Reglement van orde voor Provinciale Staten van Limburg 2015
 
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
  • a.
    vicevoorzitter: de waarnemer van het voorzitterschap van Provinciale Staten als bedoeld in artikel 75, eerste lid Provinciewet;
  • b.
    Statencommissie: een commissie als bedoeld in de artikelen 80 tot en met 82 Provinciewet;
  • c.
    hamerstukken: Statenvoorstellen die volgens algemene stemmen van de Statencommissie niet behandeld hoeven te worden door Provinciale Staten;
  • d.
    behandelstukken: Statenvoorstellen die geen hamerstukken zijn of geagendeerd worden voor Provinciale Staten zonder voorafgaande commissiebehandeling;
  • e.
    Gedragscode bestuurlijke integriteit: gedragscode bestuurlijke integriteit leden van Provinciale Staten Provincie Limburg 2014, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 4 juli 2014;
  • f.
    amendement: voorstel van een Statenlid (of van meerdere Statenleden) tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbesluit;
  • g.
    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement;
  • h.
    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oproep, oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;
  • i.
    initiatiefvoorstel: Statenvoorstel van één of meerdere Statenleden voor een verordening of een ander voorstel.
Artikel 2 Het Presidium en het Seniorenconvent
  • 1.
    Er is een Presidium dat bestaat uit de vicevoorzitter en de fractievoorzitters. De vicevoorzitter zit het Presidium voor. Bij verhindering of afwezigheid van de vicevoorzitter wordt deze vervangen door een daartoe door het Presidium aangewezen plaatsvervangend voorzitter. De voorzitter van Provinciale Staten is adviseur van het Presidium.
  • 2.
    De fractievoorzitters wijzen elk een Statenlid aan dat hen bij afwezigheid in het Presidium vervangt.
  • 3.
    Het Presidium is een Statencommissie als bedoeld in art. 82 Provinciewet.
  • 4.
    Elke fractievoorzitter of diens plaatsvervanger heeft één stem in het Presidium. De Presidiumvoorzitter en de voorzitter van Provinciale Staten hebben geen stem.
  • 5.
    De griffier en/of diens plaatsvervanger zijn in elke vergadering van het Presidium aanwezig en ondersteunen het Presidium.
  • 6.
    Het Presidium is belast met de organisatie en het functioneren van Provinciale Staten en de Statencommissies en stelt daartoe onder andere het vergaderschema voor Provinciale Staten en de Statencommissies vast. Ook stelt het Presidium de vaste zitplaatsen in de Statenzaal voor de voorzitter, de Statenleden en de griffier vast. Indien over de vaste zitplaatsen geen overeenstemming wordt bereikt beslist de voorzitter van Provinciale Staten. Ingeval van verschuivingen binnen de aan een fractie toegewezen zitplaatsen doet de fractie hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier.
  • 7.
    Het Presidium stelt, op voorstel van de Controlecommissie, de procedure en termijnen vast voor de behandeling van de jaarstukken, de voorjaarsnota en de programmabegroting.
  • 8.
    Het Presidium wijst een plaatsvervangend griffier aan die de griffier bij verhindering of afwezigheid vervangt.
  • 9.
    De griffier bereidt in overleg met de voorzitter van het Presidium de Presidiumagenda voor. Onderwerpen worden zoveel mogelijk in een openbare vergadering behandeld. De voorzitter van het Presidium legt geheimhouding op voor de stukken die achter gesloten deuren behandeld worden op grond van artikel 91, tweede lid Provinciewet. Het Presidium legt op grond van artikel 91, eerste lid Provinciewet geheimhouding op omtrent het in de Presidiumvergadering met gesloten deuren behandelde.
  • 10.
    Bij de vaststelling van het verslag van de Presidiumvergadering besluit het Presidium op grond van artikel 91, eerste lid Provinciewet of omtrent het in de Presidiumvergadering verhandelde nog langer geheimhouding zal gelden. Bij de vaststelling van het verslag van de Presidiumvergadering besluit de voorzitter van het Presidium op grond van artikel 91, tweede lid Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken nog langer geheimhouding zal gelden. Van alle agendapunten waarvoor geen geheimhouding (meer) geldt, wordt een openbaar verslag gepubliceerd.
  • 11.
    Er is een Seniorenconvent dat bestaat uit de fractievoorzitters en wordt voorgezeten door de Commissaris van de Koning. De fractievoorzitters kunnen zich bij verhindering niet laten vervangen. De vicevoorzitter van Provinciale Staten is adviserend lid. De griffier en/of diens vervanger zijn in elke vergadering van het Seniorenconvent aanwezig en dragen zorg voor de ondersteuning van het Seniorenconvent.
  • 12.
    Het Seniorenconvent is een Statencommissie als bedoeld in artikel 82 Provinciewet.
  • 13.
    Het Seniorenconvent vergadert in beslotenheid.
  • 14.
    De Commissaris van de Koning kan het Seniorenconvent bij elkaar roepen indien hij daaraan vertrouwelijke mededelingen wil doen die (nog) niet in het openbaar behandeld kunnen worden.
  • 15.
