Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2014
Ik heb kennisgenomen van het bericht in de NRC van 21 september 2014 betreffende zorgen
over de kwaliteit van schouwartsen.
Gemeenten moeten op basis van de Wet op de lijkbezorging een gemeentelijkelijkschouwer
hebben. Deze lijkschouwer moet ingeschreven zijn in een daartoe erkent register. In
Nederland zijn er twee registers waarmee de beroepsgroep zelf haar kwaliteit reguleert.
Het ene register betreft dat van het FMG. Het register van het FMG bevat forensisch
artsen, die de 1-jarige basisopleiding tot forensisch geneeskundige hebben gevolgd.
Het andere register is dat van forensisch arts KNMG. Dat register bevat forensisch
artsen, die de 2-jarige profielopleiding forensische geneeskunde hebben gevolgd. Forensisch
artsen hebben immers een veelzijdige rol in strafzaken die naast lijkschouwing ook
arrestantenzorg en deskundig advies in rechtszaken betreft. Gemeenten zijn hiermee
in staat om deskundige geregistreerde lijkschouwers op het gewenste niveau in dienst
te nemen.
Wat betreft de wens om een opleidingsfonds forensische geneeskunst in het leven te
roepen geldt dat de kwantitatieve ontwikkelingen wat betreft in- en uitstroom in het
beroep daar nu nog geen aanleiding toe geven. Wat de kwalitatieve ontwikkeling van
de opleiding betreft geldt dat de beroepsgroep en de opleidingsinstellingen de inhoud
verder kunnen ontwikkelen. De ingestelde registers zijn nog jong.
De ontwikkelingen worden nauwgezet gevolgd.
Het artikel wijst ook op variatie tussen regio’s in het aantal lijkschouwingen per
forensisch arts. Ik neem dit mee in het volgen van de ontwikkelingen op het terrein
van de forensische geneeskunde.
Dit is dan ook in lijn met de toezegging die tijdens het AO wet op de Lijkbezorging
is gedaan. Tijdens dit AO is met uw Kamer over de kwaliteit van de lijkschouw gesproken.
Recente signalen vanuit het veld en uw Kamer zijn aanleiding om na te gaan of de kwaliteit
van de lijkschouw dient te worden aangescherpt. U wordt over de uitwerking van deze
toezegging medio 2015 nader geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers