Besluit van de Programmamanager Land- en Tuinbouw namens Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende vaststelling openstellingsbesluit “Samenwerking voor innovaties op lokaal niveau – korte voorzieningsketens (POP3 oktober 2017)” met daarbij behorende nadere regels

Bekendmaking van het besluit van 3 oktober 2017 – zaaknummer 2017-013284 tot vaststelling van een openstellingsbesluit en nadere regels.

 

G EDEPUTEERDE STATEN

 

Gelet op artikel 1.3 en hoofdstuk 2 paragraaf 7 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland,

 

BESLUITEN

 

  • I

    Open te stellen: hoofdstuk 2 paragraaf 7 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland (hierna: de Verordening): Samenwerking voor innovaties als invulling van artikel 1.3, lid 1 van de Verordening.

     

  • II

    Dat aanvragen kunnen worden ingediend van 30 oktober 2017 tot en met 11 december 2017.

     

  • III

    Het subsidieplafond vast te stellen op € 810.000,- waarvan € 405.000,- bestaat uit middelen uit ELFPO en € 405.000,- uit provinciale middelen.

     

  • IV

    Op grond van artikel 1.15 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland vindt verdeling van de middelen plaats door middel van een rangschikking van de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen.

     

  • V

    De volgende nadere regels vast te stellen:

     

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder

  • a.

    korte voorzieningsketen: handel in en voortbrenging van landbouwproducten waarbij sprake is van een beperkt aantal deelnemers in de keten producent-verwerker-consument waarbij gestreefd wordt naar samenwerking, plaatselijke economische ontwikkeling en nauwe geografische en sociale betrekkingen tussen producenten, verwerkers en consumenten.

  • b.

    streekproducent: een landbouwer die voedsel produceert in een korte voorzieningsketen.

  • c.

    Verordening: Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.7.1 lid 1 van de Verordening kan subsidie uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten genoemd voor:

    • a.

      de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband; en

    • b.

      gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie van korte voorzieningsketens.

  • 2.

    In afwijking van artikel 2.7.1 lid 2 van de Verordening zijn de activiteiten gericht op het praktijkrijp maken van kennis en innovatie evenals een of meerdere van de thema’s:

    • a. verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b. beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • c. maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • g. behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 3 Samenwerkingsverband

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2.7.2 van de Verordening dient het samenwerkingsverband te zijn samengesteld uit tenminste twee partijen waaronder een gemeente en een streekproducent. Artikel 1.6 van de Verordening is verder onverkort van toepassing.

Artikel 4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers van het samenwerkingsverband of de initiatiefnemer van het samenwerkingsverband in wording. De deelnemers wijzen één penvoerder aan die tevens eindverantwoordelijk is voor de financiële afhandeling van het project.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7.6 lid 1 en 2 van de Verordening wordt subsidie verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    personeelskosten;

  • b.

    kosten voor het werven van deelnemers en het schrijven van een projectplan;

  • c.

    kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs.

Artikel 6 Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De subsidie voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.7.1 lid 1 onderdeel a van de Verordening bedraagt per aanvraag maximaal:

    • a.

      € 35.000,- indien de aanvraag 1 gemeente omvat;

    • b.

      € 50.000,- indien de aanvraag 2 gemeenten omvat;

    • c.

      € 60.000,- indien de aanvraag 3 gemeenten omvat;

    • d.

      € 65.000,- indien de aanvraag 4 of meer gemeenten omvat.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in lid 2 wordt niet verleend indien de subsidie minder bedraagt dan € 20.000,--

  • 4.

    De subsidie voor het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie als bedoeld in artikel 2.7.1 lid 1 onderdeel b van de Verordening bedraagt per aanvraag maximaal:

    • a.

      € 70.000,- indien de aanvraag 1 gemeente omvat;

    • b.

      € 100.000,- indien de aanvraag 2 gemeenten omvat;

    • c.

      € 120.000,- indien de aanvraag 3 gemeenten omvat;

    • d.

      € 130.000,- indien de aanvraag 4 of meer gemeenten omvat.

  • 5.

    Subsidie als bedoeld in lid 4 wordt niet verleend indien de subsidie minder bedraagt dan € 35.000,--

  • 6.

