Besluit van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland van 24 november 2020, PZH-2020-756871479 houdende regels omtrent het stimuleren van verduurzaming bedrijventerreinen (Subsidieregeling verduurzaming bedrijventerreinen Zuid-Holland)

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op de artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

 

Overwegende dat de provincie verduurzaming van bedrijventerreinen wil stimuleren ten behoeve van de toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen en de bevordering van de energietransitie in de provincie Zuid-Holland;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Subsidieregeling verduurzaming bedrijventerreinen Zuid-Holland

§ 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

 

bedrijventerrein: ruimtelijk aaneengesloten of functioneel verbonden terrein dat in het ter plaatse geldende bestemmingsplan bestemd en geschikt is voor gebruik door vestigingen ten behoeve van handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie, daaronder niet begrepen een terrein in overwegende mate bestemd voor kantoren, detailhandel of horeca;

 

businesscase: document waarin de zakelijke afweging om de activiteit te beginnen beschreven wordt;

 

commitmentbrief: brief van een ondernemer, ondernemersvereniging, stichting of gemeente waaruit blijkt dat deze achter de activiteit staat waarvoor subsidie op grond van deze regeling wordt aangevraagd;

 

haalbaarheidsonderzoek: onderzoek waaruit blijkt of de eisen die aan de activiteit zijn gesteld, te verwezenlijken zijn;

 

hernieuwbare energiebronnen: windenergie, zonne-energie, aerothermische, geothermische, hydrothermische energie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

 

ondernemer: degene die zelfstandig werkzaamheden uitvoert en daar inkomsten uit heeft en ingeschreven is in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, dan wel de eigenaar van het vastgoed van waaruit voornoemd persoon zijn onderneming drijft;

 

ondernemersvereniging: vereniging, als bedoeld in artikel 27 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van ondernemers die de gemeenschappelijke belangen van ondernemers op een bedrijventerrein behartigt;

 

stichting: stichting als bedoeld in artikel 285 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek juncto artikel 7 van de Wet op de bedrijveninvesteringszones.

Artikel 1.2 Rangschikking

  • 1.

    Het bedrag dat beschikbaar is voor de te verstrekken subsidies, wordt over de aanvragen verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst daarvan.

  • 2.

    Als een subsidieaanvraag niet volledig is, geldt als datum van binnenkomst de dag waarop de subsidieaanvraag is aangevuld en gecompleteerd als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Op de dag dat verlening van subsidie voor gelijktijdig binnengekomen subsidieaanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de subsidie verdeeld op basis van loting.

Artikel 1.3 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag en zo mogelijk beeldmateriaal.

  • 2.

    een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag en zo mogelijk beeldmateriaal.

  • 3.

    Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een controleverklaring en een financieel verslag, die beide zijn opgesteld overeenkomstig het door de provincie Zuid-Holland opgestelde format, alsmede een activiteitenverslag en zo mogelijk beeldmateriaal.

Artikel 1.4 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Het voorschot voor subsidies bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

  • 2.

    Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de subsidieverleningsbeschikking worden bepaald.

§ 2. Energie op bedrijventerreinen

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de realisatie van:

    • a.

      maatregelen ten behoeve van de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen;

    • b.

      gebouwgebonden maatregelen ten behoeve van energiebesparing;

    • c.

      maatregelen voor de aansluiting op een lokaal warmtenetwerk.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verduurzaming en verbeterde toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen en bevordering van de energietransitie in de provincie Zuid-Holland.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.1 wordt uitsluitend verstrekt aan ondernemersverenigingen en stichtingen.

Artikel 2.3 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.1 geweigerd indien:

  • a.

    ten behoeve van het bedrijventerrein waarop de aanvraag betrekking heeft, op grond van deze paragraaf voor een in dezelfde aanvraagperiode ingediende aanvraag, reeds een subsidie is verstrekt;

  • b.

    de aanvraag betrekking heeft op een bedrijventerrein ten behoeve waarvan in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag voor een soortgelijke maatregel reeds subsidie op grond van deze paragraaf of de Subsidieregeling energie op bedrijventerreinen Zuid-Holland is verstrekt;

  • c.

    de aanvraag betrekking heeft op activiteiten waarvoor reeds een provinciale subsidie is verstrekt.

Artikel 2.4 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteit heeft betrekking op een bedrijventerrein gelegen binnen de grenzen van de provincie Zuid-Holland;

    • b.

      de activiteit kan binnen 26 weken na de datum van subsidieverlening in uitvoering zijn;

    • c.

      de activiteit wordt ondersteund door een haalbaarheidsonderzoek of business case waaruit blijkt dat de terugverdientijd van het project meer dan 5 jaar bedraagt;

    • d.

      er is voldoende steun voor de activiteit, blijkend uit een commitmentbrief van de gemeente waarin het bedrijventerrein, ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd, ligt en commitmentbrieven van minimaal 5 van de op dat bedrijventerrein gevestigde ondernemers, die niet in het bestuur van de ondernemersvereniging of stichting zetelen;

    • e.

      ten minste 5 van de op het bedrijventerrein, ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd, gevestigde ondernemers, stellen voorzieningen dan wel financiële middelen beschikbaar die vereist zijn voor de uitvoering van de activiteit.

