Nadere subsidieregels Erfgoedinnovatie 2017 – 2019

Gedeputeerde Staten van Limburg,

maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet en de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. bekend dat zij in hun vergadering van 21 februari 2017 hebben vastgesteld:

 

Nadere subsidieregels Erfgoedinnovatie 2017 – 2019

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

1. Euregionaal:

Euregio Maas-Rijn (EMR), Euregio Rijn-Maas-Noord (ERM) en Euregio Rijn-Waal (ERW) en de grensregio Vlaanderen-Nederland.

 

2. Immaterieel erfgoed:

‘Levend erfgoed’: het omvat zowel de culturele gebruiken, tradities, verhalen, ambachtelijke vaardigheden. Ook horen daarbij de instrumenten, collecties, objecten en culturele ruimtes die daarmee worden geassocieerd. Het gaat over datgene wat mensen van huis uit hebben meegekregen, zich eigen hebben gemaakt en op hun beurt weer willen doorgeven (definitie UNESCO).

Immaterieel erfgoed versterkt het gevoel van identiteit en continuïteit van gemeenschappen, groepen en individuen en bevordert het respect voor culturele diversiteit en menselijke creativiteit. Het levend houden van immaterieel erfgoed staat centraal in deze regeling.

 

3. Informatief erfgoed:

handschriften, boeken, tijdschriften, beeld- en geluidsmateriaal en archieven.

 

4. Innovatie:

in het project/de activiteit wordt gebruik gemaakt van hedendaagse technieken en/of het project/de activiteit is methodisch vernieuwend in Limburg. Daarbij kan het gaan om zowel productinnovatie (bv. inzet innovatieve (digitale) middelen) als om procesinnovatie of een combinatie van beide. Een techniek en/of methode kan voor de ene partij innovatief zijn, terwijl die voor de andere een bekende weg is. Het dient te gaan om vernieuwende activiteiten ten opzichte van het gebruikelijke aanbod van projectaanvrager(s) in de afgelopen periode.

 

5. Materieel erfgoed:

voor onze cultuur en geschiedenis waardevol geachte materiële kenmerken van die cultuur uit het verleden, zoals monumenten, archeologische vondsten, verzamelingen, archieven, beschermde stads- en dorpsgezichten en artistieke en bouwkundige kunstwerken. Onderscheid kan worden gemaakt in:

  • het grondgebonden of onroerend erfgoed of monumenten, zoals cultuurhistorisch belangrijke landschappen en landschapselementen (groen erfgoed), industrieel erfgoed, monumentale woonhuizen, kastelen, militaire bouwwerken en verdedigingswerken en (overig) bouwkundig erfgoed;

  • het niet-grondgebonden of roerend erfgoed zoals boeken, klederdrachten en kunstwerken zoals schilderijen, bewaard in bijvoorbeeld musea, streekmusea, bibliotheken, archieven, religieuze centra en verzamelingen van heemkundige kringen of erfgoedverenigingen.

 

6. Pilotproject:

bij een pilotproject gaat het om het creëren van initiatieven met een experimenteel karakter, waarbij in redelijkheid niet vooraf kan worden vastgesteld of continuering haalbaar is. Dit laatste staat ter beoordeling van Gedeputeerde Staten.

 

7. Project/activiteit:

een in tijd afgebakend samenhangend geheel van activiteiten, met een duidelijk geformuleerd doel en eindresultaat.

 

8. SMART:

  • Specifiek: zo concreet mogelijk aangeven wie, wat, waar, wanneer, hoe.

  • Meetbaar: zo veel mogelijk in maat en getal uitdrukken.

  • Acceptabel: activiteiten dienen te passen binnen het Beleidskader met uitvoeringsprogramma Immaterieel erfgoed 2016 t/m 2019 Toekomst voor erfgoed! en dient draagvlak te hebben.

  • Realistisch: activiteiten dienen binnen de gestelde tijd, financiële en personele randvoorwaarden te kunnen worden gerealiseerd.

  • Tijdgebonden: vooraf vastleggen welke activiteiten op welk moment plaatsvinden en/of gehaald moeten zijn.

Artikel 2 Doel van de regeling

Doel van deze erfgoed innovatieregeling is om innovatie mogelijk te maken waardoor, met gebruikmaking van immaterieel erfgoed, de zichtbaarheid van ons erfgoed, wordt vergroot en een breder publiek wordt bereikt. Partijen zoals genoemd in artikel 3 van deze regeling worden gestimuleerd om te komen met projecten/activiteiten die hier een bijdrage aan leveren. De uitdaging is om vanuit een innovatieve werkwijze, de krachten te bundelen en daarbij over de grenzen van het eigen werkveld heen te kijken en verbinding te leggen met andere sectoren. De projecten en activiteiten dienen een bijdrage te leveren aan het gezamenlijk vormgeven van onze ambitie zoals geformuleerd in het Beleidskader met uitvoeringsprogramma Immaterieel erfgoed 2016 t/m 2019 Toekomst voor erfgoed! op blz. 11 en 12 (http://www.limburg.nl/Beleid/Cultuur/Erfgoed/Immaterieel_erfgoed).

Artikel 3 Aanvrager

  • 1.

    Met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, kunnen alleen rechtspersonen voor een subsidie in aanmerking komen.

  • 2.

    Een zelfstandige zonder personeel (zzp’er) kan als natuurlijke persoon voor een subsidie in aanmerking komen, mits hij/zij middels een actueel overzicht van relevante verrichte werkzaamheden kan aantonen dat hij/zij op professionele wijze werkzaam is in of met de erfgoedsector in de afgelopen 3 jaren.

  • 3.

    Schutterijen en organisaties verwant aan het schutterswezen kunnen binnen deze regeling niet voor subsidie in aanmerking komen.

Hoofdstuk 2 Criteria

Artikel 4 Algemene subsidiecriteria

Om voor een subsidie in aanmerking te komen, dient de subsidieaanvraag te voldoen aan de volgende algemene criteria:

  • 1.

    Projecten/Activiteiten dienen zich te richten op immaterieel erfgoed en het leggen van nieuwe verbindingen tussen één of een combinatie van de volgende onderdelen:

    • a.

      Immaterieel erfgoed en maatschappelijke vraagstukken;

    • b.

      Immaterieel erfgoed en een nieuwe doelgroep;

    • c.

      Immaterieel erfgoed en materieel erfgoed.

  • 2.

    Het project dient innovatief te zijn.

  • 3.

    Er moet sprake zijn van een Limburgs belang. Hiervan is sprake als:

    • a.

      aanvrager een duidelijke relatie met Limburg heeft op basis van domicilie, afkomst en/of werkterrein;

    • b.

      aanvrager is gevestigd in Nederlands-Limburg; en/of

    • c.

      het project en/of de activiteiten in Nederlands-Limburg plaatsvind(t)(en).

  • 4.

    Er moet een aantoonbare betrokkenheid van de door de aanvrager beoogde doelgroep (waarop het project zich richt) zijn bij de totstandkoming van het project.

  • 5.

    De activiteiten hebben betrekking op:

    • a.

      het aangaan van duurzame allianties met andere (culturele) sectoren om het publieksbereik te vergroten;

    • b.

      het vergaren, toegankelijk maken en/of overdragen van kennis van onroerend, roerend, informatief en immaterieel erfgoed;

    • c.

      toepassingen die iets toevoegen aan hetgeen al beschikbaar is én duurzaam is, vanuit een interdisciplinaire samenwerking. Dit kan onder meer middels digitale toepassingen;

    • d.

      het op een originele manier verbinden van de betekenis van het verleden aan de actualiteit; en/of

    • e.

      een voorbeeldwerking ten aanzien van vergroting van publieksbereik.

  • 6.

    Het project dient na inwerkingtreding van deze regeling te starten.

  • 7.

    Er dient, zowel inhoudelijk als financieel, een duidelijk perspectief op continuïteit van het project te bestaan na afronding van (de looptijd van) het project, tenzij het door Gedeputeerde Staten wordt beoordeeld als een ‘pilotproject’.

  • 8.

    Subsidieaanvragers die van de Provincie Limburg een exploitatie- / structurele subsidie ontvangen en tevens voor een subsidie in aanmerking willen komen binnen deze regeling, dienen actief te participeren in de samenwerking rondom de inrichting van een provinciaal erfgoed servicepunt en digitaliseringsaanpak.

  • 9.

    In de projectvoorstellen dient zo mogelijk en waar relevant een verbinding gelegd te worden met hoofdstuk 6 Limburg in actie – programmadeel ‘Limburg Werkt Akkoord, actie 2.3 Herijkte aanpak Social Return On Investment (SROI) van de Sociale Agenda Limburg 2025

    (www.socialeagendalimburg.nl).

Artikel 5 Specifieke subsidiecriteria

Om voor een subsidie in aanmerking te komen, dient de subsidieaanvraag te voldoen aan minimaal twee van de drie volgende specifieke criteria.

  • 1.

    Het project dient opgepakt te worden vanuit samenwerking.

    De aanvrager dient samen te werken met één of meerdere andere regionale en/of euregionale erfgoedorganisaties en/of vrijwilligersgroepen en/of meerdere organisaties uit andere sectoren.

  • 2.

    Het project dient een duurzaam effect te hebben, tenzij het door Gedeputeerde Staten wordt beoordeeld als een ‘pilotproject’.

    De activiteiten dienen bij te dragen aan de ontwikkeling van een blijvende verandering in aanpak en werkwijze van immaterieel-erfgoedtradities en erfgoedgemeenschappen. De effecten van het project dienen na afloop nog voelbaar te zijn.

  • 3.

    Het project moet gericht zijn op of aantoonbaar leiden tot meer actieve betrokkenheid en deelname van jongeren en/of vrijwilligers op het gebied van immaterieel erfgoed.

Artikel 6 Verplichting subsidieontvanger

Het project/De activiteit moet starten binnen 1 jaar na subsidieverstrekking en uiterlijk 31 december 2019.

Artikel 7 Afwijzingsgronden

In aanvulling op artikel 17 van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v., wordt de subsidieaanvraag afgewezen, indien:

  • a.

    het project niet aansluit bij de doelstelling van deze nadere subsidieregels zoals gesteld in artikel 2;

  • b.

    de aanvraag niet is ingediend door de aanvrager zoals gesteld in artikel 3, eerste of tweede lid;

  • c.

    de subsidieaanvraag uitsluitend betrekking heeft op de totstandkoming van een schriftelijke publicatie, cd’s, beeldend kunstwerk, film, app, en/of bouw, onderhoud en hosting van een website;

  • d.

    niet wordt voldaan aan alle algemene criteria in artikel 4;

  • e.

    niet wordt voldaan aan minimaal twee van de specifieke criteria zoals gesteld in artikel 5;

  • f.

    voor eenzelfde terugkerend project/activiteit reeds eerder door de Provincie subsidie is verstrekt;

  • g.

    de Provincie Limburg dezelfde activiteit/hetzelfde project al op een andere wijze subsidieert en/of financiert, met uitzondering van bijdragen van het Prins Bernhard Cultuurfonds Limburg en/of het Cultuurparticipatiefonds Limburg. Bijdragen ontvangen van het Huis voor de Kunsten Limburg, in het kader van de Motie Volkscultuur of in de vorm van een projectbijdrage, worden wel beschouwd als subsidiëring/financiering door de Provincie Limburg;

  • h.

    het een project betreft van een meerjarig door de Provincie Limburg regulier gesubsidieerde organisatie en de betreffende projectactiviteiten tot de kerntaken van de organisatie behoren en zijn opgenomen in het werkplan over enig jaar;

  • i.

    het te verstrekken subsidiebedrag minder dan € 1.000,00 bedraagt;

  • j.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op activiteiten die gericht zijn op de continuïteit van een onderneming/instelling; en/of

  • k.

    de subsidieaanvraag is ontvangen buiten de periode en specifieke termijnen zoals vermeld in artikel 12.

Hoofdstuk 3 Financiële aspecten

Artikel 8 Subsidieplafond

Artikel 9 Subsidiebedrag

  • 1.

    Het maximaal te verstrekken subsidiebedrag bedraagt € 50.000,00 per project/activiteit.

  • 2.

    Subsidies kleiner dan € 1.000,00 worden niet verstrekt.

  • 3.

    Het te verstrekken subsidiebedrag bedraagt niet meer dan 35% van de totale subsidiabele projectkosten.

  • 4.

    Bij de bepaling van het subsidiebedrag houden Gedeputeerde Staten rekening met: de mate waarin het project een bijdrage levert aan de invulling van het provinciaal beleid, de mate van eigen (financiële) verantwoordelijkheid van de aanvrager en de mate waarin medefinanciering door derden plaatsvindt.

Artikel 10 Niet-subsidiabele kosten

Aanvullend op artikel 15 van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. zijn de volgende kosten niet-subsidiabel:

  • a.

    de aanschaf van materiaal dat niet rechtstreeks gerelateerd kan worden aan het project/activiteit;

  • b.

    reis- en verblijfkosten;

  • c.

    onvoorziene uitgaven (post onvoorzien);

  • d.

    consumptieve kosten (drank, eten, en dergelijke);

  • e.

    reprise, herdruk of heruitgave.

Hoofdstuk 4 Aanvraagprocedure

Artikel 11 Indienen aanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van het standaard aanvraagformulier dat geplaatst is op de website van de Provincie Limburg: www.limburg.nl/Subsidies>actuelesubsidieregelingen.

  • 2.

    De aanvraag dient een volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaardaanvraagformulier te bevatten en te zijn voorzien van alle bijlagen zoals aangegeven in het formulier en dient te worden verzonden naar het op het formulier aangegeven adres (Gedeputeerde Staten van Limburg, Cluster Subsidies, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht).

  • 3.

    De volgende bijlagen dienen in ieder geval aan het aanvraagformulier te worden toegevoegd:

    • a.

      SMART-geformuleerd projectplan waarin inzicht wordt gegeven op welke wijze wordt voldaan aan de subsidiecriteria;

    • b.

      sluitende en gespecificeerde begroting conform format begroting projectsubsidies Provincie Limburg.

Artikel 12 Termijn voor indienen aanvraag

  • 1.

    De subsidieaanvraag kan vanaf inwerkingtreding van deze regeling worden ingediend en dient ten minste 12 weken voor de aanvang van het project/de activiteiten en uiterlijk 30 september 2019 te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Voor projecten die starten in februari, maart, april, mei en juni 2017 geldt de 12 weken termijn zoals gesteld in het eerste lid niet, maar de aanvraag dient wél vóór aanvang van het project, respectievelijk de activiteiten, te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Voor de datum van ontvangst is de datum van de ontvangststempel van de Provincie Limburg bepalend.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Artikel 14 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel

  • 1.

    Deze Nadere subsidieregels treden in werking met ingang van de dag na de dag van publicatie in het Provinciaal Blad.

  • 2.

    Deze Nadere subsidieregels vervallen met ingang van 1 januari 2020, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op subsidieaanvragen die vóór die datum zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten en subsidiebesluiten die vóór die datum zijn genomen, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Nadere subsidieregels Erfgoedinnovatie 2017 – 2019’.

     

Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten, gehouden op 21 februari 2017.

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

secretaris

dhr. mr. A.C.J.M. de Kroon

Toelichting bij de ‘Nadere subsidieregels Erfgoedinnovatie 2017 – 2019’

Algemeen

Het beleidskader met uitvoeringsprogramma Immaterieel erfgoed 2016 t/m 2019 ‘Toekomst voor erfgoed!’ is op 8 juli 2016 door Provinciale Staten van Limburg vastgesteld. Dit beleidskader vormt samen met het beleidskader monumenten 2016 – 2019 ‘MoNument in beweging’ en het richtinggevende archeologiekader 2016 – 2019 ‘Archeologie in de Etalage!’ het Erfgoed-drieluik voor de komende jaren. De ambities in deze drie documenten komen op hoofdlijnen overeen: grotere zichtbaarheid en toegankelijkheid, beter publieksbereik, meer samenhang en maatschappelijke impact, vanuit een kostenefficiënte benadering. Het beleven, behouden en vermarkten van ons (immaterieel) erfgoed staat centraal in dit beleidskader met uitvoeringsprogramma.

Artikel 2 Doelstelling/doel van de regeling

Deze erfgoed innovatieregeling is een tijdelijke stimuleringsregeling voor de duur van bijna 3 jaren. De regeling biedt (erfgoed)organisaties en zzp’ers de mogelijkheid te werken aan innovatieve vormen van samenwerking en innovatieve werkwijzen. Ook is er ruimte voor projecten/initiatieven met een experimenteel karakter, waarbij in redelijkheid niet vooraf kan worden vastgesteld of continuering haalbaar is. Deze projecten kunnen worden aangemerkt als pilotprojecten. Dit is ter beoordeling van Gedeputeerde Staten. De regeling is niet bedoeld voor subsidiëring van projecten/activiteiten van meerjarig door de Provincie Limburg regulier gesubsidieerde organisaties en die behoren tot de kerntaken van de betreffende organisatie en opgenomen zijn in het werkplan over enig jaar.

Artikel 4, eerste lid

Immaterieel erfgoed en nieuwe verbindingen:

  • 1.

    immaterieel erfgoed en maatschappelijke vraagstukken.

    Hiermee worden projecten bedoeld die een verbinding leggen tussen immaterieel erfgoed en maatschappelijke vraagstukken zoals krimpregio’s, werkloosheid, immigratie, stedelijke en/of gebiedsontwikkeling, integratie, sociale cohesie, etc.

  • 2.

    immaterieel erfgoed en een nieuwe doelgroep.

    Veel erfgoedgemeenschappen willen hun traditie graag doorgeven, maar hebben moeite met het vinden van nieuwe beoefenaars. Ze willen hun erfgoed toekomstbestendig maken. We stimuleren bijzondere initiatieven die een langdurige relatie opzetten met één of meerdere nieuwe doelgroepen, zoals migranten, jongeren, nieuwe vrijwilligers.

  • 3.

    immaterieel erfgoed en materieel erfgoed.

    Materieel erfgoed en immaterieel erfgoed zijn vaak onlosmakelijk met elkaar verbonden. Om materieel erfgoed te behouden, is het van belang ook het immaterieel erfgoed in leven te houden. Het levend houden van het immaterieel erfgoed staat centraal in deze regeling.

Naar boven