Tweede wijziging Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 2015/04 Nummer1693825
 
 
Gedeputeerde Staten van Flevoland maken overeenkomstig artikel 136 van de Provinciewet bekend
dat Provinciale Staten van Flevoland op 18 februari 2015 onder nummer 1690859 het volgende
besluit hebben genomen:
Provinciale Staten van Flevoland,
Overwegende dat het wenselijk is ter bevordering van een duurzame ruimtelijke kwaliteit en met het oog op een goede ruimtelijke ordening in de verordening regels te stellen aan ruimtelijke ontwikkelingen ten aanzien van de opsporing en winning van onconventionele delfstoffen;
Dat het nodig is de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 aan te passen aan de Waterwet, de herijking van het provinciaal waterveiligheidsbeleid en de voorgenomen deltabeslissing waterveiligheid van het kabinet;
Dat het wenselijk is een aantal technische en juridische wijzigingen door te voeren;
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 13 januari 2015, met kenmerk 1690859;
Gelet op het bepaalde in de Waterwet, de Ontgrondingenwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, de Mijnbouwwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Provinciewet;
B esluiten:
Vast te stellen de volgende wijziging van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 en de daarbij behorende bijlagen:
Tweede wijziging van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012
Artikel I Wijziging verordening
De Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 wordt als volgt gewijzigd.
In artikel 1.1 worden de volgende begripsbepalingen in alfabetische volgorde ingevoegd.
Bestemmingsplan: bestemmingsplan, inpassingsplan of beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening met inbegrip van een wijzigingsplan of een uitwerkingsplan alsmede een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en een geval als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onderdeel a, onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Provinciale A rcheologische en A ardkundige K erngebieden : de gebieden Rivierduingebied Swifterbant, UNESCO-monument Schokland, Urk en omgeving en Omgeving Kuinderschans en Kuinderburcht die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn aangemerkt als Provinciaal Archeologische en Aardkundige Kerngebieden.
Opsporen: het opsporen van delfstoffen als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Mijnbouwwet.
Provinciale belangen: de belangen die de provincie heeft uit hoofde van haar beleid en/of politieke opvattingen en/of haar rol als beheerder of private partij.
Top-10 Archeologische locatie s: de gebieden die een dwarsdoorsnede van de Flevolandse archeologie vertegenwoordigen en die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn aangemerkt als Top-10 Archeologische locatie.
Winnen: het winnen van delfstoffen als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Mijnbouwwet.
In artikel 3.1, tweede lid, wordt na het woord “actuele” tussengevoegd: situatie.
Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    De onderdelen d, e en h van het eerste lid vervallen.
  • 2.
    De onderdelen f en g van het eerste lid worden geletterd d en e.
  • 3.
    Het onderdeel b van het tweede lid vervalt.
In artikel 5.6, derde lid, wordt “als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder g” vervangen door: als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder d.
Artikel 5.7 vervalt.
Artikel 5.18 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    In het eerste lid, wordt “een gemiddelde overstromingskans van tenminste 1/100 per jaar” vervangen door: een overstromingskans van ten hoogste 1/100 per jaar.
  • 2.
    In het tweede lid, wordt “een gemiddelde overstromingskans van tenminste 1/50 per jaar” vervangen door: een gemiddelde overstromingskans van ten hoogste 1/50 per jaar.
Artikel 5.19 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    In het eerste lid wordt na het woord “waterkeringen” toegevoegd: Urk (middenterrein), Urk (overige terreinen), Schokkerhaven, Parkhaven, Flevocentrale, De Eemhof, Haven Zeewolde, Harderhaven, Zuiderzee op Zuid, Muiderzand en Almere Haven.
  • 2.
    Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een tweede en derde lid ingevoegd, luidende:
  • 1.
    De algemene vergadering draagt er zorg voor dat de regionale waterkeringen Houtribstrand, Ketelhaven, Flevo Marina, Deko Marine, Houtribhaven, Bataviahaven, Kade Lelystad haven, Zilverstrand, Erkemederstrand, Woldstrand, De Harder, Bremerbergse hoek, De Klink en Spijkstrand uiterlijk in 2018 voldoen aan de in artikel 5.17 opgenomen normen.
  • 2.
    De algemene vergadering draagt er zorg voor dat de Knardijk uiterlijk vier jaar na de voorziene wijziging van de Waterwet in verband met de wettelijke verankering van de Deltabeslissing Waterveiligheid voldoet aan de in artikel 5.17 opgenomen norm.
Artikel 5.20, eerste lid, onder a, komt te luiden:
a.de dwarsprofielen van de primaire- en regionale waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden.
In artikel 8.2, derde lid, onder b, wordt de zinsnede “gebieden en locaties” vervangen door: Provinciale Archeologische en Aardkundige Kerngebieden en Top-10 Archeologische locaties.
Artikel 8.4 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    In het eerste lid, onder a, wordt de zinsnede “gebieden en locaties” vervangen door: Provinciale Archeologische en Aardkundige Kerngebieden en Top-10 Archeologische locaties.
  • 2.
    In het eerste lid, onder b, wordt de zinsnede “gebieden en locaties” vervangen door: Provinciale Archeologische en Aardkundige Kerngebieden en Top-10 Archeologische locaties.
  • 3.
    In het eerste lid, onder c, wordt de zinsnede “gebied of locatie” vervangen door: Provinciale Archeologische en Aardkundige Kerngebied of Top-10 Archeologische locatie.
  • 4.
    In het eerste lid, onder e, wordt de zinsnede “gebieden en locaties” vervangen door: Provinciale Archeologische en Aardkundige Kerngebied of Top-10 Archeologische locatie.
Na hoofdstuk 10 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 10A DUURZAAMHEID EN RUIMTELIJKE KWALITEIT
Artikel 10a.1Opsporing en winning van schaliegas en schalieolie
  • 1.
    Het opsporen en winnen van schaliegas en schalieolie is alleen toegestaan als uit onderzoek onomstotelijk blijkt dat de provinciale belangen hiermee niet worden geschaad. Bij een dergelijk onderzoek moet in ieder geval worden ingegaan op de belangen genoemd in Bijlage VI.
  • 2.
    In een bestemmingsplan dat ziet op het toelaten van het opsporen of winnen van schaliegas en schalieolie wordt op basis van het onderzoek als bedoeld in het eerste lid, gemotiveerd dat de ruimtelijke provinciale belangen niet worden geschaad.
  • 3.
    Voor zover op basis van het onderzoek als bedoeld in het eerste lid, andere provinciale belangen aan de orde zijn dan ruimtelijke, is het opsporen of winnen van schaliegas en schalieolie alleen toegestaan met een ontheffing van Gedeputeerde Staten.
  • 4.
    Een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het derde lid, bevat in ieder geval:
    • a.
      een beschrijving van de bestaande situatie en de ontwikkelingen waarvoor een ontheffing wordt gevraagd;
    • b.
      een beschrijving van de mogelijke gevolgen van de ontheffing voor de provinciale belangen;
    • c.
      één of meer kaarten op een schaal van minimaal 1:10.000 dat een duidelijk beeld geeft van de plaats waarop de aanvraag betrekking heeft.
  • 1.
    Bij de beoordeling van de aanvraag om ontheffing als bedoeld in het derde lid, besluiten Gedeputeerde Staten gehoord de Statencommissie Ruimte & Leefomgeving.
Bijlage III, Nr. 16 wordt als volgt gewijzigd:
1.De veiligheidsnorm “1/1000” wordt vervangen door: 1/1000 en 1/10.
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    Kaart 5.15 wordt vervangen (bestaande uit #1634409).
  • 2.
    Kaart 8.1 wordt vervangen (bestaande uit #1634185).
  • 3.
    Kaart 8.2 wordt vervangen (bestaande uit #1634186).
Na Bijlage V wordt ingevoegd Bijlage VI, luidende:
Bijlage VI
Lijst met provinciale belangen als bedoeld in artikel 10a.1, tweede lid.
De provinciale belangen zijn verwoord in het Omgevingsplan Flevoland 2006 (inclusief wijzigingen) en de regels voor de fysieke leefomgeving. Voor een compleet overzicht daarvan wordt verwezen naar de website: http://www.flevoland.nl/producten-en-diensten/omgevingsplan-geconsolideerd/
Het opsporen en winnen van schaliegas en schalieolie geeft naar verwachting in ieder geval spanning met onderstaande provinciale belangen. Hierbij moet worden opgemerkt dat met deze lijst niet wordt beoogd compleet te zijn.
Nr.