  • 2.

    Indien ondernemers met meerdere ondernemingen op een bedrijventerrein zijn gevestigd of tussen meerdere op een bedrijventerrein gevestigde ondernemingen van verschillende ondernemers een economische dan wel organisatorische samenhang bestaat, telt maximaal één al dan niet gezamenlijke commitmentbrief van deze ondernemers mee bij het bepalen of is voldaan aan het in het eerste lid, onderdeel d opgenomen vereiste.

Artikel 2.5 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van de voor realisatie van de in artikel 2.1 genoemde maatregelen benodigde materialen, uitgezonderd gereedschap en andere hulpmaterialen;

  • b.

    kosten van de inzet van een professionele derde ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 2.1, genoemde maatregelen.

Artikel 2.6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,00.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de activiteit is binnen 26 weken na de subsidieverlening in uitvoering;

  • b.

    de activiteit is binnen twee jaar na de subsidieverlening uitgevoerd;

  • c.

    de subsidieontvanger maakt de resultaten van de activiteit, voor zover deze betrekking hebben op de wijze van verduurzaming, openbaar en verstrekt deze resultaten desgevraagd om niet aan ondernemers, ondernemersverenigingen, stichtingen of gemeenten binnen de provincie Zuid-Holland;

  • d.

    De met de subsidie aangeschafte apparatuur is gedurende minstens 5 jaar werkend op het betreffende bedrijventerrein en mag in die periode niet worden vervreemd.

§ 3. Verduurzaming van bedrijventerreinen

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de realisatie van:

    • a.

      maatregelen ten behoeve van klimaatadaptatie;

    • b.

      maatregelen ten behoeve van de vergroting van de biodiversiteit.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verduurzaming en verbeterde toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen in de provincie Zuid-Holland.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 3.1 wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten, ondernemersverenigingen en stichtingen.

Artikel 3.3 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 3.1 geweigerd indien:

  • a.

    ten behoeve van het bedrijventerrein waarop de aanvraag betrekking heeft, op grond van deze paragraaf voor een in dezelfde aanvraagperiode ingediende aanvraag, reeds een subsidie is verstrekt;

  • b.

    de aanvraag betrekking heeft op een bedrijventerrein ten behoeve waarvan in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag voor een soortgelijke maatregel reeds subsidie op grond van deze paragraaf is verstrekt;

  • c.

    de aanvraag betrekking heeft op activiteiten waarvoor reeds een provinciale subsidie is verstrekt .

Artikel 3.4 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteit heeft betrekking op een bedrijventerrein gelegen binnen de grenzen van de provincie Zuid-Holland;

    • b.

      de activiteit kan binnen 26 weken na de datum van subsidieverlening in uitvoering zijn;

    • c.

      er is voldoende steun voor de activiteit, blijkend uit een commitmentbrief van de gemeente waarin het bedrijventerrein, ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd, ligt en commitmentbrieven van minimaal 5 van de op dat bedrijventerrein gevestigde ondernemers, die niet in het bestuur van de ondernemersvereniging of stichting zetelen;

    • d.

      ten minste 3 van de op het bedrijventerrein, ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd, gevestigde ondernemers, stellen voorzieningen dan wel financiële middelen beschikbaar die vereist zijn voor de uitvoering van de activiteit.

  • 2.

    De vereisten genoemd in het eerste lid, onderdeel c en d zijn niet van toepassing indien een gemeente aanvrager is.

  • 3.

    Indien ondernemers met meerdere ondernemingen op een bedrijventerrein zijn gevestigd of tussen meerdere op een bedrijventerrein gevestigde ondernemingen van verschillende ondernemers een economische dan wel organisatorische samenhang bestaat, telt maximaal één al dan niet gezamenlijke commitmentbrief van deze ondernemers mee bij het bepalen of is voldaan aan het in het eerste lid, onderdeel c opgenomen vereiste.

Artikel 3.5 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van de voor realisatie van de in artikel 3.1 genoemde maatregelen benodigde materialen, uitgezonderd gereedschap en andere hulpmaterialen;

  • b.

    kosten van de inzet van een professionele derde ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 3.1 genoemde maatregelen.

Artikel 3.6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,00.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 3.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de activiteit is binnen 26 weken na de subsidieverlening in uitvoering;

  • b.

    de activiteit is binnen twee jaar na de subsidieverlening uitgevoerd;

  • c.

    de subsidieontvanger maakt de resultaten van de activiteit, voor zover deze betrekking hebben op de wijze van verduurzaming, openbaar en verstrekt deze resultaten desgevraagd om niet aan ondernemers, ondernemersverenigingen, stichtingen of gemeenten binnen de provincie Zuid-Holland;

  • d.

