35 850 V Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 1 juli 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 10 juni 2021 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij brief van 22 juni 2021 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Wilders

De adjunct-griffier van de commissie, Konings

1

Met het oog op de overheveling naar Defensie voor de inzet van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) op hoog-risico posten, waarom wordt de beveiliging van posten en zeker hoog-risico posten niet gedekt uit de algemene middelen van Financiën?

Antwoord:

De overheveling naar Defensie betreft de inzet van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) op hoogrisicoposten. Daarnaast worden er binnen de apparaatsuitgaven ook uitgaven gedaan ten behoeve van de veiligheid van (hoogrisico)posten, zoals statische beveiliging en beveiligers. Aangezien Buitenlandse Zaken verantwoordelijk is voor het postennet (inclusief de beveiliging) staan deze middelen op de BZ-begroting.

Het budget voor de inzet van de BSB op hoogrisicoposten gaat via een overheveling naar de Defensiebegroting omdat het Ministerie van Defensie zorg draagt voor de uitvoering van deze inzet.

De internationale veiligheidssituatie is erg onvoorspelbaar. Uit de begrotingsregels volgt dat departementen in beginsel zelf de verantwoordelijkheid hebben eventuele tegenvallers in te passen op de eigen begroting. Alleen het kabinet kan besluiten om hiervan af te wijken en generaal te compenseren. Dit laatste is vorig jaar gebeurd. Toen zijn er, zoals toegelicht in de tweede suppletoire begroting 2020, middelen toegevoegd aan de overige materiële uitgaven ten behoeve van een deel van de noodzakelijke investeringen in de veiligheid van hoogrisicoposten (EUR 26 miljoen).

2

Kunt u het volgende nader toelichten: «Ook worden hogere uitgaven verwacht als gevolg van verkopen om investeringen te realiseren binnen de kaders van de huisvestingsstrategie (42 miljoen euro).»

Antwoord:

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken gebruikt de opbrengsten van verkopen van vastgoed om extra uitgaven ten behoeve van investeringen in vastgoed te dekken. Voor het jaar 2021 worden verkopen van vastgoed ter hoogte van ongeveer EUR 42 miljoen verwacht, waarmee investeringen gedaan kunnen worden. Het huisvestingsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse zaken is gericht op het moderniseren, verduurzamen en rationaliseren van de vastgoedportefeuille. Hierbij moet veiligheid van de ambassadekantoren en de medewerkers altijd gegarandeerd zijn. Het begrotingssaldo (uitgaven minus ontvangsten) neemt niet toe, omdat tegenover de uitgaven ook ontvangsten staan.

3

De programma-uitgaven zijn met 5.183.000 euro toegenomen; voor welke programma’s worden extra uitgaven gedaan?

Antwoord:

De programma uitgaven voor artikel 1 nemen in totaal toe met EUR 5.183.000. Op artikel 1.1 stijgt de jaarlijkse verplichte contributie aan de OESO met EUR 400.000 als gevolg van inflatie. Op artikel 1.2 nemen de uitgaven toe met EUR 100.000 vanwege na-ijlende betalingen voor de World Press Freedom Conference die in december 2020 plaatsvond. Via de Eindejaarsmarge is hiervoor EUR 100.000 doorgeschoven van 2020 naar 2021. Op artikel 1.3 zien wij de grootste stijging van in totaal EUR 4.683.000. De Carnegie Stichting voldeed in december 2020 aan de subsidievoorwaarden voor het subsidiebedrag over het jaar 2020, waardoor een deel van de betaling van het subsidiebedrag in januari 2021 moest plaatsvinden. Hiervoor is via de Eindejaarsmarge EUR 3.494.000 doorgeschoven naar 2021. Verder stijgen de uitgaven voor de huur van het pand voor het Speciaal Tribunaal Libanon met EUR 899.000 vanwege een eerder overeengekomen verlenging van het mandaat en een herberekening van de huur door het Rijksvastgoedbedrijf. Tot slot stijgen de uitgaven voor Nederland Gastland met EUR 300.000 in verband met de huisvesting voor de Kosovo Relocated Specialist Judicial Institution. Dit betreft een voorziene aanspraak op een garantstelling aan het Rijksvastgoedbedrijf waar het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn.

4

Welke activiteiten ter bestrijding van COVID-19 worden onder het Programma ondersteuning buitenlandse beleid (POBB) uitgevoerd?

Antwoord:

Vanuit het programma ondersteuning buitenland beleid (POBB) – COVID kunnen bilaterale steunprojecten gesteund worden. In totaal is binnen dit programma EUR 5 miljoen (EUR 2 miljoen ODA en EUR 3 miljoen non-ODA) beschikbaar voor internationale Covid-19 bestrijding in 2021. Het grootste gedeelte van het ODA budget zal worden besteed aan de lopende financiële verplichtingen van het 2e COVID-19 steunpakket aan Suriname ter waarde van 3,5 miljoen uit 2020. Tevens zal een deel van het budget worden ingezet voor de hernieuwde luchtbrug naar Suriname waarbij medische personeel ondersteuning biedt bij de derde besmettingsgolf. Daarnaast zal het POBB COVID (non-ODA) indien opportuun en in aanvulling op internationale steun via multilaterale kanalen zoals COVAX ingezet worden voor het bekostigen van het transport van medische hulpmiddelen zoals persoonlijke beschermingsmiddelen, medicatie of vaccins naar derde landen.

Naar boven