Wijziging Beleidsregels gedogen in milieuzaken en grondwaterzaken Gelderland 2007

Bekendmaking van het besluit van 12 september 2018 zaaknummer 2018-005432 tot wijziging van een regeling

 

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

 

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 5.2 eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 8.1 van de Waterwet, artikel 22 van de Ontgrondingenwet, artikel 7.2 van de Wet natuurbescherming, artikel 11.1 van de Wet luchtvaart en artikel 25 Wet hygiëne en veiligheid badinrichting en zwemgelegenheden.

 

Overwegende dat het in verband met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming en het op

6 juli 2016 door Gedeputeerde Staten vastgestelde Beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving fysieke leefomgeving wenselijk is de Beleidsregels gedogen in milieuzaken en grondwaterzaken Gelderland 2007 te actualiseren;

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

 

Vast te stellen de tweede wijziging van de Beleidsregels gedogen in milieuzaken en grondwaterzaken Gelderland 2007

Artikel I  

De beleidsregels gedogen in milieuzaken en grondwaterzaken Gelderland worden als volgt gewijzigd:

 

A

De titel komt te luiden: Beleidsregels gedogen Gelderland 2018.

 

B

Artikel 1, tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing op de uitoefening van de bevoegdheid tot bestuursrechtelijke handhaving van de in bijlage 1 genoemde wetsartikelen.

C

Artikel 2, tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    Er wordt niet gedoogd indien dit onverantwoord is met het oog op één of meer van de belangen genoemd in de in bijlage 1 genoemde wetsartikelen. Een gedoogbeschikking bevat voor zover aan de orde voorschriften om deze belangen te beschermen.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    In het eerste lid vervalt het woord ‘uitsluitend’.

  • 2.

    Het tweede lid onder c. komt te luiden;

    • c.

      een beschrijving van de gevolgen die de gedoogsituatie heeft of kan hebben voor de belangen, die de in bijlage 1 genoemde wetsartikelen, beogen te beschermen.

E

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Het tweede lid, onder a, komt te luiden;

    • a.

      indien een voor behandeling vatbare vergunningaanvraag is ingediend die naar de mening van Gedeputeerde Staten voldoende gegevens bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen voor de belangen, die de in bijlage 1 genoemde wetsartikelen, beogen te beschermen.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Gedogen vooruitlopend op vergunningverlening is toegestaan indien de activiteit waarvoor een gedoogbeschikking wordt gevraagd, naar de mening van Gedeputeerde Staten in ieder geval niet leidt tot een verslechtering van de belangen, die de in bijlage 1 genoemde wetsartikelen, beogen te beschermen.

  • 3.

    Het vierde lid vervalt.

F

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt ‘dat beoogd wordt een milieubelang of een grondwaterbelang’ vervangen door: de belangen van de in bijlage 1 genoemde wetsartikelen hiermee worden gediend;

  • 2.

    In het tweede lid vervalt het woord ‘bedrijfsmatige’;

  • 3.

    In het derde lid wordt ‘bedrijfsresultaat’ vervangen door: economisch voordeel.

  • 4.

    In het vierde lid onder b. vervalt ‘technische’.

  • 5.

    In het vierde lid onder c. wordt ‘bedrijfsvoering‘ vervangen door: activiteiten.

  • 6.

    Het vierde lid onder e. komt te luiden;

    • e.

      de gevolgen voor de belangen, die de in bijlage 1 genoemde wetsartikelen, beogen te beschermen.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd.

Onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid vervalt het tweede lid.

 

H

In artikel 10 wordt ‘wordt deze ingetrokken’ vervangen door: kan deze worden ingetrokken.

 

I

In artikel 11 wordt ‘Beleidsregels gedogen in milieu en grondwaterzaken 2007’ vervangen door: Beleidsregels gedogen Gelderland 2018.