    De voorzitter van het Seniorenconvent kan incidenteel bepalen dat:
    • a.
      de leden van het Seniorenconvent zich in afwijking van het negende lid toch kunnen laten vervangen;
    • b.
      externen, adviseurs en/of leden van Gedeputeerde Staten uitgenodigd worden voor deelname aan een vergadering van het Seniorenconvent.
Artikel 3 De Agendacommissie
  • 1.
    Er is een Agendacommissie die bestaat uit de voorzitters en plaatsvervangend voorzitters van de Statencommissies en de voorzitter van Provinciale Staten. De commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van het Presidium. Bij verhindering van de voorzitter van het Presidium wijst de Agendacommissie uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan. De griffier en/of diens plaatsvervanger en de commissiegriffiers zijn in elke vergadering van de Agendacommissie aanwezig.
  • 2.
    De Agendacommissie is een Statencommissie als bedoeld in artikel 82 Provinciewet en overlegt over en coördineert de agendering van de vergaderingen van Provinciale Staten en de Statencommissies en de activiteitenplanning aan de hand van een strategische (langetermijn) voorraadagenda. Ook overlegt de Agendacommissie over de (uniforme) werkwijze van de commissies.
  • 3.
    De Agendacommissie adviseert het Presidium over de voorraadagenda van Provinciale Staten en over de aanpassingen aan het Reglement van Orde voor (de Statencommissies van) Provinciale Staten.
Artikel 4 De Werkgeverscommissie
  • 1.
    Er is een Werkgeverscommissie die bestaat uit vier Statenleden en wordt voorgezeten door de voorzitter van het Presidium. Bij verhindering van de voorzitter van het Presidium wijst de Werkgeverscommissie uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan.
  • 2.
    Het Presidium benoemt de leden van de Werkgeverscommissie en een vaste plaatsvervanger op voordracht van de fracties.
  • 3.
    De Werkgeverscommissie is een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 81 Provinciewet en voert de werkgeverstaken en –verantwoordelijkheden uit conform de bevoegdheden van de Werkgeverscommissie als opgenomen in de bevoegdhedenregeling Provinciale Staten Limburg 2012.
  • 4.
    De griffier en/of diens vervanger zijn in elke vergadering van de Werkgeverscommissie aanwezig en dragen zorg voor de ondersteuning van de Werkgeverscommissie.
Artikel 5 Commissie Integriteit
  • 1.
    Er is een Commissie Integriteit die bestaat uit vier Statenleden. Het Presidium benoemt, op voordracht van de fracties, de leden van de Commissie Integriteit en een van hen tot voorzitter. Bij verhindering van de voorzitter van het Commissie Integriteit wijst de Commissie Integriteit uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan.
  • 2.
    De Commissaris van de Koning en de griffier zijn adviserend lid. De Commissie Integriteit wordt ondersteund door de griffier en/of diens plaatsvervanger en kan zich indien gewenst bij laten staan door derden.
  • 3.
    De Commissie Integriteit is een commissie als bedoeld in artikel 82 Provinciewet, die integriteitsonderzoeken mede begeleidt op de wijze als opgenomen in het protocol (mogelijke) integriteitsschendingen door leden van Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten provincie Limburg 2014. Daarnaast ontwikkelt de Commissie Integriteit de kennis over integriteit binnen Provinciale Staten en bevordert de integriteit van de leden van Provinciale Staten.
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging Statenleden; benoeming gedeputeerden
  • 1.
    Aan het begin van een nieuwe Statenperiode stelt de voorzitter van Provinciale Staten twee commissies in die elk bestaan uit drie Statenleden. Bij een tussentijdse benoeming van Statenleden stelt de voorzitter van Provinciale Staten een commissie in die bestaat uit drie Statenleden.
  • 2.
    De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van elk nieuw benoemd Statenlid en onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de in de Provinciewet gestelde eisen. Vervolgens brengt de commissie advies uit aan Provinciale Staten over de toelating tot Provinciale Staten van elk nieuw benoemd Statenlid. Van een gemotiveerd minderheidsstandpunt wordt melding gemaakt. Aan het begin van een nieuwe Statenperiode wordt ook het procesverbaal tot vaststelling van de uitslag van de verkiezingen van Provinciale Staten door de commissies onderzocht en deze brengen zij ook daarover advies uit aan Provinciale Staten.
  • 3.
    Na een Statenverkiezing roept de voorzitter de toegelaten Statenleden op om in de eerste vergadering van Provinciale Staten in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Provinciewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
  • 4.
    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd Statenlid op voor de vergadering van Provinciale Staten, waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
  • 5.
    Bij de benoeming van een gedeputeerde stelt de voorzitter van Provinciale Staten eveneens een commissie overeenkomstig het eerste lid in die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen gesteld in de Provinciewet. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven van de kandidaat. Van deze geloofsbrieven maakt ook een verklaring omtrent gedrag deel uit. De Commissaris van de Koning rapporteert aan de commissie omtrent zijn bevindingen over de kandidaat naar aanleiding van een in zijn opdracht uitgevoerd integriteitsonderzoek. De Commissaris van de Koning draagt er zorg voor dat de commissie het advies aan hem naar aanleiding van het uitgevoerde integriteitsonderzoek onder oplegging van geheimhouding kan inzien. Het advies wordt onder oplegging van geheimhouding ook ter inzage gelegd voor de overige Statenleden. Het vierde lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op deze benoemingsprocedure.
Artikel 7 Fractie
  • 1.
    Statenleden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één Statenlid verkozen verklaard, dan wordt dit Statenlid als een afzonderlijke fractie beschouwd.
  • 2.
    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in Provinciale Staten deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van Provinciale Staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in Provinciale Staten zal voeren.
  • 3.
    Van veranderingen die nadien in de samenstelling van een fractie optreden, doet de fractie zo spoedig mogelijk mededeling aan de voorzitter. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van Provinciale Staten.
  • 4.
    Indien veranderingen in één of meer fracties leiden tot een nieuwe naam voor deze fractie(s), wordt deze nieuwe naam getoetst aan de afwijzingsgronden van artikel G3, vierde lid van de Kieswet en indien akkoord bevonden gebruikt met ingang van de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten.
  • 5.
    Elke fractie doet van de samenstelling van haar bestuur (in ieder geval wie voorzitter en penningmeester zijn) zo spoedig mogelijk mededeling aan de voorzitter.
  • 6.
    Statenleden kunnen slechts lid zijn van één fractie.
Hoofdstuk 2 De Statenvergadering
Artikel 8 Oproep en openbare kennisgeving
  • 1.
    De voorzitter zendt tenminste negen dagen vóór een vergadering de Statenleden en de leden van Gedeputeerde Staten een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de schriftelijke oproep minder dan negen dagen voor de vergadering verzenden. Provinciale Staten vergaderen in de regel op vrijdag.
  • 2.
    De conceptagenda en de daarbij behorende stukken met uitzondering van de stukken waarvoor geheimhouding geldt als bedoeld in artikel 25, eerste en tweede lid Provinciewet worden, zoveel mogelijk tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de Statenleden verzonden.
  • 3.
    In afwijking van het tweede lid worden de Jaarstukken, de Voorjaarsnota en de Programmabegroting zes weken voor behandeling door Provinciale Staten toegezonden aan de Statenleden, tenzij het Presidium anders beslist.
  • 4.
    Datum, aanvangstijdstip en plaats, conceptagenda en vergaderstukken worden voor elke Statenvergadering openbaar gemaakt door plaatsing op de website www.limburg.nl/ProvincialeStaten.
Artikel 9 De (concept)agenda
  • 1.
    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het Presidium de conceptagenda van de Statenvergadering vast.
  • 2.
    Op voorstel van de voorzitter dan wel op verzoek van een lid van Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten kan een onderwerp aan de conceptagenda worden toegevoegd. Het verzoek dient tenminste zeven dagen voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter te worden ingediend. Het verzoek moet gemotiveerd zijn en betrekking hebben op een actuele ontwikkeling binnen het werkgebied van Provinciale Staten, terwijl met de agendering van het onderwerp niet gewacht kan worden tot een volgende Statenvergadering. De voorzitter beslist op het verzoek, gehoord het Presidium. De voorzitter kan beslissen het verzoek niet te honoreren, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het een onderwerp betreft dat niet te maken heeft met provinciaal bestuur. Hij kan eveneens beslissen een verzoek niet te honoreren indien het onderwerp reeds via schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 35 van dit reglement aan Gedeputeerde Staten is voorgelegd en deze vragen nog niet beantwoord zijn of het onderwerp reeds voor een vergadering van een Statencommissie of van Provinciale Staten geagendeerd is.
  • 3.
    In de regel wordt op maandag voor de Statenvergadering via de nazending een gewijzigde conceptagenda verstuurd indien er nagekomen ingekomen stukken zijn dan wel de conceptagenda anderszins gewijzigd is. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter tot uiterlijk 20 uur voor aanvang van de vergadering een aanvullende conceptagenda opstellen. Nagekomen ingekomen stukken die betrekking hebben op een al geagendeerd voorstel worden tot aan de vergadering toegevoegd aan de conceptagenda met het doel deze te betrekken bij de behandeling van het voorstel waarop de nagekomen ingekomen stukken betrekking hebben.
  • 4.
    Het Presidium stelt de conceptagenda voor de Statenvergadering direct voorafgaand daaraan definitief vast.
  • 5.
    Bij aanvang van de vergadering stellen Provinciale Staten de agenda vast. Op voorstel van een Statenlid of van de voorzitter kunnen Provinciale Staten de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.
6. Wanneer Provinciale Staten een onderwerp onvoldoende voorbereid achten voor de beraadslaging, kunnen zij hij het onderwerp (terug)verwijzen naar een commissie of aan Gedeputeerde Staten nadere inlichtingen of advies vragen.
Artikel 10 Ter inzage leggen van stukken
  • 1.
    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden bij het betreffende agendapunt digitaal gepubliceerd op de agenda van de Statenvergadering. Alleen stukken ter toelichting die naar het oordeel van de Griffie vanwege de omvang niet goed digitaal gepubliceerd en/of geraadpleegd kunnen worden, worden bij het verzenden van de oproep voor een ieder bij de Griffie ter inzage gelegd tot het moment waarop de vergadering heeft plaatsgevonden. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding op www.limburg.nl/ProvincialeStaten (de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 19 van de Provinciewet). Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de Statenleden en zo mogelijk op www.limburg.nl/ProvincialeStaten.
  • 2.