    Indien een aanvraag zich richt op zowel de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband als het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie van korte voorzieningsketens, zal de aanvraag behandeld worden als ware het een aanvraag voor het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie van korte voorzieningsketens als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder b van deze nadere regels.

Artikel 7 Selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking van subsidieaanvragen de volgende selectiecriteria:

    • a.

      kosteneffectiviteit;

    • b.

      kans op succes;

    • c.

      mate van effectiviteit van de activiteit;

    • d.

      mate van innovativiteit.

Artikel 8 Scoringspunten

Als uitwerking van artikel 1.3 lid 4 van de Verordening stellen Gedeputeerde Staten het volgende vast:

  • 1.

    Voor ieder selectiecriterium worden 0 t/m 4 punten toegekend;

  • 2.

    Voor de beoordeling van de selectiecriteria worden de volgende wegingsfactoren gehanteerd:

    • a.

      wegingsfactor 2 voor kosteneffectiviteit;

    • b.

      wegingsfactor 2 voor kans op succes;

    • c.

      wegingsfactor 2 voor mate van effectiviteit van de activiteit;

    • d.

      wegingsfactor 2 voor mate van innovativiteit.

  • 3.

    Het minimum aantal punten om voor subsidie in aanmerking te komen bedraagt 18, zijnde 55% van het maximaal te behalen punten (32);

  • 4.

    Toekenning van de scoringspunten gebeurt als volgt:

     

    • a.

      Kosteneffectiviteit

      kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstellingen zoals beschreven in de openstelling worden behaald. Hierbij wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

       

      • Hoogte kosten versus redelijkheid van kosten

      • Relevantie van de kosten

      • Efficiënt gebruik van kennis en arbeid

    •  

      De toekenning van de punten is als volgt:

      1 punt wordt behaald indien de kosteneffectiviteit gelet op genoemde aspecten onvoldoende is;

      2 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit gelet op genoemde aspecten gemiddeld is;

      3 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit gelet op genoemde aspecten goed is

      4 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit gelet op genoemde aspecten zeer goed is.

       

    • b.

      kans op succes

      In deze fase wordt de “kans op succes” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het innovatie-idee uit te werken. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Bij dit criterium wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

      • Kwaliteit van het projectplan

      • Blijk van oriëntatie op haalbaarheid en voor handen zijnde kennis

      • Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel

      • Kwaliteit in relatie tot breedte samenstelling, kennisniveau en werkafspraken samenwerkingsverband

    •  

      De toekenning van de punten is als volgt:

      1 punt wordt behaald indien de kans op succes gelet op genoemde aspecten onvoldoende is.

      2 punten worden behaald indien de kans op succes gelet op genoemde aspecten gemiddeld is.;

      3 punten worden behaald indien de kans op succes gelet op genoemde aspecten goed is.;

      4 punten worden behaald indien de kans op succes gelet op genoemde aspecten zeer goed is.

       

    • c.

      mate van effectiviteit van de activiteit

      Dit criterium weegt de meerwaarde van het project voor het verkorten van de voorzieningsketens.

      In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

      • De mate waarin een samenwerkingsverband de voedselketen (streekproducent, verwerking en consument) verkort.

      • Of het merendeel van de streekproducenten binnen de gemeentegrenzen van de betrokken gemeenten, actief deelnemen aan de samenwerking.

      • De mate waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband bijdragen aan het vergroten van de afzet van streekproducten.

      • Mate waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband kunnen worden voorgezet na afloop van de subsidie.

      • Bijdrage van het project aan duurzame nieuwe samenwerkingsverbanden – heeft het project voorbeeldwerking, levert het ervaringen op waarmee andere groepen hun voordeel kunnen doen.

    •  

      De toekenning van de punten is als volgt:

      1 punt wordt behaald als de activiteit in onvoldoende mate bijdraagt aan de genoemde aspecten.

      2 punten worden behaald indien de bijdrage aan de genoemde aspecten voldoende/gemiddeld is.

      3 punten worden behaald indien de bijdrage aan de genoemde aspecten goed is.

      4 punten worden behaald indien de bijdrage aan de genoemde aspecten zeer goed is.

