2018D27206 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de initiatiefnemer over de brief d.d. 5 april 2018 inzake de initiatiefnota: Onderlinge privacy (Kamerstuk 34 926, nr. 2).

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Inhoudsopgave

blz.

       

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Het Probleem: belang en bedreiging van de onderlinge privacy

3

 

3.

De stand van zaken

6

 

4.

Beslispunt

6

 

5.

Financiële paragraaf

9

II.

Reactie van de initiatiefnemer

 

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid Koopmans (hierna: initiatiefnemer) betreffende onderlinge privacy (hierna: initiatiefnota). Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Allereerst willen zij de waardering uitspreken voor het werk dat de initiatiefnemer heeft verricht. Deze leden delen de opvattingen van de initiatiefnemer ten aanzien van de waakzaamheid die geboden is ten aanzien van het kunnen borgen van onderlinge privacy. De afgelopen jaren zijn de technologische ontwikkelingen met sprongen vooruitgeschoten en dit maakt dat het samen leven naast elkaar ook voor nieuwe uitdagingen komt te staan. Niet eerder was het zo gemakkelijk compromitterend beeldmateriaal op het internet te plaatsen waar het schade kan aanrichten aan diegenen die het betreft. Het uiteindelijk verwijderen van het beeldmateriaal komt vaak te laat en ook dan is het niet zeker dat het definitief verwijderd is. Dit maakt dat ook voornoemde leden vinden dat er op een nieuwe manier naar onderlinge privacy gekeken dient te worden. De onderhavige initiatiefnota zal daar zeker bij helpen. Deze leden hebben daarover nog wel vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij zijn het met de initiatiefnemer eens dat onderlinge privacy niet altijd de aandacht krijgt dat het verdient. Tegelijkertijd zijn deze leden blij met het vurige pleidooi van de initiatiefnemer voor privacy als cruciaal onderdeel van de vrijheid van het individu en hopen dat de initiatiefnemer zich ook als vurig voorstander van privacy zal opstellen in debatten over verticale privacy. De genoemde leden hebben nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Deze leden waarderen het initiatief van de initiatiefnemer en zijn ondersteunen de voorstellen die hij doet op een groot hedendaags probleem: privacy en technologische ontwikkelingen. Duidelijk is dat het gebruik en misbruik van sociale media reële risico’s op schendingen van de persoonlijke vrijheden met zich brengt.

De leden van de SP-fractie danken de initiatiefnemer voor het schrijven en indienen van zijn initiatiefnota. Verticale privacy is vaak in het nieuws, maar het is mooi dat de Tweede Kamer op deze manier ook over horizontale privacy komt te spreken.

Deze leden hebben de initiatiefnota met interesse gelezen en hebben daarover nog enkele vragen die zij aan de initiatiefnemer zouden willen stellen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende initiatiefnota. Zij delen de mening van de initiatiefnemer dat de situatie ten aanzien van privacy vanwege de beschikbare informatietechnologie de afgelopen jaren sterk is veranderd. Het staat volgens deze leden als een paal boven water dat het nodig is de privacy tussen burgers onderling beter te beschermen. Evenals de initiatiefnemer nemen zij deze problematiek niet licht op en delen zij de mening dat de burger betere bescherming verdiend tegen de burger die zijn privacy meent te kunnen schenden. Voornoemde leden hebben enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota met daarin het verzoek aan de Minister voor Rechtsbescherming, in samenspraak met zijn collega’s van andere departementen, tot de oprichting van een ambtelijke taskforce. Deze leden hebben waardering voor de voorstellen die worden gedaan en onderschrijven het belang van het recht op privacy. Behoefte aan privacy is inherent aan het mens-zijn. Zelf bepalen met wie we onze gedachten en gevoelens delen, stelt ons in staat relaties aan te gaan met mensen om ons heen en ons te ontwikkelen. Voornoemde leden hebben in deze fase van de behandeling behoefte aan een nadere toelichting. Zij zijn dan ook blij dat in het regeerakkoord is bepaald dat de regering zich zal inzetten voor de betere bescherming van de privacy tussen burgers onderling.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota over de benodigde maatregelen tegen onderlinge schending van de privacy. Zij vinden dat hij hiermee een belangrijk thema aan de orde stelt. Deze leden hebben een aantal vragen bij de voorstellen in de initiatiefnota.