Provinciaal belang
 
1
Landelijk gebied
In principe zijn er geen nieuwe bouwpercelen toegestaan. Niet agrarische activiteiten dienen zich primair op de bestaande bouwpercelen te vestigen. Randvoorwaarde hierbij is kleinschaligheid en geen uitbreiding van het bestaande bouwperceel.
Behouden van de mogelijkheid dat in het landelijke gebied kleinschalige niet-agrarische ontwikkelingen op de voormalige agrarische bouwpercelen mogelijk zijn.
2
Stedelijke ontwikkeling
Behouden van voorziene mogelijkheden voor verstedelijking.
3
Werken & economie
Stimuleren van een duurzame, kennisintensieve en innovatieve Flevolandse economie gericht op werkgelegenheid en concurrentiekracht.
Voldoen aan het provinciale locatiebeleid. Hieronder valt het voldoen aan de SER-ladder.
4
Landbouw
Behouden bestaande landbouw en de ontwikkelingsmogelijkheden daarvoor (waaronder de bestaande glastuinbouwgebieden en de voorziene ontwikkelingen daarvoor).
5
Recreatie
Behouden van recreatieontwikkelingsmogelijkheden binnen de specifieke zones, zoals uitloopgebieden en de routes waaronder de BRTN.
6
Natuur
Behouden en ontwikkelen van een robuust en samenhangend netwerk van natuurgebieden, waaronder de EHS en de ecologische verbindingen, dat voldoende (leef-)ruimte biedt voor soorten en waarden die karakteristiek zijn voor de Flevolandse natuur.
7
Landschap en cultuurhistorie
Behouden van Flevolandse cultuurhistorische en landschappelijke kern- en basiskwaliteiten.
Behouden gebieden met karakteristiek open landschap.
Ontwikkelingen in de Noordoostpolder moeten passen binnen de ontwerpprincipes (Kristaller) die aan de polder ten grondslag hebben gelegen.
8
Archeologie en aardkunde
Behouden van behoudenswaardige archeologische waarden waaronder TOP-10 locaties, PARK-en en aardkundig waardevolle gebieden.
9
Water
Bescherming grondwaterbeschermingsgebieden, waartoe ook de boringsvrije zones behoren.
Behouden van waterkwaliteit, waterkwantiteit, waterveiligheid (waaronder waterkeringen) en mogelijkheden WKO.
10
Milieu
Behouden van een goede leefomgevingskwaliteit.
Behouden van voldoende mogelijkheden voor verstedelijking en ontwikkeling landbouw in het kader van de PAS.
Hanteren van de richtinggevende principes voor een duurzaam bodemgebruik.
Voorkomen van geurhinder.
Voorkomen geluidhinder: dit kader de bescherming stiltegebieden en de concentratie van grote lawaaimakers.
Behouden van (lopende proces) ontwikkeling windenergie in het kader van opschalen en saneren.
12
Veiligheid
Voldoen aan externe veiligheidseisen.
13
Verkeer, vervoer en infrastructuur
Voorkomen van versnippering van het landschap en ontstaan van verminderde doorstroming en verkeersveiligheidsproblemen op provinciale wegen en vaarwegen.
Behouden van ontwikkeling van Luchthaven Lelystad en locaties voor multimodale overslag.
Artikel II Inwerkingtreding
De Tweede wijziging van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 treedt in werking op 1 maart 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Provinciale Staten van 18 februari 2015.
de voorzitter, de griffier,
Gedeputeerde Staten van Flevoland,
T.van der Wal, secretaris L. Verbeek, voorzitter
Uitgegeven op 25 februari 2015
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Flevoland
BIJLAGEN
Gewijzigde kaarten als bedoeld in onderdeel M.
Kaart 5.15 wordt vervangen (bestaande uit #1634409).
Kaart 8.1 wordt vervangen (bestaande uit #1634185).
Kaart 8.2 wordt vervangen (bestaande uit #1634186).
Toelichting
Artikel I
Onderdeel A (artikel 1.1 Begripsbepalingen)
In onderdeel A worden enkele begripsomschrijvingen aan de verordening toegevoegd.
Onderdeel B (artikel 3.1 Wijze van melden)
De wijziging in onderdeel B betreft een reparatie: toevoeging van een ontbrekend woord.