    De met de subsidie aangeschafte apparatuur is gedurende minstens 5 jaar werkend op het betreffende bedrijventerrein en mag in die periode niet worden vervreemd;

  • e.

    Voor de maatregelen als bedoeld in artikel 3.1 wordt een onderhoudsplan opgesteld.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 4.1 Intrekking

De Subsidieregeling energie op bedrijventerreinen Zuid-Holland wordt ingetrokken.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 4.3 Werkingsduur en overgangsrecht

Deze regeling vervalt op 31 december 2025 met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 4.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verduurzaming bedrijventerreinen Zuid-Holland.

 

Den Haag, 24 november 2020

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. H.M.M. Koek,

secretaris

drs. J. Smit,

voorzitter

Toelichting  

 

Algemeen

 

Deze subsidieregeling heeft als doel bij te dragen aan het bereiken van de doelstellingen van het provinciale bedrijventerreinenbeleid en het energiebeleid.

 

Het provinciaal bedrijventerreinenbeleid is verwoord in de notitie Bedrijventerreinenstrategie provincie Zuid-Holland 2020’’ van 1 september 2020. Bedrijventerreinen spelen een belangrijke rol in onze economie en zijn dragers van werkgelegenheid. In dit bedrijventerreinenbeleid zijn drie beleidslijnen geformuleerd:

  • Evenwicht in vraag en aanbod naar ruimte;

  • Het beter benutten van bestaande bedrijventerreinen;

  • Het verduurzamen en voorbereiden op de toekomst.

 

Een belangrijk onderdeel van het derde punt is het ‘bevorderen van een schone en duurzame elektriciteitsvoorziening. Het provinciale energiebeleid is verwoord in het programma ‘Schone Energie voor iedereen’. In het uitvoeringsprogramma 2020-2023 staat hoe de provincie de komende jaren werkt aan de overgang naar duurzame energie in Zuid-Holland. Met het programma ‘Schone Energie voor Iedereen’ draagt de provincie bij aan het landelijke doel uit het Klimaatakkoord om in 2030 de helft minder CO2 uitstoot ten opzichte van 1990 te realiseren. Maar de opbrengsten voor Zuid-Holland zijn veel groter. Schone lucht en een gezondere leefomgeving bijvoorbeeld.

 

Het zuinig omgaan met energie en het opwekken van eigen duurzame energie draagt in grote mate bij aan de toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen. Om dat te bereiken moeten bedrijven op het terrein investeren. Gebleken is dat ondernemers dit vaak niet doen om een aantal redenen, bijvoorbeeld omdat ze de terugverdientijd nog te lang vinden, dat ze hun pand huren en daarom geen gebouwgebonden maatregelen nemen, dat er prioriteit ligt bij hun corebusiness, dat er technische beperkingen zijn, dat het dak te licht is voor zonnepanelen, dat de banken terughoudend zijn, etc.

Om deze redenen het hoofd te kunnen bieden willen bedrijven graag ‘ontzorgd worden’. De gezamenlijkheid van een ondernemersvereniging kan efficiency bieden, bijvoorbeeld in de vorm van verbinden van bedrijven, het maken van plannen, contracten met leveranciers en het voorbereiden van eventueel andere duurzame energieactiviteiten. Dit proces start meestal met een haalbaarheidsonderzoek en/of een businesscase. Hiervoor kan subsidie worden aangevraagd in het kader van de Zuid-Hollandse Subsidieregeling planvorming bedrijventerreinen Zuid-Holland. Er is reeds een groot aantal van dit soort haalbaarheidsprojecten uitgevoerd. Uit deze projecten blijkt dat ze vaak niet tot investeringen leiden om bovengenoemde redenen en omdat ze een onrendabele top kennen. De provincie Zuid-Holland wil dat juist dit soort projecten wél tot uitvoering komen en stelt daarom via de onderhavige regeling investeringssubsidies beschikbaar om de onrendabele top voor de bedrijven kleiner te maken of helemaal weg te nemen.

 

Naast het subsidiëren van energiemaatregelen zetten we ook breder in op duurzaamheid, zoals klimaatadaptatie en biodiversiteit op bedrijventerreinen. Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Aandacht voor klimaatbestendigheid op bedrijventerreinen is zowel bij nieuwbouw als bij bestaande bedrijventerreinen noodzakelijk. Op bestaande terreinen is een van de opties het aanleggen van regenwateropslagfaciliteiten. Daarnaast zijn de aanwezigheid van planten en bomen een probaat middel tegen hittestress.

Hittestress of wateroverlast op bedrijventerreinen ervaart men nog niet altijd als urgent. Gezien de ontwikkeling van het klimaat is de verwachting dat dit in snel toenemende mate wel het geval kan zijn. Iets om in het kader van de beheerplannen voor die terreinen wel rekening mee te houden.

Een groene inrichting van een bedrijventerrein draagt niet alleen bij aan de biodiversiteit, natuur en de bestendigheid tegen wateroverlast, maar ook aan de gezondheid van de werknemers op de terreinen. Werknemers waarderen een groene werkomgeving. Naast extra openbaar groen kunnen ook de gevels en de daken worden vergroend. Dit kost geen extra ruimte, maar geeft wel verkoeling en een mooiere plek om te werken. Klimaatbestendige maatregelen op bedrijventerreinen zijn verder niet alleen goed voor de kwaliteit van het bedrijventerrein zelf maar ook voor het tegengaan van wateroverlast en hittestress voor de rest van de stedelijke omgeving.

 

Maatregelen voor klimaatadaptatie en biodiversiteit kennen geen terugverdientijd of businesscase. De provincie Zuid-Holland stelt via onderhavige regeling subsidies beschikbaar aan ondernemers en gemeenten om deze te stimuleren alsnog maatregelen te treffen. De inzet blijft hierbij om aan te sluiten bij de vraag vanuit ondernemers en is gericht op het versterken van de kwaliteit van het bedrijventerrein.

 

Staatssteun

 

De provincie toetst subsidieaanvragen aan de Europese staatssteunregelgeving. Staatssteun omvat, kort gezegd, niet-marktconforme voordelen van de overheid aan bepaalde ondernemingen, waarmee het handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed. Als een aangevraagde subsidie leidt tot het verstrekken van onrechtmatige staatssteun dan kan de provincie deze weigeren.

 

Provinciale subsidies aan ondernemingen die voldoen aan de staatssteuncriteria moeten in beginsel ter goedkeuring worden aangemeld bij de Europese Commissie. De aanmeldingsplicht kent echter een aantal uitzonderingen. Zo biedt de zogenaamde Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) voor bepaalde categorieën steun de mogelijkheid deze onder voorwaarden direct te verlenen. Deze verordeningen zien op steunmaatregelen die reëel bijdragen aan het scheppen van banen en het versterken van het Europese concurrentievermogen. Hierover dient de Europese Commissie via een kennisgeving te worden geïnformeerd.

 

Daarnaast levert subsidie die onder de zogenaamde de-minimisverordening valt geen staatssteun op. Deze verordening is van toepassing op subsidies waarin het bruto steunbedrag, ongeacht vorm en doel en vóór aftrek van de directe belastingen, voor een onderneming over een periode van drie belastingjaren het plafond van € 200.000,- niet overschrijdt. In voorkomend geval dient de subsidieontvanger een de-minimisverklaring te ondertekenen, waarmee wordt aangetoond dat het plafond niet wordt overschreden.

 

Integriteit

 

Gedeputeerde Staten vergewissen zich van de integriteit van de relaties waaraan zij onder meer overheidsopdrachten, subsidie of vergunning verlenen.

Uitgangspunt is dat de provincie niet onbedoeld via een subsidie faciliteiten wil verlenen om met middelen die verkregen zijn via misdrijven – waaronder economische delicten – verleende activiteiten uit te oefenen.

Evenmin is het wenselijk dat door een subsidie van de provincie de mogelijkheid tot het plegen van misdrijven wordt gefaciliteerd.

 

De provincie zal daarom de integriteit van de (rechts)persoon/aanvrager toetsen

 

Gedeputeerde Staten hebben de bevoegdheid op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Naast de bevoegdheid om de integriteit van de aanvrager en daarbij direct betrokkenen te onderzoeken biedt deze wet de mogelijkheid tot aanvullende bevoegdheden.

Ter voorkoming van de risico’s in relatie tot mogelijk criminele antecedenten kunnen hierop gerichte aanvullende voorschriften worden gesteld, of is het mogelijk een subsidie te weigeren of in te trekken.

Zie voor verdere informatie:

https://www.zuid-holland.nl/overons/bestuur-zh/gedeputeerde-staten/besluiten/2017/september/4-september/vaststellen/#:~:text=Gedeputeerde%20Staten%20hebben%20een%20beleidsregel,een%20vergunning%20of%20subsidie%20verleent.

 

Artikelsgewijs

 

§ 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gehanteerd. Er is met het oog op de eenduidigheid van de regelgeving gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande wet- en regelgeving en de algemene bepalingen in de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv).

 

Artikel 1.2 Rangschikking

Een aanvraag wordt ingediend door middel van een aanvraagformulier met de in dat formulier genoemde bescheiden. Niet kan worden volstaan met verwijzing naar stukken die op een eerder moment zijn overgelegd of op een later moment zullen worden ingediend.

 

De aanvragen worden verdeeld op volgorde van ontvangst. Bepalend in deze verdelingsmethode is de datum waarop de volledige subsidieaanvraag is ontvangen en dus niet de datum waarop de aanvrager de aanvraag heeft verstuurd. Indien een aanvraag onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is. Aanvulling van de aanvraag leidt dus tot een latere datum van ontvangst, hetgeen zou kunnen leiden tot weigering van de aanvraag indien het subsidieplafond dan al is bereikt.

 

Een aanvraag op grond van deze regeling is volledig, wanneer het aanvraagformulier volledig ingevuld en met de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden is ontvangen.

 

Wanneer toewijzing van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond zou worden overschreden, geldt dat de onderlinge rangorde van die aanvragen wordt bepaald op basis van loting.

 

Artikel 1.3 Prestatieverantwoording

Er is aansluiting gezocht bij de verantwoordingssystematiek van het Uniform Subsidie Kader (USK) en hetgeen is bepaald in artikel 23 Asv.

 

Artikel 1.4 Bevoorschotting en betaling

De hoogte en wijze van bevoorschotting wordt niet geregeld in de Asv. Bij de invulling van deze bepaling is aansluiting gezocht bij de bestaande algemene subsidiepraktijk binnen de provincie.

 

 

§ 2. Energie op bedrijventerreinen

 

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

In dit artikel is een limitatieve opsomming gegeven van activiteiten ten behoeve waarvan gedeputeerde staten subsidie kunnen verstrekken. Het gaat in zijn algemeenheid om activiteiten die leiden tot verduurzaming en verbeterde toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen en bevordering van de energietransitie in de provincie Zuid-Holland. De activiteiten betreffen de realisatie van maatregelen die aan het bereiken van voornoemde doelen bijdragen.

 

Onder maatregelen bedoeld in lid 1, onderdeel a vallen bijvoorbeeld het installeren van zonnepanelen op de daken van een aantal bedrijven, het gezamenlijk neerzetten van een windmolen, waarbij de opgewekte energie weer lokaal gebruikt wordt (al of niet gebruik makend van de postcoderoos) of het vergisten van lokaal vrijkomende biomassa waarbij het gas weer op het bedrijventerrein. Onder maatregelen bedoeld in lid 1, onderdeel b vallen maatregelen als isolatie van daken, ramen en vloeren van de bedrijfspanden, dat wil zeggen alle maatregelen die het gebouw energiezuiniger maken.

 

In het kader van maatregelen ter gebruikmaking van warmte via een warmtenetwerk (lid 1, onderdeel c), gaat het onder andere om de aanleg van voorzieningen die het transport van warmte van en naar het bedrijventerrein dan wel tussen bedrijven op het terrein onderling mogelijk maken.

 

Artikel 2.3 Weigeringsgronden

Een aanvraag wordt geweigerd als reeds een subsidie op grond van een in dezelfde periode ingediende aanvraag op grond van deze paragraaf is verstrekt. Deze bepaling staat er aan in de weg dat meerdere subsidies voor deze paragraaf, aangevraagd in dezelfde aanvraagperiode, ten behoeve van hetzelfde bedrijventerrein worden verstrekt. De bepaling geldt ongeacht wie de aanvrager van de subsidie is. Opgemerkt wordt dat indien er bijvoorbeeld meerdere ondernemersverenigingen actief zijn op een bedrijventerrein, zij er verstandig aan doen voorafgaand aan indiening van een aanvraag afstemming met elkaar te zoeken en zo te voorkomen dat in dezelfde aanvraagperiode meerdere aanvragen worden ingediend, waarvan er maximaal een kan worden gehonoreerd.

 

Met de bepaling in onderdeel b, wordt beoogd te voorkomen dat binnen drie jaar nadat ten behoeve van een bedrijventerrein subsidie is verleend, ten behoeve van datzelfde bedrijventerrein een subsidie voor een soortgelijke maatregel op grond van deze paragraaf of de vervallen Subsidieregeling energie op bedrijventerreinen Zuid-Holland wordt verstrekt. Leidend zijn de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag en de datum van verlening van de eerdere subsidie op grond van deze regeling.

 

Daarnaast kan ook afwijzend op een aanvraag worden beslist op grond van artikel 4:35 van de Awb. Artikel 4:35 van de Awb bevat een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende gronden waarop een subsidieaanvraag kan worden geweigerd. Het gaat daarbij zowel om gronden met een preventief karakter (bijvoorbeeld dat er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden) als om gronden die verband houden met gebeurtenissen die zich reeds hebben voorgedaan (zoals de verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens in het kader van de aanvraag).

 

Artikel 2.4 Subsidievereisten

In dit artikel is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan om voor subsidie ingevolge deze regeling in aanmerking te komen. Teneinde de relatie tussen de subsidiabele activiteit en de provincie Zuid-Holland te borgen, moet de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd betrekking hebben op een bedrijventerrein dat binnen de grenzen van de provincie Zuid-Holland ligt.

 

Met het vereiste dat de activiteit binnen 26 weken na de datum van subsidieverlening in uitvoering kan zijn, wordt beoogd de minimaal gewenste voortgang van de activiteiten te waarborgen. De bepaling moet in samenhang worden gezien met de in artikel 2.9, onderdeel a, opgenomen verplichting.

 

Ingevolge het in het eerste lid, onderdeel c genoemde vereiste moet de aanvraag van de subsidie voor het project worden vergezeld door een haalbaarheidsonderzoek of business case, waaruit blijkt dat het project serieus is uitgewerkt op haalbaarheid en financiële uitwerking, en waaruit blijkt dat de terugverdientijd voor de ondernemers langer is dan 5 jaar. In het aanvraag formulier wordt hier naar gevraagd. In de business case of haalbaarheidsonderzoek moet melding worden gemaakt van eventuele andere relevante subsidieaanvragen en de stand van zaken hieromtrent, conform artikel 10, 5e lid, ASV. De provincie kan dit haalbaarheidsonderzoek of deze business case toetsen.

 

Het in het eerste lid, onderdeel d en tweede lid, onderdeel c genoemde vereiste is opgenomen teneinde te borgen dat onder betrokkenen, waaronder de op het betreffende bedrijventerrein gevestigde ondernemers, een minimaal gewenste steun bestaat voor de activiteit waarvoor subsidie op grond van deze regeling wordt aangevraagd. De steun dient te blijken uit de bij de subsidieaanvraag te overleggen commitmentbrieven.

 

In het aanvraagformulier wordt naar de commitmentbrieven gevraagd. Ook wordt een format van een commitmentbrief beschikbaar gesteld.

 

Ook de in het eerste lid, onderdeel e en het tweede lid, onderdeel d genoemde vereiste beogen steun en betrokkenheid van op het bedrijventerrein gevestigde ondernemers te borgen. Ten minste vijf respectievelijk 5 van deze ondernemers moeten voorzieningen dan wel financiële middelen beschikbaar stellen voor de uitvoering van het project. Wat betreft de voorzieningen kan het bijvoorbeeld gaan om het beschikbaar stellen van het dak van het bedrijfspand ten behoeve van het plaatsen van zonnepanelen.

 

Indien ondernemers met meerdere ondernemingen op een bedrijventerrein zijn gevestigd of tussen meerdere op een bedrijventerrein gevestigde ondernemingen van verschillende ondernemers een economische dan wel organisatorische samenhang bestaat, telt maximaal één al dan niet gezamenlijke commitmentbrief van deze ondernemers mee bij het bepalen of is voldaan aan het in onderdeel c opgenomen vereiste. Het gaat dan niet om samenhang vanwege het lidmaatschap van dezelfde ondernemersvereniging of het participeren in dezelfde stichting als bedoeld in artikel 1.1 van deze regeling, maar bijvoorbeeld omdat de betreffende ondernemingen van eenzelfde eigenaar zijn of tot dezelfde groep of holding behoren.

 

Artikel 2.5 Subsidiabele kosten

Ingevolge onderdeel a van dit artikel, zijn subsidiabel de kosten van de voor realisatie van de in artikel 2.1 genoemde maatregelen benodigde materialen, uitgezonderd gereedschap en andere hulpmaterialen. Het gaat om de materialen die onderdeel uitmaken van de gerealiseerde maatregel en die permanent aanwezig zijn ten behoeve van het functioneren van die maatregel. Zo kan het gaan om de zonnepanelen zelf en de voor het functioneren van de zonnepanelen permanent aanwezige andere onderdelen, zoals bedrading. De kosten voor het gereedschap en de hulpmaterialen (bijvoorbeeld verf etc.) die worden gebruikt voor het installeren van de zonnepanelen, zijn niet subsidiabel.

 

Ingevolge onderdeel b van dit artikel, zijn subsidiabel kosten van de inhuur van een professionele derde ten behoeve van de uitvoering de in artikel 2 genoemde maatregelen. Het gaat om de kosten voor de inhuur van een professionele partij die de uitvoering van de maatregelen op zich neemt. De subsidieontvanger zal voor de te verrichten subsidiabele activiteiten een externe partij moeten inhuren. Kosten die de ontvanger maakt door in het kader van voornoemde activiteiten zelf werkzaamheden te verrichten, komen niet voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking.

 

Artikel 2.6 Subsidiehoogte

De subsidie voor de activiteiten genoemd in artikel 2.1 bedraagt 20% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 200.000,00.

 

Ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen, wordt de subsidie geweigerd indien toepassing van het eerste of tweede lid van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000,-.

