2017D30353 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018 (34 775 XV).

De fungerend voorzitter van de commissie, Bosman

De griffier van de commissie, Esmeijer

Nr.

Vraag

1

Waarom stelt u ten doel om de arbeidsparticipatie te vergroten?

2

Is recent onderzoek gedaan naar de reden waarom mensen voldoening halen uit werken en of de aard van het werk (waaronder betaald/onbetaald, zinvol/zinloos ervaren werk) hierbij uitmaakt?

3

Op welke wijze worden de +/– 205.000 mensen in Nederland die vanwege zorg/gezin niet willen of kunnen werken ondersteund?

4

Hoeveel bureaus zijn er die zich bezighouden met payrollen en hoe heeft dat aantal zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Idem voor het aantal faillissementen van dergelijke bureaus?

5

Kunt u de statische koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden en werkenden over de periode 2000 t/m 2018 weergeven in een lijndiagram, uiteraard onder de veronderstelling dat de inkomensbron in deze periode niet is gewijzigd?

6

Bent u voornemens om het aantal huishoudens dat in 2018 te maken krijgt met een koopkrachtdaling te verminderen? Zo ja, voor welke groepen, met welke maatregelen en op welke termijn?

7

Kunt u de «grijze druk» weergeven in een cijfertabel per jaar van 2010 t/m 2050?

8

Kunt u een overzicht geven van de maatregelen uit het regeerakkoord die nog zullen worden verwerkt in deze begroting?

9

Hoe groot is het totale maatregelenpakket ten behoeve van koopkracht dat in de afgelopen vijf jaar is opgesteld voor gepensioneerden in verband met het niet indexeren van de pensioenen? Kunt u dit in totaal niet-geïncasseerde belastingeuro’s uitdrukken?

10

Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van de ouderenkorting (zowel de hoge als de lage) over de afgelopen twintig jaar?

11

Van welke belastingmaatregelen specifiek hebben gepensioneerden met een aanvullend pensioen geprofiteerd in de afgelopen vijf jaar? En van welke belastingmaatregel specifiek hebben zij nadeel ondervonden?

12

Wat is het verwachte effect op de koopkracht van gepensioneerden met een aanvullend pensioen van € 20.000 van het fiscaliseren van de Algemende Ouderdomswet (AOW), het afschaffen van de ouderenkorting en het tegelijkertijd verhogen van de AOW met 15%? En op de koopkracht van gepensioneerden met een aanvullend pensioen van € 15.000?

13

Wat zijn de kosten voor een werkgever voor iemand op minimumloon per uur?

14

Zijn er nog aanpassingen in de koopkracht te verwachten op basis van de tweede actualisatie van de middellange termijn-raming (MLT)?

15

Hoeveel niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) zijn er onder de voormalige Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (Wajong-) doelgroep zonder betaald werk? Wat is er over deze nuggers bekend, waar zijn zij te vinden en wat gebeurt er om hen te bereiken met het oog op arbeidsparticipatie en re-integratie?

16

Welke ICT-projecten lopen of zijn in voorbereiding bij zowel het departement als uitvoerende organisaties van het departement?

17

Hoe groot is de omvang van deze ICT-projecten en hoe lang is de (verwachte) looptijd van deze projecten?

18

Welke ICT-projecten zijn in de laatste jaren succesvol afgerond en welke zijn als mislukt aan te merken?

19

Op welke wijze worden ICT-ontwikkelingen in de private sector ondersteund? Welke bedragen zijn hiermee gemoeid?

20

Heeft het Bureau ICT-toetsing over deze projecten advies uitgebracht en zo ja, luidde dit positief of negatief?

21

Welk percentage van de mensen met een asielvergunning ontvangt een bijstandsuitkering en kunt u dit uitsplitsen naar nationaliteit?

22

Welk percentage van de volwassenen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben en rechtmatig in Nederland wonen, ontvangt een bijstandsuitkering en kunt u dit uitsplitsen naar nationaliteit?

23

In hoeveel gevallen is bij asielgerechtigden die zich onvoldoende inspannen om hun examens te halen de lening teruggevorderd?

24

Hoe vordert de terugbetaling van leningen verstrekt door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) aan inburgeringsplichtigen?

25

Kunt u met cijfers onderbouwen hoe vaak de verschillende sancties bij gebrek aan inzet voor de inburgering zijn opgelegd en kunt u dit in ieder geval uitsplitsen naar boetes, terugvorderen lening en gevolgen voor de bijstand?

26

Hoeveel geld is gemoeid met de terugbetaling van leningen verstrekt door DUO, hoeveel wordt teruggehaald en hoe, en hoeveel wordt kwijtgescholden en waarom?

27

Kan (cijfermatig) onderbouwd worden hoe de gevolgen van de crisis zoveel mogelijk beperkt en eerlijk verdeeld zijn?

28

In welke opzichten is de arbeidsmarkt de crisis niet te boven en wat wordt daar door de regering aan gedaan?

29

Hoe verhoudt de ontwikkeling van werkloosheid zich tot de ontwikkeling van het arbeidsaanbod?

30

Hoe verhoudt de banengroei, de daling van de werkloosheid en de oploop van de krapte in specifieke sectoren zich tot het herstel bij eerdere crises?

31

Wat is de ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van ouderen? Hoe staat het met de werkloosheid, participatiegraad, en de uitstroom naar sociale zekerheid?

32

In welke sectoren is er sprake van krapte of is aankomende krapte te verwachten? Wat is de top 10 van krappe sectoren?

33

Is er een verband te leggen tussen sectoren waar sprake is van krapte, of waar krapte verwacht wordt, en de arbeidsparticipatie van ouderen? Of de uitstroom van ouderen uit werk?

34

Kunt u het werkloosheidspercentage, zoals weergegeven in tabel 2.1, ook weergeven met de volgende leeftijdscategorieën: 25 tot 35, 35 tot 45, 45 tot 55, 55 tot 65 en > 65? Kunt u de cijfers op basis van deze uitbreiding van de leeftijdscategorieën, ook weergeven met de oude werkloosheidsdefinitie?

35

Hoe gaat u er voor zorgen dat langdurig werklozen meer kunnen gaan profiteren van het economisch herstel?

36

Wat zijn de respectievelijke cijfers over de netto arbeidsparticipatie in uren en/of fte bij tabel 2.2 Kerncijfers netto arbeidsparticipatie (%)?

37

Wat verklaart de daling van de arbeidsparticipatie van mannen van 15 tot 25 jaar in 2016 ten opzichte van 2015, terwijl de participatie van vrouwen in deze categorie juist wel toeneemt?

38

Waaruit bestaat het onbenutte arbeidspotentieel van een miljoen mensen? Is hier in opgenomen het aantal mensen dat meer wil werken? Kan in uren of fte aangegeven worden hoe groot het onbenut arbeidspotentieel is?

39

Kunt u een beeld geven van de ontwikkeling van het onbenut potentieel op de arbeidsmarkt? In personen en in fte? Hoe verhoudt dit zich tot herstel bij eerdere crises?

40

Heeft u een specifiek cijfermatige doelstelling voor de arbeidsparticipatie voor de komende jaren? Zo ja, kunt u deze toelichten (tabel 2.2)?

41

Heeft u specifiek als doelstelling om de achtergebleven arbeidsparticipatie onder vrouwen >35 jaar te verhogen? Zo ja, tot welk niveau en op welke wijze gaat u dit oppakken (tabel 2.2)?

42

Hoeveel gemeenten trekken ook daadwerkelijk het richtbedrag uit voor de antidiscriminatievoorziening (ADV) die zij verplicht zijn te hebben? Hoeveel gemeenten geven er minder aan uit en hoeveel juist meer?

43

Op welke wijze werkt het huidige en het vorige kabinet aan een «solidair sociaal stelsel»? Hoe kan in dit licht verklaard worden, dat de inkomensondersteuning voor de beroepsbevolking juist is afgenomen (in 2005 namen sociale uitkeringen, zoals Werkloosheidswet (WW), bijstand, huur- en zorgtoeslag immers nog bijna een kwart van de herverdeling voor hun rekening, tien jaar later is dat minder dan vijftien procent)?

44

Klopt de bewering dat het doel van de decentralisaties is dat gemeenten integraal en met maatwerk burgers kunnen ondersteunen die dat nodig hebben? Was en is het primaire doel niet de beperking van overheidsuitgaven (bezuinigingen)? Kan het antwoord gemotiveerd worden?

45

In overweging nemend dat zowel bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) als bij de Belastingdienst de ICT een belangrijk knelpunt vormt, is het mogelijk om «lessons learned» tussen de verschillende uitvoeringsorganisaties uit te wisselen?

46

Hoe gaat u bij de vormgeving van beleid méér rekening houden met de mate van zelfredzaamheid en het «doenvermogen» van de doelgroep van beleid, zoals de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) bepleit?

47

Kunt u inzicht geven in de ontwikkeling van de behoefte aan, en de beschikbaarheid van beschutte werkplekken (nieuw beschut werk) sinds de afschaffing van sociale werkplaatsen?

48

Gelijk werk verdient gelijke beloning, hoe gaat u zich hier concreet voor inzetten?

49

In hoeverre zou het langer maken van de proeftijd kunnen leiden tot meer zekerheid voor werkenden?

50

In hoeverre zou het eenvoudiger maken van ontslag kunnen leiden tot meer zekerheid voor werkenden?

