
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 23 971.
Handelingen II 1995/96, blz. 5 189.
Kamerstukken I 1995/96, 23 971 (255, 255a).
Handelingen I 1995/96, blz. 1597.
Gegeven te 's-Gravenhage,
24 mei 1996
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
R. L. O. Linschoten
Uitgegeven de twintigste juni 1996
twintigste
juni
1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager