NADERE SUBSIDIEREGELS TENDERREGELING RESTAURATIE MONUMENTEN

 

Gedeputeerde Staten van Limburg

Maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet en de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg bekend dat zij in hun vergadering van 12 april 2016 hebben vastgesteld:

NADERE SUBSIDIEREGELS TENDERREGELING RESTAURATIE MONUMENTEN.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Agrarisch gebouw: gebouw met een van oorsprong agrarische functie;

  • 2.

    Groen monument: een aanleg die geheel of gedeeltelijk bestaat uit beplanting, zoals een park- of tuinaanleg en die van rijkswege of van gemeentewege vanwege de cultuurhistorische waarde is beschermd;

  • 3.

    Groter monumentaal complex: een gebouw en/of ensemble van gebouwen, niet zijnde een woning of kerk, dat qua omvang te vergelijken is met een klooster, industrieel complex, een kasteel e.d.;

  • 4.

    Herbestemmingskosten: kosten voor noodzakelijke aanpassingen aan een monument in verband met een functieverandering van het monument voor zover sober en doelmatig uitgevoerd,

  • 5.

    Industrieel complex: gebouw en/of ensemble van gebouwen met een van oorsprong industriële functie;

  • 6.

    Isolatiekosten: kosten in verband met aanpassingen aan een monument gericht op het energievriendelijker maken van het monument;

  • 7.

    Kasteel: een kasteel of landhuis conform het Rijksmonumentenregister;

  • 8.

    Klooster: gebouw en/of ensemble van gebouwen dat bewoond wordt of werd door een religieuze orde;

  • 9.

    Leidraad: Leidraad Subsidiabele Instandhoudingskosten (bijlage bij Staatscourant 2012, nr. 20420, 9 oktober 2012);

  • 10.

    Molen: gebouw met van oorsprong een functie als molen;

  • 11.

    Monument: een bouwwerk dat de status heeft van rijksmonument en als zodanig door het rijk op basis van de wet is aangewezen dan wel een gebouw dat de status heeft van gemeentelijk monument en als zodanig door de gemeente op basis van een verordening is aangewezen;

  • 12.

    Restauratie: ingrijpende maatregelen gericht op het behoud van een gebouw die het normale onderhoud te boven gaan;

  • 13.

    Social return on investment (SROI): het opnemen van sociale voorwaarden in aanbestedingstrajecten zodat leverancier en subsidieontvanger een bijdrage leveren aan het provinciaal beleid ten aanzien van het bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie.

Artikel 2 Doelstelling/doel van de regeling

De regeling is gericht op het behoud van monumenten en groene monumenten daar waar deze moeten worden gerestaureerd in combinatie met het bevorderen van overige provinciale beleidsdoelen.

Artikel 3 Doelgroep/aanvrager

Eigenaren van het betreffende (groene) monument waar subsidie voor wordt aangevraagd komen voor subsidie in aanmerking.

Hoofdstuk 2 Criteria

Artikel 4 Subsidiecriteria

Om voor een subsidie in aanmerking te komen gelden de volgende criteria:

  • 1.

    Het project moet de restauratie van een (groen) monument betreffen.

  • 2.

    Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking monumenten, zijnde:

    • -

      agrarische gebouwen;

    • -

      industriële complexen;

    • -

      kloosters;

    • -

      molens;

    • -

      kastelen;

    • -

      groene monumenten;

    • -

      andere grotere monumentale complexen.

  • 3.

    Ter voorkoming van leegstand moet het gebruik van het monument voor ten minste 6 jaar na voltooiing van de restauratie zijn gegarandeerd.

Artikel 5 Verplichting

Bij projecten met een looptijd van minimaal 6 maanden en met minimale subsidiabele kosten van € 200.000,00 is SROI van toepassing. In dat geval dient 2% van de subsidiabele kosten besteed te worden door middel van het inzetten van één of meerdere van de onderstaande SROI-doelgroepen:

  • -

    leerlingen in het kader van BOL/BBL opleidingen,

  • -

    werkloos en werkzoekend, ongeacht de uitkeringssituatie,

  • -

    met werkloosheid bedreigde inwoners,

  • -

    WSW-ers.