2. Het Probleem: belang en bedreiging van de onderlinge privacy

De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemer weg wil met betutteling, of die nu van de overheid komt of van andere burgers. Zij zijn het hier zeer mee eens en zien met de initiatiefnemer het grote belang van persoonlijke vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. Kan de initiatiefnemer puntsgewijs bij deeloplossing A tot en met P toelichten hoe deze bijdragen aan het tegengaan van betutteling en het bevorderen van persoonlijke vrijheid en eigen verantwoordelijkheid?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer opmerkt dat de huidige privacy-discussie zich vaak beperkt tot wat de staat en grote bedrijven van mensen mogen weten en merken dit aan als verticale privacy. Deze leden zetten vraagtekens bij deze afbakening. Ziet de initiatiefnemer dat het lastig is de staat en grote bedrijven op één hoop te gooien? Bepleit de initiatiefnemer dat er dient te worden afgeweken van de reikwijdte van het begrip verticale privacy in klassieke zin, die zich beperkt tot de relatie overheid en burger, door ook grote bedrijven onder verticale privacy te laten vallen? Wat voor gevolgen heeft dat voor de rol van de overheid ten aanzien van grote bedrijven? En valt privacy tussen kleine ondernemingen zoals eenmansbedrijven en burgers ook onder de verticale privacy of is dit onderlinge privacy? De aan het woord zijnde leden achten deze vragen van belang om de precieze reikwijdte van de initiatiefnota vast te stellen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer zorgen heeft over het «exposen» van allochtone meisjes die zich westers gedragen, het openbaren van (stiekem) gemaakte seksfilmpjes of het chanteren middels compromitterende beelden. Zorgen die deze leden vanzelfsprekend delen. Ook vraagt de initiatiefnemer hoe we onszelf beschermen tegen sociale controle, betutteling en morele dwang van miljoenen «little brothers».

Voornoemde leden vragen of de initiatiefnemer ook oog heeft voor juist vervagende sociale normen in de samenleving en daardoor ook op het internet die ook bijdragen aan dergelijk gedrag. Daar waar in het analoge leven (op straat, op school, in het gezin, op de sportclub) sprake is van mensen die elkaar (her)kennen, er sprake is van een bepaalde cultuur en omgang gebaseerd op waarden en normen, lijken digitalisering en voortschrijdende techniek bij te dragen aan een anonimiteit die op hun beurt bijdragen aan het anoniem kunnen plegen van de door de initiatiefnemer beschreven wandaden. Signaleert de initiatiefnemer een verband tussen verregaande individualisering in de samenleving en gedrag als online shaming, sextortion en internetpesten? Is de initiatiefnemer het met de aan het woord zijnde leden eens dat hoewel persoonlijke vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van groot belang zijn, maar dat men niet alleen is in de samenleving en elk mens zich tot anderen verhoudt? Zou dat niet de grondslag moeten zijn voor discussies over hoe we onderlinge privacy kunnen borgen? Welke mogelijkheden ziet de initiatiefnemer om de normalisering van dergelijke misstanden vanuit dit perspectief tegen te gaan, anders dan door het strafbaar stellen van gedrag?

De leden van de D66-fractie delen de zorgen van de initiatiefnemer over de mogelijkheden die nieuwe technologieën bieden om de privacy van mensen te schenden. Deze leden zien dat de privacy van individuen in steeds grotere mate door overheden, bedrijven en andere individuen geschonden wordt. Ziet de initiatiefnemer ook de kwalijke ontwikkeling van overheden en bedrijven die steeds meer gegevens van individuen verzamelen, opslaan en (automatisch) analyseren? Is de initiatiefnemer het ermee eens dat de vrijheid van het individu beschermd moet worden ten opzichte van niet alleen andere individuen, maar ook ten opzichte van data-hongerige bedrijven en overheden? In welke verhouding ziet de initiatiefnemer de mate van privacy schending door andere individuen ten opzichte van privacy schendingen door bedrijven en overheden? Ziet de initiatiefnemer privacy schendingen van individuen onderling als een groter maatschappelijk probleem dan privacy schendingen door overheden of bedrijven? Ziet de initiatiefnemer de ontwikkeling van toenemend gebruik van gezichtsherkenningssoftware door overheden en bedrijven tevens als een kwalijke ontwikkeling?

Voornoemde leden constateren dat de initiatiefnemer zich zorgen maakt over of mensen nog wel vrij en veilig kunnen leven als alles wat men doet en zegt door iedereen en zonder medeweten en instemming kan worden opgenomen en gepubliceerd. Hoe kijkt de initiatiefnemer naar de business modellen van grote bedrijven als Facebook, Google en Axciom die vaak zonder medeweten en echte instemming van mensen allerlei gevoelige gegevens verzamelen? Is de initiatiefnemer het met de aan het woord zijnde leden eens dat die perverse business modellen net zo schadelijk zijn voor de vraag of mensen nog wel vrij en veilig kunnen leven? Hoe verhoudt het pleidooi van de initiatiefnemer over dat mensen de vrijheid moeten hebben om gewoon gek te doen zich tot het pleidooi van de campagneslogan van de VVD dat mensen vooral normaal moeten doen?

De leden van de D66-fractie constateren dat de initiatiefnemer met grote zorg opmerkt dat niemand zich kan verschuilen voor data-profilering en gezichtsherkenningssoftware. Zijn individuen de grootste aanwenders van data-profilering en gezichtsherkenningssoftware volgens de initiatienemer? Is de initiatiefnemer van mening dat gebruik van data-profilering en gezichtsherkenningssoftware door bedrijven en overheden ook een punt van zorg is?

Deze leden merken op dat de initiatiefnemer stellig en zonder enig voorbehoud uitspreekt dat zonder privacy geen vrijheid bestaat. In dat kader zijn zij benieuwd hoe de initiatiefnemer reflecteert op het stemmen tegen de motie-Franken (Kamerstuk 31 051, H) waarin de regering gevraagd werd nadrukkelijker te toetsen aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de voorbereiding van wetgeving? En het herhalen van die tegenstem in de Tweede Kamer (Kamerstuk 32 761, nr. 8)? Kan de initiatiefnemer ook toelichten hoe zijn stelling zich verhoudt tot de stelling van PrivacyBarometer dat de VVD de grootste bedreiging van de privacy was?1

De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen van de initiatiefnemer over de gevolgen van wraakporno, online shaming, exposen, internetpesten en dergelijken.

De leden van de SP-fractie merken op dat de initiatiefnemer vol overtuiging schrijft dat de persoonlijke vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid voorop staan. Zou de initiatiefnemer met voorbeelden kunnen aangeven wat hij hiermee precies bedoelt?

De initiatiefnemer constateert dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) toeziet op schendingen door burgers onderling, maar hier vooralsnog nauwelijks iets mee doet. Voornoemde leden weten dat er momenteel ongeveer 140 werknemers bij de AP werken. Een jaar geleden waren dat er nog 72. De AP heeft nu al een enorm takenpakket, maar met de inwerkingtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) krijgt de AP er nog meer taken bij en moet zij alle klachten van individuen over privacy in behandeling nemen, waar ze tot op heden een deel kon laten liggen. Er komt met de zogeheten PSD2 deze zomer ook andere Europese privacywetgeving aan. Consumenten kunnen daarmee bijvoorbeeld hun rekening openstellen voor bedrijven. Controle op de flinke risico’s op datalekken die deze wet met zich meebrengt, rust ook op de schouders van de AP. Bovendien vallen straks alle bedrijven met een hoofdkantoor in Nederland onder het gezag van de AP, ook als de klacht uit een ander Europees land komt. De AP kent nu al achterstanden. Exemplarisch voor die achterstanden is het gebrek aan boetes. Voor datalekken legde de AP bijvoorbeeld sinds 2016 niet één boete op. In het licht van voorgaande vragen de aan het woord zijnde leden of de initiatiefnemer het met hun eens is dat de AP op korte termijn heel veel extra moet krijgen. Zo nee, waarom niet?

Voornoemde leden herinneren zich dat uit het rondetafelgesprek op 7 december 2017 over horizontale privacy bleek dat de politie te weinig kennis heeft over onderlinge privacy-schendingen. Denkt de initiatiefnemer dat dit probleem is op te lossen door agenten bij te scholen of moeten hiervoor ook speciaal meer agenten worden aangenomen?

De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemer waarom het doen van aangifte als factor zou moeten meewegen in het door internetplatforums urgent honoreren van een verzoek tot verwijdering. Is het niet gewoon zaak dat internet service providers alle verzoeken tot verwijdering urgent honoreren als daar aanleiding toe is?

Deze leden vinden het belangrijk dat het slachtoffers van nare privacy schendingen zo gemakkelijk mogelijk gemaakt moet worden aangifte te doen teneinde zo snel mogelijk een einde te maken aan de schending. Wat deze leden betreft betekent dat in ieder geval snel, laagdrempelig en gratis advies en adequaat handelen van politie en internet service provider. Bij het herstellen van de schade kan wellicht ook gedacht worden aan een schadevergoeding voor het slachtoffer wegens geleden emotionele schade en/of schade aan de reputatie. Hoe ziet de initiatiefnemer dit? Deelt hij deze mening?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de initiatiefnemer terecht stelt dat voor de bescherming van onderlinge of horizontale privacy natuurlijk meer nodig is dan het als apart delict strafbaar stellen van wraakporno, maar dit is wel een eerste goede stap. Voornoemde leden stellen wel de vraag of deze stap die in het regeerakkoord is afgesproken, wel onderdeel moet zijn van de onderzoeksopdracht van een eventuele taskforce. Wat is hiervan de meerwaarde? Kan deze stap niet al gewoon gezet worden?

3. De stand van zaken

De leden van de CDA-fractie lezen dat bij de stand van zaken wordt genoteerd dat de AVG met name de verticale privacy, zoals bedoeld door de initiatiefnemer, harmoniseert. Betekent dit dat de AVG niks of zeer weinig regelt ten aanzien van de onderlinge privacy? Deze leden vragen de initiatiefnemer dit ook te bezien in verhouding tot de huidige Wet bescherming persoonsgegevens.

Hoe beoordeelt de initiatiefnemer het gebruik van onzichtbare camera’s bij het opsporen van (mogelijke) fraude door (kleine ondernemingen)? Of het gebruik van onzichtbare camera’s aan huizen van particulieren die overlast ondervinden van vandalisme of andersoortige criminaliteit rondom hun woning? Kan de initiatiefnemer in samenhang hiermee de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op 9 januari 2018 in de zaak Lopez Ribalda vs. Spanje (ECLI:CE:ECHR:2018:0109JUD000187413) meenemen in zijn antwoord?

De leden van de SGP-fractie vragen naar aanleiding van het voorstel te komen tot een procedure vergelijkbaar met artikel 1019(e) Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in hoeverre ook op dit moment deze procedure al goed werkt.

4. Beslispunt

De leden van de VVD-fractie lezen dat deeloplossing B ziet op het faciliteren van online aangifte bij onderlinge privacy schendingen. Momenteel is het mogelijk online aangifte te doen van gebeurtenissen op het internet, waaronder online privacy schendingen. Welke uitbreiding van de reeds bestaande mogelijkheden van online aangifte ziet de initiatiefnemer concreet voor zich?

Voornoemde leden merken op dat deeloplossing D verzoekt onderzoek te doen naar het door internetplatforms urgent honoreren van een verzoek tot verwijdering wanneer aangifte is gedaan. Deze leden vragen hoe de initiatiefnemer wil toezien op urgente honorering wanneer deze internetplatforms zich buiten Nederland bevinden.

De aan het woord zijnde leden vragen of de initiatiefnemer bij deeloplossing F kan toelichten hoe gehandhaafd kan worden op het delen dan wel verspreiden van intieme beelden door derden die zich niet bewust zijn van de vertrouwensbreuk die de initiatiefnemer beschrijft.

Deze leden vragen wat, volgens de initiatiefnemer, het verschil is tussen een bewuste verspreider en een onbewuste verspreider, zoals beschreven bij deeloplossing G.

Bij deeloplossing I maakt de initiatiefnemer een voorbehoud daar waar het evident publiek belang betreft. Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat er mogelijk ook sprake zou kunnen zijn van een evident persoonlijk belang?