 

Artikel 2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De bewaking van de voortgang van het project is belangrijk in die zin dat als er geen activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van de activiteit, de subsidieverlening op grond van artikel 4:48 Awb ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd kan worden.

 

Met de in onderdeel a en b van dit artikel opgenomen verplichtingen, is beoogd te waarborgen dat de subsidiabele activiteit de minimaal gewenste voortgang heeft. De verplichtingen moeten in samenhang met het in artikel 2.4, lid 1, onderdeel b opgenomen subsidievereiste worden gezien.

 

Een subsidieontvanger is verplicht de resultaten van de op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit, voor zover deze betrekking hebben op de wijze van verduurzaming, openbaar te maken en desgevraagd om niet te verstrekken aan ondernemers, ondernemersverenigingen, stichtingen of gemeenten binnen de provincie Zuid-Holland. Daarmee wordt bewerkstelligd dat met behulp van subsidie opgedane kennis en ervaring op het gebied van behoud en verbetering van kwaliteit en duurzaamheid van bedrijventerreinen, beschikbaar is en ook ten behoeve van andere bedrijventerreinen kan worden aangewend. Bedrijfsgevoelige informatie valt niet onder voornoemde informatie en hoeft niet openbaar gemaakt te worden of te worden verstrekt.

 

§ 3. Verduurzaming van bedrijventerreinen

 

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten en prestaties

In dit artikel is een limitatieve opsomming gegeven van activiteiten ten behoeve waarvan gedeputeerde staten subsidie kunnen verstrekken. Het gaat in zijn algemeenheid om activiteiten die leiden tot verduurzaming en verbeterde toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen en bevordering van de energietransitie in de provincie Zuid-Holland. De activiteiten betreffen de realisatie van maatregelen die aan het bereiken van voornoemde doelen bijdragen.

 

Onder maatregelen ten behoeve van klimaatadaptatie vallen maatregelen die de gevolgen van hevige ruienbuien of hitte kunnen beperken, zoals bijvoorbeeld waterbergingsvakken, wadi’s, groene parkeerplaatsen, groenstroken, bomenaanplant, groene daken en gevels.

 

Aanleg van voorzieningen als nest- en schuilgelegenheden, vruchtbomen, bloemrijke beplanting van overhoeken en bermen, groene erfafscheidingen zijn voorbeelden van maatregelen ter vergroting van de biodiversiteit.

 

Artikel 3.2 Doelgroep

Dit artikel betreft de kring van aanvraaggerechtigden.

 

Artikel 3.3 Weigeringsgronden

Een aanvraag wordt geweigerd als reeds een subsidie op grond van een in dezelfde periode ingediende aanvraag van deze paragraaf is verleend. Deze bepaling staat er aan in de weg dat meerdere subsidies voor genoemde onderdelen, aangevraagd in dezelfde aanvraagperiode, ten behoeve van hetzelfde bedrijventerrein worden verleend. De bepaling geldt ongeacht wie de aanvrager van de subsidie is. Opgemerkt wordt dat indien er bijvoorbeeld meerdere ondernemersverenigingen actief zijn op een bedrijventerrein, zij er verstandig aan doen voorafgaand aan indiening van een aanvraag afstemming met elkaar te zoeken en zo te voorkomen dat in dezelfde aanvraagperiode meerdere aanvragen worden ingediend, waarvan er maximaal een kan worden gehonoreerd.

 

Met de bepaling in onderdeel b, wordt beoogd te voorkomen dat binnen drie jaar nadat ten behoeve van een bedrijventerrein subsidie is verstrekt, ten behoeve van datzelfde bedrijventerrein een subsidie voor een soortgelijke maatregel op grond van paragraaf wordt verleend. Leidend zijn de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag en de datum van verstrekking van de eerdere subsidie op grond van deze regeling.

 

Daarnaast kan ook afwijzend op een aanvraag worden beslist op grond van artikel 4:35 van de Awb. Artikel 4:35 van de Awb bevat een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende gronden waarop een subsidieaanvraag kan worden geweigerd. Het gaat daarbij zowel om gronden met een preventief karakter (bijvoorbeeld dat er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden) als om gronden die verband houden met gebeurtenissen die zich reeds hebben voorgedaan (zoals de verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens in het kader van de aanvraag).

 

 

Artikel 3.4 Subsidievereisten

In dit artikel is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan om voor subsidie ingevolge deze regeling in aanmerking te komen. Teneinde de relatie tussen de subsidiabele activiteit en de provincie Zuid-Holland te borgen, moet de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd betrekking hebben op een bedrijventerrein dat binnen de grenzen van de provincie Zuid-Holland ligt.

 

Met het vereiste dat de activiteit binnen 26 weken na de datum van subsidieverlening in uitvoering kan zijn, wordt beoogd de minimaal gewenste voortgang van de activiteiten te waarborgen. De bepaling moet in samenhang worden gezien met de in artikel 3.9, onderdeel a, opgenomen verplichting.

