FINANCIËLE VERORDENING PROVINCIE LIMBURG 2016

 

Provinciale Staten van Limburg

maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet en gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten van 22 december 2015, bekend dat zij in hun vergadering van 5 februari 2016 hebben vastgesteld:

De Financiële Verordening Provincie Limburg 2016

 

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1 Administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de Provincie Limburg en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

2 Financiële administratie:

a) het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van

aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie

van de Provincie Limburg, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

b) de financieel-economische positie;

c) het financiële beheer;

d) de uitvoering van de begroting;

e) het afwikkelen van vorderingen en schulden;

f) alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

3 Administratieve organisatie:

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

4 Financieel beheer:

het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen rechten van de provincie Limburg.

5 Rechtmatigheid:

het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder provinciale verordeningen, statenbesluiten en collegebesluiten.

6 Doelmatigheid:

de mate waarin de gewenste prestaties worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

7 Doeltreffendheid:

de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

Titel 1 Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2 Programmabegroting

1 Provinciale Staten stellen in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe statenperiode een

programma-indeling vast;

2 Provinciale staten stellen per programma de drie W-vragen per begrotingsprogramma vast:

a) Wat willen wij bereiken;

b) Wat gaan we daarvoor doen;

c) Wat gaat het ons kosten.

3 Gedeputeerde Staten stellen per begrotingsprogramma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde resultaten en de te leveren goederen en diensten.

4 Provinciale Staten stellen de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

5 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de

geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en

doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door Provinciale Staten, kunnen worden

getoetst.

Artikel 3 Producten

Gedeputeerde Staten werken het programmabegroting uit in een productenraming.

Artikel 4 Kaders begroting

1 Gedeputeerde Staten bieden uiterlijk in de maand mei van het lopende begrotingsjaar een nota

aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren in de vorm van

de voorjaarsnota. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de

begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.

2 Provinciale Staten stellen deze nota uiterlijk in hun vergadering in de maand juni vast.

3 In de begroting, onderdeel paragraaf bedrijfsvoering, worden afspraken tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten opgenomen over inzet van middelen.

Uitvoering

Artikel 5 Uitvoering begroting

1 Gedeputeerde Staten stellen regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig,

doelmatig en doeltreffend verloopt.

2 Gedeputeerde Staten dragen ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

a) de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de

producten van de productenraming;

b) de budgetten uit de productenraming en kredieten voor investeringen passen binnen de

kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

c) de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere

producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

3 Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat de lasten op begrotingsprogrammaniveau binnen de

programma's zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

Beheersing en Interne controle

Artikel 6 Interne controle

1 Gedeputeerde Staten dragen ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de

jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de

informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen

Gedeputeerde Staten maatregelen tot herstel.

2 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een actuele beleidsregel rondom voorkoming van misbruik

en oneigenlijk gebruik (M&O).

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7 Voortgangsrapportages

1 Gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten over de realisatie van de begroting van de

provincie door middel van twee voortgangsrapportages op afwijkingen en een financiële eindejaarsbijstelling.

2 De voortgangsrapportages worden aan Provinciale Staten aangeboden voor het zomerreces

(behandeling Voorjaarsnota) van het lopende begrotingsjaar en na het zomerreces bij de

Begrotingsbehandeling. De financiële eindejaarsbijstelling wordt aan Provinciale Staten aangeboden voor de laatste PS-vergadering van het jaar.

3 De inrichting van de voortgangsrapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting;

4 De voortgangsrapportage gaat in op relevante afwijkingen ten opzichte van de door Provinciale

Staten vastgestelde kaders op begrotingsprogrammaniveau, als deze naar verwachting de jaarresultaten

sterk beïnvloeden. In de rapportages worden GS-besluiten verwerkt die leiden tot een wijziging van de begroting en meerjarenraming; verwerkt.

