Provincie Zeeland – Rectificatie Openstellingsbesluit Regeling uitvoering van LEADER projecten

Besluit van gedeputeerde staten van zeeland van 20 september 2016, kenmerk 16013674 tot openstelling van de Regeling uitvoering van LEADER projecten.

 

Gedeputeerde Staten van Zeeland,

Gelet op artikel 1.3 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014- 2020 (POP-3) Zeeland.

 

BESLUITEN

 

I.

 

Open te stellen: de ‘Regeling uitvoering LEADER projecten’ als nadere invulling op de algemene bepalingen zoals vastgesteld in Hoofdstuk 1 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014- 2020 (POP-3) Zeeland.

 

II.

 

Voor Lokale Actie Groep (LAG) Midden- en Noord Zeeland de aanvraagperiode voor het indienen van aanvragen vast te stellen van 17-10-2016 tot en met 31-12-2016;

Voor Lokale Actie Groep (LAG) Zeeuws Vlaanderen de aanvraagperiode voor het indienen van aanvragen vast te stellen van 17-10-2016 tot en met 31-12-2016;

 

III.

 

Het subsidieplafond voor de (LAG) Midden- en Noord Zeeland voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 300.000,- aan Europese ELFPO-middelen.

Het subsidieplafond voor de (LAG) Zeeuws Vlaanderen voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 300.000,- aan Europese ELFPO-middelen.

 

IV.

 

De ELFPO-middelen moeten met eenzelfde bedrag aan overheidsmiddelen aangevuld worden.

 

V.

 

De volgende regels voor de Lokale Aktie Groep Midden- en Noord Zeeland vast te stellen:

 

Artikel 1 subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van concrete acties die passen binnen de Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) van LEADER Midden- en Noord Zeeland:

Het gaat daarbij om de onderstaande doelen/thema's:

  • a.

    Levende landbouw;

  • b.

    Samenwerking in de vrijetijdseconomie;

  • c.

    Initiatiefkracht van burgers;

Artikel 2 aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    publieke rechtspersonen;

  • b.

    private rechtspersonen:

  • c.

    bedrijfsvormen zonder rechtspersoonlijkheid (met name eenmanszaken, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, maatschappen)

Artikel 3 subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.12 zijn de volgende kosten ter voorbereiding of uitvoering van projecten die passen binnen de LOS subsidiabel:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • c.

    de kosten van architecten en ingenieurs;

  • d.

    de kosten van externe adviseurs;

  • e.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • f.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • g.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • h.

    bijdragen in natura;

  • i.

    niet verrekenbare BTW;

  • j.

    personeelskosten;.

  • k.

    voorbereidingskosten

  • l.

    de kosten voor promotie en publiciteit;

Artikel 4 criteria

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient op moment van de subsidieverlening de subsidie per project minimaal € 40.000,- te bedragen.

  • 2.

    De maximale subsidie bedraagt € 300.000,-.

Artikel 5 hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 60% van de totale subsidiabele kosten waarvan;

    • a.

      50% te financieren vanuit Europese ELFPO-middelen;

    • b.

      50% cofinancieringsbijdrage vanuit een of meer overige overheden.

  • 2.

    Indien de aanvrager in het financieringsplan een subsidiebedrag aanvraagt dat lager is dan het bedrag dat verkregen wordt door de subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met het onder lid 1 genoemde percentage van de totale subsidiabele kosten, wordt dit gezien als het aangevraagde en maximaal te verlenen subsidiebedrag.

Artikel 6 weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 wordt subsidie geweigerd:

  • a.

    Indien voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt, behalve wanneer het de benodigde nationale cofinanciering betreft;

  • b.

    Indien het project niet past binnen een door gedeputeerde staten goedgekeurde LOS.

Artikel 7 bevoorschotting

Aanvragers dienen in aanvulling op artikel 1.23 derde lid bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen te overleggen.

 

Artikel 8 selectiecriteria

In afwijking van artikel 1.15 hanteren gedeputeerde staten, op basis van het advies van de LAG, voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:

  • 1.

    Draagt het initiatief voldoende bij aan de doelen (thema’s) van de LOS:

    • a.

      Levende landbouw;

    • b.

      Samenwerking in de vrijetijdseconomie;

    • c.

      Initiatiefkracht van burgers;

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER, hetgeen blijkt uit:

    • a.

      de bottom-up aanpak/draagvlak;

    • b.

      innovativiteit;

    • c.

      samenwerking /netwerk opbouw;

    • d.

      publiek private partnerschap;

    • e.

      integrale aanpak, Multi sectoraal;

    • f.

      overdraagbaarheid.

