Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 2018D32033 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 2018D32033 |
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda van de Energieraad op 11 juni 2018 in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-33, nr. 702), het verslag van de Energieraad van 18 december 2017 (Kamerstuk 21 501–33, nr. 691), het verslag van de informele Energieraad van 19 april 2018 en uitkomsten studies naar EU-doelen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie voor 2030 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 700), het fiche over de wijziging van de aardgasrichtlijn – gaspijpleidingen met derde landen (Kamerstuk 22 122, nr. 2447) en de reactie op raadpleging over de oprichting van het innovatiefonds (Kamerstuk 21 501-08, nr. 728).
De voorzitter van de commissie, Diks
Adjunct-griffier van de commissie, Jansma
Inhoudsopgave
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
II. |
Antwoord / Reactie van de Minister |
10 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de formele Energieraad die op 11 juni plaatsvindt. De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister beschrijft dat het Bulgaars voorzitterschap als doel heeft om tijdens de Energieraad een Algemene Oriëntatie te bereiken op de herziening van de Agency for the cooperation of Energy Regulators (ACER)-verordening. Bij de vorige Energieraad beschreef de Minister dat er zeer uiteenlopende groepen lidstaten en standpunten ten aanzien van dit voorstel zijn, die allen geen meerderheid hebben. Nu lijkt de patstelling doorbroken. Kan de Minister aangeven welke verschillen van inzichten nog niet zijn weggenomen op het gebied van in ieder geval de regionale vraagstukken en de netcodes? De Minister beschrijft dat het kabinet een duidelijke rol ziet voor ACER, maar het blijft onduidelijk welke rol dat is. Kan de Minister beschrijven welke rol het kabinet voor ACER ziet weggelegd? Welke voorstellen verwacht het kabinet van het voorzitterschap in aanloop naar de Energieraad?
De Minister beschrijft de triloog voor handhavingsmechanismen voor de governance van de Energie-Unie, waaruit een verordening moet volgen die de Europese Commissie (EC) in staat stelt de EU-doelen voor 2030 voor hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en CO2-reductie en de daarbij horende ambities, plannen en voortgang van lidstaten te vergelijken en monitoren. De leden van de VVD-fractie zijn blij met de inzet van de Minister die stelt dat de verordening voldoende ruimte moet bieden om het Nederlandse CO2-reductiedoel en Klimaatakkoord kosteneffectief te kunnen realiseren. Wel vragen deze leden of de aanbevelingen die de EC kan doen als de ambitie van andere lidstaten tekort schiet bindend zijn. Wanneer voorziet de Minister dat de formule volledig is uitgewerkt? Betekent de opvulling van Europese beleidsmaatregelen door onder andere Ecodesign-wetgeving in het geval van een gezamenlijk ambitietekort, dat lidstaten die zich wel aan de doelen houden extra moeten compenseren voor lidstaten die de doelen niet halen? Deze leden zijn tevreden met de inzet van de Minister om geen verplichte rapportage over energiearmoede af te moeten leveren. Dergelijke zaken moeten we nationaal blijven regelen en niet in Europees verband zo menen deze leden.
Ook over de Richtlijn hernieuwbare energie (RED) hebben de leden van de VVD-fractie een aantal vragen en opmerkingen. Deze leden steunen het kabinet in de inzet terughoudend te zijn met voorkeursbehandelingen voor projecten die rechten geven aan burgers en gemeenschappen om zelf energie op te wekken. Hoe sympathiek dit ook klinkt, het is voornamelijk van groot belang dat de doelstellingen gehaald worden en dat dit kostenefficiënt gebeurt. Wanneer iedereen zijn eigen projecten begint zijn deze leden daar niet zeker van. De Minister legt in zijn brief uit dat Nederland de inzet van het Europees parlement (EP) voor een ambitieuzere inspanningsverplichting voor warmte en koude niet steunt wegens een mogelijke beperking voor een kosteneffectief CO2-reductiepad. Deze leden steunen het kabinet in deze inzet omdat lidstaten hun eigen keuzes zouden moeten kunnen maken, zolang dit resulteert in het behalen van de doelen. Deze leden zijn tevens groot voorstander van de inzet van het kabinet om de subsidiesystemen van lidstaten niet open te stellen voor buitenlandse projecten. EU-lidstaten moeten hard werken om hun doelen te behalen, maar buitenlandse projecten hoeven niet te profiteren van Nederlands belastinggeld.