Afwijkingen hebben betrekking op de verschillen tussen de begroting en

realisatie van de drie W-vragen uit de (gewijzigde) programmabegroting en de verplichte

paragrafen. Relevante afwijkingen zijn afwijkingen die zowel financieel als inhoudelijk kunnen zijn:

a) Financieel. Enerzijds worden in de voortgangsrapportage de te verwachten onderbestedingen

(minder uitgaven, meer inkomsten) ten opzichte van de (bijgestelde) begroting van de baten

en lasten op begrotingsprogrammaniveau, groter dan 20 % toegelicht. Anderzijds worden alle te

verwachten overschrijdingen (meer uitgaven, minder inkomsten) op begrotingsprogrammaniveau

toegelicht.

b) Inhoudelijk. Alleen afwijkingen in de jaarresultaten welke ervoor zorgen dat het geplande

resultaat in een jaar niet behaald wordt, worden toegelicht.

Artikel 8 Jaarstukken

1 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de

organisatieonderdelen naar de productenrealisatie en naar de programmaverantwoording.

2 Gedeputeerde Staten leggen verantwoording af over de uitvoering van de programma's en hoe de

resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen. Relevante afwijkingen worden

toegelicht en hebben betrekking op de verschillen tussen de begroting en realisatie van de drie W-

vragen uit de (gewijzigde) programmabegroting op begrotingsprogrammaniveau.

3 Provinciale Staten bepalen aan de hand van de uitvoering van de begrotingsprogramma en of de

beleidsdoelen van de begrotingsprogramma’s voor het lopende jaar bijgesteld moeten worden.

Titel 2 Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 9 Financiële positie

1 Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor, dat al het beleid waartoe Provinciale Staten hebben

besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

2 Provinciale Staten autoriseren met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

Artikel 10 Waardering en afschrijving vaste activa

1 Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden in beginsel niét geactiveerd; uitgezonderd van deze regel zijn:

a) rehabilitaties provinciale wegen en investeringen in railinfra;

b) vervangingsinvesteringen bewegwijzering, geleiderails, wegverlichting en gladheidsbestrijdingsmaterieel provinciale wegen.

2 Investeringen met economisch nut worden bruto geactiveerd; bestemmingsreserves worden gelijkmatig, gedurende de afschrijvingsperiode, ten gunste van de exploitatierekening gebracht.

3 Investeringen met een maatschappelijk nut worden bruto geactiveerd; bijdragen van reserves worden ten laste van een programma als eenmalige (extra) afschrijving in de exploitatierekening opgenomen; gelijktijdig wordt in de mutaties reserves van de exploitatierekening een onttrekking aan de specifieke bestemmingsreserve opgenomen.

4 Financiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijging- of vervaardigingprijs dan wel tegen nominale waarde.

Grensbedragen voor activering

5 Investeringen met economisch nut, met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs van minder dan € 10.000, worden niet geactiveerd.

6 Investeringen met een maatschappelijk nut, met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs van minder dan € 50.000 worden niet geactiveerd.

7 Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd.

Afschrijving

8 In geval van afschrijving wordt de lineaire afschrijvingsmethodiek gehanteerd.

9 De afschrijving is gebaseerd op de verwachte toekomstige gebruiksduur; deze is gelijk aan de economische levensduur van een investering.

10 Bij nieuwe investeringen wordt de volgende richtlijn voor de afschrijving in acht genomen:

a) 40 jaar: bedrijfsgebouwen, waarbij voor onderdelen, waarvoor een kortere gebruiksduur wordt verwacht, de componentenmethode wordt toegepast;

b) 10-25 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen, verbouwingen, kantoormeubilair;

c) 40 jaar: investeringen in railinfra;

d) 15 jaar: rehabilitaties wegen;

e) 5 jaar: vervoermiddelen;

f) 3-5 jaar: apparatuur automatisering en overige apparatuur;

g) geen afschrijving: gronden en terreinen.

11 Voor investeringen met economisch nut start de afschrijving ná de gereed melding van die investering; in geval van op zichzelf staande deelprojecten worden die afzonderlijk op hun gereed melding getoetst.

12 Voor investeringen met een maatschappelijk nut start de afschrijving in het jaar nadat uitgaven zijn gedaan; investeringen die zich over meerdere jaren uitstrekken worden per jaarschijf als afzonderlijk actief behandeld.

13 Resultaatafhankelijke (extra) afschrijving op investeringen wordt in beginsel niet toegestaan.

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

Gedeputeerde Staten bieden tenminste eenmaal in de statenperiode een actueel beleidskader reserves en voorzieningen aan.