    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het Gouvernement gebracht.
  • 3.
    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de Statenleden inzage.
Artikel 11 Presentielijst
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder Statenlid de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 12 Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning
Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning zijn in elke Statenvergadering aanwezig en kunnen deelnemen aan de beraadslagingen.
Artikel 13 Opening vergadering
Aan het begin van een vergadering spreekt de voorzitter de volgende tekst uit:
"Aan het begin van deze vergadering, waarin wij samenkomen om de belangen van de provincie Limburg en haar inwoners te dienen, spreken wij de hoop uit, dat onze arbeid vrucht zal dragen. Mogen wij kracht en inspiratie putten uit onze geloofs- en levensovertuiging met juiste waardering voor elkaars mening. Dat is onze bede aan God of elkaar".
Artikel 14 Spreekrecht externen
  • 1.
    Na de opening van de vergadering kunnen externen gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen. Onder externen worden onder andere begrepen burgers, belangen-/maatschappelijke organisaties, andere overheidsorganisaties en bedrijven. Het spreekrecht externen staat niet open voor leden van Gedeputeerde Staten en van Provinciale Staten, Statenfracties en de onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen voor zover zij uit hoofde van hun functie gebruik zouden willen maken van het spreekrecht externen.
  • 2.
    Het woord kan niet gevoerd worden:
    • a.
      over een besluit van het provinciebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;
    • b.
      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;
    • c.
      indien een klacht als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;
    • d.
      over onderwerpen waarover door dezelfde persoon c.q. instantie in een vergadering van een Statencommissie is of wordt ingesproken.
  • 3.
    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit tenminste 24 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk aan de voorzitter. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres, telefoonnummer, het onderwerp, waarover het woord gevoerd wenst te worden en, indien orde, namens welke organisatie hij spreekt.
  • 4.
    De voorzitter kan de ingediende bijdrage verwijzen naar een commissie, indien naar zijn oordeel de behandeling van de ingediende bijdrage door een commissie gewenst is. De voorzitter stelt degene die van het spreekrecht gebruik wil maken en Provinciale Staten hiervan in kennis.
  • 5.
    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is voor de orde van de vergadering.
  • 6.
    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
  • 7.
    De voorzitter kan de deelnemers aan de vergadering toestaan aan de insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers aan de vergadering of tussen deelnemers aan de vergadering onderling.
  • 8.
    De voorzitter of een Statenlid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de inspreker.
Artikel 15 Aantal spreektermijnen
  • 1.
    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.
  • 2.
    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.
  • 3.
    Een Statenlid mag in een termijn niet meer dan één keer het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.
  • 4.
    Het derde lid is niet van toepassing op:
    • a.
      de rapporteur van een commissie;
    • b.
      het Statenlid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, ten aanzien van de beraadslaging over het door het Statenlid ingediende.
  • 5.
    Bij de bepaling hoeveel malen een Statenlid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, worden interrupties en ordevoorstellen niet meegerekend.
Artikel 16 Spreektijd en volgorde sprekers
  • 1.
    Fracties kunnen tot 24 uur voor aanvang van de vergadering hun sprekers bij voorstellen aanmelden bij de Griffie en vermelden daarbij een indicatie van de spreektijd. Daarbij geldt als uitgangspunt dat er per agendapunt en per fractie één spreker aangemeld kan worden, waarbij elke spreker maximaal 10 minuten spreektijd heeft. De spreektijd voor Gedeputeerde Staten bedraagt 1/2 van de totale spreektijd van Provinciale Staten in eerste termijn. De spreektijd in tweede termijn bedraagt voor Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten 1/3 van die in eerste termijn.
  • 2.
    In de regel verleent de voorzitter het woord in de volgorde van intekening. Bij de behandeling van de jaarstukken, de voorjaarsnota en de programmabegroting wordt een vaste spreekvolgorde gehanteerd, waarbij eerst de grootste oppositiepartij spreekt, vervolgens de grootste coalitiepartij, daarna de op een na grootste oppositiepartij etc.
  • 3.
    In voorkomende gevallen kan het Presidium besluiten in afwijking van het eerste en tweede lid de spreektijd fractiegewijs toe te delen, waarbij de grootte van de fractie richtinggevend is voor de omvang van de spreektijd. De spreektijd wordt standaard fractiegewijs toegedeeld bij in elk geval de behandeling van de jaarstukken, de voorjaarsnota en de begroting. Voor de eerste termijn geldt per fractie een spreektijd van 2 minuten per fractielid met een minimum van 10 en een maximum van 30 minuten en per lid van Gedeputeerde Staten een maximum van van 10 minuten. In de tweede termijn geldt voor de fracties en de leden van Gedeputeerde Staten dat de spreektijd 1/3e bedraagt van de spreektijd in de eerste termijn. Interrupties worden niet meegeteld voor de spreektijd.
Artikel 17 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Onverminderd artikel 21 Provinciewet kunnen Provinciale Staten op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslagingen.
Artikel 18 Voorstel van orde
  • 1.
    De voorzitter en ieder lid van Provinciale Staten kunnen een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht. Zo mogelijk wordt het voorstel van orde aangekondigd in de Presidiumvergadering voorafgaand aan de Statenvergadering.
  • 2.
    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen en niet het karakter van een agendapunt wijzigen.
  • 3.
    Over een voorstel van orde beslissen Provinciale Staten onmiddellijk.
Artikel 19 Besluit en stemverklaring
  • 1.
    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is behandeld, sluit hij de beraadslaging, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.
  • 2.
    Voordat Provinciale Staten tot stemming overgaan of zonder stemming besluiten, heeft ieder Statenlid het recht een korte verklaring af te leggen over het voorgenomen stemgedrag. Ook bij een hamerstuk kan een stemverklaring worden afgegeven.
Artikel 20 Stemming en procedure hoofdelijke stemming
  • 1.
    De voorzitter vraagt de Statenleden of stemming wordt verlangd. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel met algemene stemmen is aangenomen of verworpen.
  • 2.
    Indien geen stemming plaatsvindt kunnen in de vergadering aanwezige Statenleden aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht worden te hebben tegen- of voorgestemd of zich op grond van artikel 28 Provinciewet van stemming te hebben onthouden.
  • 3.
    Indien een Statenlid daarom vraagt of op voorstel van de voorzitter vindt de stemming plaats met de elektronische stemapparatuur. Indien de elektronische stemmachine om technische redenen niet in werking gesteld kan worden, vindt de stemming plaats door het opsteken van de hand of door zitten en opstaan.
  • 4.
    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de Statenleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen Statenlid. Vervolgens geschiedt de oproeping op alfabetische volgorde. De Statenleden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging. De griffier herhaalt daarna de stem die door betreffend Statenlid is uitgebracht.
  • 5.
    Heeft een Statenlid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen vóórdat het volgende Statenlid heeft gestemd of ingeval van elektronische stemming, voordat de stemming gesloten wordt. Bemerkt het Statenlid zijn vergissing pas later, dan is herstel niet meer mogelijk, maar kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening ervan vragen in de notulen dat hij zich heeft vergist.
  • 6.
    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.
Artikel 21 Volgorde stemming over amendementen en moties
  • 1.
    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.
  • 2.
    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.
  • 3.
    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.
  • 4.
    Indien over een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.
  • 5.
    De volgorde van stemming bij de behandeling van de Voorjaarsnota en Programmabegroting wijkt af. Daarbij komen eerst de subamendementen en de amendementen, de moties en als laatste het ontwerpbesluit in stemming.
  • 6.
    Over moties die geen verband houden met een op de agenda opgenomen onderwerp of voorstel wordt aan het eind van de vergadering gestemd. De artikelen 19 en 20 van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 22 Stemming over personen
  • 1.
    Bij stemming over personen voor (het opstellen van) een voordracht of aanbeveling benoemt de voorzitter drie Statenleden tot stembureau.
  • 2.
    De voorzitter stelt vast hoeveel aanwezige Statenleden er zijn.
  • 3.
    Aanwezige Statenleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij zich op grond van de Provinciewet of de daaruit voortvloeiende Gedragscode bestuurlijke integriteit van stemming moeten onthouden. De stembriefjes dienen identiek te zijn.
  • 4.
    Er vinden zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.
  • 5.
    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal Statenleden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
  • 6.
    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid, bedoeld in artikel 30 van de Provinciewet, worden Statenleden geacht geen stem te hebben uitgebracht die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:
    • -
      een blanco ingeleverd stembriefje;
    • -
      een onleesbaar stembriefje;
    • -
      een stembriefje waarop bijvoegingen zijn geplaatst waardoor het betreffende Statenlid kan worden geïdentificeerd;
    • -
      een stembriefje waarop meer namen staan vermeld dan het aantal te benoemen personen waarvoor de stemming plaatsvindt;
    • -
      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;
    • -
      indien de stem is uitgebracht op een ander briefje dan het daartoe uitgereikte stembriefje.
  • 7.
    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslissen Provinciale Staten, op voorstel van de voorzitter.
  • 8.
    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.
Artikel 23 Notulen, besluitenlijst, lijst van moties en toezeggingen en uitzending via internet
  • 1.
    Elke openbare Statenvergadering wordt live uitgezonden via internet. Het videoverslag van de vergadering wordt digitaal gepubliceerd op www.limburg.nl/ProvincialeStaten.
  • 2.
    De griffier draagt zorg voor notulen en besluitenlijsten van de Statenvergaderingen.
  • 3.
    De notulen moeten tenminste inhouden:
  • a.
    de namen van de voorzitter, de (plaatsvervangend) griffier, de in de vergadering aanwezige leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten, van degenen die van vorenvernoemde personen afwezig waren alsmede van andere aanwezigen die het woord gevoerd hebben, waaronder insprekers;
  • b.
    een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;
  • c.
    een woordelijke weergave van het gesprokene met vermelding van de namen van aanwezigen die het woord voerden;
  • d.
    een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de Statenleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de Statenleden die zich overeenkomstig de Provinciewet of de Gedragscode Bestuurlijke Integriteit van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;
  • e.
    de tekst van de tijdens de vergadering ingediende voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;
  • f.
    bij het desbetreffende agendapunt de naam en de functie van die personen aan wie het op grond van artikel 17 van dit reglement door Provinciale Staten is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen;
  • g.
    de tekst van de genomen besluiten.
  • 4.
