35 468 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling, een vangnetbepaling, een grondslag voor een compensatieregeling alsmede een O/GS-tegemoetkomingsregeling (Wet hardheidsaanpassing Awir

35 704 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2021 (Incidentele suppletoire begroting inzake Herstel Toeslagen)

35 812 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2021 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake Kwijtschelding private schulden Toeslagengedupeerden in WSNP/MSNP-trajecten)

H1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN – TOESLAGEN EN DOUANE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2021

Langs deze weg informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de hersteloperatie toeslagen, In deze update benoem ik de ontwikkelingen sinds de 6e VGR op vier terreinen:

  • 1. Algemene reflectie op de hersteloperatie en de aanpak voor de komende periode

  • 2. Toelichting op de gemaakte fout met betrekking tot gegevenslevering aan gerechtsdeurwaarders

  • 3. Stand van zaken van de uitvoering van de hersteloperatie

  • 4. Actuele ontwikkelingen op gebied van herstelbeleid

Als bijlage bij deze brief stuur ik u:

  • 1) Concept Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag.

  • 2) Concept Besluit compensatie gedupeerden in schuldentraject

1. Algemene reflectie op de hersteloperatie en de aanpak voor de komende periode

Iedereen in de hersteloperatie – van de medewerkers van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) tot de ambtelijke leiding van het Ministerie van Financiën, en van mijzelf tot de leden van de Ministeriële Commissie Toeslagen Herstel – is gedreven door één en dezelfde missie: het herstellen van wat in het verleden verkeerd is gegaan en het echt helpen van de gedupeerde ouders. Wat hen is overkomen, had nooit mogen gebeuren. Zij moeten hiervoor gecompenseerd worden, zij moeten alle aanvullende hulp krijgen die beschikbaar is, en zij moeten op weg geholpen worden om deze ingrijpende periode voor zover enigszins mogelijk af te kunnen sluiten.

Lessen uit het afgelopen jaar

Nu een jaar geleden, in mei 2020, stond ik op het punt om mede met uw Kamer in gesprek te gaan over de herstelwetgeving en het herstelproces voor ouders. Begin juli 2020 eindigden deze gesprekken met unanieme steun voor de voorliggende – en later nog verder ontwikkelde – herstelwetgeving en het herstelproces.

Sinds mei 2020 is er veel gebeurd: de volgende nieuwe groepen gedupeerden zijn in beeld gekomen, kinderen, (ex-)partners, ouders in het buitenland en gedupeerden bij andere toeslagen; nieuwe beleidsvragen zijn opgekomen, bijvoorbeeld rondom schulden en juridische bijstand; en UHT is aan de slag gegaan met de uitvoering. Zelf ben ik ook continu in gesprek gebleven met ouders. Naast duizenden ouders die deelgenomen hebben aan webinars, heb ik inmiddels meer dan 350 ouders individueel gesproken over hun persoonlijke situatie. Graag deel ik nu, een klein jaar na de wetgevingsdeatten in de Eerste- en Tweede Kamer en de start van de uitvoering, enkele van mijn belangrijkste lessen:

  • De situaties en behoeften van gedupeerde ouders zijn enorm divers. In financiële en emotionele zin variërend tussen «beperkte schade» en «gigantische schade», en daarnaast een grote diversiteit aan bredere hulpvragen door de gevolgen die het handelen van de overheid en de jarenlange financiële problemen met zich mee hebben gebracht. Voorbeelden hiervan zijn grote schulden bij verschillende instanties, ziekte, schaamte, slechte huisvesting, afgebroken opleidingen, verloren werk en gestrande huwelijken. Dat er grote verschillen zijn komt ook doordat sommige ouders veel minder mogelijkheden hadden om problemen op te kunnen vangen. Deze zeer grote variëteit in problematiek maakt dat we moeten oppassen met het trekken van te algemene conclusies uit individuele casuïstiek, en creëert ook een dilemma voor de aanpak. Een volledig generieke aanpak, die snel uitvoerbaar is, doet geen recht aan de grote verschillen. Maar perfect maatwerk kost veel tijd, en is ook niet voor iedereen nodig. Bij elke keuze in de hersteloperatie moeten we laveren tussen deze uitersten.