De leden van de VVD-fractie lezen dat tijdens de Energieraad ook gesproken zal worden over de vergunningverlening voor hernieuwbare energieprojecten. Kan de Minister aangeven wat de voorgestelde termijn is en welke termijn het kabinet zelf realistisch acht? Kan de Minister voorts de hogere ambitie met betrekking tot geavanceerde biobrandstoffen toelichten?
De leden van de VVD-fractie spreken hun steun uit voor de inzet van Nederland voor terughoudendheid ten opzichte van het verhogen van de inspanningsverplichting voor warmte tot boven de 1%-punt. Los van de argumenten van het kabinet voor terughoudendheid zijn deze leden van mening dat lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor de invulling van plannen die moeten leiden tot het behalen van de klimaatdoelen. De inzet van Nederland moet op kostenefficiëntie en CO2-reductie gericht blijven.
Ook hebben de leden van de VVD-fractie een vraag over de ophoging van het Europese CO2-reductiedoel naar 55% met een kopgroep. De Minister beschrijft in zijn verslag van de informele Energieraad van 19 april 2018 dat Nederland met een aantal landen bezig is om deze kopgroep te vormen en dat zij op 25 april bijeengekomen zijn. Kan de Minister toelichten wat er tijdens deze bijeenkomst besproken is, welke lidstaten hierbij aanwezig waren en of ook tijdens de formele Energieraad op 11 juni bij elkaar gekomen zal worden om verder te spreken over deze ambitie?
De leden van VVD-fractie vragen over de verdere voortgang van de oprichting van het innovatiefonds wat de huidige stand van zaken is en welke stappen de komende tijd verwacht kunnen worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken in voorbereiding op de Energieraad op 11 juni 2018. Hierover hebben deze leden nog vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen of het voorstel voorligt om een koppeling te maken tussen het EU Emissions Trading System (ETS)-systeem en het Clean Energy Package. Deelt de Minister de mening dat het overschot van rechten dat ontstaat door de groei van hernieuwbare energie uit het ETS gehaald zou moeten worden? Is het mogelijk dit mechanisme te introduceren in de Governance richtlijn en is de Minister bereid om dat te adresseren? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn positief over het standpunt van de Minister met het oog op governance in energiebesparing. Het is goed dat Nederland de formule steunt voor het vaststellen van een eventueel ambitietekort bij lidstaten. Wat deze leden betreft zou deze formule echter bindend moeten zijn, niet indicatief. Zonder bindende regels wordt het risico gelopen op achterblijvers die meeliften. Omdat Nederland inzet op veel ambitie, is dat niet in ons belang aldus deze leden. Deelt de Minister deze mening en is hij bereid zich hiervoor in te spannen?
De leden van de D66-fractie waarderen dat de Minister zich positief uitlaat over hogere ambitie voor energiebesparing. Daanaast zien deze leden het belang van enige flexibiliteit voor lidstaten om de doelstellingen te kunnen halen. Zij wijzen er echter op dat nieuwe cijfers van de EC aantonen dat de kostenefficiëntie van meer ambitie hoger is dan eerder geschat. Erkent de Minister dat op basis van de nieuwe cijfers een hoger ambitieniveau wenselijk is en dat om de doelstellingen te kunnen halen de flexibiliteit voor lidstaten beperkt moet blijven?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de laatste stand van zaken rondom de Energie-Efficiency Richtlijn (EED)- en de RED-triloog. De Raad blijft momenteel steken op 31–32% ambitie voor de EED en de RED in 2030 en stuurt aan op een niet bindende doelstelling op EU-niveau. Dit is niet in lijn met het Parijsakkoord. Is de Minister bereid zich in de aanloop naar de komende trilogen van 13 juni 2018 in te spannen om het ambitieniveau in beide trilogen te verhogen in lijn met het Parijsakkoord? En is de Minister daarnaast bereid in te zetten op een bindende doelstelling?
In de onderhandelingen voor energiebesparing zou een eventueel gezamenlijk ambitietekort op energiebesparing moeten worden opgevuld door middel van een aanvullende Europese beleidsmaatregel, een zogenaamde «gap filler». Op dit moment wil de Raad nog geen gap filler opnemen in de governance verordening. Is de Minister van plan om hier wel op in te zetten?
De regering wil dat eerder genomen maatregelen, zogeheten «early efforts» op het gebied van nieuwbouwnormen meegerekend kunnen worden als nieuwe besparingen. De leden van de D66-fractie zijn hier kritisch op. Artikel 7 van de EED is bedoeld om de energietransitie te stimuleren. Dat betekent dat er ieder jaar nieuwe besparingen bij moeten komen en we niet in retrospect onze energebesparing bij elkaar sprokkelen. Ziet de Minister ook dat het meenemen van early efforts op het gebied van nieuwbouwnormen resulteert in een verlaagde stimulans om energie te besparen? Is de Minister voornemens om alsnog af te zien van het meenemen van early efforts op het gebied van nieuwbouwnormen?
In de ambitie voor meer energiebesparing staat de fractie van D66 kritisch tegenover de uitzondering van de transportsector. De transportsector kan en zal echt moeten bijdragen. Kostenefficiënte opties zijn mogelijk en moeten niet op voorhand uitgesloten worden. Deze leden steunen de Parlementspositie waarbij transport volledig wordt meegenomen onder artikel 7. Het toevoegen van transport onder de besparingsverplichting in artikel 7 geeft lidstaten alsnog volledige flexibiliteit om maatregelen te nemen gericht op de tranportsector. Het betekent alleen maar dat het energiegebruik van transport wordt meegenomen in boekhouding.
Op dit moment wordt er onderhandeld over nieuwe CO2-normen voor auto’s en bestelbussen zo merken de leden van de D66-fractie op. Recent heeft de EC ook een voorstel voor CO2-normen voor vrachtwagens gepresenteerd. Dit zijn belangrijke voorstellen en Nederland zet zich in de Raad gelukkig in voor een hoger ambitieniveau. Echter, de wetten gaan alleen over nieuwe auto’s, bestelbusssen en vrachtwagens. Het meenemen van de transportsector in de energiebesparingsverplichting zorgt dat ook andere maatregelen, gericht op het bestaande wagenpark, worden beloond. Een goed voorbeeld hiervan is de invoering van de kilometerheffing in Nederland, waar nog voor 2020 belangrijke stappen in gezet zullen worden. Daarnaast kunnen maatregelen genomen worden op andere vormen van vervoer, zoals binnenvaart en dieseltreinen. Is de Minister bereid te pleiten voor het toevoegen van transport, of in ieder geval wegvervoer, spoorvervoer en binnenvaart onder artikel 7?
In de RED is een doelstelling opgenomen voor hernieuwbare energie in transport. De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat de transportsector gaat verduurzamen en zijn bijdrage levert aan de reductie van CO2-emissies. De leden van de D66-fractie willen inzetten op een hoge transportdoelstelling waar alleen die hernieuwbare energievormen aan mogen bijdragen die daadwerkelijk een positief milieueffect hebben. De Minister heeft met de aangenomen motie-Von Martels/Van Eijs (Kamerstuk 34 717, nr. 15) een duidelijke opdracht bij de onderhandelingen meegekregen. Deelt de Minister de mening dat ingezet moet worden op een ambitieuze transportdoelstelling in de RED? Wordt hier op ingezet? Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Deze leden merken daarnaast op dat er een kans is dat een deel van de transportsector zal worden meegerekend, in plaats van de gehele sector. Staat de Minister open voor een dergelijk compromis?