Onderdeel C (artikel 5.4Inhoud beheerplan)
Op grond van de Waterwet zijn in de verordening aanvullende regels gesteld aan de inhoud van het beheerplan van het waterschap. In onderdeel C worden vier inhoudelijke bepalingen geschrapt die op basis van ervaringen sinds 2009 niet langer opportuun worden geacht of omdat de Waterwet daar reeds in voorziet. Zo wordt de wijze van beheer al door de Waterwet voorgeschreven en is de bepaling over het gewenste grondwater- en oppervlaktewaterregime achterhaald en voldoende gewaarborgd via het provinciaal omgevingsplan. Het plan waar het waterschap rekening mee houdt bij het vaststellen van het beheerplan. Een raming van het verloop van de op te leggen heffingen en omslagen blijkt in de praktijk weinig meerwaarde te hebben omdat dit mede afhankelijk is van andere factoren die geen onderdeel uitvoeren van het beheerplan en tot uitdrukking komen bij het jaarlijks vaststellen van de (meerjaren)begroting. Gezien de juridische doorwerking van het provinciaal omgevingsplan naar het beheerplan en de wijze waarop in de praktijk door het waterschap over de voortgang wordt gerapporteerd, betekent het opnemen van een apart overzicht van de provinciale strategische doelstellingen in het beheerplan onnodig dubbel werk.
Onderdeel D (artikel 5.6 Openbare voorbereiding)
De wijziging in onderdeel D betreft een reparatie: opnemen van de juiste verwijzing naar een artikel.
Onderdeel E (artikel 5.7 Goedkeuring)
Op 1 juli 2014 is de wet van 18 december 2013 tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten inwerking getreden. Hiermee is de provinciale goedkeuring van het beheerplan van het waterschap komen te vervallen. De in de verordening opgenomen regels over de toezending in verband met de goedkeuring komen daarmee te vervallen. Dit wordt geregeld in onderdeel E.
Onderdeel F (artikel 5.18 Normering wateroverlast)
Bij de wijziging van de verordening in 2009 is per abuis niet de juiste formulering van de wateroverlastnormen opgenomen. Dit is geconstateerd bij de toetsing van het watersysteem door het waterschap in 2013. Met de wijzigingen in onderdeel F wordt aangesloten bij de landelijk gehanteerde definities in het Nationaal Bestuursakkoord Water en de wijze waarop de provincie en het waterschap in de praktijk omgaan met de normen. Aan de werking van de normen verandert derhalve niks, temeer omdat deze pas eind 2015 formeel als norm gelden.
Onderdeel G (artikel 5.19 Inrichting watersysteem)
Met onderdeel G wordt geregeld dat voor bepaalde regionale waterkeringen de implementatie van het waterveiligheidsbeleid door het waterschap wordt uitgesteld. Tussen 2000 en 2005 heeft de provincie kaders ontwikkeld om de buitendijkse gebieden rond Flevoland bescherming te bieden tegen overstromingen. Met het beleid is sindsdien de nodige ervaring opgedaan. In 2013 hebben provinciale staten op basis van de evaluatie van het buitendijkse waterveiligheidsbeleid besloten dit beleid te herijken om:
  • een afweging te maken tussen publieke en private verantwoordelijkheid die past bij de huidige taak- en rolopvatting van de provincie;
  • het beleid aan te laten sluiten bij de gewijzigde wetgeving;
  • meer ruimte te geven voor creatieve oplossingen gebaseerd op het concept van meerlaagse veiligheid.
Voor de tien belangrijkste buitendijkse gebieden blijft het vigerende beleid gehandhaafd. Dit betreffen de regionale waterkeringen Urk (middenterrein), Urk (overige terreinen), Schokkerhaven, Flevocentrale, De Eemhof, Haven Zeewolde, Harderhaven, Zuiderzee op Zuid, Muiderzand en Almere Haven. Voor de kleinere buitendijkse gebieden (Houtribstrand, Ketelhaven, Flevo Marine, Deko Marine, Houtribhaven, Bataviahaven, Kade Lelystad haven, Zilverstrand, Erkemederstrand, Woldstrand, De Harder, Bremerbergse hoek, De Klink en Spijkstrand) wordt de implementatiedatum met drie jaar opgeschort tot 2018. Hier zijn geen actuele veiligheidsvraagstukken aan de orde en is het op grond van de herijking van het beleid eerst van belang te komen tot een zorgvuldige afweging tussen veiligheidsrisico’s, maatschappelijk belang en de te investeren middelen. Per gebied zal worden afgewogen of en zo ja hoe het herijkte beleid kan worden toegepast.
In 2015 wordt door het kabinet een deltabeslissing waterveiligheid genomen over de normhoogte van onder meer de primaire waterkeringen in Flevoland. Deze deltabeslissing zal uiteindelijk wettelijk worden verankerd. Deze beslissing heeft mogelijk consequenties voor de status en het veiligheidsniveau van de Knardijk. Gezien de grote investeringen die gedaan moeten worden om de Knardijk aan de voorgeschreven norm te laten voldoen, is het verstandig eerst het besluit van het kabinet af te wachten. In 2018 nemen provinciale staten rekening houdend met de dan geldende normen voor de primaire waterkeringen een besluit over een passende norm voor de Knardijk. Hiermee worden onnodig grote maatschappelijk kosten voorkomen. In onderdeel G is daarom opgenomen dat de Knardijk uiterlijk vier jaar na de wettelijke verankering van de deltabeslissing waterveiligheid aan de veiligheidsnorm dient te voldoen. Deze termijn wordt – naast de tijd die al nodig is om wetgeving aan te passen – als redelijk ervaren.
Onderdeel H (artikel 5.20 Legger waterstaatswerken)
Aanvullend op de Waterwet zijn in de verordening eisen opgenomen aan de legger voor primaire- en regionale waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden. In de praktijk blijkt bij het opstellen van dergelijke leggers het lengteprofiel niet zinvol te zijn vanwege het grillige verloop ervan. Een lengteprofiel laat alleen de hoogte of diepte per kilometrering zien. Als het traject veel bochten maakt kun je bijna niet herleiden op welke plek de hoogte op diepte aanwezig is. Daarnaast gaat het om gemiddelde waarden. In onderdeel H wordt deze leggereis daarom geschrapt.
Onderdelen I, J en M (artikel 8.2 Vrijstellingen, Artikel 8.4 Eenvoudige vergunningprocedure en Bijlage IV Kaarten behorende bij de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012)
Voor de duidelijkheid is in de artikelen 8.2 en 8.4 van de verordening expliciet gemaakt dat het om de “Provinciale Archeologische en Aardkundige Kerngebieden”, en “Top-10 Archeologische locaties” gaat (onderdelen I en J). Nu kan dit alleen worden afgeleid uit de bij de verordening behorende toelichting. De bijbehorende kaarten 8.1 en 8.2 zijn hier eveneens op aangepast (onderdeel M).
OnderdelenK en N (artikel 10a.1 Opsporing en winning schaliegas en schalieolie en Bijlage VI Lijst met provinciale belangen)
Schaliegas en schalieolie is aardgas of aardolie dat in andere soorten gesteenten en lagen zit opgesloten dan conventioneel aardgas en aardolie. Daardoor moet het met andere, intensievere technieken gewonnen worden. Schaliegas is aardgas, dat rechtstreeks uit het gas- of moedergesteente wordt gewonnen. Dit betreft merendeels kleisteen met een zeer slechte doorlatendheid. Schalieolie is olie, die rechtstreeks uit het moedergesteente wordt gewonnen. Om de gas-/oliestroom op gang te brengen dient het gesteente gestimuleerd te worden, bijvoorbeeld door “hydraulic fraccing”. Hierbij wordt het (klei)gesteente onder hoge druk gebroken.
Op dit moment is nog niet aangetoond dat de opsporing en winning van schaliegas en -olie veilig kan en de huidige wet- en regelgeving voorziet nog niet in een goede regulering daarvan. Zowel het opsporen als het winnen van schaliegas -olie kan effecten hebben op vele andere belangen die in het gebied spelen. De vergunningverlening ten behoeve van het opsporen en winnen van aardgas en aardolie is geregeld in de Mijnbouwwet. Deze wet is vooral geschreven vanuit economische en technische motieven. Een vergunning kan alleen geweigerd worden op grond van de technische of financiële mogelijkheden van de aanvrager en/of indien de aanvrager onvoldoende blijk heeft gegeven van maatschappelijke verantwoordelijkheidszin. In de Mijnbouwwet worden andere ondergrondse en bovengrondse belangen niet meegewogen bij de vergunningverlening. De minister heeft erkend dat de huidige wetgeving niet voldoet inzake het regulieren van het opsporen en winnen van schaliegas/-olie. Daartoe wil de minister de rijksregelgeving aanpassen. Dit is echter nog niet gebeurd. Daarnaast werkt het Rijk aan een Structuurvisie Ondergrond en een Structuurvisie Schaliegaswinning. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan is Flevoland in beeld voor de winning van die delfstoffen.