Artikel II  

De toelichting wordt als volgt gewijzigd:

A

De “Algemene toelichting” wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De eerste zin van de eerste alinea komt te luiden:Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot bestuursrechtelijke handhaving van onderdelen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Waterwet, de Ontgrondingenwet, de Wet natuurbescherming, de Wet luchtvaart en de Wet hygiëne en veiligheid badinrichting en zwemgelegenheden.

  • 2.

    De laatste zin van de eerste alinea komt te luiden:De beleidsregels moeten worden bezien in relatie tot het provinciale Beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2016 zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Waterwet, de Ontgrondingenwet, de Wet natuurbescherming, de Wet luchtvaart en de Wet hygiëne en veiligheid badinrichting en zwemgelegenheden

  • 3.

    De laatste alinea van de Algemene toelichting vervalt.

 

B

De toelichting op artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    In de zesde zin van de eerste alinea wordt ‘een bedrijfsmatige activiteit’ vervangen door: de gevolgen van de activiteiten.

  • 2.

    In de zevende zin van de eerste alinea vervalt ‘bedrijfsmatige’.

  • 3.

    In de achtste zin van de eerste alinea wordt ‘om bedrijfsresultaat’ vervangen door: economisch voordeel.

  • 4.

    De laatste zin van de eerste alinea vervalt.

C

De toelichting op artikel 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De laatste zin komt te luiden:

    In de tweede plaats hebben de beleidsregels betrekking op handhavingssituaties waarbij Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn op grond van de Waterwet, de Ontgrondingenwet, de Wet natuurbescherming, de Wet luchtvaart en de Wet hygiëne en veiligheid badinrichting en zwemgelegenheden

D

De toelichting op artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De eerste zin komt te luiden:

    Gedogen mag niet plaatsvinden als dat onverenigbaar is met de belangen, die de wetten genoemd in bijlage 1, beogen te beschermen.

  • 2.

    In de tweede zin wordt ‘milieuhygiënisch of met het oog op het grondwaterbelang onaanvaardbaar’ vervangen door: met het oog op de belangen die de wetten genoemd in bijlage 1, beogen te beschermen onverantwoord’.

  • 3.

    In de vierde zin wordt ‘milieuhygiënisch of met het oog op grondwaterbelang’ vervangen door: met het oog op de belangen genoemd in de wetten in bijlage 1, beogen te beschermen.

  • 4.

    In de vijfde zin wordt ‘omgevings- of watervergunning’ vervangen door: verleende vergunning of ontheffing.

  • 5.

    In de zes zin wordt ‘milieuhygiënische gevolgen of gevolgen voor het grondwaterbeheer’ vervangen door: de belangen die de wetten genoemd in bijlage 1, beogen te beschermen.

  • 6.

    In de laatste zin wordt ‘omgevings- of watervergunning’ vervangen door: een verleende vergunning of ontheffing.

E

De toelichting op artikel 3, eerste lid, komt te luiden.

 

Gedogen vindt in de regel plaats op aanvraag. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin het Rijk heeft aangekondigd nationale wetgeving te zullen wijzigen waardoor een vergunningplicht voor bepaalde activiteiten komt te vervallen. Handhaving gedurende een dergelijke overgangsperiode is dan ook niet opportuun. De wijziging van de regelgeving heeft meestal betrekking op groepen van burgers en bedrijven. Een specifiek gedoogverzoek is in een dergelijke situatie overbodig.

 

F

Na de toelichting op artikel 3, tweede lid wordt de volgende toelichting ingevoegd:

 

Artikel 4, Algemeen

 

Ondernemers zijn verantwoordelijk voor hun handelen. Daartoe behoort ook het beschikken over vergunningen voor de activiteiten die zij ontplooien. Uitgangspunt is in alle gevallen dat degene die handelingen wil verrichten of projecten wil uitvoeren, zorgdraagt voor de daartoe vereiste vergunning of ontheffing. Als deze ontbreekt, zullen Gedeputeerde Staten in beginsel tot handhaving overgaan. Het instrument van gedogen is een sluitstuk voor situaties waarin handhaven niet redelijk is. Handhaven is niet redelijk als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Hiervan is sprake als de procedures om tot legalisatie te komen in een zodanig stadium verkeren dat binnen afzienbare termijn legalisatie verwacht mag worden op basis van de relevante wetten. Daarnaast is van belang of de aanvraag kwalitatief voldoende is om een vergunning op te kunnen baseren.