       

    • d.

      mate van innovativiteit

      Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden / verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend. Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking / de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat de innovatie te weeg kan brengen. In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

      • Grensverleggend karakter van het innovatie – idee (product, procedé, techniek, concept, aanpak)

      • Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”, dat wil zeggen inzet op beoogde transitie van benadering kostenreductie en/of verhoogde volumes naar benadering meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering / productie en/of sector overstijgende toepassing (cross-over)

      • Innovatieve waarde van het samenwerkingsverband – in hoeverre ontstaat er een nieuwe ketensamenwerking of cross-over samenwerking

    •  

      De toekenning van de punten is als volgt:

      1 punt wordt toegekend indien de score op genoemde aspecten gering is

      2 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten voldoende is.

      3 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten goed is.

      4 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten zeer goed is.

  • 5.

    Indien na toepassing van lid 1 tot en met lid 4 blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidiedeelplafond te boven gaan, worden de gerangschikte aanvragen behandeld op volgorde van het puntenaantal beginnend bij de aanvraag met de meeste punten.

  • 6.

    Indien toepassing van lid 1 tot en met lid 5 ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen en het subsidieplafond te boven gaan, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het puntenaantal van het selectiecriterium voor effectiviteit van de activiteit. Indien dit puntenaantal ook gelijk is, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door de hoogte van de gevraagde subsidie, waarbij aanvragen met een lagere subsidiabele kosten als eerste worden behandeld.

Artikel 9 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Openstellingsbesluit Korte Voorzieningsketens POP3 oktober 2017.

 

  • V.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

dhr. A. Thijssen  

Toelichting  

1. Kader

De provincie wenst het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende landbouw noodzakelijk. Economisch gezond maar tegelijk ook de opgave om te verduurzamen met aspecten als milieu, dierwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid, en klimaat.

In het coalitieakkoord “Ruimte voor Gelderland” is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw.

 

Een van de instrumenten om innovaties in de land- en tuinbouw te ondersteunen is het derde Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3).

 

De maatschappij verandert voortdurend en dat is ook te zien aan onze voedselvoorziening. We gaan bewuster om met de productie, verwerking, afzet en consumptie van voedsel. Meer mensen zien graag producten op tafel die op een eerlijke manier geteeld en verwerkt zijn. Dat betekent onder andere minder schakels in de voedselproductie (local for local).

 

De provincie ziet korte voorzieningsketens als een bijzondere agrarische keten, als een bedrijfsgroep met een voorbeeldfunctie. Deze groep levert een belangrijke bijdrage aan de eisen die de maatschappij in toenemende mate stelt aan de productie, verwerking en afzet van voedsel. Met de inzet van POP3 stimuleert de provincie innovaties in deze bedrijfsgroep.

 

Korte voorzieningsketens betreft lokale initiatieven waarbij de knelpunten en oplossingen veelal een lokaal karakter hebben. Het stimuleren van innovaties voor korte voorzieningsketens past dan ook het beste op het lokale niveau. De provincie ondersteunt lokale partijen inclusief gemeenten in hun rol :

  • 1.

    via het Gelders Kennisnetwerk Voedsel worden bijeenkomsten georganiseerd voor vertegenwoordigers van Gelderse gemeenten;

  • 2.

    de provincie heeft een consulent aangesteld; met betrekking tot lokale (voedsel)initiatieven levert de consulent advies op maat aan gemeenten;

  • 3.

    de provincie verleent subsidie voor de oprichting van een ‘samenwerkingsverband korte voorzieningsketens’ waarbij de gemeente een rol heeft.

  • 4.

    de provincie verleent subsidie voor het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie van korte voorzieningsketens; dit projectplan kan de basis vormen voor de ontwikkeling van een innovatief concept;

  • 5.

    de provincie verleent subsidie voor de (door)ontwikkeling van innovatieve concepten die betrekking hebben op korte voorzieningsketens. Hiervoor stelt de provincie aparte openstellingsbesluiten vast;

  • 6.

    Via de ‘regeling samenwerking voor innovaties op lokaal niveau 2017’ wordt subsidie gegeven voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband of voor het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

  

2. Artikelsgewijze toelichting

 

Toelichting bij artikel 1: definities

De provincie ziet korte voorzieningsketens als een innovatieve bedrijfsgroep met een voorbeeldfunctie voor een meer duurzame land- en tuinbouw. Duurzaamheid is een breed begrip. Het komt er op neer dat in een duurzame wereld mens (people), milieu (planet) en economie (profit) met elkaar in evenwicht zijn. De aarde kan het totaal van onze consumptie dragen, ook op langere termijn.