De leden van de D66-fractie zijn tevreden dat de Minister het doel van 35% hernieuwbare energie in 2030 steunt. Deze leden betreuren dat de Minister niet voornemens is om het EP te volgen in het pleidooi voor een ambitieuzere inspanningsverplichting voor lidstaten op het gebied van verduurzaming van energie uit warmte en koude. Nederland heeft door het uitfaseren van Gronings gas het momentum om deze verduurzamingsslag juist nu te maken. Is de Minister alsnog bereid om in te stemmen met een inspanningsverplichting voor warmte en koude?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de prioriteiten van het kabinet bij het Innovatiefonds. De kabinetsaanpak legt veel nadruk op kostenefficiëntie en opties als energiebesparing en «resource efficiency» in de industrie. Het gevaar hiervan is dat het Innovatiefonds investeringen gaat ondersteunen die volledig door de private sector uitgevoerd zouden kunnen en moeten worden, zeker nu de CO2-prijzen in het CO2-emissiehandelssysteem weer omhoog klimmmen. Deze leden zijn van mening dat het Innovatiefonds echt zou moeten worden ingezet voor innovatie, om de zogeheten «valley of death» over te steken. Het Innovatiefonds is bedoeld om die technologieën, die misschien mogelijk in de toekomst een kostenefficiënte bijdrage kunnen leveren, een duw in de rug te geven. Dan denken deze leden toch meer aan nieuwe technologie die nog niet op commerciële schaal is toegepast (zoals staalproductie met waterstof, staalproductie zonder het gebruik van cokes (Hisarna) in combinatie met CO2 afvang en opslag of cementproductie of basis van magnesium in plaats van clincker). Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het Innovatiefonds echt wordt ingezet voor innovatie? Wil de Minister ervoor pleiten dat investeringen die op korte termijn (tussen 2021 en 2030) onder «business as usual» scenario’s al kostenefficiënt zijn niet worden gefinancieerd door het Innovatiefonds?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over het verstoken van biomassa in grotere energie installaties welke inefficiënt kunnen zijn. Grote installaties die puur elektriciteit opwekken moeten niet meer in aanmerking kunnen komen voor de subsidie. De Raad wil wel enkele installaties toestaan. Zet de Minister zich in om het belang van strenge eisen voor subsidieregels te benadrukken?
Er is in de afgelopen maanden intensief discussie gevoerd over de duurzaamheidscriteria voor hernieuwbare energie. Voor de leden van de D66-fractie is het een cruciaal punt dat het in de RED-2 mogelijk blijft voor een lidstaat om strengere duurzaamheidscriteria te hanteren. Blijft de Minister zich voor deze mogelijkheid inzetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer bezorgd over het gebruik van palmolie als biobrandstof. In een brandbief1 van 236 Indonesische gemeenschapsvertegenwoordigers die het kabinet ook ontvangen heeft zetten deze lokale leiders de grote problemen van de palmolie-industrie uiteen. Grote palmoliebedrijven nemen de facto hele gebieden over en schenden op misdadige wijze de rechten van de inwoners. In de brief wordt onder andere gesproken over seksuele misdrijven, abominabele arbeidsomstandigheden en een totaal gebrek aan aandacht voor de gezondheid van werknemers. Het geld dat deze palmoliewinning oplevert wordt belangrijker geacht dan de leefomstandigheden en wensen van de lokale bewoners. Deze leden vragen de Minister dat alles op alles wordt gezet om zo snel mogelijk het gebruik van palmolie als biobrandstof uit te sluiten. Deze leden hebben vernomen dat het politieke speelveld ook ten dele is veranderd, waardoor er kans is dat het standpunt van het EP hierover wordt overgenomen. Welke acties heeft het kabinet de afgelopen maanden ondernomen om palmolie uit te sluiten als biobrandstof? Is de Minister bereid in te zetten op het niet meetellen van palmolie als hernieuwbaar energiedoel?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de geannoteerde agenda van de Energieraad van 11 juni 2018 dat de Minister heeft toegezegd dat Nederland niet tegen een hoger percentage hernieuwbare energie zal zijn, mits dit past in een kosteneffectief reductiepad van 49% CO2-vermindering in 2030. Uit een recente studie van IRENA blijkt dat de EU kosteneffectief 34% hernieuwbaar in de energiemix kan hebben. Alhoewel er nu gekoerst lijkt te worden op een uitkomst van 30–32% hernieuwbare energie, zou de Minister daarom ook goed kunnen inzetten of in ieder geval instemmen met een hoger percentage hernieuwbaar, aangezien dit in het kosteneffectieve pad past. Is de Minister hiertoe inderdaad bereid?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat vanuit de governance-structuur wordt gewerkt aan een formule om tot een verdeling te komen bij een ambitietekort. De Minister geeft aan dat dit slechts iteratief zou moeten worden kunnen ingezet. Dat vermindert de waarde van de beoogde formule. Immers, zij geeft dan enkel een richting en kan dan nog naar beneden onderhandeld worden, waardoor er nog steeds een ambitietekort kan blijven. Een meer verplichtende toepassing, dan wel het geven van uitleg bij een afwijking, zou daarom effectiever zijn in de handhaving. Is de Minister bereid hierop in te zetten? Is de Minister het met deze leden eens dat dit het gelijk speelveld ten goede komt wanneer lidstaten die zich niet houden aan de doelen rondom duurzame energie daar aan gehouden worden en dat teveel flexibiliteit rondom het behalen van de doelen het gelijke speelveld van de EU bedreigt?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken rondom de ontwikkeling van de Integrale Nationale Energie- en Klimaatplannen (INEK) en naar de relatie van de INEK met het Klimaatakkoord. Kan de Minister hier een update over geven? Hoe wordt de motie-Van der Lee c.s. (Kamerstuk 30 175, nr. 271) uitgevoerd waarin de regering wordt verzocht om in het INEK ook de fiscale prikkels die de Nederlandse klimaatdoelen tegenwerken af te bouwen?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het onderwerp garanties van oorsprong niet wordt benoemd in de geannoteerde agenda. Kan de Minister een update geven over dit onderwerp?