Het risico op vertraging in de behandeling ligt doorgaans in de volgende gevallen niet bij de aanvrager;

  • indien Gedeputeerde Staten niet binnen een redelijke termijn op een aanvraag om een vergunning hebben beschikt, of indien de illegale situatie anderszins te wijten is aan het (niet) handelen van Gedeputeerde Staten of andere bestuursorganen;

  • indien wordt gewerkt zonder vergunning door omstandigheden die buiten de macht van de vergunninghouder liggen;

  • de nieuwe vergunning niet aansluitend op de oude (geëxpireerde) vergunning kan worden verleend;

  • indien wordt gewerkt met een verkeerde vergunning als gevolg van gewijzigde inzichten of jurisprudentie;

  • indien de inwerkingtreding van de vergunning wordt vertraagd als gevolg van de afhankelijkheid hiervoor van een ander bestuursorgaan dan Gedeputeerde Staten. Dit kan zich voordoen in situaties waarbij Gedeputeerde Staten bevoegd gezag is voor de omgevingsvergunning, maar voor het afgeven van de vergunning een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad nodig is vanwege strijdigheid met het bestemmingsplan.

G

De toelichting op artikel 4, tweede lid, onder a, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De eerste alinea komt te luiden:

    Van concreet zicht op legalisatie is sprake als voor het project of de handeling een voor behandeling vatbare vergunningaanvraag is ingediend. De aanvraag moet voldoende gegevens bevatten voor een goede beoordeling van de aanvraag.

  • 2.

    De tweede alinea komt te luiden:

    In bepaalde situaties zal pas in een later stadium kunnen worden bepaald of er sprake is van concreet zicht op legalisatie. Soms moet worden afgewacht welke zienswijzen tegen de ontwerpbeschikking worden ingebracht voordat kan worden bepaald of sprake is van concreet zicht op legalisatie. Dat kan het geval zijn bij technisch ingewikkelde of maatschappelijk omstreden initiatieven. In die gevallen moet zorgvuldig worden onderzocht of gedogen wel het aangewezen instrument is.

  • 3.

    De eerste zin van de derde alinea komt te luiden:

    Gevallen waarbij concreet zicht op legalisatie kan worden aangenomen.

  • 4.

    De laatste zin van de derde alinea vervalt.

H

In de eerste zin van de toelichting op artikel 4, tweede lid onder b. wordt ‘milieuactiviteit’ vervangen door: activiteit.

 

I

De toelichting op artikel 4, derde lid komt te luiden:

Er zijn gevallen waarbij door het starten van een activiteit, vooruitlopend op de vergunningverlening, een bestaande schadelijke situatie kan worden beëindigd, verminderd of gereguleerd. Daarbij geldt dat er geen alternatieven voorhanden zijn waarmee hetzelfde effect kan worden bereikt.

 

J

De toelichting op artikel 4, vierde lid, vervalt.

 

K

In de eerste zin van de toelichting op artikel 5, eerste lid, wordt ‘beogen een milieu- of grondwaterbelang te dienen’ vervangen door: een belang, die de wetten genoemd in bijlage 1, beoogt te beschermen.

 

L

In de toelichting op artikel 5, tweede lid, wordt ‘de (werking) van een inrichting’ vervangen door: een plan, project of handeling.

 

M

De toelichting op artikel 5, derde lid, komt te luiden:

Een proef dient niet gericht te zijn op het behalen van economisch voordeel. De proeven mogen niet worden uitgevoerd met grotere hoeveelheden dan strikt noodzakelijk voor de proef.

 

N

De laatste zin van de toelichting op artikel 5, vierde lid, vervalt.