De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemer of het mogelijk is een inventarisatie te maken van onderzoeken die op dit moment al lopen ten aanzien van de onderwerpen die de voorgestelde ambtelijke taskforce Onderlinge Privacy dient te behandelen. Indien er enkele onderwerpen al onderzocht worden acht de initiatiefnemer het dan opportuun dat deze onderzoeken worden overgenomen door de voorgestelde taskforce of wil de initiatiefnemer dat de ambtelijke taskforce eigenstandig onderzoek doet naar deze punten?

Voornoemde leden hebben met genoegen kennisgenomen van de veelheid aan voorstellen die de initiatiefnemer heeft geformuleerd. Zij zijn van mening dat de initiatiefnemer vele bruikbare voorstellen formuleert, maar dat de (onderlinge) effectiviteit van die individuele voorstellen zal toenemen als boven die voorstellen voorzien worden van een onderliggend waarden-fundament. Legt de initiatiefnemer met het instellen van een ambtelijke taskforce niet te vroeg zijn initiatief buiten het bereik van het politieke discours neer? De aan het woord zijnde leden vragen of het niet beter is eerst – bijvoorbeeld aan de hand van een voorstel van bijvoorbeeld een instituut als het Rathenau-instituut – een aantal onderliggende principes te formuleren voordat een ambtelijke taskforce met deze opdracht aan de slag mag. Hoe denkt de initiatiefnemer hier over?

De leden van de CDA-fractie zijn blij te zien dat net als zij de initiatiefnemer het fenomeen wraakporno als een groot probleem ziet. Wel vragen zij de initiatiefnemer naar het nut van een onderzoek door de voorgestelde ambtelijke taskforce Onderlinge Privacy naar een brede strafbaarstelling van wraakporno in het licht van de afspraken in het regeerakkoord wraakporno strafbaar te stellen en de toezeggingen van de Minister dat hierover wetgeving in ontwikkeling is.

De leden van de D66-fractie vragen waar de termijn 1 december 2018 vandaan komt. Uitgaande van een gemiddelde behandeltermijn voor een initiatiefnota, laat dit de taskforce slechts enkele maanden voor het uitvoeren van de voorgestelde zestien onderzoeksvragen. Acht de initiatiefnemer dat haalbaar? Zo ja, op welke wijze? Hij stelt immers dat er geen kosten mee gemoeid zijn, maar wanneer ministeries, onderzoeksinstituten en bedrijven hier personen voor moeten vrij maken, is er toch wel sprake van kosten?

Voorts hebben deze leden nog enkele vragen over de door de initiatiefnemer genoemde maatregelen. Hoe wil de initiatiefnemer de online aangifte faciliteren? Hoe wil de initiatiefnemer de kennis over onderlinge privacy bij de politie, het openbaar ministerie (OM) en de rechterlijke macht vergroten? Wat voor financiële gevolgen heeft die voorlichtingsbehoefte? Hoe wil de initiatiefnemer het mee laten wegen van een aangifte in het kader van het recht op vergetelheid precies vormgeven? Kan de initiatiefnemer een overzicht geven van soorten Internet-of-Things-apparaten (IoT) die volgens de initiatiefnemer een aanzienlijk privacy-risico kennen? Kan de initiatiefnemer nader toelichten wat hij bedoelt met het schaden van het vertrouwen van het slachtoffer? Kan de initiatiefnemer statistisch onderbouwen dat momenteel te vaak wordt volstaan met het verwijderen van beelden als straf? Kan de initiatiefnemer voorbeelden geven van het soort spionagesoftware waarvoor hij een vergunningenstelsel wil onderzoeken? Is de initiatiefnemer ook bereid onderzoek te doen naar het reguleren van gezichtsherkenningstechnologie door overheden en bedrijfsleven?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn vooral benieuwd hoe de initiatiefnemer het zich voorstelt om slachtoffers van online privacy schendingen adequate bescherming te bieden. Zodra eenmaal materiaal op internet staat, is het vrijwel onmogelijk om het van internet af te krijgen. Welke maatregelen stelt de initiatiefnemer zich voor om het praktische beschermingsniveau van dergelijke slachtoffers te verbeteren?

Voornoemde leden merken op dat de initiatiefnemer oproept een ambtelijke taskforce onderlinge privacy op te richten die werk maakt c.q. onderzoek doet naar de door hem opgesomde deeloplossingen. Kan de initiatiefnemer aangeven hoe deze taskforce moet worden ingericht, welke bevoegdheden de taskforce krijgt en welke precieze output van deze taskforce verwacht wordt? Deze leden erkennen dat haast is geboden, maar de voorgestelde einddatum van 1 december 2018 lijkt wel heel erg ambitieus. Kan de initiatiefnemer bijvoorbeeld een prioritering aanbrengen in zijn voorstellen die als eerste ter hand zouden moeten worden genomen?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemer de kennis over onderlinge privacy bij de politie, het OM en de rechterlijke macht wil versterken. Deze leden zijn eveneens van mening dat dat nodig is. Echter, hoe moet die kennis concreet worden versterkt?

Het feit dat iemand aangifte wegens een privacy schending heeft gedaan moet er aan bijdragen dat internetplatforms een verzoek tot verwijdering sneller honoreren. Kent de initiatiefnemer signalen dat die platforms dat nu niet snel genoeg doen en waarom zou het feit dat er aangifte is gedaan dit verbeteren?

Waar heeft het feit dat verspreiders van ernstige privacy schendingen nu vaak geen straf krijgen ermee te maken? Wat moet er naar de mening van de initiatiefnemer concreet gebeuren om hierin verandering aan te brengen?

Het lijkt de leden van de ChristenUnie-fractie goed om een taskforce in het leven te roepen die, met input van mensen, bedrijven en organisaties uit de praktijk kan komen tot een plan van aanpak voor de bescherming en borging van onderlinge privacy. Daarbij kunnen de suggesties uit de initiatiefnota betrokken worden. Deze leden vragen daarbij wel aandacht voor een reële termijn. Als het kan voor 1 december, dan is dat mooi. Als er meer tijd nodig is om tot een goed plan te komen, dan gaat de kwaliteit voorop.

De leden van de SGP-fractie merken op dat het stimuleren van online-aangifte bij hen de vraag oproept in hoeverre dit effectief is zolang er nauwelijks vervolging plaatsvindt op grond van artikel 139f Wetboek van Strafrecht (Sr.). Deze leden vragen of het bij de initiatiefnemer bekend is wat de belangrijkste factoren zijn die ervoor zorgen dat er weinig tot niets met aangiften gebeurt. Gaat het hierbij alleen om kennisachterstand bij de politie, het OM en de rechterlijke macht of ook om zaken die moeilijk te bewijzen zijn?

Bij het voorstel om te komen tot Europese standaarden in samenwerking met het bedrijfsleven inzake privacyrisico’s vragen voornoemde leden in hoeverre hier niet vooral een taak ligt voor het bedrijfsleven. Is dit inderdaad (ook) een taak voor de overheid?

Bij het breed strafbaar stellen van wraakporno is het volgens deze leden de vraag in hoeverre de huidige bepalingen in het Wetboek van Strafrecht onvoldoende zijn. Is ook nu reeds het delen van intieme beelden niet strafrechtelijk aan te pakken? Zo ja, wat houdt die verbreding dan concreet in?

De aan het woord zijnde leden merken op dat het ontwikkelen van voorstellen niet langer toe te staan dat privégesprekken worden opgenomen belangrijk is. Dit roept wel de vraag op hoe zich dit verhoudt tot artikel 139a Sr. Beoogt de initiatiefnemer ook het onmogelijk te maken gesprekken op te nemen als dit mogelijk in het belang is voor degene die de gesprekken opneemt of doet opnemen?

Maatschappelijke bewustwording is uiteraard ook van belang. De leden van de SGP-fractie vragen de initiatiefnemer welke middelen hij hier concreet voor denkt te gebruiken.

5. Financiële paragraaf

De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemer in te gaan op de geschatte totale kosten die gemoeid zijn met de inzet van het ambtelijk apparaat en de bestaande kennisinfrastructuur om gedegen onderzoek te verrichten naar deeloplossing A tot en met P.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de initiatiefnemer stelt dat de financiële kant van de genoemde taskforce beperkt is. Vanwege bestaande kennisinfrastructuur en beoogde samenwerking met het bedrijfsleven en burgerorganisaties past de oprichting van de taskforce in de huidige begroting. Kan er een concrete raming van de kosten worden gemaakt en hoe waarschijnlijk is het dat de kosten van deze taskforce niet groter worden dan voorzien?

Naar boven