    De conceptnotulen van de voorgaande vergadering worden zo spoedig mogelijk digitaal gepubliceerd op de provinciale website.
  • 5.
    De Statenleden, de voorzitter van Provinciale Staten, de (plaatsvervangend) griffier, de gedeputeerden en overige personen die tijdens de vergadering het woord gevoerd hebben ontvangen per e-mail een link naar de conceptnotulen. Zij kunnen een voorstel tot verandering van de conceptnotulen doen, indien de conceptnotulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven wat gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering wordt uiterlijk 7 dagen voor aanvang van de vergadering waarin over de vaststelling wordt besloten bij de griffier ingediend.
  • 6.
    De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.
  • 7.
    Vooruitlopend op de conceptnotulen wordt onder de zorg van de griffier een besluitenlijst opgesteld met als doel het spoedig communiceren over de besluitvorming en toezeggingen. Aan de besluitenlijst kunnen geen rechten ontleend worden. De door Provinciale Staten vastgestelde notulen bevatten de formele besluitvorming en de tijdens de vergadering gedane toezeggingen.
  • 8.
    De griffier draagt zorg voor monitoring van aangenomen moties en toezeggingen. De griffier stelt hiertoe een monitoringslijst op, waarop procesinformatie over de stand van zaken van de afdoening wordt opgenomen. Deze procesinformatie reiken Gedeputeerde Staten c.q. de Commisaris van de Koning via de Griffie aan de Statencommissies aan, voor zover de afdoening van de moties en toezeggingen onder de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten c.q. de Commissaris van de Koning vallen.
  • 9.
    De monitoringslijst wordt ter vaststelling aangeboden aan de Statencommissies, opgesplitst per taakveld van de Statencommissies. De Statencommissies besluiten over het afdoen van moties en toezeggingen.
  • 10.
    Inhoudelijke informatie over de afdoening van de onder hun bevoegdheid vallende moties en toezeggingen verstrekken Gedeputeerde Staten c.q. de Commissaris van de Koning aan Provinciale Staten met een separate eindbrief.
Artikel 24 Ingekomen stukken
  • 1.
    De aan Provinciale Staten of één van de Statencommissies gerichte brieven, niet zijnde sonderende stukken of Statenvoorstellen, worden op een tweewekelijkse lijst van ingekomen stukken geplaatst. De brieven worden zo spoedig mogelijk na ontvangst gepubliceerd op www.limburg.nl/ProvincialeStaten, voorzien van het behandelvoorstel van de voorzitter van het Presidium.
  • 2.
    Stukken die betrekking hebben op het taakveld van een Statencommissie worden daarnaast ter kennisname geplaatst op de agenda van deze Statencommissie onder het agendapunt “lijst ingekomen stukken”. Hiervan wordt melding gemaakt in het behandelvoorstel op de lijst als bedoeld in het eerste lid. De commissievoorzitter beslist op verzoeken om bespreekstukken voor dergelijke stukken.
  • 3.
    Voor stukken die geen betrekking hebben op het taakveld van een Statencommissie wordt de betreffende tweewekelijkse lijst ingekomen stukken na twee weken gesloten en per e-mail aan de Statenleden gemeld dat gemotiveerde verzoeken om bespreekstukken kunnen worden ingediend tot twee weken na sluiting van de tweewekelijkse lijst. De voorzitter van het Presidium besluit aan de hand van de ontvangen verzoeken welke stukken als bespreekstuk doorgaan naar één van de Statencommissies. Ingekomen stukken, die de voorzitter van het Presidium doorverwijst naar een Statencommissie, worden daar zo spoedig mogelijk geagendeerd.
Artikel 25 Toepassing reglement op besloten vergaderingen
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 26 Notulen en besluitenlijst besloten vergadering
  • 1.
    De conceptnotulen en -besluitenlijst van een besloten vergadering worden niet digitaal verspreid, maar liggen uitsluitend voor de Statenleden en de overige personen die in de vergadering aanwezig waren ter inzage bij de Griffie.
  • 2.
    De notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering nemen Provinciale Staten een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen.
  • 3.
    Waar mogelijk wordt conform de besluitvorming in het tweede lid de besluitenlijst openbaar gemaakt.
Artikel 27 Opheffen geheimhouding
Indien Provinciale Staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 91, tweede lid, Provinciewet, voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt, indien het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd over de opheffing van de geheimhouding.
Artikel 28 Toehoorders en pers
  • 1.
    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare Statenvergaderingen bij op de voor hen bestemde plaatsen.
  • 2.
    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van orde is hen verboden.
Artikel 29 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die van een openbare Statenvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervoor tijdig een verzoek aan de griffier en gedragen zich naar diens aanwijzingen.
Hoofdstuk 3 Bevoegdheden en instrumenten van Statenleden
Artikel 30 Amendementen en subamendementen
  • 1.
    Statenleden dienen bij de voorzitter (sub)amendementen digitaal in voor het sluiten van de beraadslagingen over een voorstel.
  • 2.
    Een (sub)amendement moet om in behandeling genomen te kunnen worden digitaal bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.
  • 3.
    In de benaming van het amendement worden het volgnummer van het amendement, de naam/namen van de indieners en het onderwerp opgenomen. Er worden maximaal twee namen van de indieners in de benaming vermeld. Zijn er meer dan twee indieners dan wordt alleen de naam van de 1e indiener in de benaming vermeld, vervolgd door cum suis (c.s.).