  • Voor veel ouders geldt dat hen écht helpen veel meer vraagt dan alleen financiële compensatie. Herstel vraagt niet alleen om een goede uitkomst, maar ook om niet-financiële hulp, erkenning dat zij «geen fraudeur» zijn, en een goed proces. Voor «heling» moeten ouders zich gehoord en begrepen weten, is intensief en herhaald contact nodig, en moet oog zijn voor hun volledige situatie. Hoezeer iedereen ook gedreven is om ouders zo snel mogelijk te helpen, deze echte hulp kost ook echt tijd. En vraagt ook samenwerking van zeer veel partijen. UHT kan ouders dit herstel alleen samen met andere partijen bieden. De inzet van vertegenwoordigers van ouders, van de VNG en gemeenten, van juridische bijstandsverleners, van Slachtofferhulp Nederland, van private schuldeisers, en van het hele kabinet, is cruciaal gebleken.

  • Om ouders vervolgens ook echt, op grote schaal, te kunnen helpen, is rust, reinheid en regelmaat nodig. Elke koerswijziging, elke gemaakte fout, elke aangewakkerde onzekerheid, zet ouders weer twee stappen terug, in ieder geval in vertrouwen. Met de kennis van nu is het heel ongelukkig dat belangrijke stappen als de «lichte toets» en de schuldenaanpak pas eind 2020 in beeld gekomen zijn. Maar de praktijk liet zien dat een goed herstelproces zonder deze aanvullingen ook niet mogelijk was. UHT blijft ook continu werken aan verbetering en doet voortdurend ervaringen op over hoe het beter kan. Maar ik wil me tegelijkertijd wel maximaal inspannen om nu rust te creëren rondom het herstelproces voor ouders. Deze rust is ook cruciaal voor UHT, om de kwaliteit te kunnen bewaken en medewerkers gemotiveerd te kunnen houden.

De «lichte toets» als illustratie van dilemma’s

Bij het toepassen van deze lessen ontstaan vervolgens reële dilemma’s. Hoe balanceren we de wens om ouders snel te helpen met de tijd die daarvoor nodig is, en de grote diversiteit aan behoeften? Hoe bieden we ouders duidelijkheid, maar leren we ook van de praktijk, en bieden we een aanpak die ook uitvoerbaar is voor de meer dan 35.000 ouders die zich inmiddels gemeld hebben? De ervaringen met de aanpak van de «lichte toets» bij de Catshuisregeling illustreert hoe ik in de praktijk probeer om te gaan met deze dilemma’s.

Zoals toegelicht in mijn brief van 30 april jl. is voor 1 mei bij (nagenoeg) alle circa 25.000 ouders die zich voor 15 februari jl. hebben gemeld, een lichte toets uitgevoerd om hun recht op herstel in te schatten en hen zo snel mogelijk 30.000 euro uit te kunnen betalen, als eerste stap in het herstelproces. Bij circa 15.000 van hen is dit recht ook voor 1 mei vastgesteld. Dit betekent niet alleen dat zij al direct een groot eerste bedrag (30.000 euro) ontvangen en hun schuldenproblematiek wordt opgelost, maar biedt hen ook de erkenning dat in hun situatie door de Belastingdienst fouten gemaakt zijn, en geeft hen toegang tot brede hulp door gemeenten. Zonder het aanpassen van het proces, en het invoegen van deze lichte toets, was dit op deze termijn nooit voor zo’n grote groep ouders mogelijk geweest.

Maar de uitkomst van de lichte toets was ook dat bij circa 10.000 ouders nog geen aanwijzing was gevonden dat zij in aanmerking komen voor herstel. Dit riep uiteraard vragen op. Hoe was dit mogelijk? Was het proces wel zorgvuldig geweest? Is door de tijdsdruk lichtzinnig met de beoordeling omgegaan? Wat betekent dit nu voor deze groep?

