Derde wijzigingsregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant; functie;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 31 mei 2016 de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 15 december 2015 de Subsidieregeling amateurkunst Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de paragrafen Stimulering amateurkunstsector en Jeugdcultuurfonds in de aanbouwregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant wensen op te nemen;

 

Overwegende dat de andere paragrafen van de Subsidieregeling amateurkunst Noord-Brabant zijn uitgewerkt;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 het Uitvoeringsprogramma cultuur 2016- 2020Werk in Uitvoering hebben vastgesteld waarin als prestatie is opgenomen dat ten behoeve van een florerende amateurkunst in de provinciale amateurkunstorganisaties worden versterkt;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten dit nieuwe beleid ten aanzien van amateurkunst in de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant wensen op te nemen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

De subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Onder vernummering van § 3 Slotbepalingen tot § 6 Slotbepalingen en van de in die paragraaf geplaatste artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 tot 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, worden twee nieuwe paragrafen ingevoegd luidende:

 

Paragraaf 4 Amateurkunst

 

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie amateurkunst: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    amateurkunst: kunstbeoefening in de vrije tijd, buiten school en werk;

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

 

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op:

  • a.

    het verbeteren van de artistieke en organisatorische kwaliteit van de amateurkunst;

  • b.

    het vergroten van de amateurkunstparticipatie.

 

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor de activiteiten reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling.

 

Artikel 4.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten worden voor ten minste 50% uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een activiteitenoverzicht;

    • b.

      de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2017-2021;

    • c.

      de activiteiten hebben een regionale of provinciale reikwijdte;

    • d.

      de activiteiten richten zich, blijkend uit de statuten, op:

      • 1°.

        het verbeteren van de kwaliteit van de amateurkunst;

      • 2°.

        het vergroten van de participatiegraad binnen de amateurkunst;

    • e.

      de subsidieaanvrager kan reflecteren op het eigen functioneren, blijkend uit een visie over de periode 2013-2016;

    • f.

      de subsidieaanvrager heeft een organisatiestructuur bestaande uit een bestuur en artistieke leiding;

    • g.

      de activiteiten van de subsidieaanvrager sluiten aan bij de behoeften van de achterban, blijkend uit een korte beschouwing waarin wordt ingegaan op hoe de activiteiten van de subsidie daarin voorzien;

    • h.

      de subsidieaanvrager promoot haar activiteiten op bovenlokaal niveau;

    • i.

      aan de activiteiten ligt een activiteitenplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een beleidsplan voor de periode 2017-2021 bestaande uit de doelstellingen van de organisatie;

      • 2°.

        een omschrijving van de visie op talentontwikkeling of het vergroten van de amateurkunst;

      • 3°.

        de statuten;

      • 4°.

        een communicatieplan;

      • 5°.

        het curriculum vitae van de artistieke leiding;

      • 6°.

        een omschrijving van de visie op samenwerking met andere partijen en continuïteit over eigen functioneren;

      • 7°.

        een sluitende begroting over de kalenderjaren 2017-2020.

 

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten met betrekking tot de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    Voor de berekening van interne uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

 

Artikel 4.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 16 januari 2017 tot en met 16 februari 2017.

 

Artikel 4.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 4.8, vast op

€ 2.435.000.

 

Artikel 4.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 160.000 voor een periode van vier kalenderjaren.

 

Artikel 4.11 Verdeelcriteria

  • 1.

    Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 4.9, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan het Brabantse cultuursysteem, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • b.

      de mate waarin wordt samengewerkt met andere amateurkunstorganisaties, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • c.

      de mate waarin de subsidieaanvrager kan reflecteren op de eigen ontwikkeling, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • d.

      de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • e.

      de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • f.

      de mate waarin een samenhangende marketingstrategie en communicatiestrategie bijdraagt aan een optimaal deelnemers en publieksbereik, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • g.

      de mate van bestuurskracht, te waarderen met maximaal 15 punten.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

 

Artikel 4.12 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 voor advies over artikel 4.6 en artikel 4.11 voor aan de Adviescommissie amateurkunst.

 

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichting jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag te overleggen.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidies vanaf € 125.000 de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb, met een maximum van 10% van het totaal verleende subsidiebedrag bij vaststelling van de subsidie;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze aan Gedeputeerde Staten.

 

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidie tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      activiteitenverslag;

    • b.

      een overzicht van de communicatieactiviteiten die m.b.t. de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    Bij subsidie vanaf € 25.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      activiteitenverslag;

    • b.

      een overzicht van de communicatieactiviteiten met betrekking tot de gesubsidieerde activiteiten.

 

Artikel 4.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000:

    • a.

      verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv;

    • b.

      betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2.

    Bij subsidies vanaf € 25.000:

    • a.

      verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 90% van het verleende subsidiebedrag;

    • b.

      betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in vier jaarlijkse termijnen.

 

§ 5 Jeugdcultuurfonds Brabant

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Jeugdcultuurfonds Brabant: stichting, die zich als afdeling van het landelijke Jeugdcultuurfonds inzet om kinderen in de provincie Noord-Brabant te ondersteunen, die door het ontbreken van financiële middelen bij de ouders of verzorgers, geen lid kunnen worden van een amateurkunstvereniging of zich niet kunnen scholen in een bepaalde kunstdiscipline;

  • b.

    kansarm kind: kind dat leeft op het bestaansminimum zoals vastgesteld door het CBS.

 

Artikel 5.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten.

 

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op deelname van jeugd aan kunst en cultuurbeoefening.

 

Artikel 5.5 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      de aanvrager is aangesloten bij het Jeugdcultuurfonds Brabant;

    • c.

      het project creëert kansen voor de culturele ontwikkeling van kansarme kinderen van 4 tot en met 17 jaar die om financiële redenen:

      • 1°.

        geen lid kunnen worden van een amateurkunstvereniging, of;

      • 2°.

        geen lessen in een bepaalde kunstdiscipline kunnen volgen;

    • d.

      aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

        een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een berekening van het aantal kinderen, bedoeld onder c;

      • 3°.

        een sluitende begroting.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt indien het project is of mede is gericht op het volgen van lessen, voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

      de lessen worden gevolgd bij een zelfstandig gekwalificeerde docent of kunstvakdocent, of;

    • b.

      de lessen worden gevolgd binnen een kunstencentrum of een ander type organisatie die onderwijs verzorgt in een bepaalde kunstdiscipline.

 

Artikel 5.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor contributie van een amateurkunstvereniging;

  • b.

    lesgelden voor het volgen van lessen.

 

Artikel 5.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018.

 

Artikel 5.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4:

  • a.

    voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017, vast op € 75.000;

  • b.

    voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018, vast op € 75.000.

 

Artikel 5.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:

  • a.

    € 10.000 voor gemeenten met een aantal kinderen van 750 of meer als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, onder c;

  • b.

    € 7.500 voor gemeenten met een aantal kinderen tussen de 250 en 750 als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, onder c;

  • c.

    € 5.000 voor gemeenten met een aantal kinderen van maximaal 250 als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, onder c.

 

Artikel 5.10 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

 

Artikel 5.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger blijft ten minste twee jaar aangesloten bij het Jeugdcultuurfonds Brabant;

  • b.

    indien het project is gericht op het volgen van lessen als bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, worden deze gevolgd:

    • 1°.

      bij een zelfstandig gekwalificeerde docent of kunstvakdocent; of,

    • 2°.

      binnen een kunstencentrum of een ander type organisatie die onderwijs verzorgt in een bepaalde kunstdiscipline.

 

Artikel 5.12 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een inhoudelijk verslag van de activiteiten.

 

Artikel II Intrekking

De Subsidieregeling amateurkunst Noord-Brabant 2016 wordt ingetrokken.

 

Artikel III Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel IV Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Derde wijzigingsregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

 

’s-Hertogenbosch, 20 december 2016

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

mw. ir. A.M Burger

Toelichting behorende bij de Derde wijzigingsregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

 

Algemeen

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Met deze wijziging wordt beoogd het provinciale cultuursysteem van de amateurkunstbeoefening en de kunsteducatie te versterken door het ondersteunen van de amateurkunst, die zich richten op inhoudelijke vernieuwing en maatschappelijke verankering van de amateurkunst en door het stimuleren van gemeenten om zich aan te sluiten bij het Jeugdcultuurfonds Brabant, zodat ook voor jongeren in achterstandsituaties het meedoen aan cultuur mogelijk blijft.