Omdat nog niet is aangetoond dat het boren naar schaliegas en –olie veilig kan, en dat ten aanzien het opsporen en winnen van deze delfstoffen op dit moment wet- en regelgeving ontbreekt, voelt de provincie Flevoland zich genoodzaakt tot regulering in de verordening omdat provinciale belangen mogelijk in het geding zijn.
Provinciale belangen
Omdat de bodem de grond is van ons bestaan en veel eigenschappen van de bodem en ondergrond niet hernieuwbaar zijn en gebruik ervan vaak eenmalig en onomkeerbaar is, is ten aanzien van het opsporen en winnen van schaliegas en -olie grote zorgvuldigheid geboden. Ook om in de toekomst gebruik te blijven maken van het grote potentieel van de ondergrond, is duurzaam beheer van bodem en ondergrond nodig. Tevens hebben alle opsporings- en winningsactiviteiten die in de ondergrond plaatsvinden bovengrondse effecten en risico’s, bijvoorbeeld op leefbaarheid, bereikbaarheid, veiligheid, ruimtelijke ordening, natuur, milieu, cultuurhistorie en landschap. Maar ook op regionaal economische ontwikkelingen.
Gelet op de provinciale rol en taakopvatting inzake duurzaamheid, de kwaliteit van de leefomgeving en een goede ruimtelijke ordening acht de provincie zich verantwoordelijk voor het beschermen van deze ondergrondse en bovengrondse belangen tegen risico’s en negatieve effecten. Vanuit het voorzorgsprincipe wil de provincie negatieve effecten ten gevolge van onder andere schaliegasboringen zoveel mogelijk voorkomen. Ontwrichting is in ieder geval niet toelaatbaar. De provinciale belangen zijn neergelegd in beleid, politieke opvattingen (zoals moties) en landelijke en provinciale regelgeving.
Met onderdeel N wordt een bijlage VI aan de verordening toegevoegd waarin staat met welke provinciale belangen in ieder geval rekening moet worden gehouden. Omdat indertijd bij het opstellen van het beleid en de regels geen rekening is gehouden met opsporing en winning van schaliegas en schalieolie is een lijst opgenomen waarin de intentie van het beleid in relatie tot die activiteiten helder is gemaakt. Hieronder volgt een nadere uiteenzetting van enkele van deze provinciale belangen.
Duurzaamheid
Flevoland is een relatief schoon gebied dat multifunctioneel gebruikt kan worden. Dat willen we graag behouden. Bij de afweging of een ingreep duurzaam is, staat primair de notie “beschermen gaat vóór benutten” centraal. Daarnaast gaat het gebruik van hernieuwbare bronnen (grondwater, warmte) boven eenmalig gebruik (delfstoffen, permanente opslag). En het benutten van de ondergrond ten behoeve van duurzaamheidsdoelen gaat voor economisch gewin. De kwaliteiten van het bodem- en ondergrondsysteem worden niet aangetast, zodat:
•De ondergrond ook voor de generaties die na ons komen optimaal kan bijdragen aan duurzame
ontwikkeling van Flevoland.
  • Bijzondere bodemkwaliteiten in stand gehouden worden zodat we toekomstige generaties niet belasten met onze problemen.
  • Ook worden activiteiten in de ondergrond zodanig ontplooid, dat kwaliteitsaantasting, zowel
boven- als ondergronds, voorkomen, dan wel ten minste gecompenseerd of gemitigeerd wordt.
Bij voorgenomen ingrepen in het bodem- en ondergrondsysteem wordt nadrukkelijk ook gekeken
naar de bovengrondse effecten, zodat een goede belangenafweging kan plaatsvinden. De volgende richtinggevende principes zijn hierbij leidend.
•Ingrepen die onvermijdelijk leiden tot onomkeerbare negatieve gevolgen voor het bodem- en
ondergrondsysteem zijn in principe ongewenst. Alleen bij (onomstotelijk vaststaand)
zwaarwegend maatschappelijk belang kan een dergelijke ingreep doorgang vinden, waarbij
expliciet rekening wordt gehouden met de belangen van het gebied (ruimtelijke en
maatschappelijke inpassing van een ingreep) en waarbij ten minste compensatie van geleden
schade in het gebied plaatsvindt.