 

Toelichting bij artikel 2: subsidiabele activiteiten

De subsidiabel gestelde activiteiten maken onderdeel uit van een samenhangend pakket aan

maatregelen waarmee de provincie Gelderland innovaties op lokaal niveau stimuleert. Kosten voor de daadwerkelijk uitvoering van een innovatieproject (conform artikel 2.7.1 lid c van de Verordening) zijn niet subsidiabel bij deze openstelling. Hiervoor stelt de provincie aparte openstellingbesluiten vast.

 

Toelichting bij artikel 3: samenwerkingsverband

Een samenwerkingsverband dient uit tenminste twee partijen te bestaan: een gemeente en een

streekproducent, bij voorkeur aangevuld met nog meer streekproducenten, verwerker(s), distributeur(s) en/of horecaondernemer(s). Deze partijen wisselen kennis uit, en combineren die kennis.

 

Toelichting bij artikel 4: aanvrager

De koers van de provincie Gelderland met betrekking tot het stimuleren van innovaties in de land- en

tuinbouw houdt onder andere in dat de provincie het samenwerken en verbinden van lokale initiatieven met betrekking tot voedsel een rol vindt die het beste op lokaal niveau kan worden opgepakt. De provincie vindt dat gemeenten een rol hebben in het verbinden van lokale partijen. De provincie ondersteund gemeenten in deze rol. De deelnemers van het samenwerkingsverband zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle verplichtingen die uit de verlening voortvloeien (zie artikel 1.6 van de Verordening).

 

Toelichting bij artikel 5: subsidiabele kosten

De subsidie wordt toegekend aan een projectmatig samenwerkingsverband (in wording). De kosten voor inzet van menskracht voor (de oprichting van) het samenwerkingsverband zijn subsidiabel. Voor een persoon in loondienst is artikel 1.9 van de Verordening POP3 van toepassing: de werkgever berekend de personeelskosten volgens de methode als beschreven in artikel 1.9 van de Verordening POP3. Personeelskosten zijn 100% subsidiabel.

Reiskosten en communicatiekosten zijn subsidiabel mits deze worden gemaakt voor het werven van deelnemers of het schrijven van een projectplan.

 

Het samenwerkingsverband (in wording) kan gebruik maken van diensten van adviseurs, architecten en ingenieurs. Dit werkt via opdrachtverlening: de penvoerder kan namens het samenwerkingsverband (in wording) opdracht geven op basis van een offerte. De kosten zijn 100% subsidiabel.

 

Toelichting bij artikel 6: hoogte subsidie

In artikel 6 zijn maximale subsidiebedragen vastgesteld voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband (activiteit a) of het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie (activiteit b). Tevens is bepaald dat indien een aanvraag zich richt op zowel de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband (activiteit a) als het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie (activiteit b), de maximale subsidie voor het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie (activiteit b) van toepassing is.

 

Een samenwerkingsverband (in wording) kan gemeente overschrijdend werken. In dat geval worden meerdere gemeenten betrokken in het samenwerkingsverband. Als het samenwerkingsverband met meerdere gemeenten werkt, dan is een hoger bedrag subsidiabel.

 

Alle subsidiabele kosten (de kosten voor het werven van deelnemers en het schrijven van een projectplan, de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs en de personeelskosten) kennen een subsidiepercentage van 100%, omdat de kosten betrekking hebben op de oprichting van een projectmatige samenwerking en/of het gezamenlijk formuleren van een projectplan als bedoeld in artikel 2.7.8 lid 1 onder d. van de Verordening.

 

Om de administratieve lasten te beperken voor de provincie wordt een minimum van € 20.000,- respectievelijke € 35.000,- gehanteerd voor de subsidie per project.

 

Toelichting bij artikel 7: selectiecriteria

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dat wil zeggen dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Het project met het hoogste aantal punten staat als hoogste in de ranglijst bij het verdelen van de middelen. Een ambtelijke commissie zal de subsidieaanvragen ranken op basis van de onder artikel 7 genoemde criteria. De ambtelijke commissie baseert zich hierbij alleen op hetgeen dat wordt aangeleverd.