51

Kunnen gedragswetenschappelijke inzichten ook leiden tot aanpassing van wetgeving?

52

Kunt u inzicht geven in het gebruik van de overeenkomst van opdracht (OVO) en de aantallen opdrachtnemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt die langdurig afhankelijk zijn van slechts een of twee opdrachtgevers?

53

Waarom gaat u via het jeugd-Lage-inkomensvoordeel (LIV) (alle?) werkgevers (desgevraagd) vanaf 1 januari 2018 een tegemoetkoming bieden ter compensatie van de verhoging van het jeugdminimumloon? Waarom deze vergoeding, terwijl de loongroei bij lange na niet evenredig is met de groei van de economie, en ook de president van De Nederlandse Bank (DNB) loongroei bepleit?

54

Waarom is bij de overheid het gecorrigeerde beloningsverschil tussen mannen en vrouwen tussen 2012 en 2014 toegenomen? Hoe ziet dit beeld er uit voor de periode 2007 – 2017? Kunnen de gegevens in een tabel worden weergegeven?

55

Hoeveel jongeren tussen de 18 en 21 jaar moeten rondkomen van het wettelijk minimum jeugdloon?

56

Hoe verklaart u het gestegen beloningsverschil tussen vrouwen en mannen bij de overheid?

57

Hoeveel gebruik gaat er naar verwachting gemaakt worden van de per 1 januari 2018 beschikbare tegemoetkoming voor werkgevers bij het aannemen van jongeren tussen de 18 en 21 jaar?

58

Gaat u de capaciteit van de Inspectie SZW vergroten? Zo ja, in hoeverre? Zo nee, waarom niet?

59

Ziet u ook armoede als integratie belemmerende factor? Hoe gaat het kabinet het armoedebeleid versterken?

60

Kunnen betere kansen voor arbeidsdeelname voor mensen met een migratieachtergrond gerealiseerd worden door anoniem solliciteren?

61

Hoe ziet de genoemde imagocampagne voor het beroep van de bedrijfsarts eruit?

62

In hoeverre wordt er ingezet op mogelijke parallelle trajecten met verzekeringsartsen, om de aantrekkelijkheid en uitwisselbaarheid van beide beroepen te vergroten?

63

Kunt u het project Verdere Integratie Arbeidsmarkt (VIA) verder concretiseren? Is hiervoor geld gereserveerd op de begroting?

64

Hoe verhoudt het project VIA zich ten opzichte van de landing van de aanpak jeugdwerkloosheid in het programma Sociaal Domein? En hoe worden jongeren bij beide programma's betrokken?

65

Wat gebeurt er als iemand een positief advies heeft van het UWV, maar het verplichte aantal plekken al is bereikt?

66

Hoeveel gemeenten zetten loonkostensubsidie in de Participatiewet in en wat is daarbij de motivatie om het wel of niet te doen?

67

In hoeveel collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) zijn er extra loonschalen gecreëerd voor mensen uit de doelgroep banenafspraak?

68

Waarom wordt de voorgenomen bezuiniging op de uitkering voor arbeidsbeperkte en arbeidsgehandicapte Wajongeren met arbeidsvermogen per 1 januari 2018 niet in de beleidsagenda genoemd? Houdt u vast aan deze bezuiniging? Zo ja, waarom, gegeven de omstandigheid dat lang niet voldoende duurzame banen voor deze groep worden gerealiseerd?

69

Welke indicatoren, naast arbeidsparticipatie, dienen meegenomen te worden in het onderzoek bij experimenten met de Participatiewet door gemeenten?

70

Is bekend wat er is gebeurd met de 248 mensen, die wel een positief advies hebben gekregen, maar geen beschutte werkplek?

71

Hoe wordt gewerkt aan versterking van het functioneren van de arbeidsmarktregio's?

72

Deelt u de mening dat de uitkomsten van beschikbare evaluaties en effectiviteitsonderzoeken van re-integratievoorzieningen tot de conclusie moeten leiden dat het beleid ter bestrijding van de (ouderen)werkloosheid zich vooral dient te gaan richten op 1) tijdelijke loonkostensubsidies (stimulering), 2) krachtige individuele begeleiding in WW én Bijstand, en 3) permanente scholing, vooral voor lager opgeleiden en ouderen? Deelt u de mening dat deze aanscherping, en nadere focus in het beleid spoedig bekrachtigd moet worden?

73

Welke extra inspanning gaat u leveren om de laaggeletterdheid onder circa 1,5 miljoen mensen terug te dringen, zodat ook langs deze weg de kansen op werk vergroot kunnen worden?

74

Kunt u aangeven hoe het aantal mensen met problematische schulden zich heeft ontwikkeld in de afgelopen 10 jaar?

75

Hoe is de ontwikkeling van het aantal dak- en thuislozen in Nederland sinds 2010?

76

Hoe is de ontwikkeling van het aantal dak- en thuisloze jongeren in Nederland sinds 2010?

77

Hoeveel procent van de mensen in armoede leeft in de vier grote steden?

78

Hoeveel mensen leven in armoede in de vier grote steden?

79

Hoeveel sociale huurwoningen zijn er in de vier grote steden beschikbaar van € 375 of minder? Hoeveel onder de € 500, hoeveel onder de € 600?

80

Kunt u het Nibud basisbehoeftepakket en het sociale participatiebudget (of het niet-veel-maar-toereikend budget) per jaar voor een alleenstaande en voor een gezin met twee of drie kinderen weergeven voor de jaren 1999 tot heden?

81

Kunt u uitleggen hoe de berekening van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) ten aanzien van armoede is gemaakt en wat hierin is meegenomen? Is hierbij uitgegaan van het basisbehoefte budget of het niet-veel-maar-toereikend budget? Wilt u ook aangeven hoeveel dit voor het niet-veel-maar-toereikend budget is als hier niet van is uitgegaan? Kunt u ook aangeven wat het zou kosten als de armoedegrens 10% hoger uit komt? Kunt u daarnaast ook aangeven wat het zou kosten als zou blijken dat er 100.000 mensen meer in armoede leven?

82

Is er een inschatting te geven van hoeveel «adreslozen» en hoeveel mensen met schulden in armoede niet zijn meegerekend bij het aantal armen dat het SCP heeft geteld in «Armoede in kaart»?

83

Kunt u de vermenigvuldigingsfactoren van het SCP opnieuw laten berekenen omdat de huidige verouderd zijn?

84

Kunt u aangeven hoeveel mensen in armoede gemiddeld aan huur kwijt zijn in de vier grote steden? Hoeveel hoger liggen de huurprijzen van sociale huurwoningen in de vier grote steden dan in de rest van het land?

85

Worden er inspanningen verricht om te voorkomen dat gemeenten dak- en thuislozen (en de bijbehorende kosten) op elkaar af proberen te schuiven?

86

Komen mensen met loondispensatie altijd op uitkeringsniveau terecht? Waar zit dan de prikkel om te werken onder het motto «werk moet lonen»?

87

Indien iemand met loondispensatie een ontwikkeling doormaakt en productiever is geworden, hoe krijgt hij dan de kans om naar deze meerdere prestatie uitbetaald te krijgen? Indien dit slechts aan de werkgever is om te beoordelen: verwacht u dan dat dit objectief gebeurt?

88

Wordt loondispensatie op dit moment gebruikt door werkgevers? Zo ja, hoe vaak?

89

Welke doelgroepen komen in aanmerking voor loondispensatie?

90

Welke doelgroepen komen in aanmerking voor loonkostensubsidie?

91

Als een werknemer met een Wajong-uitkering werkt met behulp van loondispensatie, tot welk niveau wordt het loon dan aangevuld en door wie (gemeente of UWV)?

92

Betekent loondispensatie automatisch dat iemand werkt onder het minimumloon?

93

Wat zijn de voordelen en nadelen van loondispensatie en loonkostensubsidie?

94

Wordt het onderzoek naar de effectiviteit van loondispensatie en loonkostensubsidie voortgezet, gezien het voornemen om loonkostensubsidie af te schaffen?

95

Wanneer is het onderzoek naar de effecten van de Participatiewet in brede zin gereed?

96

Welk resultaat verwacht u van het programma Vakmanschap & Effectiviteit?

97

Worden de effectiviteitsstudies die nu lopen opgezet om de effectiviteit van losse instrumenten vast te stellen of de effectiviteit van de dienstverlening als geheel?

98

Hoeveel gemeenten en gemeentelijke professionals hebben tot op heden gebruik gemaakt dan wel deelgenomen aan het programma Vakmanschap & Effectiviteit?

99

Welke deelname van gemeenten verwacht u van het programma Vakmanschap & Effectiviteit over het jaar 2018?

100

Zijn er instrumenten die niet in Kansrijk Arbeidsmarktbeleid II aan bod zijn gekomen die nu worden ingezet? En is er kennis over deze instrumenten beschikbaar?

101

Gaat u spoedig ook een vorm van beslagvrije voet bij bankbeslag invoeren? Wat wordt gedaan om te voorkomen dat mensen toch door de bodem van de beslagvrije voet heen kunnen zakken?

102

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de verkenning naar een vorm van beslagvrije voet bij bankbeslag?

103

Is er een mogelijkheid om de verbreding van het beslagregister met overheidsorganisaties te versnellen?

104

Wat gaat u in algemene zin doen met de aanbevelingen uit het advies «Opgroeien zonder Armoede» van de sociaaleconomische Raad (SER)?

105

Kunt u per aanbeveling van de SER in het advies «Opgroeien zonder armoede» aangeven hoe de regering daar invulling aan gaat geven?

106

Constaterende dat de stapeling van boetes vanwege te laat betalen en bestuursrechtelijke premies volgens het regeerakkoord wordt gemaximeerd en mogelijkheden voor betalingsregelingen worden uitgebreid, is dit alles ook van toepassing op het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)?

107

Wordt een deel van de € 85 miljoen extra die met ingang van 2017 beschikbaar wordt gesteld voor gemeenten voor het terugdringen van armoede onder kinderen, ook beschikbaar gesteld voor de bijzondere gemeenten Saba, Bonaire en Sint-Eustatius? Zo ja, wordt in de evaluatie die in 2018 gepland staat over de inzet van deze middelen ook de inzet in Caribisch Nederland meegenomen?

108

Hoe verhoudt de lichte toename in uren bij moeders met jonge kinderen zich tot de gemiddelde toename van uren van werkenden (mannen en vrouwen)? Kunt u het verschil verklaren?

109

Geldt de doelstelling dat alle kinderen in Nederland mee kunnen doen op het gebied van sport, cultuur, school en sociale activiteiten, ook voor Caribisch Nederland en op welke manier wordt hierop ingezet?

110

Gaat u zich inzetten voor een gelijkmatige koopkrachtontwikkeling voor werkenden, mensen die gewerkt hebben en mensen die niet kunnen werken? Zo nee, waarom niet?

111

Op welke wijze gaat u zich inzetten voor koopkrachtbehoud en -herstel voor gepensioneerden die de afgelopen jaren qua koopkracht flink op achterstand zijn komen te staan in vergelijking met werkenden en in het bijzonder werknemers?

112

Is het waar dat het effect van beleid van het kabinet Rutte II (2012–2017) – met uitzondering van een circa 0,7% positief effect voor gepensioneerden (<120% wettelijk minumloon (WML)), rond 0,8% negatief heeft bijgedragen aan de koopkrachtontwikkeling van de overige groepen gepensioneerden, en daarentegen 1% tot ruim 5% positief voor verschillende categoriën werkenden?

113

Is het waar dat het voorgenomen beleid van het nieuwe kabinet (2018–2021) er voor zorgt dat het koopkrachtverschil tussen werkenden en gepensioneerden met nog eens 1,2% in totaal verder uiteen gaat lopen? Kan het antwoord grondig onderbouwd worden?

114

Vindt u dat werkenden, uitkeringsontvangers én gepensioneerden evenredig moeten profiteren van het economisch herstel? Zo nee, waarom niet?

115

Kan een geactualiseerde grafiek gegeven worden van de gemiddelde koopkrachtontwikkeling (2000–2017) van werkenden, uitkeringsontvangers, AOW'ers en gepensioneerden met aanvullend pensioen?

116

Kan een actualisatie gegeven worden van de vorig jaar verschenen grafiek (2000–2015) van de mediane koopkrachtontwikkeling bij gelijkblijvende inkomensbron voor: werknemers, zelfstandigen, bijstandsontvangers, arbeidsongeschikten, gepensioneerden, alleenstaanden met uitsluitend AOW, en paar met uitsluitend AOW?

117

Waarom neemt u juist voor de meest kwetsbare uitkeringsgerechtigden genoegen met de geringste mediane koopkrachtverbetering van circa 0,3%?

118

Hoeveel jongeren worden direct werkloos nadat ze school verlaten hebben? Hoeveel procent daarvan heeft een startkwalificatie?

119

Kunt u een cijfermatig overzicht geven van de trend in hoeveelheden gewerkte uren per huishouden (waar mogelijk uitgesplitst naar één-ouder gezin, alleenstaand, gehuwd/samenwonend zonder kinderen, gehuwd/samenwonend met kinderen), liefst vanaf jaren »50 of eerder maar zover mogelijk terug (tabel 2.6)?

120

Kunt u een cijfermatig overzicht geven van de trend in tijdsbesteding (werk, zorg, huishouden) per huishouden (waar mogelijk uitgesplitst naar één-ouder gezin, alleenstaand, gehuwd/samenwonend zonder kinderen, gehuwd/samenwonend met kinderen), liefst vanaf jaren »50 of eerder maar zover mogelijk terug (tabel 2.6)?

121

Kunt u een cijfermatig overzicht geven van de trend in tijdsbesteding (werk, zorg, huishouden) afzonderlijk voor mannen en vrouwen (waar mogelijk uitgesplitst naar één-ouder gezin, alleenstaand, gehuwd/samenwonend zonder kinderen, gehuwd/samenwonend met kinderen), liefst vanaf jaren »50 of eerder maar zover mogelijk terug (tabel 2.6)?

122

Kunt u een cijfermatig overzicht geven van de trend in samenstelling huishoudens, liefst vanaf jaren »50 of eerder maar voor zover mogelijk uitgesplitst naar één-ouder gezinnen (m/v), alleenstaand, gehuwd/samenwonend zonder kinderen, gehuwd/samenwonend met kinderen (tabel 2.6)?

123

Hoeveel mensen moeten rondkomen van minder dan 63% van het WML? Welke groepen mensen moeten rondkomen van minder dan 63% WML? Heeft u enkele voorbeelden?

124

Waarom is er voor gekozen deze allerarmsten < 63% WML uit de koopkrachtplaatjes te houden? Bent u bereid deze groep voortaan weer mee te laten nemen in de koopkrachtplaatjes?

125

Kunt u een overzicht geven per jaar van de hoeveelheid mensen die sinds 2010 onder de groep minder dan 63% WML vielen?

126

Hoe heeft de koopkracht zich ontwikkeld van de groep < 63% WML sinds 2010?

127

Hoe wordt rekening gehouden met inflatie bij het vaststellen van de koopkrachtplaatjes? In welke mate is inflatie meegenomen bij het vaststellen van de koopkrachtplaatjes in het regeerakkoord en waar is dit op gebaseerd?

128

Onderschrijft u dat de koopkrachtplaatjes slechts dan kloppen als de lonen met minimaal 3,1% omhoog gaan, zoals de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) concludeert met het oog op de verwachtte inflatie van 2,2% per jaar (zie https://www.fnv.nl/over-fnv/nieuws/nieuwsarchief/2017/oktober/Koopkracht stijging-regeerakkoord-kan-alleen-als-lonen-minimaal-31-omhoog-gaan/)? Wilt u een onderbouwde inhoudelijke reactie geven?

129

Welk percentage loonsverhoging ziet u als wenselijk aangezien de koopkrachtplaatjes slechts dan kloppen als de lonen met 3,1% stijgen?

130

Zijn bij de door het Centraal Planbureau (CPB) verwachte inflatie van 2,2%, de hogere BTW, de stijgende zorgkosten en de stijgende energiekosten meegenomen?

131

Wat is het effect van de tijdelijke temporisatie afbouw van de dubbele heffingskorting op de prikkel tot werken bij uitkeringsgerechtigden?

132

Kunt u nader inzicht verschaffen in de specifieke doelgroepen en de exacte problematiek waarvoor de Aanpak Jeugdwerkloosheid komende jaren een vervolg krijgt in het programma Sociaal Domein?

133

Wordt er in de opvolging van het programma Aanpak Jeugdwerkloosheid ook gewerkt met heldere doelen en SMART-afspraken?

134

Waarom ziet u af van een vorm van verplichte pensioenvoorziening en een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers)?

135

Hoeveel banen heeft robotisering sinds 2012 jaarlijks gekost en opgeleverd?

136

Wat zijn de gemiddelde uitgaven aan scholing en duurzame inzetbaarheid voor medewerkers met een vast contract in vergelijking met medewerkers met een flexibele contractvorm? Hoe hebben die getallen zich de afgelopen jaren ontwikkeld?

137

Wat is de ontwikkeling van het aantal arbeidsmigranten sinds 2000 tot op heden uitgesplitst naar van buiten de Europese Unie (EU), uit West-Europa en uit Midden- en Oost-Europa?

138

Wat is de ontwikkeling van het aantal medewerkers met een vast contract en met een flexibele contractvorm sinds 2000 tot op heden?

139

Wat is het verschil in inkomen (op basis van fulltime) tussen medewerkers met een vast contract en met een flexibele contractvorm sinds 2000 tot op heden?

140

Hoeveel mensen zijn werkzaam via een payrollconstructie en hoe heeft dat aantal zich de afgelopen jaren ontwikkeld?

141

Hoeveel mensen die werkzaam zijn via een payrollconstructie bouwen een aanvullend pensioen op? En hoeveel van hen bouwen een pensioen op wat vergelijkbaar is met hetgeen dat in de betreffende sector gebruikelijk is?

142

Kunt u inzicht geven in de mate waarin op dit moment kennis beschikbaar is over de meebeweeglijkheid en duurzame inzetbaarheid van medewerkers?

143

Kunt u inzicht verschaffen in de mate waarin verschillende groepen op de arbeidsmarkt intersectoraal mobiel zijn?

144

Wat verstaat u onder een permanente leercultuur?

145

Kunt u inzicht verschaffen in de mate waarin investeringen plaatsvinden in scholing en duurzame inzetbaarheid in flexibele contractsvormen (waaronder zzp)?

146

Kunt u bij alle stappen die gezet zijn bij het voorbereiden van Nederland op de veranderende toekomst van werk, aangeven welke resultaten daar concreet mee bereikt zijn?

147

Is het niet zo, dat het stelsel van aanvullende pensioenen niet zo zeer door de lage rente op zich, maar meer nog door de rentegevoeligheid van het door de overheid voorgeschreven strenge financiële toetsingskader voor pensioenfondsen kwetsbaarder is geworden?

148

Kunt u nader toelichten waar de genoemde Europese pijler van sociale rechten botst met de manier waarop we dit in Nederland hebben georganiseerd?

149

Hoe verhoudt de opmerking dat «het nieuwe financieel toetsingskader voor pensioenfondsen ervoor gezorgd heeft dat het pensioenstelsel stabieler en schokbestendiger is geworden» zich tot het effect van de rentemanipulatie van de Europese Centrale Bank (ECB) op de dekkingsgraden van pensioenfondsen?

150

Hoe verhoudt deze opmerking zich tot de wens van de SER en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) om te komen tot een meer stabiele discontovoet en minder pro-cyclische discontovoet?

151

Hoeveel mensen met een uitkering in het kader van de Werkloosheidswet (WW) die per vier weken betaald worden, bijvoorbeeld door een uitzendbureau, ondervinden (ernstige) hinder bij het doorgeven van uren en inkomen aan het UWV en de berekening daarvan?

152

Hoeveel mensen krijgen een boete van het UWV vanwege het niet juist aanleveren van informatie voor de berekening van hun uitkering? Hoeveel van deze mensen voldoet opzettelijk niet aan de informatieplicht en hoeveel voldoet onbewust of onbedoeld niet aan de informatieplicht?

153

Kunt u aangeven wat de sectorplannen concreet hebben opgeleverd voor het aan het werk houden en krijgen van jongeren en ouderen?

154

Kunt u aangeven welke sectorplannen een lichte schuif hebben toegepast richting het bevorderen van instroom door bijvoorbeeld meer beroepsbegeleidende leerwerkplekken te creëren?

155

Gaan de aangekondigde (tussen)evaluaties van de sectorplannen inzicht geven in de gerealiseerde intersectorale mobiliteit en scholing?

156

Kunt u een verband leggen tussen de sectoren waar krapte is en de voortgang van de sectorplannen in deze sectoren?

157

Wat is de laatste stand van de voortgang van de sectorplannen zowel in toekenningen als in budget?

158

Welke kasschuiven zijn er met het budget van de sectorplannen ingeboekt vanaf de start van de sectorplannen tot en met deze begroting?

159

Hoeveel deelnemers aan de sectorplannen zijn gerealiseerd bij de sectorplannen die zich richten op intersectorale mobiliteit en scholing en bij hoeveel van hen is er daadwerkelijk sprake van intersectorale mobiliteit?

160

Waarom vertonen de uitgaven voor scholing in de tabel 2.9 «kerncijfers sectorplannen, financieel» een dalend verloop?

161

Wat is het verschil tussen het aantal deelnemers volgens beschikkingen en het geregistreerd aantal deelnemers in tabel 2.10 «Kerncijfers sectorplannen, doelstellingen en deelnemers»? Waar worden deze verschillen door verklaard?

162

Hoe kan – in het licht van de toenemende vergrijzing – in tabel 2.2.2 «SZA-uitgaven» de geleidelijke stijging van de AOW-uitgaven verklaard worden? Hoe ziet deze stijging er uit als percentage van het verwachte bruto binnelands product (bbp) voor de komende jaren?

163

Waarom worden na 2017 lagere uitvoeringskosten voor het UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) geraamd?

164

Kunt u een uitsplitsing geven voor de jaren 2015 en 2016 van het totale aantal en de omvang van de AOW-uitkeringen en het aantal en de omvang AOW-uitkeringen per SVB-categorie (tabel 2.2.2)?

165

Kunt u een uitsplitsing geven voor de jaren 2015 en 2016 van het totale aantal en de omvang van deel-AOW-uitkeringen en het aantal en de omvang van deel-AOW-uitkeringen per SVB-categorie (tabel 2.2.2)?

166

Hoeveel van de stijging van de uitgaven aan arbeidsongeschiktheid volgens tabel 2.2.2, is het gevolg van nieuwe arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en hoeveel van reeds lopende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die langer doorlopen als gevolg van de stijgende AOW-leeftijd?

167

Welk deel van de stijging van de uitgaven aan arbeidsongeschiktheid volgens tabel 2.2.2 is een gevolg van de stijging van de AOW-leeftijd?

168

Kunt u de uitgaven aan AOW-uitkeringen volgens tabel 2.2.2 uitdrukken als percentage van het bbp? Kunt u hierbij tevens aangeven hoeveel de procentuele daling of stijging betekent in euro’s?

169

Kunt u de uitgaven aan AOW volgens tabel 2.2.2 weergeven onder de veronderstelling dat de AOW-leeftijd op 65 jaar was gebleven?

170

Hoe hoog is de toename in bijstandsuitgaven ten gevolge van de asielinstroom en hoe lang houdt dit aan?

171

Hoeveel niet-westerse allochtonen ontvangen een bijstandsuitkering?

172

Hoeveel mensen met een ander herkomstland dan Nederland ontvangen een bijstandsuitkering en om welke herkomstlanden gaat het?

173

Op welke wijze is het verkorten van de aanvraagtermijn voor een WW-uitkering tot stand gekomen?

174

Hoe komt het dat het verschil tussen het aantal werklozen en het aantal mensen met een WW-uitkering steeds kleiner wordt?

175

Kunt u een overzicht geven van de WW-uitkeringen per sector, het aantal ingeschreven werkzoekenden per sector en hoe deze zich verhouden tot de sectoren waarin krapte is geconstateerd? In welke mate kunnen de huidige WW-gerechtigden een oplossing bieden voor de krapte in deze sectoren?

176

Hoeveel uitkeringsgerechtigden uit de voormalige Wajong-doelgroep doen een beroep op de Participatiewet? Als bij de bijstand deze instroom en de instroom van statushouders buiten beschouwing wordt gelaten, neemt het aantal uitkeringen dan af? Hoe verklaart u dit?

177

Komt de hogere raming voor de arbeidsongeschiktheidsregelingen ook door het effect van het afschaffen van de vervroegd uittreedregelingen zoals het UWV dat ziet? Is dit effect in de raming meegenomen?

178

Op welke wijze is over het verkorten van de aanvraagtermijn voor een WW-uitkering naar werknemers gecommuniceerd?

179

Wat is het geschatte effect van de verkorting van de aanvraagtermijn voor een WW-uitkering op het totaal aantal uitkeringen?

180

In hoeverre wordt de toename van de uitgaven van Ziektewet (ZW)/Wet Arbeid en Zorg (WAZO)/transitievergoeding veroorzaakt door de stijging van de leeftijd in het kader van de AOW?

181

Waarom daalt de integratie-uitkering in het sociaal domein licht in de periode 2017–2022?

182

Kunt u een toelichting geven op het grote verschil tussen 2018 en 2019 voor de post mutaties Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.)?

183

Welk percentage van de asielgerechtigde nieuwkomers die een inburgeringplicht hebben, maken gebruik van het leenstelsel om een bijdrage te krijgen om hun inburgeringonderwijs te bekostigen? Hoe heeft dit percentage zich ontwikkeld de afgelopen jaren?

184

Voor welk percentage van de asielgerechtigde nieuwkomers die een inburgeringsplicht hebben, is de lening omgezet in een gift? En voor hoeveel is de schuld blijven staan? Hoe hebben die percentages zich de afgelopen jaren ontwikkeld?

185

Welk percentage van de asielgerechtigde nieuwkomers die inburgeringsplicht hebben, is niet in staat om de openstaande schuld af te lossen? Welk deel van de € 230 miljoen aan uitstaande leningen kan als oninbaar worden aangemerkt? Hoe hebben die getallen zich de afgelopen jaren ontwikkeld?

186

Wat is de huidige definitie van arbeidsparticipatie?

187

Waarom wordt onbetaald werk (bijvoorbeeld mantelzorg, zorg voor kinderen, vrijwilligerswerk) niet meegenomen in de definitie van arbeidsparticipatie?

188

Wat zou het de overheid kosten en opleveren (belasting) als het minimumloon met 10% wordt verhoogd? Kunt u de kosten uitsplitsen en kunt u apart (en uitgesplitst) eveneens aangeven wat de kosten zijn indien de aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen ook met 10% verhoogd worden?

189

Kunt u uitleggen hoe de verhoging van het minimumloon jaarlijks berekend wordt en kunt u het rekenvoorbeeld van het afgelopen jaar weergeven?

190

Is sinds 1999 het minimumloon bij elke verhoging jaarlijks met evenveel verhoogd als het contractloon?

191

Kunt u voor de jaren 1999 tot heden per jaar aangeven hoe hoog het minimumloon was en hoeveel procent dit jaarlijks gestegen is?

192

Kunt u voor de jaren 1999 tot heden per jaar aangeven hoe hoog het gemiddelde caoloon (contractloon) was en hoeveel procent dit jaarlijks gestegen is?

193

Is de stijging sinds 1999 tot heden van het gemiddelde contractloon evenveel als de procentuele stijging van het minimumloon sinds 1999? Zo nee, hoe is dit te verklaren?

194

Kunt u per jaar het inflatiepercentage aangeven van 1999 tot heden? Kunt u daarbij per jaar aangeven hoeveel het minimumloon minder of meer gestegen is dan de inflatie?

195

Onderschrijft u dat iemand die werkt voor het minimumloon hier een gezin van moet kunnen onderhouden?

196

Klopt het dat het minimumloon (€ 1.565,40 bruto bij 40 uur excl. 8% vakantiegeld per maand en € 1.690,63 incl. 8% vakantiegeld) netto uitkomt voor iemand van 30 jaar op € 1.250 voor 40 uur excl. vakantiegeld en € 1.330 incl. vakantiegeld? Zo ja, waarom is het netto minimumloon lager dan een bijstandsuitkering voor een stel? Gaat hiermee iemand met een niet-verdienende partner die vanuit de bijstand gaat werken erop achteruit?

197

Waarom worden werkgevers uit de algemene middelen gecompenseerd voor de verhoging van het minimumloon (minimumjeugdloonvoordeel)?

198

Is er een verband tussen het langer doorwerken van ouderen en hogere investeringen in scholing of duurzame inzetbaarheid?

199

Bij hoeveel opleidings- en ontwikkelingsfondsen is het gebruik van scholingsmiddelen voor intersectorale scholing uitgesloten en wat is de ontwikkeling hiervan?

200

Waarom is geen bedrag geraamd voor het minimumjeugdloonvoordeel voor het jaar 2018, terwijl dit ingaat op 1 januari 2018?

201

Wat is de reden dat het lage inkomensvoordeel, het minimumjeugdloonvoordeel en de loonkostenvoordelen worden ingedeeld onder inkomensoverdrachten? Aan wie wordt inkomen overgedragen?

202

Welk deel van de uitgaven aan het lage inkomensvoordeel, het minimumjeugdloonvoordeel en de loonkostenvoordelen komt terecht bij bedrijven met > 20 werknemers?

203

Wat is het effect van het lage inkomensvoordeel, het minimumjeugdloonvoordeel en de loonkostenvoordelen op de structurele werkgelegenheid, zowel apart als tezamen?

204

Kunt u de effectiviteit van het lage inkomensvoordeel, het minimumjeugdloonvoordeel en de loonkostenvoordelen vergelijken met de effectiviteit van de sociale werkvoorziening en de beschutte werkplek? Bijvoorbeeld in aantallen arbeidsplaatsen per miljoen euro aan uitgaven?

205

Hoe kan het lage inkomensvoordeel (subsidie) een bijdrage leveren aan het creëren van substantiële, duurzame banen?

206

Wordt nog overwogen het loonkostenvoordeel (LKV) Ouderen uit te breiden van 56 jaar naar 50 jaar? zo niet, waarom niet?

207

Kunt u het verschil in hoogte van de LKV Arbeidsgehandicapten (max. € 6.000) en LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden (max. € 2.000) nader toelichten?

208

Welk effect verwacht u door het verschil in hoogte van de LKV Arbeidsgehandicapten (max. € 6.000) en LVK Banenafspraak en scholingsbelemmerden (max. € 2.000)?

209

Uit rapportage van de Inspectie SZW blijkt dat sprake is van een verhoging van het aantal dodelijke ongevallen op het werk, waarom worden die hier niet genoemd?

210

Hoeveel tewerkstellingsvergunningen (twv’s) zijn er verstrekt in 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016 met uitzondering van buitenlandse studenten?

211

Wat is de ontwikkeling van het aantal medewerkers sinds 2000 tot op heden dat niet onder een cao valt? Welke sectoren hebben momenteel geen geldende cao?

212

Heeft risico-gestuurd werken door de Inspectie SZW geleid tot vermindering van andere vormen van programmatisch werken, of andere vormen van (onaangekondigde) controle door de Inspectie SZW?

213

Wat is de reden dat de raming voor het aantal inspecties Gezond en Veilig werken substantieel lager ligt dan het aantal inspecties in voorgaande jaren?

214

Wat is de reden dat de raming voor het aantal inspecties Besluit risico's zware ongevallen (Brzo) substantieel lager ligt dan het aantal inspecties in voorgaande jaren?

215

Wat is de reden dat de raming voor het aantal inspecties Eerlijk substantieel lager ligt dan het aantal inspecties in voorgaande jaren?

216

Wat is de reden dat de raming voor het aantal afgeronde opsporingsonderzoeken

substantieel lager ligt dan het aantal onderzoeken in voorgaande jaren?

217

Wat is de reden dat de raming voor het aantal bij het Openbaar Ministerie (OM) aangemelde verdachte opsporingsonderzoeken substantieel lager ligt dan het aantal onderzoeken in voorgaande jaren?

218

Wat is het opgelegd boetebedrag voor 2013, 2014, 2015 en 2016 uitgesplitst naar sector en omvang van het bedrijf wat in overtreding is? Wat is de gemiddelde boete en hoe heeft dat bedrag zich in die periode ontwikkeld?

219

Wat is het geïnd boetebedrag voor 2013, 2014, 2015 en 2016 uitgesplitst naar sector en omvang van het bedrijf wat in overtreding is?

220

Constaterende dat u verantwoordelijk bent voor de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak, waar is het Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG) budget terug te vinden in de begroting?

221

Hoeveel mensen van 18–21 jaar die niet bij hun ouders wonen, moeten rondkomen van een bijstandsuitkering? Hoeveel van hen hebben kinderen?

222

Hoe kan een alleenstaande moeder onder de 21 jaar rondkomen van € 231,34 excl. vakantietoeslag per maand?

223

Hoeveel zou het kosten om 18- tot 21-jarigen met kind een uitkering te geven op het niveau van volwassenen?

224

Hoeveel zou het kosten om 18- tot 21-jarigen een bijstandsuitkering te geven op het niveau van 21-plus?

225

Vallen alle mensen die vanuit een sociale werkvoorziening gedetacheerd worden onder de cao Sociale Werkvoorzieningsbedrijven (SW)? Zo nee, wanneer wel en wanneer niet? Wanneer vallen mensen die vanuit de SW gedetacheerd zijn onder de cao van de inlenende partij?

226

Onder welke cao vallen mensen die werken onder «nieuw beschut»? Hoe verhouden deze salarissen zich tot de cao SW?

227

Onder welke cao’s vallen de mensen die onder de banenafspraak banen vallen? Vallen zij altijd onder dezelfde cao als hun collega’s? Zijn hier afspraken over en wordt dit gemonitord?

228

Wat is het gemiddelde loon van een werknemer onder de banenafspraak banen en kunt u dit vergelijken met het gemiddelde loon van een werknemer op een sociale werkvoorziening?

229

Betekent de overgang van sociale werkvoorziening naar banenafspraak banen niet dat de gemiddelde werknemer met arbeidshandicap erop achteruit gaat in salaris?

230

Waarom krijgt een jongere van 18–21 jaar die in een inrichting verblijft geen uitkering? Hoeveel jongeren betreft het?

231

Wat kost het om een jongere van 18–21 jaar wel een uitkering te geven volgens de zak- en kleedgeldregeling?

232

Wat kost het om kinderbijslag voor de ouders van deze jongeren beschikbaar te stellen?

233

Bent u voornemens om beleidswijzigingen door te voeren die consequenties hebben voor de (financiering van de) Participatiewet? Zo ja, welke en op welke termijn?

234

In welke mate wordt jeugdwerkloosheid voorkomen of teruggedrongen door een overkoepelende ambitie te formuleren, waarbij jongeren centraal staan?

235

Kunt u met behulp van een rekenvoorbeeld toelichten hoe het mogelijk is dat een verlaging van de eerste schijf voor gepensioneerden met 3,65%, de schatkist slechts € 360 miljoen kost (Kamerstuk 34 775, nr. 5)?

236

Kunt u een overzicht geven van het niet-gebruik van inkomensondersteunende maatregelen, waaronder de toeslagen?

237

Hoeveel uitkeringsgerechtigden uit de voormalige Wajong-doelgroep doen een beroep op de Participatiewet en hoe hoog zijn de uitgaven die met dit uitkeringsvolume gemoeid zijn?

238

Wat is, inclusief de effecten van de Toeslagenwet (TW) zoals wordt beschreven, de netto achteruitgang voor de groep Wajong2010 met arbeidsvermogen? In welke mate wordt de verlaging van de uitkering van 75% naar 70% door de TW of andere toeslagen weer aangevuld? Welk deel van deze groep heeft ook inkomen uit arbeid?

239

Kunt u iets aangeven over de uitstroom uit de Bijstand zelfstandigen (Bbz)? Leidt deze inkomensondersteuning ook daadwerkelijk tot zelfstandigen met een bestendig inkomen?

240

Op welke manier heeft de Bbz in de crisis zzp’ers opgevangen met weinig of geen opdrachten? Biedt de Bbz voor deze ondernemers ook ruimte voor een doorstart? Op welke manier wordt gekeken of een bedrijf rendabel genoeg is voor een doorstart?

241

Waarom zijn de uitgaven voor de Bbz geen onderdeel van het Macrobudget en waar zit de moeilijkheid bij het ramen? Op welke manier leidt dit tot «een minder grote daling dan het lijkt»? En wat is het verschil met andere gemeentelijke uitgaven in termen van ramen?

242

Wordt de € 20 miljoen voor Doorstart naar nieuw werk opnieuw voor een deel ingezet voor de scholingvouchers bij het UWV? Wat wordt de besteding van dit budget?

243

Waarom nemen alleen België, Italië en Frankrijk elkaars arbeidsongeschiktheidsverklaring over en nemen Nederland en Duitsland niet elkaars arbeidsongeschiktheidsverklaring over?