•Ingrepen die in potentie negatieve gevolgen kunnen hebben op het bodem- en ondergrondsysteem, zijn alleen toegestaan als men maatregelen neemt waardoor deze
negatieve gevolgen worden voorkomen of de gevolgen worden hersteld.
•Risico’s worden zorgvuldig meegenomen in de afwegingen gemaakt bij de duurzame
gebiedsontwikkeling. Wanneer alsnog blijkt dat (in het verleden) ontstane schade aan het
bodem- en ondergrondsysteem leidt tot ongewenste risico’s of effecten voor bij bodem- en
ondergrond betrokken belangen, streven wij waar mogelijk en voor zover wij hierin
verantwoordelijk zijn, naar zodanig herstel van de kwaliteiten van bodem en ondergrond dat
deze risico’s en effecten worden opgeheven.
Bodemdaling
Specifiek geldt dat er onduidelijkheid is over de bodemdalingseffecten. Deze waren ook in Drenthe, Groningen en Limburg niet verwacht, maar zijn wel gekomen. Juist Flevoland als polder zijnde, is bij dergelijke ontwikkelingen kwetsbaar, vanwege het verschil in peil maaiveld en peil omliggend water. Daarenboven heeft Flevoland reeds te maken met bodemdaling omdat het gaat om een drooggemalen gebied. Versterking van bodemdalingseffecten is ongewenst.
Waterkeringen
Voor (primaire) waterkeringen is het van het grootste belang dat de stabiliteit gegarandeerd is en blijft. Een kenmerkend element voor Flevoland is een groot belang voor de veiligheid en de waterkeringen. De bestaande vrijwaringszones rond dijken zijn bedoeld om bedreigingen aan maaiveld te weren en toekomstige versterkingen mogelijk te maken. Trillingen die worden veroorzaakt door schaliegas-/oliewinningen kunnen een veel breder gebied beslaan. Om de waterveiligheid in dit gebied blijvend te garanderen, dient een groter gebied in beschouwing te worden genomen. Onbekend is nog hoe breed. In het kader van beschermen boven benutten, zal bij een boor/gasactiviteit moeten worden aangetoond dat er geen veiligheidsvermindering optreedt. Daarnaast is voor bepaalde bedrijven een trillingvrije omgeving van het grootste belang voor een goede bedrijfsvoering.
Drinkwater
Op grote diepte is het formatiewater zeer zout. Op 3 km diepte komen de zogenaamde brijn of brines voor, met chloridegehalten van 250.000 tot 300.000 mg/l. Dat is ongeveer 15 maal zoveel als zeewater. Schalielagen zitten op vergelijkbare diepte. Het risico dat dit zoute formatiewater zich mengt met het water in de zoete watervoerende pakketten is reëel.
Economie
De Flevolandse bodem is schoon en vruchtbaar. Dit zijn eigenschappen die van groot belang zijn voor de landbouw. In Flevoland is de landbouw succesvol door de combinatie van Innovatie, het hoge kennisniveau en de goede bodemkwaliteit. Daarnaast is de landbouw, naast duurzame energie en natuur, één van de belangrijkste economische pijlers van Flevoland en noodzakelijk voor de voedselvoorziening op de lange termijn.
In Noordoostpolder zijn er twee topsectoren die het grootste deel van de werkgelegenheid bepalen: de agro- en foodbusiness en tuinbouw en uitgangsmaterialen. Deze twee sectoren stellen hoge eisen aan de kwaliteit van het landelijk gebied.
  • 1.
    Binnen de agro- en foodbusiness zijn er in Noordoostpolder ongeveer 1300 bedrijfsvestigingen. Het gaat hierbij niet alleen om bedrijven die zich bezighouden met teelt van groenten en granen en fokken van vee, maar ook het vervaardigen van landbouwmachines en de handel in zowel voedsel als grondproducten. Binnen deze sector zijn ongeveer 6000 personen werkzaam. Dit is bijna een kwart van de werkgelegenheid in Noordoostpolder. Daarnaast is de gemeente Noordoostpolder de grootste akkerbouwgemeente van Nederland.
  • 2.
