Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent landbouw Subsidieregeling innovatieve verduurzaming in de landbouw provincie Groningen

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij op 29 mei 2018, nr. A.17, afdeling LGW, dossiernummer K9917 de Subsidieregeling innovatieve verduurzaming in de landbouw provincie Groningen hebben vastgesteld. Het besluit luidt als volgt:

 

 

Gedeputeerde Staten van Groningen:

 

 

Overwegende dat:

  • -

    Wij innovaties willen ondersteunen die bijdragen aan een duurzame landbouwsector

 

Gelet op:

  • -

    Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Artikel 3 van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • -

    Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

  • -

    Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L 352/1);

  • -

    Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU L 352/9);

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Subsidieregeling innovatieve verduurzaming in de landbouw provincie Groningen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L352/1);

  • c.

    de-minimisverordening landbouw: Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU L352/9);

  • d.

    geldende landbouwbeleid: het beleid op het gebied van landbouw zoals vastgelegd in het huidige landbouwprogramma en de daaraan gekoppelde beleidsdocumenten, te vinden op de website www.provinciegroningen.nl;

  • e.

    haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;

  • f.

    innovatieproject: project gericht op het ontwikkelen, valideren en/of verfijnen van een innovatie;

  • g.

    kleine, middelgrote en micro-ondernemingen of kmo's: ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen euro of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen euro niet overschrijdt;

  • h.

    landbouwsector: alle ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie, de verwerking en de afzet van landbouwproducten;

  • i.

    organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding: een entiteit (zoals universiteiten of onderzoeksinstellingen, agentschappen voor technologieoverdracht, innovatie-intermediairs, entiteiten voor fysieke of virtuele onderzoeksgerichte samenwerking), ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het onafhankelijk verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, of met het breed verspreiden van de resultaten van die activiteiten door middel van onderwijs, publicaties of kennisoverdracht. Wanneer dit soort entiteit ook economische activiteiten uitoefent, moet met betrekking tot de financiering van, de kosten van en de inkomsten uit die economische activiteiten een gescheiden boekhouding worden gevoerd. Ondernemingen die een beslissende invloed op dit soort entiteit kunnen uitoefenen in hun hoedanigheid van bijvoorbeeld aandeelhouder of lid van de organisatie, mogen geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van deze entiteit of tot de door haar verkregen onderzoeksresultaten genieten;

  • j.

    Procedureregeling: Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

  • k.

    samenwerkingsverband: samenwerking tussen ten minste twee onafhankelijke partijen waarvan ten minste één agrariër om kennis of technologie uit te wisselen of om een gemeenschappelijke doelstelling op basis van een taakverdeling te bereiken, waarbij de partijen samen de omvang van het samenwerkingsproject bepalen, bijdragen aan de tenuitvoerlegging ervan, en het risico en de resultaten ervan delen. Contractonderzoek en het verrichten van onderzoeksdiensten worden niet als vormen van samenwerking beschouwd;

  • l.

    TRL niveau: Technology Readiness Level zoals beschreven in bijlage 1 Technology Readiness Levels van deze regeling met een indicatie van de fase waarin een innovatieproject zich bevindt;

  • m.

    Verklaring de-minimissteun: verklaring in het kader van het verlenen van de-minimis steunbedragen als bedoeld in de de-minimisverordening en de-minimisverordening landbouw.

Artikel 2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    een kmo in de landbouwsector;

  • b.

    een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding;

  • c.

    een samenwerkingsverband.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    een innovatieproject dat zich bevindt op het TRL niveau 4, 5, 6 of 7;.

  • b.

    kennisoverdracht en voorlichting over een innovatieproject als bedoeld onder a;

  • c.

    een haalbaarheidsstudie, die betrekking heeft op een innovatieproject als bedoeld onder a.

Artikel 4 Subsidie aanvraag

De aanvrager overlegt bij de aanvraag om subsidieverlening de volgende gegevens en bescheiden:

  • a.

    een projectplan, waarin een beschrijving wordt gegeven van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, inclusief start- en einddatum;

  • b.

    een begroting van de kosten en bijbehorend dekkingsplan, voorzien van een toelichting en waarbij een opgave wordt gedaan van bij andere bestuursorganen, de Europese Commissie of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • c.

    ingevulde en ondertekende Verklaring de-minimissteun indien een te verstrekken subsidie staatssteun vormt als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 2.5 van de Procedureregeling wordt een subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    voor dezelfde activiteit reeds subsidie is aangevraagd op grond van deze regeling;

  • b.

    de te verstrekken subsidie staatssteun vormt als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en niet voldaan wordt aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimisverordening of de de-minimisverordening landbouw;

  • c.

    indien niet voldaan wordt aan de subsidievereisten van artikel 6.

Artikel 6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie voor activiteiten bedoeld in artikel 3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteit wordt uitgevoerd in de provincie Groningen;

    • b.

      de activiteit is gericht op ten minste één van de onderstaande thema's:

      • i.

        verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

      • ii.

        maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

      • iii.

        verbeteren van bodemstructuur en -biologie;

      • iv.

        verbeteren van afzetmogelijkheden voor duurzamer geproduceerde producten;

      • v.

        klimaatmitigatie;

      • vi.

        klimaatadaptatie;

      • vii.

        verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

      • viii.

        versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit;

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    De volgende kosten van innovatieprojecten en haalbaarheidsstudies bedoeld in artikel 3, onder a en c, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van het project, komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      personeelskosten: kosten van onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het project bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

    • c.

      kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;

    • d.

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 2.

