M.e.r.-beoordeling versterking primaire waterkering Noordelijke Randmeerdijk

Bekendmaking van het besluit van 31 oktober 2018 - zaaknummer 2018-012060

 

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

 

M.e.r.-beoordelingsbesluit m.b.t. versterking van de primaire waterkering Noordelijke Randmeerdijk, ingevolge artikel 7.17, eerste lid Wet milieubeheer en artikel 2 Besluit milieueffectrapportage.

 

Samenvatting

Waterschap Vallei en Veluwe werkt aan de versterking van de Noordelijke Randmeerdijk. Het waterschap heeft een m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld om te beoordelen of er negatieve milieueffecten zijn te verwachten. Provincie Gelderland beoordeelt als bevoegd gezag deze notitie en neemt hierover een besluit. Aangezien er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten is een milieueffectrapport niet noodzakelijk. Het project ligt in Gelderland en Overijssel. Dit besluit wordt daarom in afstemming met provincie Overijssel genomen.

 

Inleiding

Provincie Gelderland is bevoegd gezag voor de m.e.r.-procedure bij dijkversterkingsprojecten van waterschappen. Waterschap Vallei en Veluwe heeft een m.e.r.-beoordelingsnotitie ingediend voor Dijkversterking Noordelijke Randmeerdijk.

In de Derde Landelijke Rapportage Toetsing Primaire Waterkeringen is het dijktraject Noordelijke Randmeerdijk afgekeurd. Het traject is vervolgens opgenomen in de top 30 urgentie van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) voor de programmering 2014-2019. Waterschap Vallei en Veluwe is vervolgens gestart met de planvorming voor de dijkversterking.

 

M.e.r .-beoordelingsplicht

Een milieueffectrapport (MER) is een openbaar document waarin zo objectief mogelijk wordt beschreven welke milieueffecten te verwachten zijn bij een bepaalde activiteit. Het Besluit m.e.r. maakt onderscheid tussen m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. De versterking van een primaire waterkering is volgens het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-beoordelingsplichtig. Het m.e.r.-beoordelingsplichtige besluit is de goedkeuring van het projectplan voor de versterking van de primaire waterkering door Gedeputeerde Staten, conform artikel 5.7 van de Waterwet. Gedeputeerde Staten van Gelderland zijn daarmee bevoegd gezag voor deze m.e.r.-beoordeling.

Dit project ligt zowel in Gelderland als Overijssel. De beoordeling vindt plaats door zowel Gedeputeerde Staten van Gelderland als Gedeputeerde Staten van Overijssel als bevoegd gezag voor de deeltrajecten die gelegen zijn in hun provincies.

 

 

Procedure

Op 2 oktober 2018 ontvingen wij van het waterschap de aanmeldingsnotitie, zoals bedoeld in artikel 7.16 van de Wet milieubeheer, voor de m.e.r.-beoordeling: “M.e.r.-beoordelingsnotitie Noordelijke Randmeerdijk”.

 

Volgens artikel 7.17 Wet milieubeheer dienen wij binnen zes weken na de datum van ontvangst van de aanmeldingsnotitie het besluit, te weten wel of geen noodzaak tot het doorlopen van de m.e.r.-procedure, te nemen. Van dit besluit wordt, conform artikel 7.17 Wet milieubeheer, mededeling gedaan door kennisgeving in de Staatscourant, in het Provinciaal blad (www.overheid.nl), in een dagblad en in een huis-aan-huisblad.

Dit vindt gelijktijdig plaats met de bekendmaking en terinzagelegging van het ontwerp-projectplan voor de versterking van de primaire waterkering en de eventuele overige besluiten (vergunningen).

 

Beoordeling

Op basis van de ingediende aanmeldingsnotitie hebben wij als bevoegd gezag de m.e.r.-beoordeling uitgevoerd om vast te stellen of voor de versterking van de primaire waterkering een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Wij hebben conform artikel 7.17 Wet milieubeheer, de beoordeling mede uitgevoerd op de in bijlage III van de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling aangegeven criteria (omstandigheden).

 

In onze beoordeling staan de volgende aspecten centraal:

  • 1.

    Waarover moet een besluit worden genomen?

  • 2.

    Onder welke omstandigheden doet de activiteit zich voor?

  • 3.

    Leiden deze omstandigheden tot belangrijke nadelige milieugevolgen zodat het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk is?

 

1 Waarover dient een besluit te worden genomen?

De versterking van een aantal korte gedeelten van de primaire waterkering Noordelijke Randmeerdijk in het traject Doornspijk-Elburg-Noordeinde. Het m.e.r.-beoordelingsplichtige besluit is de goedkeuring door Gedeputeerde Staten, van het projectplan Waterwet voor de versterking van de primaire waterkering.

 

2 Onder welke omstandigheden doet de activiteit zich voor?

Bij de aanpak van de m.e.r.-beoordeling staat centraal in hoeverre de voorgenomen activiteit leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Hierbij wordt rekening gehouden met de genoemde criteria (omstandigheden) uit bijlage III van de EEG richtlijn milieu-effectbeoordeling:

  • A.

    de kenmerken van de activiteit.

  • B.

    de plaats van de activiteit.

  • C.

    de kenmerken van de potentiële effecten van de activiteit.

 

De aanmeldingsnotitie bevat ook mitigerende maatregelen om nadelige gevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen. Bij de beslissing of er een milieueffectrapport hoeft te worden gemaakt zijn deze maatregelen van belang geweest. Dit besluit bevat daarom ook een verplichting tot het uitvoeren van deze maatregelen. Deze maatregelen zijn opgenomen in:

  • D.

    de maatregelen om nadelige gevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen

2A de kenmerken van de activiteit

Het project wordt gekenmerkt door zijn gevarieerde scope. Een hoogteopgave in de dijkvakken 1 en 2, een stabiliteitsopgave in de dijkvakken 4 en 6 en een beheeropgave, die buiten de scope van het HWBP valt, in dijkvakken 3 en 5. Voor alle dijkvakken zijn oplossingsrichtingen geïdentificeerd. Hieruit valt te concluderen dat voor elk dijkvak een oplossing in grond mogelijk is, met een ruimtebeslag van maximaal 10 meter (uitgezonderd dijkvak 1). Indien alle oplossingen in grond worden uitgevoerd zal voor het gehele project, ongeveer 25.000 m3 grond nodig zijn.

Enkel voor dijkvak 6 is er een ‘verticale oplossingsrichtingen’ gepresenteerd; het slaan van een damwand of versterken van een muurtje. Voor dijkvak 1 is daarnaast een vooroevermaatregel mogelijk, waarbij in de vooroever natuur wordt ontwikkeld die tegelijk zorgt voor golfremming. Met het gedeeltelijk afgraven van deze vooroever voor natuurontwikkeling kan de vrijgekomen grond gebruikt worden voor de dijkversterking.

De opgave voor enkele kunstwerken is dat water onder het kunstwerk intreedt (piping). Maatregelen om de pipingopgave weg te nemen zijn; het ingraven van klei in de sloot, het plaatsen van een damwand of het plaatsen van een binnendijks filter. Bij de uitwerking is hier mogelijk winst te halen voor vismigratie.

In tabel 3.5 van de aanmeldingsnotitie wordt conform bijlage III van de Europese Richtlijn m.e.r. voor projecten beschreven wat de kenmerken van het project zijn.

 

2B de plaats van de activiteit

De locatie en scope van de te versterken dijkvakken en kunstwerken is in onderstaande tabel weergegeven.

 

 

 

 

 

Tabel 1 Scope Verkenning Noordelijke Randmeerdijk

 

 

Dijkvak

Locatie omschrijving

Opgave

Lengte

1

Reeve (WDOD)

hoogte

300 m

2

Gelderse Sluis (ter plaatse van oprit)

hoogte

25 m

3

Zomerdijk ten zuiden van Noordeinde

beheer

250 m

4

Zomerdijk ten noorden van Bolsmerksluis

Stabiliteit binnenwaarts/beheer

550 m

5

Kruismaten (ten zuiden van Oostelijke Randweg tot Kamperdijk

beheer

700 m

6

Havendijkje, Elburg

stabiliteit

140 m

Kunstwerk

Gelderse sluis

betrouwbaarheid sluiting en piping

 

Kunstwerk

Sluis Oosterwolde

betrouwbaarheid sluiting en piping

 

Kunstwerk

Uitwateringsduiker 1 en 2 Noordeinde

betrouwbaarheid sluiting

 

Kunstwerk

Bolsmerksluis

betrouwbaarheid sluiting en piping

 

Kunstwerk

Lummermerksluis

betrouwbaarheid sluiting en piping

 

Kunstwerk

Eektermerksluis

betrouwbaarheid sluiting en piping

 

Kunstwerk

Duiker 3 Elburg (Hellenbeekstraat)

betrouwbaarheid sluiting en piping

 

Kunstwerk

Havensluis Elburg

betrouwbaarheid sluiting en piping

 

Kunstwerk

Goorsluis)

betrouwbaarheid sluiting en piping

 

 

* Dijkvak 1 ligt in Overijssel.

 

De gebiedskenmerken zijn in hoofdstuk 4 en 5 van de aanmeldingsnotitie opgenomen.

 

2C de kenmerken van de potentiële effecten van de activiteit

In hoofdstuk 5 van de aanmeldingsnotitie zijn de mogelijke effecten en mitigerende maatregelen opgenomen.

 

2D. de maatregelen om nadelige gevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen

 

 

 

Natuur

De natuurtoets, Verkenning Noordelijke Randmeerdijk, is integraal als bijlage opgenomen in de m.e.r. beoordelingsnotitie. Hoofdstuk 5 van de natuurtoets geeft een goede samenvatting.