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt, hetgeen blijkt uit:

    • a.

      de organisatiebeschrijving;

    • b.

      doeltreffendheid van het project;

    • c.

      de expertise van de initiatiefnemer. het realisme van het tijdpad; zijn de vergunningen geregeld;

    • d.

      het zicht op continuïteit na afloop van de projectuitvoering;

    • e.

      is er openbare kennis over de betrouwbaarheid en/of kwaliteit van de aanvrager en/of partners;

    • f.

      motivatie van de aanvrager;

    • g.

      is er mogelijk sprake van een belangenverstrengeling;

    • h.

      ontwikkelt men met het project een nieuw verdienmodel?

    • i.

      is er een sluitende en transparante begroting en dekkingsplan, bankgarantie, ondernemersplan;

    • j.

      zijn toezeggingen cofinanciering bijgesloten;

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project hetgeen blijkt uit:

    • a.

      de balans tussen investeringen en de verwachte opbrengst in brede zin;

    • b.

      de meerwaarde die het project krijgt door gebruikmaking van de LEADER-subsidie;

    • c.

      is er zicht op continuïteit en draagkracht/verantwoordelijkheid voor een minimale periode van 5 jaar en verspreiding resultaten na de vaststelling van het project?

    • d.

      het zicht op de continuïteit na realisatie van het project.

Artikel 9 puntenmethodiek

Ter advisering aan gedeputeerde staten worden de projecten door de LAG beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 2.3.8, waarbij per criterium het volgend aantal punten wordt toegekend.

  • a.

    Het maximale aantal toe te kennen punten voor het criterium uit:

    artikel 8 lid 1 bedraagt 3 punten;

    artikel 8 lid 2 bedraagt 12 punten;

    artikel 8 lid 3 bedraagt 6 punten;

    artikel 8 lid 4 bedraagt 12 punten.

  • b.

    Het minimum aantal te behalen punten om voor subsidie in aanmerking te komen voor het criterium uit:

    artikel 8 lid 1 bedraagt 2 punten;

    artikel 8 lid 2 bedraagt 8 punten;

    artikel 8 lid 3 bedraagt 4 punten;

    artikel 8 lid 4 bedraagt 6 punten.

  • c.

    Projecten dienen minimaal 20 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

VI. Artikelsgewijze toelichting Midden- en Noord Zeeland

Subsidiabele activiteiten/doelen LOS (artikel 1)

Subsidie kan worden verstrekt aan een project of activiteit dat voldoet aan de uitgangspunten van de Lokale Ontwikkelings Strategie (LOS) Midden- en Noord Zeeland zoals vastgesteld door gedeputeerde staten van de provincie Zeeland in haar vergadering van 1 september 2015. Het project dient zich te richten op één of meer van de volgende thema’s:

  • a.

    Levende landbouw;

  • b.

    Samenwerking in de vrijetijdseconomie;

  • c.

    Initiatiefkracht van burgers;

 

Criteria en hoogte subsidie (artikel 4 en 5)

Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van € 40.000,- en maximaal € 300.000,-.

De subsidie bedraagt 60% van de totale subsidiabele kosten, bestaande uit EU-subsidie (30%) en een subsidie van provincie, gemeente of waterschap (30%). Van de aanvrager wordt verwacht dat 40% van de totale subsidiabele kosten door de aanvrager zelf wordt geïnvesteerd. Zie hiervoor tevens ‘subsidieberekening ’ bij de Algemene Toelichting Regeling uitvoering van LEADER projecten.

 

Selectiecriteria (artikel 8)

Met behulp van de selectiecriteria zoals opgenomen in de Lokale Ontwikkelingsstrategie onder Bijlage 4 wordt beoordeeld in hoeverre het project tegemoet komt aan de doelstellingen van het LEADER programma. Deze beoordeling vindt plaats met behulp van de volgende selectiecriteria:

  • 1.

    De mate waarin het project bijdraagt aan de doelen van de LOS. Een project kan bijdragen aan één of meerdere doelen. Het gaat hierbij om kwaliteit van de mate van bijdrage, niet om de kwantiteit (aantal doelen waaraan wordt bijgedragen). Deze doelen zijn:

    • a.

      Levende Landbouw;

      • Draagt het in voldoende mate bij aan de wens vanuit de agrarische sector om de verbinding tussen de maatschappij en agrarisch ondernemers te versterken?

      • worden er nieuwe samenwerkingsverbanden voor verbreding en verbinding met stedelingen, horeca en natuur en landschap tot stand gebracht?

      • wordt hiermee geanticipeerd op een toekomstig verdienvermogen van de agrarische sector wordt hiermee een (nieuwe) impuls gegeven aan de regionale economie?

    • b.

      Samenwerking in de vrijetijdseconomie;

      • Draagt het project bij tot het tot stand brengen van een gebiedseconomie ? Integrale benadering versus individuele ondernemers die ieder voor zich opereren.

      • Wordt hiermee de toeristisch recreatieve structuur versterkt?

      • Worden er middels (nieuwe) samenwerkingsverbanden mogelijkheden geschapen om voorzieningen voor toeristen en bewoners te integreren?

    • c.

      Initiatiefkracht van burgers;

      • Wordt hiermee de capaciteit voor lokale zelforganisatie op het vlak van leefbaarheid en duurzaamheid weer opgebouwd, vernieuwd en versterkt?

      • Is er sprake van een initiatief dat het eiland-schaal bereikt boven het niveau van een dorp.

      • Draagt het bij aan een duurzame versterking van het netwerk van bestaande organisaties zoals de Zeeuwse Vereniging van Kleine Kernen, het kader van sportverenigingen en kerken, ouderraden van scholen of van het brede netwerk van commerciële partijen?

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER (bottom-up, integraal, innovatief, samenwerkend, gebiedsgericht);

    • Hoe bottom-up is het project; is het draagvlak duidelijk aangetoond;

    • is het project vernieuwend/innovatief voor het gebied;

    • Is er sprake van samenwerking in het gebied en/of wordt er een netwerk opgebouwd;

    • Is er sprake van Publiek private partnerschap;

    • In hoeverre is het project integraal van opzet, bestrijkt het meerdere (sub)doelen

    • Is het project overdraagbaar. Het betreft inhoudelijke overdraagbaarheid, van kennis en ervaring.

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt;

    • a.

      De organisatiebeschrijving

      • Is er een heldere organisatiebeschrijving met duidelijke verantwoordelijkheden?

      • Zit het project logisch in elkaar: dragen activiteiten echt bij aan het beoogde doel

      • Heeft de aanvrager/organisatie voldoende expertise, netwerk?

      • Is het tijdpad realistisch?

      • Worden de verantwoordelijkheden beschreven in het projectplan?;

      • Zijn de vergunningen geregeld?

      • Is er zicht op en onderbouwing van continuïteit na afloop?

      • Is er openbare kennis over de betrouwbaarheid en/of kwaliteit van de aanvrager en/of partners (Goede of slechte ervaringen);

      • Wat is de motivatie van de aanvrager: vanuit het hart en gemeenschappelijk/gebiedsbelang of sec vanuit de beurs/eigen belang?;

      • Welke (schijn van) belangenverstrengeling tussen wie zou mee kunnen gaan spelen?

      • Hoe wordt de realisatie van de projectdoelen geborgd?

      • Wordt het project maatschappelijk verantwoord uitgevoerd?

    • b.

      Financieel

      • Is er een sluitende en transparante begroting en dekkingsplan, bankgarantie, ondernemersplan,

      • Zijn er toezeggingen cofinanciering bijgesloten;

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project.

    • Hoe ligt de balans tussen de investeringen en de verwachte opbrengst in brede zin?:

    • Zou het project zonder LEADER niet door kunnen gaan? Of een andere kwaliteit krijgen? Waar zit het ‘’plusje’

    • Is er zicht op continuïteit en draagkracht/verantwoordelijkheid voor een minimale periode van 5 jaar en verspreiding resultaten na de vaststelling van het project?

    • Levert het project een bijdrage aan de werkgelegenheid in de regio

VII.

 

De volgende regels voor de Lokale Aktie Groep Zeeuws-Vlaanderen vast te stellen

 

Artikel 10 subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van concrete acties die passen binnen de Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) Leader Zeeuws-Vlaanderen:

Het gaat daarbij om de onderstaande doelen/ thema's:

  • a.

    (Landbouw)Producten uit Zeeuws Vlaanderen;

  • b.

    Lerend Werken;

  • c.

    Zorg voor elkaar.

Artikel 11 aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    publieke rechtspersonen;

  • b.

    private rechtspersonen

  • c.

    bedrijfsvormen zonder rechtspersoonlijkheid (met name eenmanszaken, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, maatschappen).

Artikel 12 subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.12 zijn de volgende kosten ter voorbereiding of uitvoering van projecten die passen binnen de LOS subsidiabel:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • c.

    de kosten van architecten en ingenieurs;

  • d.

    de kosten van externe adviseurs;

  • e.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • f.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • g.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • h.

    bijdragen in natura;

  • i.

    niet verrekenbare BTW;

  • j.

    personeelskosten;

  • k.

    voorbereidingskosten

Artikel 13 criteria

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient op moment van de subsidieverlening de subsidie per project minimaal € 40.000,- te bedragen.

  • 2.

    De maximale subsidie bedraagt € 300.000,-

Artikel 14 hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 60% van de totale subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien de aanvrager in het financieringsplan een subsidiebedrag aanvraagt dat lager is dan het bedrag dat verkregen wordt door de subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met het onder lid 1 genoemde percentage van de totale subsidiabele kosten, wordt dit gezien als het aangevraagde en maximaal te verlenen subsidiebedrag.

Artikel 15 weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 wordt subsidie geweigerd:

  • 1.

    Indien voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt, behalve wanneer het de benodigde nationale cofinanciering betreft;

  • 2.

    indien het project niet past binnen de door gedeputeerde staten goedgekeurde LOS.

Artikel 16 bevoorschotting

Aanvragers dienen in aanvulling op artikel 1.23 derde lid bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen te overleggen.

 

Artikel 17 selectiecriteria

In afwijking van artikel 1.15 hanteren gedeputeerde staten, op basis van het advies van de LAG, voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:

  • 1.

    Draagt het initiatief voldoende bij aan de doelen (thema’s) van de LOS:

    • a.

      Levende landbouw;

    • b.

      Samenwerking in de vrijetijdseconomie;

    • c.

      Initiatiefkracht van burgers;

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER, hetgeen blijkt uit

    • a.

      de bottom-up aanpak/draagvlak;

    • b.

      innovativiteit;

    • c.

      samenwerking /netwerk opbouw

    • d.

      publiek private partnerschap;

    • e.

      integrale aanpak, multisectoraal;

    • f.

      overdraagbaarheid.

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt, hetgeenblijkt uit:

    • a.

      de organisatiebeschrijving;

    • b.

      doeltreffendheid van het project

    • c.

      de expertise van de initiatiefnemer;

    • d.

      het realisme van het tijdpad;

    • e.

      zijn de vergunningen geregeld

    • f.

      het zicht op continuïteit na afloop van de projectuitvoering;

    • g.

      is er openbare kennis over de betrouwbaarheid en/of kwaliteit van de aanvrager en/of partners

    • h.

      motivatie van de aanvrager

    • i.

      is er mogelijk sprake van een belangenverstrengeling

    • j.

      ontwikkelt men met het project een nieuw verdienmodel?

    • k.

      is er een sluitende en transparante begroting en dekkingsplan, bankgarantie, ondernemersplan;

    • l.

      zijn toezeggingen cofinanciering bijgesloten;;

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project hetgeen blijkt uit

    • a.

      de balans tussen investeringen en de verwachte opbrengst in brede zin;

    • b.

      de meerwaarde die het project krijgt door gebruikmaking van de LEADER-subsidie;

    • c.

      is er zicht op continuïteit en draagkracht/verantwoordelijkheid voor een minimale periode van 5 jaar en verspreiding resultaten na de vaststelling van het project?

    • d.

      het zicht op de continuïteit na realisatie van het project.

Artikel 18 puntenmethodiek

Ter advisering aan gedeputeerde staten worden de projecten door de LAG beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 2.3.8, waarbij per criterium het volgend aantal punten wordt toegekend.

  • a.

    Het maximale aantal toe te kennen punten voor het criterium uit:

    artikel 17 lid 1 bedraagt 3 punten;

    artikel 17 lid 2 bedraagt 12 punten;

    artikel 17 lid 3 bedraagt 6 punten;

    artikel 17 lid 4 bedraagt 12 punten.

  • b.

    Het minimum aantal te behalen punten om voor subsidie in aanmerking te komen voor het criterium uit:

    artikel 17 lid 1 bedraagt 2 punten;

    artikel 17 lid 2 bedraagt 8 punten;

    artikel 17 lid 3 bedraagt 4 punten;

    artikel 17 lid 4 bedraagt 6 punten.

  • c.

    Projecten dienen minimaal 20 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

 

Voor alle relevante informatie verwijzen wij naar de website https://www.europaloket.nl/pop3/.

 

VIII. Artikelsgewijze toelichting Zeeuws -Vlaanderen

Subsidiabele activiteiten/doelen LOS (artikel 10)

Subsidie kan worden verstrekt aan een project of activiteit dat voldoet aan de uitgangspunten van de Lokale Ontwikkelings Strategie (LOS) Zeeuws Vlaanderen zoals vastgesteld door gedeputeerde staten van de provincie Zeeland in haar vergadering van 1 september 2015. Het project dient zich te richten op één of meer van de volgende thema’s:

  • a.

    (Landbouw)Producten uit Zeeuws Vlaanderen;

  • b.

    Lerend Werken;

  • c.

    Zorg voor de streek.

Criteria en hoogte subsidie (artikel 13 en 14)

Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van € 40.000,- en de maximaal € 300.000,-.

De subsidie bedraagt 60% van de totale subsidiabele kosten, bestaande uit EU-subsidie (30%) en een subsidie van provincie, gemeente of waterschap (30%). Van de aanvrager wordt verwacht dat 40% van de totale subsidiabele kosten door de aanvrager zelf wordt geïnvesteerd. Zie hiervoor tevens ‘subsidieberekening’ bij de Algemene Toelichting Regeling uitvoering van LEADER projecten (zie voorbeeld).

 

Selectiecriteria (artikel 17)

Met behulp van de selectiecriteria zoals opgenomen in de Lokale Ontwikkelingsstrategie onder Bijlage 4 wordt beoordeeld in hoeverre het project tegemoet komt aan de doelstellingen van het LEADER programma. Deze beoordeling vindt plaats met behulp van de volgende selectiecriteria:

  • 1.

    De mate waarin het project bijdraagt aan de doelen van de LOS. Een project kan bijdragen aan één of meerdere doelen. Het gaat hierbij om kwaliteit van de mate van bijdrage, niet om de kwantiteit (aantal doelen waaraan wordt bijgedragen). Deze doelen zijn:

    • a.

      (Landbouw)Producten uit Zeeuws Vlaanderen;

      • Draagt het in voldoende mate bij aan de wens om grootschalige akkerbouw te combineren met de mogelijkheden van duurzaamheid, biodiversiteit, toegankelijkheid en zichtbaarheid voor de consument?

      • In hoeverre is hierbij sprake van het leggen van verbindingen tussen de kernkwaliteiten van de regio?

      • Worden hiermee nieuwe verdienmodellen ontwikkeld?

      • In hoeverre wordt hierbij samengewerkt tussen verschillende partijen in vraag en aanbod zoals voedselproductie, verwerking van producten, innovatieve activiteiten, horeca, consumenten en- of toeristen?

    • b.

      Lerend Werken;

      • In hoeverre worden hiermee nieuwe mogelijkheden geschapen voor jongeren in alle economische sectoren die in Zeeuws Vlaanderen actief zijn?

      • Worden hiermee de kansen op onderwijsgebied (optimaal) benut? Zijn er kansen op het scheppen van (nieuwe) inkomens voor jongeren in het gebied?

      • Worden hiermee stageplekken of werkervaringsplaatsen gecreëerd?

      • Is er in dit kader ook sprake van samenwerking met het onderwijs?

      • Is er sprake van vernieuwende technische en economische ontwikkelingen (innovatie) waardoor het onderwijs beter aansluit op de arbeidsmarkt?

    • l.

      Zorg voor de streek;

      • In hoeverre wordt hiermee de kwaliteit van en leven in kleine kernen versterkt?

      • In hoeverre wordt hiermee de zorg voor zorgbehoevenden in kleine kernen versterkt?

      • In hoeverre is hierbij sprake van nieuwe arrangementen, nieuwe verdienmodellen, slimme samenwerking, mobiliseren van vrijwilligers en het koppelen van jonge mensen aan senioren?

      • Wordt er in dit kader ook aandacht geschonken aan het herbestemmen en hergebruiken van gebouwen of anders en levensloopbestendig bouwen?

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER (bottom-up, integraal, innovatief, samenwerkend, gebiedsgericht);

    • Hoe bottom-up is het project; is het draagvlak duidelijk aangetoond;

    • is het project vernieuwend/innovatief voor het gebied;

    • Is er sprake van samenwerking in het gebied en/of wordt er een netwerk opgebouwd;

    • Is er sprake van Publiek private partnerschap;

    • In hoeverre is het project integraal van opzet, bestrijkt het meerdere (sub)doelen

    • Is het project overdraagbaar. Het betreft inhoudelijke overdraagbaarheid, van kennis en ervaring.

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt;

    • a.

      De organisatiebeschrijving

      • Is er een heldere organisatiebeschrijving met duidelijke verantwoordelijkheden?

      • Zit het project logisch in elkaar: dragen activiteiten echt bij aan het beoogde doel

      • Heeft de aanvrager/organisatie voldoende expertise, netwerk?

      • Is het tijdpad realistisch?

      • Worden de verantwoordelijkheden beschreven in het projectplan?;

      • Zijn de vergunningen geregeld?

      • Is er zicht op en onderbouwing van continuïteit na afloop?

      • Is er openbare kennis over de betrouwbaarheid en/of kwaliteit van de aanvrager en/of partners (Goede of slechte ervaringen);

      • Wat is de motivatie van de aanvrager: vanuit het hart en gemeenschappelijk/gebiedsbelang of sec vanuit de beurs/eigen belang?;

      • Welke (schijn van) belangenverstrengeling tussen wie zou mee kunnen gaan spelen?

      • Hoe wordt de realisatie van de projectdoelen geborgd?

      • Wordt het project maatschappelijk verantwoord uitgevoerd?

    • b.