De leden van de GroenLinks-fractie brengen graag het rapport «The Green Vison: Scenario for Europe»2 onder de aandacht bij de Minister. In dit rapport staat een uitgebreide visie over de stappen die alle sectoren moeten nemen om te «decarboniseren» Is de Minister bereid dit rapport te ondersteunen en te gebruiken in de gesprekken van de Europese Raad?
De leden van de GroenLinks-fractie ontvangen signalen dat in de Europese Raad wordt gesproken over de mogelijkheid om als land aanvullende duurzaamheidscriteria te hanteren bovenop de Europese criteria voor biomassa. Hierdoor zou het onmogelijk worden om aanvullende, striktere criteria voor biomassa te hanteren. Deze leden vinden dit ongewenst en vragen de Minister erop in te zetten om aanvullende criteria te blijven toe te staan. Is de Minister hiertoe bereid? Pleit Nederland in de Europese Raad voor strikte criteria als het gaat om subsidiëring van het gebruik van biomassa in grootschalige energiecentrales?
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de Gasrichtlijn ontbreekt in de geannoteerde agenda. Wordt de voorgestelde wijziging van de Gasrichtlijn besproken bij de aankomende Energieraad? In welke fase van besluitvorming bevindt deze richtlijn zich? Wordt ook de transitrol voor Russisch gas van Oekraïne besproken?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over het gebruik van tallolie als biobrandstof, omdat dit hoogwaardige biobased toepassingen dreigt te ondermijnen waardoor per saldo de uitstoot van broeikasgassen toeneemt en dit ook in economische zin niet gunstig is. Het gebruik van tallolie als biobrandstof wordt mogelijk gemaakt via Annex IX van de RED. Is de Minister het met deze leden eens dat tallolie van de lijst in Annex IX verwijderd moet worden. Is de Minister als dit niet lukt bereid ervoor te zorgen dat het gebruik van tallolie als biobrandstof niet met marktverstorende maatregelen, zoals subsidies, bevorderd wordt? Is de Minister daarnaast bereid ervoor te zorgen dat de regels van afvalhiërarchie gevolgd worden en dat daarbij heel nadrukkelijk wordt gekeken naar het beschikbare aanbod van biomassa zoals tallolie? Is de Minister vervolgens ook bereid om te bevorderen dat, middels gedelegeerde handelingen, schaarse grondstoffen in een later stadium alsnog verwijderd kunnen worden uit Annex IX?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda.
De leden van de SP-fractie vragen meer toelichting ten aanzien van de bereikte compromissen inzake ACER. Over welke bevoegdheden bestaat nu consensus? Verder vragen zij een verdere verduidelijking van de veronderstelde meerwaarde van een sterkere rol voor ACER bij regionale vraagstukken.