 

Overigens zijn de selectiecriteria ten opzichte van de eerste openstelling aangepast c.q. binnen POP3 geharmoniseerd. Het Comité van Toezicht, dat een doeltreffende uitvoering van POP3 waarborgt, heeft bepaald dat voor deze subsidieregeling de volgende selectiecriteria gehanteerd moeten worden (Addenda bij Handboek selectie POP3 projecten, versie 14 oktober 2016):

  • -

    kosteneffectiviteit;

  • -

    kans op succes;

  • -

    mate van effectiviteit van de activiteit;

  • -

    mate van innovativiteit.

 

Toelichting bij artikel 8: scoringspunten

Landelijk is afgesproken dat het minimaal aantal punten 55% bedraagt van het maximaal aantal punten. Het maximaal aantal punten in deze regeling bedraagt 4x2+4x2+4x2+4x2 = 32. De drempel bedraagt minimaal 55% van het maximaal aantal punten, zijnde 0,55 x 32 = 17,6, afgerond 18 punten. Als een project minder dan 18 punten scoort zal de aanvraag negatief worden gerangschikt.

 

De beleidsdoelen voor samenwerking voor innovaties zijn vastgelegd in het ‘koersdocument stimulering innovaties in de land- en tuinbouw in Gelderland’ dat op 23 juni 2015 door Gedeputeerde Staten is vastgelegd. Een van de beleidsdoelen is het verbinden van lokale initiatieven. De provincie stimuleert dat het verbinden van lokale initiatieven op gemeentelijk niveau wordt opgepakt.

 

Kosteneffectiviteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 4. Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald. Bij dit criterium worden de genoemde aspecten in samenhang bekeken. Bij deze beoordeling wordt beoordeeld of de aanvraag onder meer antwoord geeft op de volgende vragen:

  • 1.

    Staat de begroting (uren en tarieven) in een reële verhouding tot de geplande prestatie? Hoe is dit aannemelijk gemaakt?

  • 2.

    Wordt de gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed?

  • 3.

    In hoeverre wordt bestaande kennis goed benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie?

 

Kans op succes

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2 met een maximaal te behalen score van 4. In deze fase wordt de “kans op succes” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het innovatie-idee uit te werken. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Bij dit criterium worden de genoemde aspecten in samenhang bekeken. Bij deze beoordeling wordt beoordeeld of de aanvraag onder meer antwoord geeft op de volgende vragen:

 

  • 1.

    Zijn de randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project?

  • 2.

    Geeft de groep er blijk van zich te hebben georiënteerd of te gaan oriënteren op bestaande kennis, aanbevelingen, best practices en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel?

  • 3.

    Heeft de groep de probleemstelling of kans die ten grondslag ligt aan de beoogde innovatie scherp voor ogen en kijken de aanvragers naar hoe de innovatie in praktijk gebracht kan worden?

  • 4.

    Past de samenstelling van de groep bij de ambitie?

 

Mate van effectiviteit van de activiteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2 met een maximaal te behalen score van 4. Dit criterium weegt de meerwaarde van het project voor het verkorten van de voedselketen (streekproducent, verwerking, retail en consument). Ook is het de vraag of het project een voorbeeldwerking heeft. En indien een samenwerkingsverband een goed beeld heeft van alle streekproducten in haar werkgebied, kan zij meer effect sorteren en of een grotere marktkracht bewerkstelligen. Of juist een onderbouwde focus aanbrengen en daarmee sterker opereren.

 

Het is belangrijk of in ieder geval de activiteiten van het samenwerkingsverband na afloop van de subsidie kunnen worden voortgezet. Indien duidelijk nagedacht en beschreven is wat de verwachtingen zijn ten aanzien van voorzetting van het project nadat de subsidie is afgelopen en hoe daar rekening mee wordt gehouden, wordt de voorgestelde activiteit effectiever. Ook willen we een beeld vormen van de mate waarin het project bijdraagt aan het vergoten van de afzet van streekproducten. Daarbij verlangen we niet een complete studie naar de marktsituatie maar wel een globaal en realistisch inzicht naar de groei van afzet(mogelijkheden) van streekproducten door het project.

 

Bij dit criterium is het vooral van belang dat er goed over is nagedacht, bewuste keuzes gemaakt worden, dat die beschreven zijn en daarmee voor de beoordeling inzichtelijk worden gemaakt.

 

Innovativiteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 4. Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden / verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend. Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking / de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat de innovatie te weeg kan brengen.

 

Naar boven