Indien SROI niet kan worden toegepast dan dient dit onderbouwd te worden door de aanvrager bij de subsidieaanvraag.

Artikel 6 Afwijzingsgronden

In aanvulling op artikel 15 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg, wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien:

  • a.

    het project niet aansluit bij de doelstelling van deze nadere subsidieregels zoals gesteld in artikel 2;

  • b.

    aanvrager niet behoort tot de doelgroep/aanvrager zoals gesteld in artikel 3;

  • c.

    niet wordt voldaan aan (één van) de subsidiecriteria in artikel 4;

  • d.

    de subsidieaanvraag niet compleet is ontvangen binnen een openstellingsperiode zoals gesteld in artikel 11;

  • e.

    voor hetzelfde monument in het kader van deze regeling reeds drie keer een aanvraag is ingediend die is afgewezen;

  • f.

    het te verstrekken subsidiebedrag minder dan € 2000,00 bedraagt;

  • g.

    het aantal behaalde punten conform de puntenberekening zoals omschreven in artikel 7 minder dan 70 bedraagt; en/of

  • h.

    de restauratie een ontwikkeling ondersteunt die in strijd is met het provinciale beleid.

Artikel 7 Subsidieplafond en verdeling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond van deze Nadere subsidieregels per openstellingsperiode zoals gesteld in artikel 11 vast.

  • 2.

    De wijze van verdeling geschiedt conform onderstaande indicatoren en bijbehorende puntenberekening:

 

Indicator

Aantal punten

a.

er is sprake van een rijksmonument:

 

 

ja

20 punten

 

nee

0 punten

b.

het cultuurhistorisch belang van het (groene) monument wordt actief uitgedragen door:

Indien de openstelling een bedrijfsmatige op toeristen gerichte aanpak betreft, kunnen hier geen punten worden gescoord, maar geldt het bepaalde in artikel 7, lid 2, onder f.

 

educatie/informatie

10 punten

 

bezoek/openstelling

10 punten

c.

er is sprake van ondersteuning van provinciale beleidsdoelen op het gebied van: plattelandsontwikkeling, doordat het project een bijdrage levert aan de provinciale doelstellingen met betrekking tot:

 

 

de leefbaarheid op het platteland

5 punten

 

het Provinciaal Waterplan

5 punten

 

het beleidskader Limburgse Landbouw Loont

5 punten

 

natuur en landschap

5 punten

d.

Het project past in het beleidskader Stedelijke Ontwikkeling dan wel het beleid voor IBA

20 punten

e.

Het project draagt bij aan een vermindering van energiegebruik door:

 

 

verbetering energielabel met twee treden

10 punten

 

verbetering energielabel met vier treden

20 punten

f.

Het project heeft een toeristische meerwaarde door openstelling voor het publiek voor tenminste 6 maanden per jaar waarbij actief toeristen worden geworven

 

 

ja

20 punten

 

nee

0 punten

g.

Er is sprake van (dreigende) leegstand die door de restauratie wordt opgeheven en het monument heeft na de restauratie :

 

 

een woonfunctie

20 punten

 

een bedrijfsfunctie, niet zijnde een culturele functie

10 punten

 

een culturele functie

8 punten

h.

De gevraagde procentuele provinciale bijdrage in de subsidiabele kosten bedraagt:

 

 

meer of gelijk aan 35%, maar minder dan 45%

5 punten

 

meer of gelijk aan 25%, maar minder dan 35%

10 punten

 

meer of gelijk aan 15%, maar minder dan 25%

20 punten

i.

Participatie, inzet vrijwilligers:

 

 

per € 100.000,00 gevraagde subsidie 1 vrijwilliger

5 punten

 

per € 100.000,00 gevraagde subsidie 2 vrijwilligers

10 punten

 

per € 100.000,00 gevraagde subsidie 3 vrijwilligers

15 punten

 

per € 100.000,00 gevraagde subsidie 4 vrijwilligers of meer

20 punten

j.

procentuele bijdrage gemeente in de kosten bedraagt:

Indien de gemeente zelf eigenaar is van het monument kunnen op dit onderdeel geen punten worden gescoord.

 

meer dan 5%, maar minder dan 10%

10 punten

 

10% t/m 20%

20 punten

 

meer dan 20%

30 punten

k.

De restauratie maakt deel uit van een meerjarige grootschalige ontwikkeling waarvoor eerder in het kader van de Nadere subsidieregels Tenderregeling Restauratie Monumenten subsidie is verstrekt

30 punten

l.

Het monument waarvoor de aanvraag wordt ingediend past binnen het voor dat jaar door Gedeputeerde Staten op monumenten gerichte thema

 

 

ja

10 punten

 

nee

0 punten

  • 3.

    Gedeputeerde Staten rangschikken de aanvragen op volgorde van het aantal punten. Daarbij wordt de volgende systematiek gehanteerd:

    • a.

      De behaalde punten per indicator worden bij elkaar opgeteld tot een totaal score.

    • b.

      Het project dat de meeste punten scoort, komt als eerste in aanmerking voor subsidie, het project dat de op één na meeste punten scoort, komt als tweede in aanmerking enz.

    • c.

      Indien meerdere aanvragen evenveel punten scoren en honorering van deze aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de aanvraag met de hoogste gevraagde procentuele bijdrage van de Provincie afgewezen.

    • d.

      Ingeval de situatie onder sub c zich voordoet en de gevraagde procentuele bijdrage van de Provincie gelijk is dan zal een openbare loting uitsluitsel geven.

Artikel 8 Subsidiebedrag

  • 1.

    Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Het maximaal te verstrekken subsidiebedrag bedraagt € 500.000,00.

  • 3.

    Subsidies lager dan € 2.000,00 worden niet verstrekt.

Artikel 9 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidiabel zijn alle kosten van de restauratie voor zover sober en doelmatig uitgevoerd conform de leidraad en die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het (groene) monument.

  • 2.

    Indien bij een restauratie tevens isolatiekosten en herbestemmingskosten worden gemaakt zijn deze eveneens subsidiabel.

  • 3.

    Subsidiabel zijn tevens de kosten van landschappelijke aanpassingen in de directe nabijheid van het monument indien deze aanpassingen bijdragen aan het cultuurhistorisch karakter van het landschap tot een maximum van 10% van de subsidiabele restauratiekosten.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen in voorkomende gevallen van het gestelde in het eerste tot en met derde lid afwijken, mits er geen strijd is met de Europese regels inzake ongeoorloofde staatssteun.

Hoofdstuk 4 Aanvraagprocedure

Artikel 10 Indienen aanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van het standaard aanvraagformulier dat geplaatst is op de website van de Provincie Limburg: www.limburg.nl/subsidies > Actuele subsidieregelingen.

  • 2.

    De aanvraag dient een volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaard aanvraagformulier te bevatten en zijn voorzien van alle bijlagen zoals aangegeven in het formulier en dient te worden verzonden naar het op het formulier aangegeven adres (Gedeputeerde Staten van Limburg, Cluster Subsidies, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht).

  • 3.

    De volgende bijlagen dienen in ieder geval aan het aanvraagformulier te worden toegevoegd:

    • -

      projectplan waarbij inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze aan de criteria van artikel 4 en artikel 7, lid 2, wordt voldaan. Tevens dient inzichtelijk te worden gemaakt op welke wijze invulling aan SROI wordt gegeven. (Indien SROI niet kan worden toegepast dan dient dit onderbouwd te worden);

    • -

      sluitende en gespecificeerde begroting conform het Format begroting projectsubsidies provincie Limburg aangevuld met een gespecificeerde begroting conform leidraad voor de restauratiekosten.

Artikel 11 Openstelling

  • 1.

    De Nadere subsidieregels zullen in meerdere tranches worden opengesteld.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten besluiten over de openstelling en sluiting van deze Nadere subsidieregels voor het indienen van de aanvragen.

  • 3.

    De eerste tranche wordt opengesteld vanaf 22 april 2016 tot en met 22 augustus 2016.

  • 4.

    De subsidieaanvraag dient binnen de openstellingsperiode compleet te zijn ontvangen door de Provincie Limburg.

  • 5.

    De ontvangststempel (met de datum waarop de aanvraag is binnengekomen en geregistreerd) van de Provincie Limburg is hierbij bepalend.

Hoofdstuk 5 Slotbepaling

Artikel 12 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel

  • 1.

    Deze Nadere subsidieregels treden in werking met ingang van de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

  • 2.

    Deze Nadere subsidieregels vervallen met ingang van 1 juni 2019, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op subsidieaanvragen die voor die datum zijn ontvangen en subsidiebesluiten die vóór die datum zijn genomen, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Nadere subsidieregels Tenderregeling Restauratie Monumenten’.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1, lid 4:

Herbestemmingskosten betreffen uitsluitend bouwkundige aanpassingen en niet de inrichting van het gebouw. Evenmin zijn daarin begrepen de kosten van installaties.

Artikel 1, lid 5:

Niet alle gebouwen die met industrieel erfgoed in verband kunnen worden gebracht, vallen onder de term “industrieel complex”. Om aan de definitie binnen deze regeling te kunnen voldoen moet het gaan om een gebouw of complex van gebouwen waar daadwerkelijk een industriële activiteit heeft plaatsgevonden c.q. is gefabriceerd. Bedrijfswoningen e.d. voldoen dus niet aan deze definitie.

Artikel 1, lid 6:

Isolatiekosten strekken tot het energiezuiniger maken van het gebouw. Het gaat daarbij niet om normale verbeteringen zoals het dichten van kieren e.d. maar om extra kosten in verband met bijvoorbeeld spouwmuurisolatie, dakisolatie, raamisolatie e.d. Kosten van installaties zijn hierin niet begrepen.

Artikel 1, lid 8:

Om aan de definitie binnen deze regeling te kunnen voldoen moet een klooster uit minimaal kloostercellen, een refter (eetzaal) en een kapel (hebben) bestaan. Daarnaast zijn veelal ook een kloosterpark, een begraafplaats en een gastenverblijf onderdeel van het ensemble.

Artikel 4, lid 2:

Als voorbeeld van grotere monumentale complexen worden hier scholen en verdedigingswerken genoemd. Woningen en kerken zijn hiervan uitgezonderd. Voor deze gebouwen gelden andere voorzieningen. Monumentale woningen worden via belastingvoordelen gefaciliteerd en aan kerken kan via het speciaal daarvoor in het leven geroepen programma financiële steun worden gegeven.

Artikel 4, lid 3:

Deze bepaling richt zich uitsluitend op gebouwen en is niet van toepassing op groene monumenten.

Artikel 6, sub g:

In bepaalde gevallen kan een restauratie van een monument strijdigheid met het provinciaal beleid opleveren. Bijvoorbeeld een monument dat gesloopt moet worden omdat het gelegen is in het tracé van een nog aan te leggen provinciale weg. Of een monument dat na restauratie een bestemming moet krijgen die niet binnen het provinciale beleid past.

Artikel 7, lid 2, onder b:

Voor informatie en educatie kunnen verschillende instrumenten worden ingezet. Het is de bedoeling dat de geschiedenis van het (groene) monument, zijn bewoners, de belangrijkste gebeurtenissen e.d. actief wordt verspreid. Dit kan door het monument onderdeel te laten zijn van een onderwijspakket, door het instellen van een website, publicaties e.d.

Openstelling van een monument zal in de meeste gevallen maar beperkt mogelijk zijn. Het hangt af van de functie van het gebouw en de beschikbaarheid van vrijwilligers om maar enkele factoren te noemen. In ieder geval moeten bezoekers meerdere malen per jaar de gelegenheid krijgen om het monument te bezichtigen. Indien de openstelling een bedrijfsmatige op toeristen gerichte activiteit betreft, kunnen hier geen punten worden gescoord, maar geldt het bepaalde in artikel 7, lid 2, onder f.

Artikel 7, lid 2, onder c:

Wat de leefbaarheid op het platteland/plattelandskernen betreft, kan worden vastgesteld dat die negatief wordt beïnvloed door de terugloop aan voorzieningen (scholen, banken, winkels). Projecten die de leefbaarheid weten te ondersteunen bijvoorbeeld door het handhaven c.q. terugbrengen van deze voorzieningen kunnen op een extra score rekenen.

De verschillende provinciale beleidsdoelen op het gebied van water (Provinciaal Waterplan) zijn onder andere:

  • -

    een veilige en aantrekkelijke Maasvallei: zorgen voor hoogwaterbescherming langs de Maas;

  • -

    een veerkrachtig en klimaatbestendig regionaal watersysteem: het aanpakken van regionale wateroverlast en watertekort;

  • -

    behoud en herstel natte natuur en verbetering waterkwaliteit: het verbeteren van het ecologisch functioneren van onze beken en plassen;

  • -

    duurzame drinkwatervoorziening en grondwaterbeheer: het beschermen van hoeveelheid en kwaliteit van onze grondwatervoorraden ten behoeve van diverse functies, met speciale aandacht voor het gebruik van menselijke consumptie.

Voor wat betreft de landbouw wordt ingezet op onder andere:

  • -

    verbetering structuurversterking (verkaveling) in combinatie met de realisatie van landschaps-, natuur- en waterdoelen in PIO-gebieden of gebieden waar belangrijke ruimtelijke ingrepen plaatsvinden (bijv. Parkstad Limburg);

  • -

    ondersteuning vrijwillige verkaveling (met integrale omgevingseffecten);

  • -

    herstructurering van de glastuinbouw en intensieve veehouderij;

  • -

    revitalisering van het buitengebied (integrale aanpak van knelpunten en economische ontwikkelkansen);

  • -

    benutting, doorontwikkeling of verruiming van ruimtelijke instrumenten om het behoud van de primaire sector in monumentaal erfgoed mogelijk te maken;

  • -

    versterking en ontwikkeling van instrumenten voor de aanpak van de asbestproblematiek op landbouwbedrijven met name voor gestopte bedrijven en aankomende stoppers;

  • -

    uitwerking en effectuering van maatregelen volgend uit de POL-regioafspraken met gemeenten;

  • -

    een inspiratieboek ‘mooie stallen’ Zuid Limburg en een studie naar mogelijkheden om nieuwe agrarische loodsen in Zuid Limburg te clusteren;

  • -

    versterking van de inzet om de rol van de landbouw bij de inrichting en beheer van natuur- en wateropgaven efficiënt te realiseren;

  • -

    uitwerking en effectuering van maatregelen ter bevordering van schone stallen;

  • -

    opstellen van een aanpak ‘gezonde bodem’ en uitvoering hiervan.

.De doelen op het gebied van natuur en landschap zijn onder andere:

  • -

    zorgen voor voldoende areaal aan ‘gouden natuur’. Dit zijn de gebieden die specifiek voor natuur worden ingericht;

  • -

    het bevorderen van de biodiversiteit. Maatregelen die bedreigde dier- of plantensoorten in hun voortbestaan kunnen helpen, bijvoorbeeld door hun leefgebied geschikt(er) te maken, worden ondersteund;

  • -

    behoud en bevorden van de landschappelijke kwaliteit in door de provincie aangewezen gebieden. Monumenten zijn van invloed op die kwaliteit. De restauratie van een monument in of nabij een dergelijk gebied is dus belangrijk. Bedoelde gebieden zijn: het Nationaal Landschap Zuid Limburg, en de gebieden gelegen in en/of binnen een straal van 10 km van de Nationale Parken. Verder kunnen landgoederen in de zin van de Natuurschoonwet een belangrijke bijdrage leveren aan de natuur en landschapsdoelstellingen. Een te restaureren monument dat deel uitmaakt van een erkend landgoed komt dan ook voor deze score in aanmerking.

Artikel 7, lid 2, onder d:

De Provincie ontwikkelt beleid voor de stedelijke gebieden in onze provincie. Hiervoor worden kaders vastgesteld zoals het “beleidskader Stedelijke Ontwikkeling”. Ook de ontwikkelingen rondom IBA kunnen hier worden genoemd. Het gaat om continue ontwikkelingen waarbij niet alleen de Provincie maar ook gemeenten een belangrijke rol spelen. Afstemming met deze partijen is dan ook noodzakelijk.

Artikel 7, lid 2, onder e:

Het energielabel geeft een beeld van de energievriendelijkheid van een gebouw. Bij de aanvraag moet duidelijk worden gemaakt welke trede aan het gebouw kan worden toegekend. Verder moet inzicht worden geboden in de te nemen energiemaatregelen. Op basis hiervan zal worden beoordeeld of een score voor dit onderdeel gerechtvaardigd is.