  • 4.
    Er kan alleen beraadslaagd worden over (sub)amendementen die ingediend zijn door een Statenlid, dat de presentielijst getekend heeft en in de vergadering aanwezig is. Indien meerdere Statenleden gezamenlijk een (sub)amendement indienen kan er alleen beraadslaagd worden indien tenminste één indiener de presentielijst getekend heeft en in de vergadering aanwezig is.
  • 5.
    Intrekking, door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door Provinciale Staten is afgerond.
Artikel 31 Moties
  • 1.
    Statenleden dienen moties digitaal in bij de voorzitter.
  • 2.
    In de benaming van de motie wordt het volgnummer van de motie, de naam/namen van de indieners en het onderwerp opgenomen. Er worden maximaal twee namen van de indieners in de benaming vermeld. Zijn er meer dan twee indieners dan wordt alleen de naam van de 1e indiener in de benaming vermeld, vervolgd door cum suis (c.s.).
  • 3.
    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.
  • 4.
    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats bij het agendapunt moties vreemd aan de orde van de dag.
  • 5.
    Indien een motie tijdens de Statenvergadering wordt aangehouden, dan is het aan de indiener van de aangehouden motie om tijdig de motie opnieuw in stemming te brengen. Indien de motie niet binnen een half jaar opnieuw in stemming is gebracht, wordt deze geacht te zijn ingetrokken, tenzij de motie is aangehouden vanwege een toezegging om op een moment later dan een half jaar informatie te verschaffen.
  • 6.
    Er kan alleen beraadslaagd worden over moties die ingediend zijn door een Statenlid, dat de presentielijst getekend heeft en in de vergadering aanwezig is. Indien meerdere Statenleden gezamenlijk een motie indienen kan er alleen beraadslaagd worden indien tenminste één indiener de presentielijst getekend heeft en in de vergadering aanwezig is.
  • 7.
    Tijdens de beraadslaging over een motie licht eerst de indiener de motie toe gedurende maximaal 5 minuten en vervolgens wordt het woord gevoerd door Gedeputeerde Staten indien de motie zich tot hen richt en daarna de fracties. Indien een motie zich richt tot Provinciale Staten, dan voert eerst de indiener het woord, vervolgens de fracties en tot slot Gedeputeerde Staten (indien de bespreking daartoe aanleiding geeft).
  • 8.
    Tijdens de toelichting op de motie door de indiener zijn er geen interrupties toegestaan.
  • 9.
    Intrekking van een motie door de indiener is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door Provinciale Staten is afgerond.
Artikel 32 Initiatiefvoorstel
  • 1.
    Statenleden dienen initiatiefvoorstellen in aan de hand van het daarvoor vastgestelde format.
  • 2.
    Indien nodig wordt eerst een ontwerpinitiatiefvoorstel in één van de Statencommissies ter sondering besproken. Gedeputeerde Staten worden voor en tijdens de commissiebehandeling in de gelegenheid gesteld op het ontwerpinitiatiefvoorstel hun reactie te geven.
  • 3.
    Het (ontwerp)initiatiefvoorstel wordt zo spoedig mogelijk na indiening met in achtneming van termijnen voor de desbetreffende Statencommissie geagendeerd.
  • 4.
    Gedeputeerde Staten krijgen de gelegenheid tot het geven van schriftelijk commentaar op het initiatiefvoorstel tot 14 dagen voor de vergadering van Provinciale Staten, waar het geagendeerd wordt.
  • 5.
    De voorzitter plaatst het initiatiefvoorstel op de conceptagenda van de eerstvolgende Statenvergadering na de commissiebehandeling.
  • 6.
    De behandeling van het voorstel vindt plaats voordat alle op de agenda voorkomende behandelstukken worden behandeld, tenzij Provinciale Staten oordelen dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd onderwerp of voorstel wordt behandeld.
Artikel 33 Collegevoorstel
    • 1.
      Collegevoorstellen dienen tijdig, op het moment als aangegeven op het vergaderschema van Provinciale Staten en van de Statencommissies, aan de Griffie te worden aangeleverd.
    • 2.
      Een voorstel van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten dat al aan Provinciale Staten toegezonden is, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming Provinciale Staten.
  • 2.
    Indien Provinciale Staten van oordeel zijn dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan Gedeputeerde Staten moet worden gezonden, bepalen Provinciale Staten in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Artikel 34 Vragenuur mondelinge vragen
  • 1.
    Aan het begin van elke reguliere vergadering van Provinciale Staten bestaat gedurende maximaal een uur de gelegenheid voor Statenleden om mondelinge vragen te stellen aan Gedeputeerde Staten, de Commissaris van de Koning ofwel aan andere Statenleden over actuele onderwerpen betreffende het gevoerde bestuur.
  • 2.
    Het Statenlid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp en vermelding van de te stellen vragen tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter.
