Gebiedswaarden voor het ondiepe grondwater voor zink en cadmium in de Kempen
 
Gedeputeerde Staten van Limburg maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet bekend de:
Gebiedswaarden voor het ondiepe grondwater voor zink en cadmium in de Kempen
 
Bij de toepassing van hun bevoegdheden in het kader van bodemonderzoek en bodemsanering op grond van de Wet bodembescherming, hanteren Gedeputeerde Staten voor het grondgebied van de gemeenten Weert, Nederweert en Leudal gebiedswaarden voor het ondiepe grondwater. Daarbij geldt:
• de gebiedswaarden gelden alleen voor de stoffen zink en cadmium;
• de gebiedswaarden vervangen voor zink de streef- tussen- en interventiewaarden en voor cadmium enkel de streefwaarde voor het ondiepe grondwater als opgenomen in tabel 1 van Bijlage 1 bij de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 (hierna: de Circulaire).
 
In het overzicht hieronder zijn de gebiedswaarden opgenomen en de streefwaarden, tussenwaarden en interventiewaarden waarvoor zij in de plaats komen.
Parameter
Cadmium
Zink
 
Gehalte
Vervangt de landelijke waarde
Gehalte
Vervangt de landelijke waarde
Streefwaarde Circulaire
0,4 µg/l
Ja
65 µg/l
Ja
Tussenwaarde
3,2 µg/l
Nee
432,5 µg/l
Ja
Interventiewaarde Circulaire
6 µg/l
Nee
800 µg/l
Gelijk aan
Gebiedswaarde
gemeenten Weert, Nederweert en Leudal
3,0 µg/l *
 
800 µg/l
 
* Omdat de gebiedswaarde voor cadmium lager (en dus ‘strenger’) is dan de tussen- en interventiewaarde, blijft de landelijke tussen- en interventiewaarde voor cadmium gehandhaafd. Hierdoor is verder onderzoek pas nodig als de tussenwaarde voor cadmium wordt overschreden en blijft het mogelijk om voor cadmium de interventiewaarde te blijven gebruiken als terugsaneerwaarde bij saneringen.
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad.
 
Toelichting
In de Kempen is de bodem verontreinigd geraakt met zware metalen, waaronder vooral zink en cadmium, ten gevolge van de activiteiten van de voormalige zinkindustrie in de regio. Deze verontreiniging is ontstaan door rookemissies, afvalwaterlozingen en hergebruik van zinkassen.
De zware metalen uit neergedaalde stofdeeltjes en zinkassen zijn ook terecht gekomen in het ondiepe (tot 10 meter) grondwater. Het diepere grondwater dat onder andere gebruikt wordt voor de openbare drinkwatervoorziening is niet verontreinigd. De gehalten aan zware metalen in het ondiepe grondwater liggen (ver) boven de landelijke normstelling van streef- en interventiewaarden (waarden waaraan de grondwaterkwaliteit wordt getoetst). De landelijke normstelling houdt echter onvoldoende rekening met grootschalige diffuse grondwaterverontreinigingen als in de Kempen. Zodra deze kwaliteitsnormen worden overschreden ontstaan in de praktijk vragen over de wijze waarop daarmee moet worden opgegaan in termen van onderzoek en/of sanering. Aangezien de omvang van het gebied zo groot is en een actieve sanering zou leiden tot een buitenproportioneel technische en financiële inspanning (waarbij schade aan natuur en milieu niet te voorkomen is), is een traditionele aanpak om tot een kwaliteitsverbetering van het grondwater te komen niet haalbaar. Dit heeft er toe geleid dat voor de Kempen is gekeken naar een andere normstelling waarbij sterker wordt gekeken naar de feitelijke risico’s en waarbij rekening wordt gehouden met het gegeven dat er sprake is van verhoogde concentraties in een zeer groot gebied.
Gebiedswaarden zijn enerzijds bedoeld als aandachtswaarden om te bepalen of tot vervolgonderzoek over wordt gegaan en anderzijds bedoeld als waarden waarnaar moet worden teruggesaneerd als een bodemsanering noodzakelijk is. Omdat de gebiedswaarde voor cadmium lager (en dus ‘strenger’) is dan de tussen- en interventiewaarde, blijft de landelijke tussen- en interventiewaarde voor cadmium gehandhaafd. Hierdoor is verder onderzoek pas nodig als de tussenwaarde voor cadmium wordt overschreden en blijft het mogelijk om voor cadmium de interventiewaarde te blijven gebruiken als terugsaneerwaarde bij saneringen. Een verdere kwaliteitsverbetering van de bodem ten opzichte van de huidige achtergrondwaarden met betrekking tot zink en cadmium, wordt binnen het gebied niet als doelmatig en kosteneffectief beschouwd. Indien een beschikking in het kader van de Wet bodembescherming wordt aangevraagd, toetsen Gedeputeerde Staten als bevoegd gezag aan deze gebiedswaarden.
Bij de beoordeling van plannen door het bevoegd gezag wordt ervan uitgegaan dat de grondwaterverontreiniging het gevolg is van de verhoogde achtergrondconcentraties binnen de Kempen . Deze verhoogde achtergrondconcentraties worden daarom verder niet meegenomen in de beoordeling van de plannen. De gebiedswaarden vertegenwoordigen de waarden die overeen komen met de verhoogde achtergrondwaarden die in het gebied voorkomen. Het betreft dus een afwijking van het landelijk beleid zoals opgenomen in de ‘Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013’. Gedeputeerde Staten hanteren deze gebiedswaarden als beleidsregel bij de toepassing van hun bevoegdheden in het kader van de Wet bodembescherming. Voor een tiental gemeenten die gelegen zijn in het Brabantse deel van De Kempen stellen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant eveneens gebiedswaarden vast.
De gebiedswaarden zijn gebaseerd op de 90-percentielwaarden voor zware metalen in het ondiepe grondwater. De meetgegevens zijn gebaseerd op gegevens vanuit gemeentelijke bodeminformatiesystemen (vanaf 2000 t/m 2007) en berekende depositie-gegevens via het BeNeKempen grondwatermodel. De 90-percentielwaarde wordt veelvuldig gebruikt binnen de Nederlandse en Europese normgeving voor het aangeven van verhoogde achtergrondwaarden.
Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten, gehouden op 7 juli 2015
Gedeputeerde Staten voornoemd
de voorzitter,
drs. Th.J.F.M. Bovens
secretaris
mr. A.C.J.M. de Kroon
Naar boven