In mijn eerdere brieven heb ik het gevolgde proces bij de lichte toets toegelicht. UHT gaat bij een lichte toets niet over één nacht ijs. Bij alle aanmeldingen is allereerst geprobeerd om met data-analyse al direct zeker te stellen dat ze binnen de doelgroep van de hersteloperatie vallen. Waar dit niet kon, zijn alle aanmeldingen individueel handmatig bekeken om in de systemen van UHT te bezien of er een grond voor herstel kon worden vastgesteld. Waar dit niet direct zo was, is door zeer ervaren medewerkers nog een tweede keer gekeken. En als in deze handmatige toets sprake was van twijfel, dan is hierover nog contact gezocht met de ouder in kwestie. Gemiddeld duurde deze handmatige toets ongeveer 4 uur. In dit hele proces stond de vraag voorop: kunnen we een aanwijzing vinden? Niet: hoe kunnen we dit snel afhandelen of mensen snel afwijzen?

Hoe kan het dat dan toch bij zoveel aanmeldingen (circa 9.000, zo’n 36%) nog geen aanwijzing is gevonden? Ook hiervoor is waarschijnlijk een verscheidenheid aan redenen. We zien dat een deel van de aanmelders, circa 2.000, nooit kinderen heeft gehad, of nooit kinderopvangtoeslag voor hen heeft aangevraagd. Bij een nog grotere groep lijkt sprake te zijn geweest van een «reguliere» terugvordering van de kinderopvangtoeslag, die geen gevolg was van de «alles of niet benadering», maar bijvoorbeeld kwam omdat een inkomen gedurende het jaar veranderde. Ik heb overigens geen enkele aanwijzing dat deze aanmeldingen «frauduleus» zijn. De eerste groep kan bijvoorbeeld gedupeerd zijn door problemen met andere toeslagen, waarvoor de Catshuisregeling niet geldt maar, waarvoor wel een andere regeling wordt uitgewerkt. De tweede groep kan heel goed problemen hebben ondervonden door de reguliere terugvordering, waarbij de betreffende ouder nu niet meer exact weet waardoor deze toentertijd ontstaan zijn. En er is ook nog een derde mogelijkheid waarom nu nog geen aanwijzingen zijn gevonden: het kan zijn dat een belangrijk inzicht dat nodig is om het recht op herstel vast te stellen niet gevonden kan worden zonder intensief contact met de ouder in kwestie. Bijvoorbeeld omdat er documentatie ontbreekt in de systemen, maar waarbij de ouder wel persoonlijk de situatie met een medewerker van UHT kan reconstrueren.

Bij de groep van circa 10.000 ouders ontstond hiermee een dilemma: als UHT gedwongen zou worden om op basis van de lichte toets een definitieve uitspraak te doen over ouders uit deze groep, dan zouden zij moeten worden afgewezen. Dit zou «duidelijkheid» geven. Deze groep was echter nog niet integraal beoordeeld en kon dus nog niet, uitgaande van het verhaal van de betreffende ouder de individuele situatie, in detail beoordeeld worden. Tevens kon UHT niet uitsluiten dat deze integrale beoordeling in sommige situaties tot een andere uitkomst zou leiden dan in de lichte toets (wat zoveel mogelijk moet worden voorkomen). Mijn bewuste keuze is uiteindelijk geweest om deze groep nu geen € 30.000 uit te betalen, maar hen ook niet af te wijzen, en hier pas bij integrale beoordeling een definitief besluit over te nemen. Omdat ik koste wat kost wilde voorkomen dat de ouders uit deze groep waarvan later zou blijken dat ze tóch gedupeerd zijn al vooruitlopend op een integrale beoordeling weer in een juridisch bezwaartraject gedwongen zouden worden, of (gevoelsmatig) op grotere achterstand aan de integrale beoordeling zouden beginnen dan nu helaas vaak al gevoeld wordt.

De logische vervolgvraag was of deze groep van circa 10.000 aanmeldingen nu (na het waarschijnlijk terecht niet toekennen van de Catshuisregeling) dan allemaal met voorrang integraal beoordeeld zou moeten worden, voor degenen die wel de Catshuisregeling hebben ontvangen. Ze zouden dan immers sneller definitief duidelijkheid hebben gehad. Maar ook dit vond ik uiteindelijk geen juiste keuze. Dit zou namelijk betekenen dat de circa 15.000 ouders waarbij al zeker was dat ze gedupeerd zijn, allemaal langer zouden moeten wachten op hun persoonlijke hersteltraject. Terwijl ook deze ouders daar al heel lang op wachten, en in veel gevallen ook enorme behoefte aan hebben (ondanks de eerste betaling van 30.000 euro en de kwijtschelding van schulden). Voor de integrale beoordelingen blijf ik dus in principe vasthouden aan behandeling op volgorde van aanmelding.

Wel heb ik er alles aan gedaan om voor deze groep van circa 10.000 aanmeldingen een zo zorgvuldig mogelijk «nazorgtraject» in te richten, met meerdere waarborgen:

  • Niemand wordt definitief «afgewezen» op basis van de lichte toets. Iedereen komt automatisch in aanmerking voor een integrale beoordeling, zonder dat een ouder hier zelf actie voor hoeft te ondernemen. Ouders ontvangen daarom geen afwijsbrief, maar een statusupdate, waarin dit wordt toegelicht.

  • Ouders die vragen hebben bij de uitkomst van de lichte toets kunnen laagdrempelig bellen met het Serviceteam. Als een ouder twijfelt aan de juistheid van de lichte toets dan brengt het Serviceteam hen in contact met een speciaal Nazorgteam. Dit Nazorgteam neemt met hen hun persoonlijke situatie door, en heeft de bevoegdheid om op basis van informatie die de ouder aanvullend kan verstrekken (soms nodig om te kunnen vaststellen dat de ouder gedupeerd is) de uitkomst van de lichte toets ook direct te herzien.

  • Als het Nazorgteam nog steeds geen aanwijzing ziet, en een ouder is het hier niet mee eens, dan staat altijd de mogelijkheid tot bezwaar open. In dat geval wordt in het bezwaartraject nog eens extra gekeken of de lichte toets zorgvuldig is uitgevoerd. Ouders mogen uiteraard ook in bezwaar zonder eerst contact met het Nazorgteam op te nemen, maar wij hopen dat het Nazorgteam hun vragen al voldoende kan beantwoorden.

  • Gedurende dit hele proces geldt nog altijd: wie nu in een acute probleemsituatie zit, kan altijd met voorrang integraal behandeld worden. Deze uitzondering op de algemene aanpak van behandeling op volgorde van aanmelding geldt al vanaf de start van de integrale beoordelingen in 2020.

In de praktijk zien wij ook dat dit proces werkt zoals gehoopt. Verderop in deze brief informeer ik uw Kamer in detail over de feiten en cijfers over de Catshuisregeling en het Nazorgteam, maar het beeld tot nu toe is dat ouders het Serviceteam en Nazorgteam weten te vinden, dat dit in een (zeer beperkt) deel van de situaties ook moet leiden tot een aanpassing van de uitkomst van de lichte toets, en dat er nog maar een beperkt aantal ouders noodzaak heeft gevoeld om in bezwaar te gaan.

Een getrapt proces als beste oplossing

Deze verdieping op de lichte toets is illustratief voor de dilemma’s waar ik in de hersteloperatie een weg in probeer te vinden. In een ideale wereld zou het mogelijk zijn om iedereen snel en direct definitieve duidelijkheid te geven, waarbij nooit een tussenstap nodig is. Maar gegeven de beperkingen denk ik nog steeds dat de gemaakte keuzes voor het proces het meest recht doen aan álle gedupeerden die wachten op herstel, waarvan het aantal ook nog elke week toeneemt. Wij proberen alle ouders in zo kort mogelijke tijd te helpen, en de acute situaties onverwijld. Daarbij houden we steeds rekening met de volgende vragen waar ik deze brief mee begon: wat is ervoor nodig om ouders echt te helpen? Hoe doen we recht aan de grote verscheidenheid? En hoe werken we toe naar rust en regelmaat?