 

Het doel is om door het verstrekken van subsidie maatschappelijk effecten te bereiken. Een maatschappelijk effect van kunstbeoefening is dat kunstbeoefening kan leiden tot ontwikkeling van talenten van de inwoners van de provincie Noord-Brabant. Daarnaast heeft kunstbeoefening een effect op de sociale cohesie in een gemeenschap. Immers, mensen komen bij elkaar en gaan gezamenlijk iets maken. Ook is kunstbeoefening een kweekvijver voor talent en kan het worden beschouwd als een proeftuin. Ideeën kunnen eerst worden uitgeprobeerd met vrijwilligers en bij succes doorontwikkeld worden naar professionele schaal. Voorts heeft kunstbeoefening een economisch effect omdat het leidt tot investeringen van individuen en organisaties in bijvoorbeeld zalen, materialen en scholing. Ten slotte verschaft kunstbeoefening werk aan kunstprofessionals. Die blijven daardoor in de provincie Noord-Brabant, waardoor het cultureel systeem van Brabant vitaal blijft.

 

De regeling richt zich op provinciaal opererende amateurkunstorganisaties, stimulering ontwikkeling kunstencentra en jeugdcultuurfonds.

 

§ 4 Amateurkunst (nieuw)

 

Brabant kent een grote en bloeiende amateurkunst en - cultuurbeoefening (AK). Ongeveer de helft van de Brabanders beoefent kunst en cultuur. Laagdrempelige voorzieningen voor amateurkunst als verenigingen en gezelschappen stellen mensen in staat om in hun directe omgeving cultureel actief te zijn. Dit draagt bij aan hun ontplooiing en creativiteit. Gezamenlijke cultuurbeoefening heeft grote waarde voor de sociale cohesie en leefbaarheid van Brabant. De beoefening van kunst en cultuur vindt in toenemende mate plaats op individuele basis en projectmatig. Beoefening in verenigingsverband neemt af.

Wij onderschrijven het belang van een vitaal amateurkunstklimaat niet alleen met het oog op de maatschappelijke ontwikkeling; ook een verdere artistieke ontwikkeling is daarbij belangrijk. Tegelijk constateren we dat veel vormen van amateurkunst zich beperken tot het lokale niveau en daardoor primair een gemeentelijke aangelegenheid zijn.

 

Onze ondersteuning richt zich op de functionele versterking van de amateurkunst op meerdere terreinen. Naast de creatieve en educatieve aspecten zijn ook talentontwikkeling en versterking van het sociale domein van belang.

 

Voor de provinciale amateurkunstgezelschappen creëren wij dezelfde randvoorwaarden als voor de professionele kunsten. Tot en met 2016 worden diverse gezelschappen met eenjarige subsidies ondersteund. Door in plaats daarvan meerjarige zekerheid te geven aan een beperkte groep gezelschappen met toegevoegde, artistieke waarde binnen ons cultuursysteem kunnen deze instellingen meerjarige verplichtingen voor bijvoorbeeld concerten of optredens aangaan.

 

Er is een veelheid aan organisaties of entiteiten op lokaal, provinciaal en landelijk niveau die een rol (kunnen) spelen bij een vitaal amateurkunstklimaat in Brabant. Wij ondersteunen de provinciale amateurkunstorganisaties die bijdragen aan een vitaal netwerk van (lokale) amateurkunstinstellingen

 

§ 5 Jeugdcultuurfonds (nieuw)

 

In het voorjaar van 2014 is het jeugdcultuurfonds Brabant opgericht. De doelstelling van het fonds is om kinderen te ondersteunen, die door het ontbreken van financiële middelen bij de ouders of verzorgers, geen lid kunnen worden van een amateurkunstvereniging of zich niet kunnen scholen in een bepaalde kunstdiscipline.

 

Het fonds is een afdeling van het landelijke jeugdcultuurfonds en is bedoeld voor gemeenten met minder dan 100.000 inwoners die geen eigen jeugdcultuurfonds kunnen oprichten. Gemeenten leggen een bedrag in voor de deelname van haar eigen inwoners en het fonds vult dat bedrag aan met extra middelen die zij door middel van fondsenwerving heeft verkregen. Aanvragen lopen via een netwerk van intermediairs (bijvoorbeeld leerkrachten en maatschappelijk werkers) uit de deelnemende gemeente.

