Vragen van de leden Van Helvert, Omtzigt (beiden CDA) en Voordewind (ChristenUnie) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over mogelijke staatsgeheimen die gepubliceerd zijn in WOB-stukken over Non Lethal Assistance aan Syrische «rebellen» (ingezonden 22 november 2018).

Vraag 1

Van welke groepen, aan wie Nederland Non Lethal Assistance (NLA) verschaft heeft in Syrië, heeft u in de op 8 en 20 oktober 2018 openbaar gemaakte WOB-stukken (vanaf nu: de WOB-stukken) de naam gepubliceerd?

Vraag 2

Heeft u staatsgeheimen gepubliceerd in de WOB-stukken? Zo ja, welke staatsgeheimen?

Vraag 3

Herinnert u zich dat u op vraag 235 antwoordde: «Het kabinet heeft er sinds de aanvang van het NLA programma in 2015 voor gekozen om de namen van de door Nederland gesteunde groepen en informatie over hun locaties, als staatsgeheim te kwalificeren» (Kamerstuk 32 623, nr. 229)?

Vraag 4

Is op enig moment besloten om de namen van de door Nederland gesteunde groepen niet langer als staatsgeheim te kwalificeren? Zo ja, op welke datum is dat besluit dan genomen en kunt u dat besluit publiceren?

Vraag 5

Welke straf staat op het publiceren van staatsgeheimen?

Vraag 6

Indien er staatsgeheimen gepubliceerd zijn, welke actie gaat u dan ondernemen?

Vraag 7

Kunt u een lijst geven van de stukken die u ter vertrouwelijke inzage aan de Kamer gegeven heeft, conform de werkwijze van de Kamercommissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD), onder Kamerstuk 32 623, nr. 229?

Vraag 8

Welke van deze stukken zijn ook gedeeltelijk opgenomen in de WOB-verzoeken?

Vraag 9

Kunnen Kamerleden de vertrouwelijke stukken nogmaals inzien?

Vraag 10

Welke van de stukken waarvoor de Kamerleden moesten tekenen dat zij er zelfs niet met collega’s over konden spreken, waren geen staatsgeheim?

Vraag 11

Kunt u deze vragen een voor een, zeer precies en binnen een week beantwoorden?

Naar boven