Ondanks alle dilemma’s ben ik er ook nog steeds van overtuigd dat de hoofdlijn van het herstelproces, zoals dat tijdens de wetsbehandeling in zomer 2020 mede met uw Kamer is vormgegeven, en dat later is uitgebreid met de Catshuisregeling, nog steeds de beste oplossing is voor de hersteloperatie als geheel:

  • Stap 1: iedereen die gedupeerd is binnen afzienbare tijd krijgt een lichte toets als start van het hersteltraject. Ze krijgen daarmee erkenning van de door ons gemaakte fouten, een eerste grote betaling, pauzering van schulden en recht op kwijtschelding, en toegang tot bredere hulp door gemeenten. Voor een deel van de ouders is na stap 1 al voldoende herstel geboden; maar het is uiteraard helemaal aan hen om eventueel af te zien van een integrale beoordeling. Een deel van de ouders krijgt in deze stap zelfs al meer financiële compensatie dan zij bij een directe integrale beoordeling zouden krijgen, maar dit is onvermijdelijk om dit een snelle eerste stap te kunnen laten zijn.

  • Stap 2: een integrale beoordeling om samen met een persoonlijk zaakbehandelaar echt de tijd te nemen die nodig is om de hele situatie te beoordelen, startend vanuit het verhaal van de ouder. Voor wie op basis van de compensatieregeling recht heeft op meer dan 30.000 euro volgt een aanvullende betaling. De forfaitaire bedragen voor materiële en immateriële schade hierin zijn bedoeld om, zonder bewijslast voor de ouder ten aanzien van schade, al recht te doen aan de schade voor een zo groot mogelijke groep.

  • Stap 3: als een ouder meent dat in zijn of haar situatie echt een volledig individuele schadeberekening nodig is, omdat de schadevergoeding in de wettelijke compensatieregeling in hun situatie niet voldoende is, dan staat de gang naar de Commissie Werkelijke Schade open. Dit is het «sluitstuk» om uiteindelijk volledig financieel maatwerk te kunnen bieden in de situaties dat dit nodig is, maar daarmee automatisch ook een (nog) tijdrovender proces.

Het is helder dat er helaas nog fouten in de uitvoering worden gemaakt en dat die zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Bijvoorbeeld de heel vervelende fout met gegevensverstrekking aan deurwaarders waar ik verderop in deze brief een toelichting op geef. Waar fouten toch plaatsvinden, wat ik helaas nooit volledig kan uitsluiten, moeten we ze snel blijven herstellen en lessen trekken zodat ze geen tweede keer gebeuren. In het kader van de transparantie en het belang van een goede voorlichting aan ouders zal ik u hier ook steeds over blijven informeren. De bredere hulp, en inzet die nodig is om tot «heling» te komen, willen we een prominentere plek in het traject voor ouders geven. Dat gaat verder dan een financiële vergoeding. Net als de pilots om meer activiteiten op een fysieke locatie, en met een kortere doorlooptijd, te laten plaatsvinden. Er is een aantal openstaande beleidsvragen, bijvoorbeeld rondom ex-partners of kinderen, die de doelgroep en het verloop van het hersteltraject zullen beïnvloeden. En bij de betrokken commissies moeten we snel aan de slag met opschaling en versnelling.

Aan deze en andere verbeterpunten wordt keihard gewerkt. En er wordt ook constant gezocht naar andere verbeterpunten, bijvoorbeeld door middel van onderzoeken onder ouders, de klachtenmonitor van de Nationale ombudsman en de periodieke doorlichting van UHT. Maar de centrale uitgangspunten en fases van het herstelproces veranderen hierdoor niet fundamenteel.

Momenteel werkt UHT aan een herziene planning voor de integrale beoordelingen. Deze verwacht ik in de loop van juni te kunnen delen. Ouders echt helpen kost tijd, maar dit is ook welbestede tijd. Met de «lichte toets» kunnen we iedereen ook een snelle start van het hersteltraject, inclusief erkenning, een eerste betaling, en brede hulp, bieden. Het getrapte proces, met alle beperkingen, dilemma’s en imperfecties van dien, blijft daarmee mijn beste antwoord om de missie van de hersteloperatie te kunnen realiseren. En ik ben trots op de enorme motivatie en inzet van iedereen bij UHT en in de bredere hersteloperatie die hier dag in dag uit aan werken.