Artikel 12 Kostprijsberekening

1 Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de provincie wordt

een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de

directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door

de provincie verleende diensten.

2 Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke

vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor

rechten als bedoeld in artikel 223, eerste lid, provinciewet, de compensabele BTW.

3 De omslagrente is gebaseerd op het gemiddelde percentage van de 25-jarige geldleningen (lineair).

Artikel 13 Financieringsfunctie

1 Gedeputeerde Staten dragen bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

a) het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door Provinciale Staten vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

b) het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s, liquiditeitsrisico’s en kredietrisico’s;

c) het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het optimaliseren van

d) het rendement van de beschikbare liquiditeiten;

e) het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

2 Gedeputeerde Staten nemen bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

a) bij het uitzetten van overtollige gelden is de Wet Fido, de Ruddo (Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden) en de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden leidend.

b) bij het uitzetten van overtollige middelen bij decentrale overheden dient dit zo optimaal mogelijk afhankelijk van de marktsituatie te worden gedaan, waarbij het rendement minimaal gelijk dient te zijn aan het rendement op een Nederlandse staatsobligatie met vergelijkbare looptijd;

c) voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste drie prijsoffertes bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

d) derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;

e) bij het opereren op de financiële markten wordt zodanig gehandeld dat de toegang tot de markten niet in gevaar komt.

f) overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;

g) voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden; Gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

3 Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak binnen de vastgestelde kaders van het Uitvoeringskader Sturing in Samenwerking. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingen Gedeputeerde Staten indien mogelijk zekerheden en stellen zij voorwaarden. Gedeputeerde Staten motiveren in hun besluit het publiek belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties. Daarbij betrekken het Gedeputeerde Staten de uitgangspunten van Social Return On Investment (SROI).

4 Gedeputeerde Staten informeren in ieder geval vooraf Provinciale Staten en nemen pas een besluit, nadat Provinciale Staten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van Gedeputeerde Staten te brengen voor zover het betreft:

a) het verstrekken van garanties, leningen en waarborgen naar derden voor bedragen groter dan

€ 2.500.000,-;

b) bij garanties, leningen en waarborgen onder deze limiet geldt de actieve informatieplicht door het college van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten.

5 Gedeputeerde Staten stellen regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en leggen deze regels, alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een Treasurystatuut. Gedeputeerde Staten zenden het Treasurystatuut ter kennisneming aan Provinciale Staten.

Artikel 14 Registratie bezittingen, activa en vermogen

1 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de

registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische

waarde en de niet- of netto-geactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

2 Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen

en het vermogen van de provincie systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de

waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-) vorderingen, de

liquiditeiten, de opgenomen leningen, de (crediteuren-)schulden, registergoederen en

bedrijfsmiddelen jaarlijks worden gecontroleerd.

3 Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen nemen Gedeputeerde Staten maatregelen voor

herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van

verbetering worden ter kennisneming aan Provinciale Staten aangeboden.

Titel 3 Paragrafen

Artikel 15 Paragrafen in programmabegroting

In de Programmabegroting worden in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, alsmede tot de provinciale heffingen. In de paragrafen wordt tenminste opgenomen datgene dat nader bepaald is in de artikelen 10 tot en met 15 van de BBV.

Titel 4 Financiële organisatie en administratie

Artikel 16 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a) het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de provincie als geheel en in de

diensten;

b) het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut,

activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

c) het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

d) het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde

bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en

regelgeving;

e) het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid

van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake

geldende wet- en regelgeving;

f) de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie

alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het

gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 17 Financiële administratie

Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat:

a) de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en

verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

b) de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, het CBS, alsmede aan andere instellingen die

specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan de provincie.

Artikel 18 Financiële organisatie

Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor en leggen (in een besluit) vast:

a) een eenduidige indeling van de provinciale organisatie en een eenduidig toewijzing van de

provinciale taken aan de organisatieonderdelen;

b) een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de

eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan

beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

c) de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de

toegekende budgetten en investeringskredieten.

Titel 5 Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking een dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Financiële Verordening Provincie Limburg 2016".

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten, gehouden op 5 februari 2016.

 

Provinciale Staten voornoemd

de griffier,

mw. drs. J.J. Braam

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

Naar boven