244

Welke mogelijkheden zijn er om grensbewoners te helpen, die een arbeidsverleden in zowel Duitsland als Nederland hebben, en die bij arbeidsongeschiktheid geconfronteerd worden met twee keuringsinstanties die elkaar niet erkennen en niet met elkaar communiceren?

245

Op welke aanvullende uitkering kan iemand die gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt verklaard (bv. 60%) en een gedeeltelijke Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-) uitkering krijgt, nog een beroep doen indien hij er niet in slaagt om een baan te vinden voor de 40% die hij nog wel kan werken?

246

In hoeverre wordt er bij de beoordeling van het arbeidsvermogen in het kader van de WIA gekeken of de theoretische banen waar iemand geschikt voor wordt geacht, ook daadwerkelijk bestaan? Wordt daarbij ook gekeken of de betreffende banen ook voor het betreffende percentage beschikbaar zijn (bv. 5, 20 of 40%)?

247

Hoeveel zou het kosten als de mensen die een gedeeltelijke uitkering in het kader van de WIA krijgen (bv. 60%) maar er niet in slagen om voor de andere 40% een baan te vinden, een aanvullende WW- of WIA-uitkering te geven voor die 40%? Zijn er aanvullende particuliere verzekeringen voor deze inkomensval? Zo ja, welke en wat kosten deze?

248

Klopt het dat 13% van de nieuwe populatie in het kader van de WIA die onder de huidige 3 x 3 regel zou zijn ingestroomd in de Wet werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) 80–100, onder de in het regeerakkoord opgenomen 1 x 9 regel niet meer instroomt in de WGA 80–100? Kunt u in een absoluut getal aangeven hoeveel werknemers dit zal treffen?

249

Wat zijn de inkomens- uitkeringsconsequenties voor deze zieke werknemers die nu niet langer in de WGA 80–100 zullen instromen? Klopt het dat het overgrote deel van deze groep, te weten 70%, door deze nieuwe maatregel regelrecht de 35 min categorie instroomt en zodoende dus geen recht meer heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering?

250

Kunnen ook lage inkomens (tot 135% wml) getroffen worden door de WGA 35–99 maatregel? Zo ja, hoe groot is deze groep en wat betekent dat voor hun WGA-uitkering?

251

Klopt het dat hierbij wordt verondersteld dat de helft van de nieuwe instroom in de WGA 35–99 de restverdiencapaciteit in voldoende mate zal benutten, dus 50%? Betekent dit dat als gevolg van deze maatregel de andere helft in de WGA 35-min categorie terechtkomt?

252

Kunt u een overzicht geven van de instroom in de WIA voor de jaren 2013 tot en met 2017 voor de bedrijfstaksectoren overheid, zorg, bouwnijverheid en industrie?

253

Kunt u een overzicht geven van de instroom in de WIA voor de jaren 2013 tot en met 2017 per bedrijfstaksector?

254

Hoe groot is het effect van doorlopende WIA-uitkeringen door de verhoging van de AOW-leeftijd?

255

Hoe verhoudt het derde jaar WW-fonds via sociale partners zich tot een verlaging van de uitkeringslasten de komende jaren en hoeveel is dit per regeling?

256

Hoeveel mensen hebben in 2017 en 2018 een WGA-uitkering en vallen in de categorie 80–100% arbeidsongeschikt en hoeveel mensen zijn uitgestroomd omdat ze gedeeltelijk weer aan de slag konden?

257

Vindt u de «prikkel» van de korting op de uitkering van Wajongeren met arbeidsvermogen per 1 januari 2018 nog passend, nu het beloofde aantal duurzame arbeidsplaatsen voor deze mensen (door de overheid) bij lange na nog niet wordt gehaald?

258

Werken mensen met een uitkering in het kader van de Wajong met een arbeidsbeperking of arbeidshandicap in een situatie die feitelijk en maatschappelijk overeenkomt met een dienstbetrekking? Hoe wordt vastgesteld of iets feitelijk en maatschappelijk overeenkomt met een dienstbetrekking?

259

Hoeveel kost het per jaar om de korting op de Wajong van 75% naar 70% van het WML niet door te laten gaan?

260

Wat kost het verhogen van de tegemoetkoming arbeidsongeschikten met € 50 en wat kost een verhoging van € 100? Wie hebben hier precies recht op?

261

Hoeveel gaat een persoon uit de Wajong er volgend jaar in koopkracht op achteruit?

262

Wat gebeurt er om jongeren met een chronische aandoening beter te informeren over de werking van en veranderingen in de Wajong en de Participatiewet en de verschillen tussen de Wajong2010 en de Wajong2015?

263

Wat gebeurt er om jongeren met een chronische aandoening beter te informeren over de aansluiting tussen school/studie en werk en over de mogelijkheden om te participeren op de arbeidsmarkt? Hoe wordt de informatie over de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt specifiek verbeterd voor hoogopgeleide jongeren?

264

Wat gebeurt er om werkgevers beter te informeren over de mogelijkheden bij het in dienst nemen of stage laten lopen van jongeren met een chronische aandoening?

265

Hoe worden onderwijsinstellingen gestimuleerd om jongeren met een chronische aandoening te ondersteunen en van informatie te voorzien bij het vinden van een passende baan of stageplaats?

266

Klopt het dat mensen in de Wajong ook gekort worden op hun uitkering als ze een levenlangleren-krediet ontvangen?

267

Kan tabel 4.2 over de kerncijfers Wajong worden geëxtrapoleerd met de ramingen voor de jaren 2019–2021? Kan de tabel tevens worden uitgebreid met cijfers per groep uit de Wajong over de aantallen Wajongers mét en zonder arbeidsvermogen, en over aantallen werkenden?

268

Hoe hoog is het begrotings- respectievelijk premiegefinancierde re-integratiebudget per persoon uit de Wajong, en wat is het budget per persoon hiervoor voor mensen die tot de voormalige Wajong-doelgroep behoren en nu onder de Participatiewet vallen?

269

Wat is de verdeling van het re-integratiebudget naar de verschillende regelingen?

270

Hoeveel aan premiegefinancierd re-integratiebudget wordt specifiek besteed aan Wajongers?

271

In hoeverre zorgt inkomensverrekening bij de WW ervoor dat mensen gedemotiveerd worden om weer aan het werk te gaan?

272

In hoeverre wordt door de systematiek van inkomensverrekening uitbetaling van vakantiegeld verrekend met de reguliere uitkering waardoor het vakantiegeld niet of niet volledig terecht komt bij de werknemer?

273

In hoeveel gevallen heeft een brug-WW geleid tot een nieuwe vaste baan?

274

Wat is de laatste stand van aanvragen bij de brug-WW en de scholingvouchers? Is er al informatie beschikbaar over de werking en de opbrengsten?

275

Wat is de laatste stand van het actieplan Perspectief voor 50-plussers? Hoeveel loopbaanvouchers zijn er op dit moment uitgegeven en hoe veel WW-gerechtigden hebben extra ondersteuning ontvangen?

276

Hoe staat het met het omzetten van ontziemaatregelen in cao’s? In hoeveel cao’s is hier verandering in te zien en in welke cao’s nog niet?

277

Wat is de laatste stand van zaken van de uitvoering van het derde WW-jaar?

278

In welke cao's is de aanvulling bij werkloosheid hoger of langer dan de WW?

279

Waarom is de compensatieregeling oudere werknemers (no-riskpolis voor ouderen) begrensd op 56 jaar en niet op 50 jaar?

280

Wanneer wordt het resultaat van het onderzoek verwacht naar hoe reparatie van het Dagloonbesluit kan worden vormgegeven voor gerechtigden in het kader van de WW, die een periode van ziekte in de referteperiode hadden?

281

Is in de raming van de Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW) ook het derde WW-jaar meegenomen? Op welke manier loopt dit samen? Nemen de IOW-uitgaven nog steeds toe als gevolg van de duurverkorting in de WW als het derde WW-jaar wordt aangevuld?

282

Hoe staat het met de evaluatie van de effectiviteit van het beleidsinstrumentarium voor de bestrijding van (langdurige) ouderenwerkloosheid?

283

Welke effecten heeft het terugbrengen van loondoorbetaling bij ziekte voor kleine bedrijven op de netto loonkosten van kleine werkgevers en het netto inkomen van werknemers?

284

Kunt u een cijfermatig overzicht geven hoe het Nederlands kraamverlof voor vrouwen en mannen zich verhoudt tot de rest van Europa in zowel duur als loondoorbetaling?

285

Wat voor invloed heeft het voorstel partnerverlof bij geboorte uit het regeerakkoord op de WAZO en WAZO kraamverlof in tabel 6.2?

286

Kunt u een schatting geven van de verhoging van de premie voor zowel de werkgever als de werknemer voor het voorstel partnerverlof bij geboorte?

287

Hoe hoog is de uitkering wanneer 70% van het laatstverdiende loon, tot een maximum van 70% van het maximumdagloon wordt genomen?

288

Op welke manier is het advies van de Taskforce Samenwerking Onderwijs en Kinderopvang in deze begroting verwerkt?

289

Zijn de aanpassingen die genoemd worden met betrekking tot de kinderopvang op het gebied van de kwaliteit, het financieringssysteem en de uitbreiding van het personenregister ook van toepassing op de kinderopvang in Caribisch Nederland? Zo nee, welke eisen gelden hiervoor en hoe wordt de kinderopvang in Caribisch Nederland gecontroleerd, zodat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen sturen die van goede kwaliteit is?