Artikel 7, lid 2, onder g:

Een duurzame functie van een monument is voor een belangrijk deel afhankelijk van de vraag of ook op de langere termijn in de exploitatie van het gebouw kan worden voorzien. Woningen zijn niet of slechts in beperkte mate afhankelijk van een exploitatie en scoren om die reden het hoogst.

Een bedrijfsmatige invulling van een gebouw kent op dit punt meer risico’s. Een bedrijf kan worden verplaatst of kan zich gedwongen zien om te sluiten. Deze verminderde zekerheid wordt in de score tot uitdrukking gebracht.

Culturele bestemmingen, zoals musea of theaters, zijn – ook als er sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie - veelal afhankelijk van onzekere inkomsten, zoals subsidies van de overheid. Hiermee wordt bij de puntentoedeling rekening gehouden. Het kan natuurlijk zijn dat een functie niet tot de hiervoor genoemde categorieën behoort. In dat geval wordt op basis van risico gekeken bij welke categorie de nieuwe functie het beste aansluit en op basis daarvan zal de puntentoedeling plaatsvinden.

Een monumentale ruïne zonder functie beschouwen we eveneens als een leegstaand object.

Leegstand of dreigende leegstand moet in de aanvraag uitdrukkelijk worden aangetoond. Gedeeltelijke leegstand wordt hier als leegstand aangemerkt wanneer meer dan de helft van het gebouw leeg staat (te bepalen op basis van de vloeroppervlakte).

Artikel 7, lid 2, onder i:

Een vrijwilliger is iemand die uit eigen beweging zonder daarvoor loon te ontvangen (hoogstens een vergoeding van de gemaakte onkosten) een bijdrage levert aan de realisering van het project. Omdat er geen kosten worden gemaakt kan voor deze tegenprestatie geen subsidie worden verstrekt. Maar gelet op het belang van vrijwilligers worden bij de beoordeling van de aanvraag hier wel extra punten voor toegekend. Overigens kunnen hier ook punten worden toegekend als blijkt dat bij de exploitatie van het gebouw gebruik zal worden gemaakt van vrijwilligers.

De puntentoedeling wordt verduidelijkt aan de hand van een voorbeeld. Stel er wordt € 250.000,00 subsidie aangevraagd en er worden 3 vrijwilligers ingezet. Voor de puntentoedeling wordt uitgegaan van € 200.000,00 subsidie (er wordt immers gekeken naar per € 100.000,00 aangevraagde subsidie). Om in aanmerking te komen voor 10 punten dienen derhalve 4 vrijwilligers te worden ingezet. Nu er slechts 3 vrijwilligers worden ingezet, komt de score uit op 5 punten.

Artikel 7, lid 2, onder j:

Tot de kosten behoren in dit geval niet alleen de subsidiabele kosten, maar ook andere kosten kunnen daartoe worden gerekend. Bijvoorbeeld de kosten die de gemeente heeft gemaakt omdat zij eigenaar was van het monument en dit om niet of tegen een veel lagere prijs aan de initiatiefnemer heeft overgedragen. Ook kosten die de gemeente in de directe omgeving van het monument heeft gemaakt en die specifiek gericht zijn op het functioneren van het monument kunnen hieronder worden begrepen.

Artikel 7, lid 2, onder k:

Aan meerjarige grootschalige projecten kan in meerdere tranches subsidie worden toegekend. Als eenmaal subsidie is verstrekt en er wordt een nieuwe aanvraag ingediend dan kan op basis van dit artikellid hieraan een extra score worden toegekend. Dit is in het belang van de voortgang van het project.

Artikel 7, lid 2, onder l:

In de nota “Monument in Beweging” is vastgelegd dat Gedeputeerde Staten jaarlijks een bepaald op monumenten gericht thema aanwijzen. In 2016 is dat het Jaar van de Molens. Voor de daarop volgende jaren moet nog een keuze worden gemaakt.

Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten, gehouden op 12 april 2016

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

secretaris

dhr. mr. A.C.J.M. de Kroon

Naar boven