Samenwerking in komende periode

Om tot «rust, reinheid en regelmaat» te kunnen komen en gestaag de gewenste voortgang te maken moeten de komende periode nog een aantal belangrijke keuzes gemaakt worden, waarin alle hierboven beschreven lessen en dilemma’s terugkomen. Ik ga graag met uw Kamer in gesprek hoe wij deze keuzes, vanuit onze verschillende, maar ook gedeelde verantwoordelijkheden, het beste kunnen maken.

Voor het zomerreces hoop ik op een aantal grote open beleidsvragen die dilemma’s in zich dragen een voorstel met uw Kamer te kunnen delen. Bij al deze beleidsvragen zie ik dat ingewikkelde keuzes gemaakt moeten worden. Of het nu over ex-partners, andere toeslagen of de kindregeling gaat, elke keer moeten afwegingen gemaakt worden tussen zaken als snelheid, gelijkheid, uitlegbaarheid en zorgvuldigheid naar ouders. Ideale oplossingen zonder nadelen lijken helaas niet te bestaan.

2. Toelichting op de gemaakte fout met betrekking tot gegevenslevering aan gerechtsdeurwaarders

Op basis van het amendement Lodders/van Weyenberg is het moratorium tot stand gekomen. Voor alle ouders die zich vóór 15 februari bij UHT hebben gemeld, gold het moratorium geval tot 1 mei. Na 1 mei geldt het moratorium voor ouders die aanspraak maken op een herstelregeling, de Catshuisregeling van € 30.000, of een aanvulling tot € 30.000 ontvangen vanuit de Cathuisregeling. Dit moratorium duurt 1 jaar vanaf het moment van uitbetaling.

Op 5 mei hebben we met de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders (SNG) nieuwe gegevens gedeeld van de gedupeerde voor wie het moratorium na 1 mei van toepassing blijft. Deurwaarders hebben deze informatie gebruikt om te weten bij welke ouders ze na 1 mei de pauzeknop in moeten drukken.

Op zondag 16 mei werd duidelijk dat de gedeelde informatie onvolledig was; de lijst bevatte alleen de gegevens van ouders die via de Catshuisregeling € 30.000 hebben ontvangen. De ouders die al via de integrale beoordeling herstel hadden ontvangen, stonden niet op de lijst. Tevens ontbraken er ouders die zich hadden gemeld bij UHT en die ook toeslagpartner zijn van een gedupeerde. Dit waren ongeveer 1.500 ouders. Daarnaast ontbrak een groep ouders die wel recht heeft op de € 30.000 vanuit de Cathuisregeling, maar deze nog niet heeft ontvangen, bijvoorbeeld omdat we deze ouders nog niet hebben kunnen bereiken. Dit betreft ongeveer 4.000 ouders.

Gedupeerden die schulden hebben en van ons al een positief bericht over herstel hadden ontvangen, hebben daardoor plots een brief ontvangen waarin stond dat zij hun schulden moeten afbetalen. Door deze situatie zijn ouders in verwarring gebracht en hebben we hen opnieuw in onzekerheid gebracht. Ik vind dat heel naar en bied daar deze ouders mijn excuses voor aan.

Zodra duidelijk werd dat de gegevens die wij met de deurwaarders hadden gedeeld onvolledig waren, heeft de KBVG naar hun leden gecommuniceerd dat de lijst onvolledig was. Met de deurwaarders is afgesproken om geen verdere acties te ondernemen op basis van de onvolledige lijst. Mochten er onverhoopt toch beslagen zijn uitgewonnen gaan wij dit uiteraard herstellen.

Tevens zijn we direct aan de slag gegaan om dit in de toekomst te voorkomen. Er is een werkgroep opgericht om de gegevensdeling te verbeteren en daarmee ondernemen we onder andere de volgende stappen. Ten eerste gaan we striktere eisen stellen aan het proces van het opvragen en leveren van gegevens. Daarbij horen checks en balances in alle stappen van het proces. Ten tweede werken we aan een duidelijkere definitie van rollen en verantwoordelijkheden. Daarbij betrekken we alle organisaties in de keten. Daarnaast zullen we de gegevensdeling specifiek meenemen in de volgende doorlichting van UHT. In dit proces van verbetering staan we in nauw contact met de deurwaarders en andere partijen waarmee wij gegevens uitwisselen. Wij zullen er alles aan doen wat in onze macht ligt om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen.

Wij zullen op korte termijn ge-update gegevens met de deurwaarders delen, met een volledig overzicht van alle ouders waarvoor het moratorium doorloopt of ingaat. In alle gevallen moedigen wij ouders aan om, als zij vermoeden dat voor hen de invorderingen niet herstart zouden moeten worden, contact op te nemen met de betreffende deurwaarder en/of het Service Team van UHT. Alle ouders die een herstelbetaling krijgen, ontvangen vanuit UHT een brief ontvangen met een code die zij kunnen gebruiken om bij schuldeisers, deurwaarders, of andere aan te tonen dat zij gedupeerd zijn. Deze code kan worden opgezocht in het register en toont aan dat ouder gedupeerde is of dat het de huidige toeslagpartner van een gedupeerde betreft.

Voor ouders waarbij wij na de lichte toets op dit moment geen aanwijzingen hebben gevonden dat zij recht hebben op herstel, eindigt het moratorium vanaf 1 mei. Deze ouders zijn daarover per brief geïnformeerd. Het moratorium loopt af om te voorkomen dat hun private schulden oplopen gedurende een langere looptijd van het moratorium. Schuldeisers weten immers niet welke ouders zich hebben gemeld bij UHT en kunnen gedurende het moratorium nog wel verhogingen en kosten in rekening brengen. Dit zou de schuldenproblematiek van deze ouders vergroten en dat is onwenselijk. Wij maken met de deurwaarders graag afspraken over de herstart van de invorderingen van ouders waarbij er nu geen aanwijzingen zijn gevonden voor recht op herstel. Het kan zijn dat deze ouders problematische schulden hebben. Zij hebben uiteraard de mogelijkheid om afspraken te maken met de deurwaarders en zij kunnen altijd terecht bij hun gemeenten voor hulp met hun schulden. Eerder heb ik uw Kamer al geïnformeerd over mijn aanpak voor ouders waarvoor het moratorium afgelopen is omdat bij de lichte toets nog geen aanwijzingen zijn gevonden voor recht op herstel, die vervolgens geconfronteerd worden met beslaglegging, terwijl in een later stadium blijkt dat zij wel recht hebben op herstel. Mochten deze situaties zich voordoen dan zal ik deze ouders een oplossing bieden.

3. Stand van zaken van de uitvoering van de hersteloperatie

In deze update van de 6e VGR wordt in lijn met de vorige voortgangsrapportages de voortgang van de hersteloperatie door middel van tabellen weergegeven, zodat inzichtelijk wordt welke resultaten zijn geboekt. Achtereenvolgens betreft het tabellen die betrekking hebben op het aantal aangemelde en geholpen ouders (tabel 1), een uitsplitsing naar regelingen (tabel 2), hulp aan ouders in acute problemen (tabel 3). In sommige gevallen zijn in eerdere VGR’s geen cijfers gedeeld, bijvoorbeeld omdat een regeling of uitvoering toen nog niet van kracht was. Voor de cijfers in deze update geldt als peildatum 25 mei 2021, tenzij anders vermeld. In bijlage A is een totaaloverzicht opgenomen met de cijfers uit deze en voorgaande VGR’s.

Update voortgang hulp aan ouders

In de afgelopen maanden zijn forse stappen gezet bij het helpen van ouders. Door de uitvoering van de € 30.000 regeling zijn 14.317 ouders uitbetaald (per 20 mei 2021), daarnaast zijn nu 1.935 ouders integraal beoordeeld en uitbetaald. In aanvulling op deze groep melden zich ook nieuwe ouders. Ten opzichte van de 6e Voortgangsrapportage hebben circa 8000 nieuwe ouders zich gemeld. Dat zijn ruim 1.200 aanmeldingen per week.