    Binnen de sector tuinbouw en uitgangsmaterialen zijn er in Noordoostpolder ruim 600 bedrijfsvestigingen. Deze topsector omvat de hele keten van het bouwen van de kassen, het telen van de zaden tot het veilen van groenten, fruit en bloemen. Binnen de sector zijn ongeveer 2700 personen werkzaam. Dit is ruim 10% van de werkgelegenheid in Noordoostpolder.
In de regio zijn een aantal hoogwaardige technologische bedrijven gevestigd, zoals het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR) en de Duits-Nederlandse windtunnel, die vanwege de daar aanwezige apparatuur gevoelig zijn voor trillingen.
Juist hier speelt het punt van balans die tevens het imago van het gebied en de kansen op sociaal-economische ontwikkeling raakt.
Monumenten en archeologie
In Flevoland gaat het om Schokland als UNESCO-werelderfgoed en wederopbouwgebied Noordoostpolder, met daarin de naoorlogse woonwijk Nagele. In de Visie Erfgoed en Ruimte van het rijk zijn deze gebieden aangewezen als rijksprioriteit. Dat houdt in dat deze gebiedsopgaven leidend zijn voor de inzet van het rijk ten behoeve van gebiedsgericht erfgoedmanagement en de relatie van andere ruimtelijke ontwikkelingen. Deze rijksprioriteiten maken deel uit van de nationale belangen in het kader van de SVIR.
Het UNESCO-werelderfgoed Schokland is één van de topsites aangewezen door de minister in relatie tot bodemdegradatie en archeologie. De archeologische resten zijn reeds in gevaar door bodemdaling en bodemerosie. Het gebied is gevoelig voor vervuiling van oppervlaktewater, grondwater en bodem en voor bodemdaling. Daarnaast is vrij uitzicht over agrarisch landschap benoemd als kernkwaliteit van het werelderfgoed. Als deze specifieke elementen niet voldoende zijn om Schokland aan te merken als uitsluitingsgebied, dient er in ieder geval te worden onderzocht wat het effect van (proef)boringen is op deze unieke locatie.
Regeling in de verordening
Gelet op de hiervoor geschetste provinciale belangen en het ontbreken van wet- en regelgeving ten aanzien van opsporings- en winningsactiviteiten van schaliegas en schalieolie is de regeling hybride: deels geënt op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en deels geënt op de autonome verordenende bevoegdheid van de provincie, voor zover die niet valt onder de Wet milieubeheer.
Gelet op de specifieke eisen die de Wro stelt aan een regeling in een provinciale verordening gaat het in dat kader vooral om een motiveringsverplichting waarbij in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden aangegeven dat bij de opsporing en winning van schaliegas/-olie in voldoende mate rekening is gehouden met de provinciale ruimtelijke belangen.
Voorts kent de provincie ook specifieke belangen in het kader van haar provinciale rol en taakopvatting inzake duurzaamheid en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Vanwege het ontbreken van landelijke regeling daaromtrent ligt het tevens in de rede om de belangen die in dit verband aan de orde komen – en niet direct als ruimtelijke belangen bedoeld zijn - te borgen met de autonome verordenende bevoegdheid. Daarbij gaat het vooral om het behoud van ontwikkelingsruimte voor economische activiteiten, duurzaamheid waaronder een balans in beschermen en benutten, het voorkomen dat kwaliteitsaantasting van de omgeving plaatsvindt. In het kader van de autonome bevoegdheid ligt het in de rede om te werken met een ontheffingsstelsel. Gelet op de politieke gevoeligheid is bepaald dat de commissie van provinciale staten wordt gehoord, voordat Gedeputeerde Staten een besluit over de ontheffing nemen.
Onderdelen L en M (Bijlage III Veiligheidsnormen voor de regionale waterkeringen als bedoeld in artikel 5.17, eerste lid en Bijlage IV Kaarten behorende bij de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012)
In onderdeel L wordt een omissie in de normering van de regionale waterkering De Eemhof hersteld. In 2012 is een nieuwe havenontwikkeling toegevoegd aan dit buitendijkse gebied. Deze nieuwe ontwikkeling is overeenkomstig het beleid uit het omgevingsplan genormeerd op 1/1000. Bij de vorige herziening in 2012 is echter het gehele gebied genormeerd op 1/1000 terwijl dit alleen op de nieuwe ontwikkeling van toepassing was. Ook de bijbehorende kaart 5.15 is hierop aangepast (onderdeel M).
Artikel II
Deze Tweede wijziging van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 treedt in werking met ingang van 1 maart 2015.
Naar boven