Op basis van de natuurtoets en m.e.r. beoordelingsnotitie komen wij tot de conclusie dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen te verwachten zijn mits de volgende maatregelen worden uitgevoerd:

  • 1.

    voldoende afstand wordt gehouden bij de inrichting van aanlegplaatsen en werkwegen voor de aan- en afvoer van materieel tot het broedhabitat van roerdomp en grote karekiet;

  • 2.

    de tijdelijke stikstofdepositietoename (aan- en afvoer van grond in dijkvak 1-5 met schepen of vrachtwagens) past binnen de daarvoor gereserveerde ontwikkelingsruimte in het PAS;

  • 3.

    specifieke aandacht is voor het habitattype kranswierwater: voldoende afstand en stikstofdepositie die past binnen de ontwikkelingsruimte in het PAS.

  • 4.

    Het Waterschap moet een omgevingsvergunning (inclusief onderdeel natuur) aanvragen.

  • 5.

    Het verlies aan moeras (N05.01) dient te worden gecompenseerd conform de regels van onze Omgevingsverordening (2.7.1 Beschermingsregime Gelders Natuurnetwerk).

 

Archeologie

Het rapport waarop de conclusie is gebaseerd, is goed uitgevoerd en geeft een goed beeld van de archeologische situatie in het dijktracé. Het dijkversterkingsplan heeft een negatief effect op het thema archeologie.

Het gehele dijktracé heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde en op sommige plaatsen is de archeologische waarde al vastgesteld. Vanwege het voornemen om grond aan te brengen op gebieden met een hoge archeologische waarde is bodemverstoring in deze zones te verwachten met mogelijke nadelige gevolgen voor de archeologische waarden in de bodem. Volgens internationale conventies is behoud in situ (op de plek) het uitgangspunt, ter compensatie kunnen eventuele waardevolle resten worden opgeslagen ex situ (op een andere locatie), echter is dit niet gewenst. Daar de voorgestelde werkzaamheden behoud in situ niet altijd mogelijk maken wordt dit als negatief beoordeeld (-).

 

Om eventuele aantasting van aanwezige archeologische waarden binnen de zone met een (middel)hoge archeologische verwachting in kaart te brengen en een zorgvuldige omgang met deze resten te borgen, zal er aanvullend veldonderzoek worden uitgevoerd. Waar nodig zal dat resulteren in opgraven, fysiek beschermen en/of archeologische begeleiding van de uitvoeringswerkzaamheden. Dit onderzoek zal in overleg met de gemeente plaatsvinden. Met het volgen van het hierboven geschetste proces, wat uitgebreid beschreven staat in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), wordt de zorgvuldige omgang met archeologische waarden geborgd.

Bij bodemingrepen in het bestaande dijklichaam zal een proefsleuvenonderzoek plaatsvinden, waarbij in ieder geval een dwarsprofiel over de dijk wordt gedocumenteerd om de oorsprong, opbouw en datering van de dijk vast te kunnen stellen.

 

Het onderscheid tussen verwachting en vastgestelde waarde dient daarbij als volgt te worden geformuleerd.

• Verwachting: hiervoor is inderdaad nader onderzoek nodig, maar dat beperkt zich niet tot booronderzoek. In sommige gevallen is booronderzoek zelfs niet geschikt en zal er met een proefsleuvenonderzoek gewerkt moeten worden. Dat hangt af van de geplande ingreep in combinatie met de archeologische verwachting en dat zal per ingreep bekeken moeten worden.

• Vastgestelde waarde: dit betreft terreinen waarvan je al weet dat er archeologie aanwezig is. Als deze als gevolg van een ingreep schade oplopen, moeten ze voorafgaand worden opgegraven (behoud ex situ).

 

De hier beschreven mitigerende maatregelen zorgen er voor dat het opstellen van een Milieueffectrapport niet noodzakelijk is.

 

3 Leiden deze omstandigheden tot belangrijke nadelige milieugevolgen zodat het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk is?

Wij concluderen, mede op basis van en in aansluiting op de aanmeldingsnotitie, dat er geen omstandigheden zijn die leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen die het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Bij deze beslissing of is van belang geweest dat het project mitigerende maatregelen omvat om nadelige gevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen. Dit besluit bevat daarom ook een verplichting tot het uitvoeren van deze maatregelen.

 

 

Besluit

Gelet op bovenstaande beoordeling beslissen wij dat er voor de voorgenomen versterking van de primaire waterkering Noordelijke Randmeerdijk geen noodzaak is om de m.e.r.-procedure te doorlopen. Het waterschap heeft de verplichting om de onder 2D genoemde maatregelen uit te voeren om nadelige gevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen

 

Rechtsbescherming

Dit m.e.r-beoordelingsbesluit is een voorbereidingsbeslissing in de zin van artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen geen zelfstandig bezwaar en beroep mogelijk is, tenzij een belanghebbende door dit besluit rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen. Eventuele bezwaren tegen dit besluit kunnen via een zienswijze kenbaar worden gemaakt in het kader van de procedure voor de totstandkoming van het projectplan Waterwet.

 

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

mw. M. Jongman

 

   

Meer informatie

Provincieloket, telefoonnummer (026) 359 99 99, e-mailadres: post@gelderland.nl.

 

 

Naar boven