      Financieel

      • Is er een sluitende en transparante begroting en dekkingsplan, bankgarantie, ondernemersplan,

      • zijn er toezeggingen cofinanciering bijgesloten;

  • 4.

    De organisatiebeschrijving

    • a.

      De organisatiebeschrijving

    • b.

      Is er een heldere organisatiebeschrijving met duidelijke verantwoordelijkheden?

    • c.

      Zit het project logisch in elkaar: dragen activiteiten echt bij aan het beoogde doel

    • d.

      Heeft de aanvrager/organisatie voldoende expertise, netwerk?

    • e.

      Is het tijdpad realistisch?

    • f.

      Worden de verantwoordelijkheden beschreven in het projectplan?;

    • g.

      Zijn de vergunningen geregeld?

    • h.

      Is er zicht op en onderbouwing van continuïteit na afloop?

    • i.

      Is er openbare kennis over de betrouwbaarheid en/of kwaliteit van de aanvrager en/of partners (Goede of slechte ervaringen);

    • j.

      Wat is de motivatie van de aanvrager: vanuit het hart en gemeenschappelijk/gebiedsbelang of sec vanuit de beurs/eigen belang?;

    • k.

      Welke (schijn van) belangenverstrengeling tussen wie zou mee kunnen gaan spelen?

    • l.

      Hoe wordt de realisatie van de projectdoelen geborgd?

    • m.

      Wordt het project maatschappelijk verantwoord uitgevoerd?

    • n.

      Financieel

      • Is er een sluitende en transparante begroting en dekkingsplan, bankgarantie, ondernemersplan,

      • zijn er toezeggingen cofinanciering bijgesloten;

  • 6.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project.

    • Hoe ligt de balans tussen de investeringen en de verwachte opbrengst in brede zin?:

    • Zou het project zonder LEADER niet door kunnen gaan? Of een andere kwaliteit krijgen? Waar zit het ‘’plusje’

    • Is er zicht op continuïteit en draagkracht/verantwoordelijkheid voor een minimale periode van 5 jaar en verspreiding resultaten na de vaststelling van het project?

    • Levert het project een bijdrage aan de werkgelegenheid in de regio

 

 

 

IX

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 20 september 2016.

 

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

 

Uitgegeven 4 november 2016

De secretaris, A.W. Smit

 

Algemene Toelichting Regeling uitvoering van LEADER projecten

 

Met de ‘Regeling uitvoering van LEADER projecten’ wordt ingezet op de plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER (artikelen 32 tot en met 35 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013 en artikelen 42 tot en met 44 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013),

 

Cofinanciering projecten

Een private aanvrager dient bij de aanvraag bewijsstukken te overleggen dat ook de verplichte aanvullende nationale overheidsfinanciering, van bijvoorbeeld gemeente of waterschap, ten behoeve van het project beschikbaar wordt gesteld (zie artikel 1.4).

 

Subsidiabiliteit van kosten

De LAG’s hanteren een uniforme lijst van subsidiabele kosten voor de ingediende aanvragen. Het gaat hierbij om de volgende kostensoorten:

(NB. Voor een toelichting op de kosten verwijzen wij u ook graag naar Hoofdstuk 1 en de toelichting op Hoofdstuk 1).

de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • Kosten van de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • Indien de bebouwde of onbebouwde gronden zijn gelegen in verwaarloosde gebieden of voormalige industriezones, zijn de kosten van de aankoop van de gronden subsidiabel tot maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten, indien dit in het openstellingsbesluit is bepaald.

  • Gedeputeerde staten kunnen in uitzonderlijke gevallen in een openstellingsbesluit een hoger percentage vaststellen voor de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden in het kader van activiteiten ten behoeve van milieubehoud. Indien de bebouwde of niet bebouwde gronden zijn gelegen in Natura 2000 gebieden of onderdeel uit maken van Kader Richtlijn Water opgaven buiten de EHS én in het concrete geval ontbreken redelijke alternatieven om de milieudoelen te behalen, kan het subsidiepercentage, mits onderbouwd in de toekenningsbeschikking, verhoogd worden tot 30% van de totale subsidiabele kosten.

de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

Bedrijfsmiddelen (o.a. machines, inventaris, computers, etc.) komen alleen voor subsidie in aanmerking als deze uitsluitend en blijvend worden gebruikt door de eindbegunstigde als onderdeel van de projectinvesteringen. Wanneer bedrijfsmiddelen langer dan de duur van het project kunnen worden gebruikt zijn de afschrijvingskosten van bedrijfsmiddelen voor de duur van het project subsidiabel.

De aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, met inbegrip van hardware zijn subsidiabel tot ten hoogte van de marktwaarde van het bedrijfsmiddel. Deze kosten mogen maximaal 5% van de totale projectkosten bedragen.

de kosten van architecten en ingenieurs;

Deze kosten zijn subsidiabel.

de kosten van externe adviseurs;

Deze kosten zijn subsidiabel. Hieronder vallen bijvoorbeeld kosten voor financiële of technische expertise en juridisch advies.

de kosten van haalbaarheidsstudies;

Zie: voorbereidingskosten.

de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

Deze kosten zijn subsidiabel.

de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

Deze kosten zijn subsidiabel.

bijdragen in natura ;

  • 1.

    Bijdragen in natura kunnen bestaan uit werken, goederen, diensten, grond en onroerend goed waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht.

  • 2.

    Bijdragen in natura zijn subsidiabel:

    • a.

      voor zover de te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de totale subsidiabele kosten in het project exclusief de bijdragen in natura;

    • b.

      indien de aan de bijdrage in natura toegekende waarde niet hoger is dan de waarde die gewoonlijk op de desbetreffende markt wordt aanvaard;

    • c.

      indien er een onafhankelijke beoordeling en verificatie van de waarde van de bijdragen in natura mogelijk is.

  • 3.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit de verstrekking van gronden of onroerende goederen is de bijdrage, in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, slechts subsidiabel indien de waarde is getaxeerd en gecertificeerd door een onafhankelijke gekwalificeerde deskundige of een hiertoe gemachtigde officiële instantie.

  • 4.

    Bijdrage in natura in de vorm van verstrekking van gronden is subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • 5.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit gronden of onroerende goederen kan een contante betaling worden gedaan met het oog op een huurovereenkomst voor een nominaal bedrag per jaar dat niet meer bedraagt dan € 1,-.

  • 6.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit onbetaalde arbeid is de bijdrage slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

  • 7.

    De waarde van onbetaalde eigen arbeid wordt gewaardeerd op € 35,- per uur. Deze bedragen worden niet uitgekeerd, maar gelden als eigen bijdrage in de financiering van het project.

  • 8.

    De waarde van onbetaalde arbeid van vrijwilligers wordt gewaardeerd op € 22,- per uur. Deze bedragen worden niet aan de vrijwilligers uitgekeerd, maar gelden als eigen bijdrage in de financiering van het project.

niet verrekenbare BTW;

Indien de BTW kan worden verrekend of gecompenseerd zijn deze kosten niet subsidiabel.

personeelskosten;

  • 1.

    Werkelijk gemaakte personeelskosten worden per uur berekend door het meest recente bruto jaarloon te delen door 1.720 uren op basis van een werkweek van 40 uur, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor de werkgeverslasten en een opslag van 15% voor de indirecte kosten.

  • 2.

    Indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend.

  • 3.

    Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar.

voorbereidingskosten;

Voorbereidingskosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien zij gemaakt zijn binnen eén jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

De voorbereidingskosten kunnen uitsluitend bestaan uit:

  • a.

    kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

  • b.

    kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

  • c.

    kosten van haalbaarheidsstudies;

  • d.

    personeelskosten of inbreng eigen arbeid, voor zover deze kosten betrekking hebben op werkzaamheden zoals bedoeld onder de leden a, b en c van dit artikel.

de kosten voor promotie en publiciteit;

Deze kosten zijn subsidiabel. Hieronder vallen ook de kosten voor een informatiebord of plaquette. Op de website www.europaloket.nl POP3 2014-2023 treft u hierover meer informatie aan, inclusief het format voor de plaquette. De kosten voor promotie en publiciteit dienen echter wel in redelijke verhouding te staan ten opzichte van het project.

 

Hoogte subsidie

Algemeen

De hoogte van het subsidiepercentage wordt door de LAG bepaald en door gedeputeerde staten opgenomen in het openstellingsbesluit. Deze percentages kunnen dan ook per LAG verschillen. Tevens is per LAG een minimum en maximum subsidiebedrag genoemd. Dit betekent dat subsidie niet wordt toegekend wanneer het aangevraagde subsidiebedrag lager ligt dan het in de regeling genoemde minimumbedrag. Bij aanvraag kan maximaal het in de regeling genoemde maximum subsidiebedrag worden aangevraagd. Wanneer bij vaststelling meer subsidiabele projectkosten worden gerealiseerd dan begroot, blijft het maximum subsidiebedrag conform het maximum subsidiebedrag weergegeven in de subsidieverleningsbeschikking.

De hoogte van de subsidie is samengesteld uit financiële bijdragen van meerdere overheden. De Europese Unie draagt 50% van de subsidie bij. De overige 50% dient te worden bijgedragen door een derde overheid. Aan de subsidie-aanvrager de taak ervoor zorg te dragen dat de bijdrage van deze overheid is gegarandeerd. Dit blijkt uit een bijgevoegde intentieverklaring tot bijdrage van de desbetreffende overheid bij de projectaanvraag.