 

Het in het eerste lid, onderdeel c genoemde vereiste is opgenomen teneinde te borgen dat onder betrokkenen, waaronder de op het betreffende bedrijventerrein gevestigde ondernemers, een minimaal gewenste steun bestaat voor de activiteit waarvoor subsidie op grond van deze regeling wordt aangevraagd. De steun dient te blijken uit de bij de subsidieaanvraag te overleggen commitmentbrieven.

 

In het aanvraagformulier wordt naar de commitmentbrieven gevraagd. Ook wordt een format van een commitmentbrief beschikbaar gesteld.

 

Ook het in het eerste lid, onderdeel d genoemde vereiste beoogt steun en betrokkenheid van op het bedrijventerrein gevestigde ondernemers te borgen. Ten minste 3 van deze ondernemers moeten voorzieningen dan wel financiële middelen beschikbaar stellen voor de uitvoering van het project.

 

Indien ondernemers met meerdere ondernemingen op een bedrijventerrein zijn gevestigd of tussen meerdere op een bedrijventerrein gevestigde ondernemingen van verschillende ondernemers een economische dan wel organisatorische samenhang bestaat, telt maximaal één al dan niet gezamenlijke commitmentbrief van deze ondernemers mee bij het bepalen of is voldaan aan het in onderdeel c opgenomen vereiste. Het gaat dan niet om samenhang vanwege het lidmaatschap van dezelfde ondernemersvereniging of het participeren in dezelfde stichting als bedoeld in artikel 1.1 van deze regeling, maar bijvoorbeeld omdat de betreffende ondernemingen van eenzelfde eigenaar zijn of tot dezelfde groep of holding behoren.

 

Artikel 3.6 Subsidiabele kosten

Ingevolge onderdeel a van dit artikel, zijn subsidiabel de kosten van de voor realisatie van de in artikel 3.1 genoemde maatregelen benodigde materialen, uitgezonderd gereedschap en andere hulpmaterialen. Het gaat om de materialen die onderdeel uitmaken van de gerealiseerde maatregel en die permanent aanwezig zijn ten behoeve van het functioneren van die maatregel.

 

Ingevolge onderdeel b van dit artikel, zijn subsidiabel kosten van de inhuur van een professionele derde ten behoeve van de uitvoering de in artikel 3.1genoemde maatregelen. Het gaat om de kosten voor de inhuur van een professionele partij die de uitvoering van de maatregelen op zich neemt. De subsidieontvanger zal voor de te verrichten subsidiabele activiteiten een externe partij moeten inhuren. Kosten die de ontvanger maakt door in het kader van voornoemde activiteiten zelf werkzaamheden te verrichten, komen niet voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking.

 

Artikel 3.7 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 100.000,00.

 

Ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen, wordt de subsidie geweigerd indien toepassing van het eerste of tweede lid van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,- . Dit kan in samenhang worden gezien met artikel 3.4, onderdeel c.

 

Artikel 3.8 Rangschikking

 

De aanvragen worden verdeeld op volgorde van ontvangst. Bepalend in deze verdelingsmethode is de datum waarop de volledige subsidieaanvraag is ontvangen en dus niet de datum waarop de aanvrager de aanvraag heeft verstuurd. Voor een nadere toelichting wordt hier verwezen naar de toelichting op artikel 5 van deze regeling.

 

Wanneer toewijzing van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond zou worden overschreden, geldt dat de onderlinge rangorde van die aanvragen wordt bepaald op basis van loting.

 

Artikel 3.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De bewaking van de voortgang van het project is belangrijk in die zin dat als er geen activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van de activiteit, de subsidieverlening op grond van artikel 4:48 Awb ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd kan worden.

 

Met de in onderdeel a en b van dit artikel opgenomen verplichtingen, is beoogd te waarborgen dat de subsidiabele activiteit de minimaal gewenste voortgang heeft. De verplichtingen moeten in samenhang met de in artikel 3.4, lid 1, onderdeel b opgenomen subsidievereiste worden gezien.

 

Een subsidieontvanger is verplicht de resultaten van de op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit, voor zover deze betrekking hebben op de wijze van verduurzaming, openbaar te maken en desgevraagd om niet te verstrekken aan ondernemers, ondernemersverenigingen, stichtingen of gemeenten binnen de provincie Zuid-Holland. Daarmee wordt bewerkstelligd dat met behulp van subsidie opgedane kennis en ervaring op het gebied van behoud en verbetering van kwaliteit en duurzaamheid van bedrijventerreinen, beschikbaar is en ook ten behoeve van andere bedrijventerreinen kan worden aangewend. Bedrijfsgevoelige informatie valt niet onder voornoemde informatie en hoeft niet openbaar gemaakt te worden of te worden verstrekt.

Naar boven