De leden van de SP-fractie delen de opvatting dat een voorgeschreven format voor het INEK (integrale nationale energie- en klimaatplannen) duidelijkheid biedt over de voorgenomen plannen van de lidstaten en hoe deze zich verhouden tot de gemaakte afspraken inzake het Klimaatakkoord van Parijs. Wel benadrukken zij het grote belang van een eigen invulling van deze plannen met voldoende ruimte voor nationale afwegingen. Zij merken echter op dat het kabinet erg de nadruk legt op kosteneffectiviteit. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de energietransitie alleen kan slagen bij een eerlijke kostenverdeling, maar dat dit met name betekent dat huishoudens worden ontzien en niet dat de regering en vervuilende bedrijven niet bereid zijn de investeringen te doen die nodig zijn.
De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op de wens van het kabinet het energieverbruik in de transportsector buiten de afspraken te houden. Wordt erkend dat juist de transportsector verantwoordelijk is voor een zeer groot aandeel CO2-uitstoot en van deze sector zeker inspanningen verwacht mogen worden om dit aan te pakken?
De leden van de SP-fractie benadrukken het belang van het tegengaan van energiearmoede. Het kabinet is afwijzend tegenover een Europese rapportage energiearmoede, maar is het kabinet wel bereid om een nationale rapportage voor de Kamer op te stellen?
De leden van de SP-fractie vinden het teleurstellend dat het kabinet zich terughoudend opstelt ten aanzien van het geven van rechten aan burgers en gemeenschappen die zelf energie opwekken. Wordt erkend dat deze eigen opwekking een essentieel onderdeel vormt van de benodigde transitie? Zij wijzen erop dat er wel degelijk allerlei vormen van ondersteuning en vrijstellingen bestaan voor vervuilende industrie. Dat juist de bedrijven die de meeste klimaatschade aanrichten vrijstellingen en voorkeursbehandelingen genieten, maar het kabinet dit niet wil overwegen voor gemeenschapsprojecten die het klimaat ten goede komen, vinden zij onbegrijpelijk.
De leden van de SP-fractie steunen de inzet van het kabinet om in te zetten op strikte duurzaamheidscriteria ten aanzien van biobrandstoffen en hierbij ook indirect landgebruik mee te wegen. Zij vragen op welke wijze ambitieuzer ingezet kan worden op geavanceerde biobrandstoffen. Op welke wijze kan een verbod op palmolie en soja als biobrandstof uitwerking krijgen binnen de biobrandstofverordening?
De leden van de SP-fractie stellen dat het essentieel is dat lidstaten zelf gaan over het al dan niet leveren van gas en keuzes die worden gemaakt ten aanzien van de daarvoor benodigde infrastructuur en het niveau van winning. Het kan niet zo zijn dat lidstaten winning en infrastructuur in stand moeten houden omdat dit door andere lidstaten en/of de EU wordt verlangd. Alle regelgeving die daar de deur voor op een kier zet wordt door deze leden met klem afgewezen.
De leden van de SP vragen hoe de plannen voor nieuwe kolencentrales3 zich verhouden tot de High Level conferentie die zich richtte op een koolstofarme toekomst voor de Balkanlanden. Waren deze plannen onderdeel van gesprek? Deze leden vragen het kabinet zich in gesprekken inzake het Balkan-perspectief uit te spreken tegen deze ontwikkelingen. Welke stappen kunnen worden gezet om de Balkanlanden te stimuleren richting hernieuwbare energiebronnen in plaats van schadelijke kolencentrales?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de komende Energieraad. Bij het agendapunt Richtlijn hernieuwbare energie hebben zij enkele vragen. Deze leden ondersteunen het beleid dat ziet op duurzaam gebruik van schaarse grondstoffen. In dat kader vragen de leden van de PvdA-fractie of er in voldoende mate rekening wordt gehouden met het feit dat sommige schaarse grondstoffen beter ingezet kunnen worden voor biobased producten niet zijnde biobrandstoffen. Door het plaatsen van sommige schaarse grondstoffen – zoals tallolie – op Annex IX A van de RED te plaatsen bestaat het risico dat deze grondstoffen voor de productie van biobrandstoffen aangewend worden terwijl andere toepassingen beter zijn voor het milieu en de werkgelegenheid en bovendien economisch gezien meer opleveren. In het kader van de circulaire economie zouden sommige grondstoffen naar de mening van de