290

Wat voor invloed heeft de intensivering van € 250 miljoen per jaar voor de kinderopvangtoeslag? Waar worden de middelen voor gebruikt?

291

Waarom wordt de bijdrage aan de DUO voor 2018 maar liefst verdubbeld geraamd ten opzichte van 2017 en voor 2019 gehalveerd ten opzichte van 2017?

292

Welke subsidies in de kinderopvang van in totaal € 459.540 zijn niet juridisch verplicht?

293

Kan het niet-juridische verplichte deel van de opdrachten nader worden uitgesplitst wat in totaal € 584.820 kost? Hoeveel gaat er naar Continue Screening, hoeveel naar toezicht 2018 en hoeveel naar het project «een betere basis voor peuters en hoeveel naar onderzoek?

294

Aan welk toezicht 2018 en onderzoek moet worden gedacht bij de opdrachten?

295

Kunt u een nadere onderbouwing geven van de uitvoeringskosten van € 30.610.000 aan de DUO? Welke stijging komt door Directe Financiering en welke stijging door Personenregister?

296

Is de kinderopvangtoeslag ook beschikbaar voor ouders in Caribisch Nederland? Zo nee, zijn er dan andere middelen beschikbaar voor een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang voor ouders in Caribisch Nederland?

297

Wat is het niet-gebruik van de kinderopvangtoeslag?

298

Wat is de verwachting van het aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag door de intensivering van € 250 miljoen?

299

Kunt u de uitgaven aan subsidies (zover deze nu al bekend zijn) nader specificeren, inclusief het beoogde resultaat van de verschillende subsidies?

300

In hoeverre wijkt een AOW-basisinkomen, naast de leeftijdsgrens, af van een onvoorwaardelijk basisinkomen?

301

Wat is de hoogte van het gemiddeld pensioen?

302

Wat is het bedrag dat in de tweede pijler wordt gespaard voor pensioen?

303

Wat is het bedrag dat in de derde pijler wordt gespaard voor pensioen?

304

Hoeveel pensioenfondsen voldoen op dit moment niet aan het Vereist Eigen Vermogen (VEV)?

305

Hoeveel pensioenfondsen moeten mogelijk in 2020 of 2021 hun pensioenen korten als zij dan nog niet aan het VEV voldoen? Hoeveel deelnemers zou dat mogelijk treffen?

306

Hoeveel mensen ontvangen een AOW-uitkering? Wat was de ontwikkeling de afgelopen vijf jaar?

307

Waarom lopen de uitgaven van de overbruggingsregeling eerst af en daarna weer op in tabel 8.1?

308

Kunt u een actueel overzicht geven van de bedrijfstakpensioenfondsen en de beheerde vermogens?

309

Kunt u een overzicht geven van de actuele staat van standaard bedrijfsindeling voor de verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen?

310

Hoeveel zijn de uitgaven aan de overbruggingsregeling in het kader van de verhoging van de AOW-leeftijd, uitgedrukt als percentage van de totale AOW- uitgaven?

311

Kunt u een overzicht geven van hoeveel mensen er gebruik maken van de overbruggingsregeling tot aan 2022?

312

Hoe hoog is de geschatte instroom voor de jaren 2019 tot en met 2022?

313

Hoeveel mensen zijn er met een gat in het kader van de AOW?

314

In hoeverre nemen de uitgaven aan de AOW toe tot 2040, uitgedrukt als percentage van het bbp, en er van uitgaande dat de AOW ook in de toekomst zoals thans het geval is wordt geïndexeerd?

315

Waarom wordt er gesproken over niet volledige opbouw wanneer iemand een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond? Opbouw gebeurt toch bij het werken?

316

Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van de nominale hoogte van de AOW-uitkeringen per halfjaar vanaf 2010, zowel in euro als in procenten?

317

Kunt u tabel 8.9 ook weergeven voor de periode 2010–2035, of indien niet mogelijk voor zoveel mogelijk jaren na 2018?

318

Kunt u een schatting maken van het aantal pensioenfondsen en het aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad minder dan 130% voor het jaar 2017?

319

Welke elf pensioenfondsen hadden in 2016 een dekkingsgraad boven de 130%?

320

Wat is het niet-gebruik van de kinderbijslag en het kindgebonden budget?

321

Wat voor invloed hebben de investeringen in de kinderbijslag (€ 250 miljoen) en het kindgebonden budget (€ 500 miljoen)? Waar worden de middelen voor gebruikt?

322

Geldt de doelstelling om de inkomenspositie van gezinnen met lage en middeninkomens te ondersteunen, waarvoor het kindgebondenbudget met € 71 per jaar wordt verhoogd, ook voor Caribisch Nederland? Zo ja, op welke wijze wordt dit ingevuld? Zo nee, waarom niet?

323

Tot welk verzamelinkomen kun je kindgebonden budget krijgen?

324

Kan in een grafiek het huidige verloop van het kindgebonden budget worden weergegeven waarbij boven een gezamenlijk inkomen van € 20.109 euro het kindgebonden budget lager wordt?

325

Kan in een grafiek het toekomstige verloop van het kindgebonden budget worden weergegeven waarbij het punt van afbouw van het kindgebonden budget circa € 16.500 euro wordt?

326

Wat is de trend in de jaarlijkse uitvoeringskosten van het UWV, SVB, de Belastingdienst en de gemeenten voor de sociale zekerheid?

327

Kunt u het vermogenstekort van de AOW weergeven zoals in tabel 12.1, onder de veronderstelling dat de AOW-leeftijd vanaf heden niet verder wordt verhoogd?

328

Hoeveel is de optelsom van de stijging van de uitgaven aan arbeidsongeschiktheid en de daling van het vermogenstekort van de AOW?

329

Kunt u de «kosten heffingskortingen AOW» volgens tabel 12.1 uitsplitsen naar de diverse heffingskortingen waar deze post betrekking op heeft?

330

Wat is de verklaring voor de daling van de uitgaven aan «Art. 13 Integratie en maatschappelijke samenhang» van € 334 miljoen in 2017 naar € 192 miljoen in 2022? Idem voor het bedrag aan incidentele subsidies wat van € 13 miljoen in 2017 daalt naar € 4,8 miljoen in 2022?

331

Welke taken dient Vluchtelingenwerk uit te voeren met het subsidiebedrag dat is begroot?

332

Wat wordt er precies verstaan onder «maatschappelijke ondersteuning van asielgerechtigde nieuwkomers die inburgeringsplichtig zijn» waarvoor gemeenten een bijdrage krijgen?

333

In hoeverre is er, in het geval van Vluchtelingenwerk, nog sprake van vrijwilligerswerk als er subsidie verstrekt wordt?

334

Hoe verhoudt het subsidiëren van maatschappelijke ondersteuning en integratie door bijvoorbeeld Vluchtelingenwerk zich tot de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van inburgeraars?

335

Waaruit bestaat de «maatschappelijke ondersteuning van asielgerechtigde nieuwkomers die inburgeringsplichtig zijn» en welke doelen en verantwoording wordt hiertoe afgelegd aan het Rijk?

336

Waaraan wordt gedacht bij het verstrekken van incidentele subsidies die voortkomen uit het niet juridisch verplichte deel van het bedrag dat is begroot voor integratie?

337

Kunt u een lijst overleggen van de incidentele subsidies die afgelopen jaar op het gebied van integratie verstrekt zijn en daarbij uitsplitsen waaraan, met welke doelstellingen en in hoeverre deze doelstellingen ook worden/zijn gerealiseerd?

338

Liggen er evaluatierapporten ten grondslag aan het feit dat de expertise-unit Sociale Stabiliteit wordt gecontinueerd voor wat betreft preventie van radicalisering en, indien dit het geval is, kunnen deze rapporten aan de Kamer verstrekt worden?

339

Wat is de voortgang op het gebied van de preventie van radicalisering?

340

Zijn er afdoende instrumenten beschikbaar voor preventie van radicalisering en worden met deze instrumenten de beoogde doelen bereikt?

341

Wat zijn de voorgenomen ambities op het gebied van preventie van radicalisering voor het begrotingsjaar 2018?

342

Hoeveel gaat er, uitgesplitst per gemeente, aan versterkingsgelden naar de zogenaamde «jihad-gemeenten»?

343

Wordt er over deze versterkingsgelden verantwoording afgelegd aan u? Zo ja, hoe gaat dit in zijn werk?

344

Kunt u de versobering van taken en dienstverlening, waarvan sprake is als gevolg van de taakstelling van het UWV en de SVB toelichten?

345

Wat zijn de kosten voor externen van het Ministerie van SZW?

346

Hoeveel wordt er bespaard indien het salaris van in te huren externen wordt gemaximeerd op het salaris van de hoogst verdienende ambtenaar op het ministerie?

347

Wat levert het op, als aantal externen teruggebracht wordt met 10% en hoeveel als het wordt teruggebracht met 25%?

348

Kan de dalende gemiddelde pensioenpremie voor werknemers van 6,0% naar 5,8% worden toegelicht?

349

Kunt u een overzicht geven van de effecten van het kabinetsbeleid (2016 en 2017) op de koopkracht voor de verschillende typen huishoudens?

350

Kunt u per inkomensgroep de cumulatieve ontwikkeling van de koopkracht sinds 2000 weergeven?