Schematisch ziet de financiering van een project van € 80.000,- bij een gehanteerd subsidiepercentage van 60% er als volgt uit:

 

Subsidie 60%:

Bijdrage Europa € 24.000,-; Bijdrage derde overheid € 24.000,-;

 

Eigen bijdrage 40%

Bijdrage aanvrager € 32.000,-.

 

Financiering op basis van tekort

De mogelijkheid bestaat dat een aanvrager besluit slechts subsidie aan te vragen ter grootte van het financieringstekort van het project. De aanvrager van subsidie geeft in de aanvraag aan, in ieder geval in het financieringsplan, welk financieringstekort het project heeft en waarvoor de aanvrager subsidie aanvraagt. Wanneer dit tekort en daarmee het aangevraagde subsidiebedrag lager ligt dan kon worden aangevraagd op basis van het in de regeling genoemde percentage van de subsidiabele kosten, wordt dit tekort gezien als het aangevraagde en maximaal te verlenen subsidiebedrag. Dit houdt in dat, wanneer Gedeputeerde Staten besluit het project een subsidie te verlenen, hierin zal worden opgenomen dat het project een subsidie kan ontvangen van het percentage genoemd in de regeling tot een maximum van € x,-, waarbij ‘x’ het bedrag van het in de aanvraag aangegeven tekort is. Bijvoorbeeld ‘de subsidie wordt vastgesteld op 60% van de gerealiseerde subsidiabele kosten tot het maximum van € 40.000,-.

Beoordeling projectvoorstellen/selectiecriteria/puntenmethodiek

Na indiening van de projectvoorstellen bij de provincie Zeeland worden de stukken beoordeeld op volledigheid. (1e toets). Indien blijkt dat de tijdig ingediende aanvraag nog aanvullingen behoeft, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze aanvullingen binnen een bepaalde termijn toe te voegen.

Na afronding van deze beoordeling worden de projecten inhoudelijk getoetst. (2e toets). Hierbij wordt beoordeeld of de projecten passen in de kaders van het openstellingsbesluit.

De Europese Commissie verlangt dat slechts de betere projecten voor subsidie in aanmerking komen.(3e toets.) Hiervoor is het systeem van selectiecriteria in het leven geroepen. De LAG’s hebben in de desbetreffende Lokale Ontwikkelingsstrategieën hun selectiecriteria opgenomen. Aan de hand van deze, in het openstellingsbesluit overgenomen selectiecriteria, worden punten aan een project toegekend. Deze werkzaamheden zijn door Gedeputeerde Staten aan de Lokale Aktie Groep, in haar hoedanigheid van adviesorgaan van Gedeputeerde Staten, opgedragen. Tijdens een LAG-vergadering wordt aan de projectvoorstellen een bepaalde score toegekend. Uiteindelijk wordt hiermee de totaalscore van een project voorstel bepaald. De ranking speelt een belangrijke rol bij de toekenning van de subsidie. Het hoogst scorende project komt als eerste voor subsidie in aanmerking. De toekenning gaat in volgorde van ranking door tot eventueel het subsidieplafond wordt bereikt. Mocht het subsidieplafond voor die bewuste openstellingsperiode worden bereikt, komen projecten die lager scoren niet voor subsidie in aanmerking. Bij een gelijke score bepaalt de LAG op grond van argumenten de voorkeursvolgorde.

In het openstellingsbesluit is een bepaalde puntenmethodiek opgenomen. Deze methodiek houdt in dat per selectiecriterium een maximaal aantal punten kan worden behaald. Zoals reeds opgemerkt wordt de hoogte van deze puntenscore bepaald door de LAG. Tevens wordt per criterium een minimumscore gehanteerd. Dit betekent dat voor elk criterium een minimale score moet worden behaald om voor subsidie aan aanmerking te komen. Wordt bij één criterium niet aan deze eis voldaan, komt het project niet voor subsidie in aanmerking.

Om te garanderen dat ieder projectvoorstel aan een bepaalde minimumeis voldoet is in het openstellingsbesluit opgenomen dat als totaalscore een bepaald minimum aantal punten moet worden behaald.

Ook hier geldt dat, indien het minimum niet wordt behaald, het project niet voor subsidie in aanmerking komt.

 

Relatie selectiecriteria en puntenmethodiek LOS

De selectiecriteria en puntenmethodiek zoals beschreven in de regeling is een nadere uitwerking van hetgeen in de LOS is opgenomen. Dit is noodzakelijk in verband met de controleerbaarheid en verifieerbaarheid van de regeling. Dergelijke wijzigingen, aanvullingen of aanpassingen zijn in samenspraak met de LAG tot stand gekomen. De regeling is hierbij leidend ten opzichte van de LOS.

Naar boven