    De voorzitter (dan wel de vicevoorzitter indien de vragen de portefeuille van de Commissaris van de Koning betreffen) kan beslissen een vraag niet aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of het een onderwerp betreft dat niet te maken heeft met provinciaal bestuur. Hij kan eveneens beslissen een vraag niet aan de orde te stellen indien het onderwerp al via schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 35 van dit reglement aan Gedeputeerde Staten is voorgelegd en de schriftelijke vragen nog niet beantwoord zijn of het onderwerp reeds voor een vergadering van een Statencommissie of van Provinciale Staten geagendeerd is. Een verzoek tot het stellen van vragen wordt eveneens afgewezen indien het een onderwerp of schriftelijk stuk betreft waarvoor door Provinciale Staten, de Statencommissie, of Gedeputeerde Staten geheimhouding is opgelegd. Bij afwijzing van het verzoek stelt hij de vragensteller onmiddellijk van zijn beslissing in kennis.
  • 3.
    De voorzitter (dan wel de vicevoorzitter indien de vragen de portefeuille van de Commissaris van de Koning betreffen) beslist zo mogelijk 20 uur voor aanvang van de vergadering of het verzoek wordt ingewilligd. Ingeval van een Statenvergadering in de avonduren beslist de voorzitter zo mogelijk 6 uur voor aanvang van de vergadering. Indien het verzoek wordt gehonoreerd brengt de voorzitter het onderwerp en de te stellen vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van Provinciale Staten en – voor zover het het beleid of bestuur van Gedeputeerde Staten betreft – de leden van Gedeputeerde Staten.
  • 4.
    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.
  • 5.
    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de Commissaris van de Koning, voor de gedeputeerden en voor de overige Statenleden.
  • 6.
    De mondelinge vragen zijn pas ingediend op het moment waarop de indiener de vragen tijdens de Statenvergadering mondeling heeft ingebracht.
  • 7.
    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen te stellen en een korte toelichting van maximaal 5 minuten daarop te geven. Tijdens de toelichting zijn er geen interrupties toegestaan.
  • 8.
    Na de beantwoording door Gedeputeerde Staten, de Commissaris van de Koning of een ander Statenlid krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.
  • 9.
    Vervolgens kan de voorzitter aan andere Statenleden het woord verlenen om aan de vragensteller, Gedeputeerde Staten, de Commissaris van de Koning ofwel aan andere Statenleden vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.
  • 10.
    Vragen die vanwege tijdgebrek niet meer mondeling kunnen worden beantwoord worden schriftelijk beantwoord binnen twee weken na de vergadering.
  • 11.
    Het indienen van moties tijdens het vragenuur is niet toegestaan, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.
Artikel 35 Schriftelijke vragen
  • 1.
    Statenleden dienen schriftelijke vragen aan Gedeputeerde Staten c.q. de Commissaris van de Koning betreffende het door Gedeputeerde Staten c.q. de Commissaris van de Koning gevoerde bestuur in bij de griffier. Daarbij wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Is de gewenste wijze van beantwoording niet vermeld, dan volgt schriftelijke beantwoording.
  • 2.
    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige Statenleden en Gedeputeerde Staten c.q. de Commissaris van de Koning.
  • 3.
    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende Statenvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt de verantwoordelijke gedeputeerde of de Commissaris van de Koning voor het verstrijken van de termijn de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn beantwoording alsnog zal plaatsvinden.
  • 4.
    De schriftelijke antwoorden van Gedeputeerde Staten c.q. de Commissaris van de Koning worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van Provinciale Staten toegezonden.
  • 5.
    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende Statenvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde Statenvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen over het door de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten gegeven antwoord, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.
Artikel 36 Interpellatiedebat
  • 1.
    Een Statenlid kan Provinciale Staten verlof vragen om over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda van Provinciale Staten, een interpellatie (een uitnodiging voor een debat met lid van Gedeputeerde Staten) te houden.
  • 2.
    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 24 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
  • 3.
    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de leden van Provinciale Staten en van Gedeputeerde Staten, voor zover het het beleid of bestuur van Gedeputeerde Staten betreftProvinciale Staten besluiten bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek zonodig via stemming of en zo ja wanneer de interpellatie zal worden gehouden.
  • 4.
    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de Commissaris van de Koning, voor de gedeputeerden en voor de Statenleden.
  • 5.
    De interpellatievragen zijn pas ingediend op het moment waarop de indiener de interpellatievragen tijdens de Statenvergadering mondeling heeft ingebracht.
  • 6.
    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen te stellen en een korte toelichting daarop te geven. Tijdens de toelichting zijn er geen interrupties toegestaan.
  • 7.
    Na de beantwoording door Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning volgt er een debat, waarbij de vragensteller als eerste het woord voert, in ten hoogste twee termijnen, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.
Hoofdstuk 4 Slotbepalingen
Artikel 37 Uitleg reglement
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslissen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter.
Artikel 38 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Dit reglement treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.
  • 2.
    Het Reglement van Orde voor Provinciale Staten 2012, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 12 oktober 2012, vervalt bij de inwerkingtreding van deze regeling .
  • 3.
    Dit reglement kan worden aangehaald als het “Reglement van orde voor Provinciale Staten van Limburg 2015”.
  •  
Maastricht, 11 februari 2015
Provinciale Staten voornoemd,
drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter,
drs. J.J. Braam, griffier,
Uitgegeven, 11 februari 2015
De Griffier,
drs. J.J. Braam
Naar boven