351

Klopt het dat de koopkracht van de laagste inkomens minder is gegroeid dan de koopkracht van de hoogste inkomens tussen 2000 en 2014, zoals het CPB aangeeft? Zo ja, kunt u een overzicht geven?

352

Klopt het dat de gini-coëfficiënt van de inkomensongelijkheid in het basispad met 2,7% stijgt? Welke maatregelen liggen hieraan ten grondslag?

353

Klopt het dat de gini-coëfficiënt door het regeerakkoord met 2,7 procent daalt? Welke maatregelen dragen hier in belangrijke mate aan bij?

354

Klopt het dat de gini-coëfficiënt in de doorrekening van het regeerakkoord is berekend voor de periode 2021–2060? Zo nee, voor welke periode is deze berekend?

355

Hoe ontwikkelt de gini-coëfficiënt zich wanneer deze wordt berekend tussen 2018 en 2060 (inclusief het regeerakkoord)?

356

Klopt het dat de daling van de gini-coëfficiënt zich voornamelijk voordoet omdat bepaalde lastenverlichtingen die deels al in het basispad zitten, door het regeerakkoord naar de komende kabinetsperiode worden gehaald?

357

Klopt het dat het regeerakkoord ervoor zorgt dat de ongelijkheid in de komende kabinetsperiode wordt vergroot maar daarna niet meer? Hoeveel stijgt de gini-coëfficiënt in de komende kabinetsperiode?

358

Waarom wordt de gini-coëfficiënt pas vanaf 2021 berekend?

359

Klopt het dat de gini-coëfficiënt in de doorrekening van het regeerakkoord daalt omdat de stijging van de ongelijkheid zich voordoet tijdens de kabinetsperiode, waardoor deze niet zichtbaar wordt meegenomen in de berekening van de gini-coëfficiënt?

360

Kunt u de ontwikkeling van de gini-coëfficiënt schetsen voor de periode 2018–2060, zowel inclusief als exclusief regeerakkoord Rutte III? Zo nee, waarom niet?

361

Kunt u met behulp van een rekenvoorbeeld toelichten hoe het kan voorkomen dat het verhogen van het niveau van de algemene heffingskorting voor gepensioneerden tot het niveau van de algemene heffingskorting voor niet-gepensioneerden (volledig gelijktrekken), € 700 miljoen oplevert voor de schatkist?

362

Wat is het effect van de tijdelijke temporisatie van de afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon op de koopkracht van uitkeringsgerechtigden in 2018 en latere jaren?

363

Welke effecten worden hiermee beoogd en op welke termijn?

364

Wat zijn de motiveringen voor de hoogte van deze maatregel?

365

Kunt u de koopkrachtcijfers in tabel 5.2.1 ook weergeven exclusief de verhoging van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IAOW) met € 10 per jaar?

366

Kunt u de gekleurde lijnen voor de drie huishoudtypen in de puntenwolk (figuur 5.2.2) weergeven in een tabel met inkomensstappen van € 5.000?

367

Kunt u meer informatie geven over de achtergrond van de huishoudens die te maken hebben met koopkrachtdaling in 2018, zoals welke type gepensioneerden, alleenverdieners en uitkeringsgerechtigden dat betreft?

368

Wat is het verschil tussen tabel 5.2.2 en de beantwoording van de vragen over de Macro Economische Verkenning (MEV) 2018 (Kamerstuk 34 775, nr. 7, vraag 87)? Wat verklaart het verschil tussen de genoemde 15% in de beantwoording en de 18% in tabel 5.2.2?

369

Bent u voornemens om het aantal huishoudens dat in 2018 te maken krijgt met een koopkrachtdaling te verminderen? Zo ja, voor welke groepen, met welke maatregel(en) en op welke termijn?

370

Welke uitkeringsontvangers gaan er meer dan 5% in koopkracht op achteruit? Welke maatregel kan worden genomen om deze achteruitgang te verminderen? Bent u voornemens om deze maatregel te nemen? Zo ja, met welke maatregel en op welke termijn?

371

Welke uitkeringsontvangers gaan er tussen de 2% en 5% in koopkracht op achteruit? Welke maatregel kan worden genomen om deze achteruitgang te verminderen? Bent u voornemens om deze maatregel te nemen? Zo ja, met welke maatregel en op welke termijn?

372

Welke gepensioneerden gaan er tussen de 2% en 5% in koopkracht op achteruit? Welke maatregel kan worden genomen om deze achteruitgang te verminderen? Bent u voornemens om deze maatregel te nemen? Zo ja, met welke maatregel en op welke termijn?

373

Wat voor soort huishoudens met kinderen gaan er in koopkracht tussen de 2% en 5% op achteruit? Welke maatregel kan worden genomen om deze achteruitgang te verminderen? Bent u voornemens om deze maatregel te nemen? Zo ja, met welke maatregel en op welke termijn?

374

Welke financiële prikkels of instrumenten om werken lonender te maken voor jongeren met een chronische aandoening (de huidige en voormalige doelgroep uit de Wajong) zijn technisch gezien denkbaar? Welke prikkels worden reeds daadwerkelijk ingezet?

375

Wat zijn de langetermijneffecten van een doorgroeival op de opwaartse mobiliteit en het persoonlijke ambitieniveau van werkenden in de onderste helft van het inkomensgebouw?

376

Hoe groot zijn de werkloosheidsval, de doorgroeival, de herintredersval en de deeltijdval voor gedeeltelijk arbeidsgeschikte personen uit de Wajong respectievelijk voor de voormalige Wajong-doelgroep die na de veranderingen van de afgelopen jaren niet meer voor Wajong in aanmerking komen?

377

Welk effect heeft (op basis van door Rijk beschikbaar gesteld budget voor onder andere armoedebestrijding) aanvullend gemeentelijk beleid op de marginale druk ten aanzien van de werkloosheidsval, de doorgroeival, de herintredersval en de deeltijdval minstverdienende partner?

378

Bent u bereid de informatie in het verslag van het schriftelijk overleg over het Belastingplan 2015 van de Eerste Kamer dat de 25% laagste inkomens in 2013 16,5% van het superbruto inkomen uitgeven aan indirecte belastingen en de hoogste 25% 6% van het superbruto inkomen uitgeven aan indirecte belastingen (Kamerstuk 34 002, Q) te updaten? Kan dit al worden berekend voor latere jaren dan 2013?

379

Gezien uw antwoorden in tabel 1-B van Kamerstuk 34 002, Q, klopt dan de conclusie dat de btw-verhoging zwaarder aankomt bij lage inkomens dan bij hoge? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

380

Kunt u de druk van indirecte belastingen op het superbruto inkomen zoals weergegeven in tabel 1-B van Kamerstuk 34 002, Q uitsplitsen in laag en hoog btw-tarief en accijns?

381

Klopt het dat Nederland momenteel al min of meer een vlaktaks heeft, als het niet alleen om de inkomstenbelasting gaat maar om de totale lastendruk (zoals ook tot uiting komt in tabel 1-B van Kamerstuk 34 002, Q)?

382

Kunt u tabel 1-B Kamerstuk 34 002, Q updaten met daarin verwerkt de plannen van het kabinet om een tweeschijvenstelsel in te voeren? Zo nee, waarom niet?

383

Klopt het dat de totale lastendruk na invoering van een tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting een degressief karakter krijgt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

384

Is het doel van de versobering uitbetaling algemene heffingskorting om de balans tussen de minstverdienende en de meestverdienende partner te verbeteren of om de arbeidsparticipatie als geheel te verhogen?

385

Wat is het gevolg van de versobering uitbetaling algemene heffingskorting indien de meestverdienende partner minder gaat werken en de minstverdienende partner meer, zeg van 40–10 uren naar 25–25 uren?

386

Waarom is het effect van het afschaffen van de ouderentoeslag op de eigen bijdragen voor langdurige zorg en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) nu pas duidelijk geworden? Wat is het budgettaire beslag van deze (flankerende) maatregel in 2018 en daarna?

387

Wat is de reden dat u niet beschikt over betrouwbare ramingen om de koopkrachtontwikkeling van Caribisch Nederland kwantitatief te visualiseren zoals dat voor de Europees-Nederlandse situatie wordt gedaan? Op welke wijze is dit tot dusver geprobeerd en worden er stappen ondernomen om in de toekomst wel een vergelijkbare koopkrachtberekening voor Caribisch Nederland te maken waarin ook de effecten van maatregelen met betrekking tot kinderen worden meegenomen?

388

Waarom worden de middelen voor de Ambachtsacademie en het tweede loopbaanadvies doorgeschoven? Waarom zijn deze middelen nog niet gebruikt? Worden de doelstellingen aangepast nu de arbeidsmarkt er beter voor staat?

389

Wat is de reden van de vertraging van de tussenrapportage evaluatie Participatiewet en welke effecten worden verwacht van deze vertraging op de «monitor en eindevaluatie Participatiewet» die in 2019 zal worden afgerond?

390

Kunt u de tussenrapportage evaluatie Participatiewet voorafgaand aan de begrotingsbehandeling (najaar 2017) naar de Kamer sturen?

391

Hoe staat het met de aangekondigde beleidsdoorlichting van de Wajong ten behoeve van het inzichtelijk maken van het effectiviteit van de verschillende loonaanvullingsregelingen voor Wajongers?

392

Wanneer kan de Kamer de toegezegde rapportages tegemoet zien van de onderzoeken naar flextensie en de pilotprojecten nieuw beschut werk?

Naar boven