 

O

De laatste zin van de toelichting op artikel 7, eerste lid, vervalt.

 

P

De toelichting op artikel 7, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De toelichting op artikel 7, tweede lid, vervalt onder vernummering van de toelichting van het derde lid naar de toelichting op het tweede lid.

  • 2.

    In de toelichting op artikel 7, tweede lid wordt ‘milieu en grondwaterwetgeving’ vervangen door: de wetten genoemd in bijlage 1.

Q

In eerste zin van de toelichting op artikel 9 tweede lid, wordt ‘milieu en waterwetgeving’ vervangen door: de wetgeving genoemd in bijlage 1.

 

R

De toelichting op artikel 10 komt als volgt te luiden.

Het is van belang dat een gedoogbeschikking wordt nageleefd. Is dit niet het geval, dan zal de begunstigde tot naleving worden gesommeerd. Indien dit niet tot het gewenste resultaat leidt, kan de gedoogbeschikking worden ingetrokken.

 

S

De laatste zin van de toelichting ‘schema gedoogbeleid in overgangssituaties, zie provinciaal blad, nr 2012/107 van 6 juli 2012, blz. 12’ vervalt.

Artikel III  

Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie in het provinciaal blad.

 

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

C. Bieze - Gedeputeerde Omgevingsvergunningen en Handhaving

Bijlage 1 behorende bij de Beleidsregels gedogen Gelderland 2018

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c, d, e, g en i, en het tweede en derde lid.

 

Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

Artikel 5 lid 1 (ontheffing voorschriften in geval van bijzondere omstandigheden)

Artikel 7 lid 1 (opleggen nadere voorschriften)

Artikel 10b lid 5 (opleggen zwemverbod bij niet aangewezen zwemplassen)

Artikel 11 lid 1 (opleggen zwemverbod badinrichting)

Artikel 11 lid 2 (opleggen zwemverbod badinrichting in oppervlaktewater) Artikel 11 lid 3 (toepassing zwemverbod eerste lid door CvdK in geval van acute gezondheidsrisico’s)

 

Wet luchtvaart

Artikel 8.64 (Vaststelling Luchthavenregeling)

Artikel 8a.51 (Ontheffing Terreinen Stijgen en landen Tijdelijk Uitzonderlijk Gebruik)

 

Waterwet

Artikel 6.4 (Vergunning onttrekking grondwater en infiltratie water)

 

Ontgrondingenwet

Artikel 8 lid 2 (vergunning voor ontgrondingenverbod)

 

Omgevingsverordening Artikel 3.4.3.3. (meldingsplicht niet vergunningplichtige ontgrondingen) Omgevingsverordening Artikel 3.4.3.2 (wijze van melding)

 

Wet natuurbescherming

Gebiedsbescherming

Artikel 2.7 lid 2 (verbod verrichten van activiteiten die (significant) negatieve effecten kunnen hebben op Europeesrechtelijk beschermde natuurgebieden.)

 

Soortenbescherming

Artikel 3.1 Verbod verstoren, vangen en doden van Europeesrechtelijk beschermde vogelsoorten

Artikel 3.4. Verbod hulpmiddelen bij vangen en doden van Europeesrechtelijk beschermde vogelsoorten

Artikel 3.5. Verbod verstoren, vangen en doden van Europeesrechtelijk beschermde diersoorten

Artikel 3.9 Verbod hulpmiddelen bij vangen en doden van Europeesrechtelijk beschermde diersoorten

Artikel 3.10 Verbod verstoren, vangen en doden van nationaal beschermde soorten

Artikel 3.17 Ontheffing schadebestrijding

 

Houtopstanden

Omgevingsverordening Artikel 3.7.7.1 (wijze van melden houtkap)

Omgevingsverordening Artikel 3.7.7.2 en artikel 3.7.7.7 (termijn van melding houtkap)

Omgevingsverordening Artikel 3.7.7.4. en artikel 3.7.7.6 (ontheffing tot herplantverplichting)

Naar boven