 

De provincie Noord-Brabant wil stimuleren dat gemeenten zich aansluiten bij dit fonds en wil door middel van deze regeling het door gemeenten ingelegde bedrag verhogen door het verstrekken van een eenmalige subsidie. De hoogte van de subsidie is gebaseerd op het aantal kinderen in de doelgroep (dat wil zeggen het aantal kinderen dat leeft op het bestaansminimum zoals vastgesteld door het CBS).

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 4.5 weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.

 

Artikel 4.6

Eerste lid, onder c

Met reikwijdte wordt gedoeld op de plaats waar personen woonachtig zijn. De activiteiten dienen zowel amateurkunstbeoefenaars als bezoekers aan te trekken vanuit de regio of de provincie. Het volstaat niet als alle deelnemers uit een en dezelfde gemeente komen en alle bezoekers uit een en dezelfde gemeente komen.

 

Eerste lid, onder d

De subsidieaanvrager mag zelf bepalen of hij zich inzet voor het verbeteren van de kwaliteit van de amateurkunst of het vergroten van de participatiegraad binnen de amateurkunst. Hij mag er ook voor kiezen om zich op beide te richten.

 

Eerste lid, onder i

Het activiteitenplan is een plan dat inzicht geeft in welke doelen worden gerealiseerd via welke activiteiten met een bijbehorende planning.

 

Artikel 4.11

 

Eerste lid, onder a

Onder het Brabantse cultuur systeem wordt verstaan een verbondenheid van en tussen de culturele activiteiten die zich voordoen in Brabant. De mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan het Brabantse cultuursysteem wordt bepaald door de verbondenheid. Een belangrijk aspect daarvan is het aantal verschillende gemeentes waaruit de bezoekers van de activiteiten komen, maar ook de amateurkunstbeoefenaars. Daarnaast speelt ook de regionale functie van de locatie waar de activiteiten plaatsenvinden of de uitvoeringen gehouden worden mee.

 

Eerste lid, onder c

Hierbij wordt onder andere gekeken of de aanvrager ook kritisch kan zijn ten opzichte van de eigen bijdrage in het verbeteren van de kwaliteit van de amateurkunst of het vergroten van de participatiegraad binnen de amateurkunst.

 

Eerste lid, onder d

Bij het toetsen van de artistieke kwaliteit zijn zowel de beschrijving van de activiteiten, als de wijze waarop het werkproces is ingericht relevant.

Er wordt ingezoomd op de begrippen:

  • 1.

    Visie; artistiek-inhoudelijke visie van de instelling die zich vertaalt in een samenhangende programmering.

  • 2.

    Oorspronkelijkheid; de eigenheid en de herkenbaarheid van de projecten.

  • 3.

    Vakmanschap; de kennis, vaardigheden, ervaring en competenties van de betrokken makers en uitvoerenden.

  • 4.

    Zeggingskracht; de overdracht op het publiek. Zeggingskracht geeft aan in hoeverre een werk erin slaagt uitdrukking te geven aan een oorspronkelijk idee.

 

Eerste lid, onder e

Zakelijke professionaliteit bestaat naast financieel management ook uit organisatiekracht. Aspecten die een rol spelen zijn de mate waarin de begroting aansluit bij de inhoudelijke plannen, het ondernemerschap dat uit de aanvraag spreekt en in hoeverre de geprognosticeerde inkomsten en uitgaven realistisch zijn. Ook wordt gekeken naar de inrichting van de organisatie en hoe hierin een balans is gevonden tussen efficiency, flexibiliteit, ervaring en kennisontwikkeling.

 

Eerste lid, onder g

De mate van bestuurskracht hangt af van de bezetting van het bestuur. Een voltallig bestuur wordt daarbij hoger gewaardeerd. Een bestuur is voltallig als het bestaat uit een voorzitter, een penningmeester en een secretaris. Daarnaast wordt de bestuurskracht ook beïnvloedt door de taakverdeling van de leden van het bestuur.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

 

de secretaris

mw. ir. A.M Burger

Naar boven