    De volgende kosten van kennisoverdracht en voorlichting als bedoeld in artikel 3, onder b, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van het project, komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de kosten van de organisatie van beroepsopleiding, acties voor de verwerving van vaardigheden, waaronder opleidingscursussen, workshops en coaching, demonstratieactiviteiten en voorlichtingsacties;

    • b.

      de kosten in verband met de reis-, verblijfs- en dagvergoedingen van de deelnemers;

    • c.

      de kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de deelnemers;

    • d.

      als het gaat om demonstratieprojecten in verband met investeringen:

      • i.

        de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;

      • ii.

        de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;

      • iii.

        algemene kosten in verband met de onder (i) en (ii) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid.

Artikel 8 Hoogte subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €15.000,00.

  • 2.

    Indien voor een project al door een ander bestuursorgaan, door de Europese Commissie of door private organisaties of personen subsidie is verstrekt, wordt de te verstrekken subsidie zodanig berekend dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het totaal van de voor subsidie in aanmerking komende kosten.

Artikel 9 Verdeelcriteria

  • 1.

    De beschikbare middelen worden verdeeld op basis van volgorde van binnenkomst. De dag waarop de aanvraag is ontvangen is hiervoor bepalend.

  • 2.

    Wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 Awb in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen met betrekking tot de verdeling als de datum van ontvangst.

  • 3.

    Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt rangschikking van de aanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 10 Verplichtingen van de subsidieontvanger(s)

  • 1.

    De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen twee maanden na het onherroepelijk worden van het besluit tot subsidieverlening te starten met de uitvoering van de activiteiten, tenzij in het besluit tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient de activiteiten af te ronden binnen twee jaren na het onherroepelijk worden van het besluit tot subsidieverlening, tenzij in het besluit tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidieontvanger doet binnen 4 weken na afronding van de activiteiten hiervan melding aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 11 Subsidievaststelling

Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ambtshalve vast binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze regeling wordt bekend gemaakt in het provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Innovatieve verduurzaming in de landbouw provincie Groningen.

 

Assen, 29 mei 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas, voorzitter.

H.J. Bolding, secretaris. 

Bijlage 1 Technology Readiness Levels (TRL); de negen fases van innovatie en ontwikkeling

Europese subsidies, maar ook steeds meer Nederlandse subsidieregelingen, spreken over het gewenste Technology Readiness Level van een innovatieproject.

 

Een TRL geeft een indicatie van de fase waarin een ontwikkelingsproject zich bevind. In totaal zijn er negen fases gedefinieerd die samen het totale ontwikkelingsproces weergeven. Subsidieregelingen als Horizon 2020 en de Vroege Fase Financiering spreken al over het TRL waarin een innovatieproject zich moet bevinden.

 

De vraag luidt: wat zijn de kaders van de negen levels in het ontwikkelingsproces?

 

De negen fases (TRL)

 

 

Level 1: Het innovatieve idee en de basisprincipes worden onderzocht. Denk hierbij aan fundamenteel onderzoek en deskresearch.

 

Level 2: Wanneer de basisprincipes zijn onderzocht, kunnen het technologisch concept en de praktische toepassingen worden geformuleerd. In deze fase vindt experimentele en/of analytische studie plaats.

 

Level 3: De toepasbaarheid van het concept wordt op experimentele basis onderzocht (experimenteel proof of concept). Hypotheses over verschillende componenten van het concept worden getoetst en gevalideerd.

 

Level 4: Proof of concept wordt op labschaal getest: design, ontwikkeling en het testen van technologische componenten vinden plaats in een lab omgeving. Technische basiscomponenten worden geïntegreerd met elkaar om de werking te garanderen. Een prototype dat in deze fase wordt ontwikkeld kost relatief weinig geld en tijd om te ontwikkelen en is daarmee nog ver verwijderd van een definitief product, proces of dienst.

 

Level 5: De werking van het technologisch concept wordt onderzocht in een relevante omgeving (validatie in pilot). Dit is de eerste stap in demonstratie van de technologie. Een prototype dat in deze fase wordt ontwikkeld kost relatief veel tijd en geld om te ontwikkelen en is niet ver verwijderd van het uiteindelijke product of systeem. Functionaliteiten en de eerste look & feel van een product, proces of dienst zijn hier veelal aanwezig.

 

Level 6: De demonstratie van het concept in een relevante omgeving is actueel. Het vindt plaats na de technische validatie in een relevante (pilot) omgeving. Een prototype wordt uitgebreid getest en gedemonstreerd in een testopstelling, die lijkt op een operationele omgeving (pilot plant bijvoorbeeld). Het concept geeft inzicht in de werking van alle componenten tezamen in deze relevante pilot omgeving.

 

Level 7: De demonstratie van het concept vindt plaats in een gebruikersomgeving; bewijzen van de werking in een operationele omgeving. Demonstratie van het concept in een praktijkomgeving levert nieuwe inzichten op voor de definitieve markttoepassing van een product, proces of dienst.

 

Level 8: In deze fase vindt het concept zijn definitieve vorm. De technologische werking is getest en bewezen en voldoet aan gestelde verwachtingen, kwalificaties en normen (certificering). Daarnaast zijn ook de financiële kaders voor (massa)productie en lancering bepaald.

 

Level 9: Het concept is technisch en commercieel gereed; productierijp en klaar voor lancering in de gewenste marktomgeving. Nu het totale ontwikkelingsproces is afgerond is de volgende stap het commercieel wegzetten van een product bij de gewenste doelgroep in de juiste markt.

Naar boven