leden van de PvdA-fractie in eerste instantie niet ingezet moeten worden voor de productie van biobrandstoffen maar voor biobased producten. Een van die schaarse grondstoffen is tallolie, een bijproduct dat vrijkomt bij de productie van papierpulp. De producten die daarvan gemaakt worden vervangen milieuonvriendelijke fossiele alternatieven zoals plastics, rubber en asfalt. Deelt de Minister de opvatting dat dergelijke grondstoffen voor maken van zo hoogwaardig mogelijke producten moeten worden ingezet en dat dat niet altijd biobrandstoffen zijn? Zo ja, is de Minister dan bereid om zich hiervoor in te zetten zodat genoemde schaarse grondstoffen zo goed mogelijk benut zullen worden? Zo ja, op welke wijze kan voorkomen worden dat grondstoffen zoals tallolie voor laagwaardiger producten worden gebruikt? Deelt de Minister de mening dat tallolie uit Bijlage IX (a) van de RED-2 moet worden geschrapt, omdat door plaatsing in die bijlage het gebruik van deze grondstoffen voor biobrandstoffen wordt gestimuleerd en hoogwaardiger toepassingen daardoor worden belemmerd? Deelt de Minister de mening dat de EC in zijn algemeenheid de mogelijkheid moet krijgen om de lijst van grondstoffen in Annex IX (deel A) te wijzigen wanneer het gebruik van de grondstoffen voor hoogwaardiger toepassingen wordt belemmerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdD-fractie menen dat het bijmengen van voedselbrandstoffen niet tot vergroening van transport leidt, maar tot opoffering van landbouwgrond en natuurgebieden. Ook leiden voedselbrandstoffen in de tank tot een aanzienlijke verhoging van CO2-emmissies, in plaats van een verlaging. Voedsel zou geen onderdeel van brandstof moeten zijn. Zeker de productie van palmolie gaat gepaard met grootschalige verwoesting van gebieden, regenwouden en veenmoerasgebieden, die nodig zijn om onze ecosystemen intact te houden en om de klimaatverandering te stoppen. Voor palmolie worden een miljoen voetbalvelden aan regenwoud per jaar gekapt. Deze leden hebben al vaker gevraagd om een zo snel mogelijke uitfasering van voedselbrandstoffen, met als prioriteit palmolie en soja. Op 30 mei 2018 heeft de Minister een brief ontvangen van 236 Indonesische leiders van lokale gemeenschappen. Zij wijzen op de destructieve impact van de palmolie-industrie in de vorm van ontbossing, landroof, schending van mensenrechten, arbeidsuitbuiting en corruptie. De leden van de PvdD-fractie hopen dat dit een extra motivatie voor de Minister is om zich blijvend in te zetten voor uitfasering van palmolie en soja als biobrandstof.
Kan de Minister uiteenzetten welke inspanning hij heeft geleverd tijdens de onderhandelingen in de trialoog over de RED om palmolie en soja te weren als brandstof? Eerder schreef de Minister dat er binnen de Raad onvoldoende steun was om de limiet op conventionele briobrandstoffen, zoals palmolie en soja, te verlagen. Lidstaten zouden zelf wel een lagere limiet kunnen instellen en onderscheid kunnen maken tussen welke grondstoffen mogen meetellen voor deze limiet. Functioneert Nederland hierin als aanjager, die andere lidstaten stimuleert de condities te kiezen waarmee palmolie en soja geweerd worden als brandstof? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister al uiteenzetten welke condities Nederland kiest?
Is de Minister voornemens om tegen de mogelijkheid te stemmen om palmolie en soja als biobrandstof te laten meetellen voor het bereiken van de biobrandstofverplichting en in de richtlijn hernieuwbare energie? Zo nee waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat er tijdens de trialogen nog geen overeenstemming is bereikt tussen het EP en de Raad over de EED. De posities liggen nog steeds ver uiteen. Op 30 mei 2018 heeft de verantwoordelijke rapporteur verschillende opties voorgesteld, waaronder een aantal concessies aan de Raad. Om een overeenstemming te bereiken is het van belang dat het Bulgaars voorzitterschap een groter mandaat van de lidstaten krijgt om meer richting de doelstellingen van het Europees parlement te bewegen. Is de Minister bereid akkoord te gaan met een breder mandaat van het Bulgaars voorzitterschap? Kan de Minister dit toelichten?
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2018D32033.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.