Tabel 1 Voortgang hersteloperatie

Categorie

1e VGR

29 april 2020

2e VGR

9 juli

2020

3e VGR

29 sep. 2020

4e VGR

4 dec. 2020

5e VGR

1 feb. 2021

6e VGR

8 apr. 2021

Update

20 mei 2021

Aantal ouders aangemeld als gedupeerde

4.800

6.273

8.100

9.200

17.800

31.325

39.073

Aantal ouders met een persoonlijke zaakbehandelaar

   

1.300

2.247

2.588

3.373

3.355

Aantal uitbetalingen na integrale beoordeling

282

282

390

510

883

1.607

1.935

Aantal uitbetalingen van € 30.000 na lichte toets

       

470

5.784

14.317

Aantal ouders dat vooralsnog niet in aanmerking komt voor € 30.000

         

3.651

10.429

Uitvoering € 30.000-regeling

De belofte die ik heb gedaan bij de aankondiging van de € 30.000-regeling was om alle ouders die zich voor 15 februari gemeld hebben bij UHT te helpen voor 1 mei. In de Kamerbrief van 30 april heb ik aan uw Kamer gerapporteerd dat dit nagenoeg is gelukt. De brief van 30 april gaat uitgebreid in op de aanpak van de lichte toets en de voortgangscijfers. De huidige brief geeft een update van de cijfers voor deze groep. Inmiddels zijn we ook druk bezig met de groep die zich heeft aangemeld na 15 februari (13.127 ouders). De voortgang voor deze groep wordt in onderstaande tabel afzonderlijk gerapporteerd.

Tabel 2 Feiten & cijfers € 30.000-regeling per donderdag 20 mei 2021
 

Aangemeld voor 15 feb

Aangemeld na 15 feb

Totaal

Aanmeldingen

     

Aantal ouders aangemeld

25.946

13.127

39.073

Voortgang

     

Aantal ouders waarbij de lichte toets (of integrale beoordeling) is afgerond

25.946

4.673

30.619

Aantal ouders met recht op herstel o.b.v. lichte toets of integrale beoordeling

16.299

3.891

20.071

Waarvan uitbetaald via 30k regeling

13.035

1.282

14.317

Waarvan uitbetaald via integrale beoordeling

1.086

16

1.1021

Waarvan nog niet uitbetaald

2.059

2.593

4.652

X Noot
1

Dit zijn de integrale beoordelingen waarbij meer dan 30.000 euro is uitgekeerd, en daarmee een sub-set van de 1.935 ouders die integraal beoordeeld zijn (zie tabel 1).

Foutieve brieven

Circa 1750 ouders hebben van UHT een foutieve brief ontvangen met een negatieve uitslag van de lichte toets. Voor 28 april, de peildatum van de cijfers in de brief van 30 april, hadden we circa 750 ouders al opnieuw getoetst. Sinds 28 april zijn de resterende 1.000 ouders van deze groep getoetst. In totaal is van de groep met een foutieve brief voor circa 1.030 ouders recht op herstel geconstateerd. Hiervan hebben we 771 ouders weten te bereiken en uitbetaald op 30 april of 12 mei. Nog 230 ouders hebben we niet bereikt, en daarom per brief opgeroepen ons terug te bellen zodat we over kunnen gaan op uitbetalen. Voor circa 720 ouders is geen reden voor herstel gevonden. Ook deze ouders hebben van ons inmiddels een brief ontvangen.

Niet-bereikte ouders

Op 30 april hadden we nog circa 3.600 ouders niet bereikt die wel recht hadden op herstel. Sindsdien zijn er circa 2.300 ouders bereikt door extra inspanning van de Belastingtelefoon, het Serviceteam en ouders die ons teruggebeld hebben. Deze ouders hebben we nu ook uit kunnen betalen. Er resteren nog circa 1.300 ouders die niet bereikt zijn maar wel recht hebben op herstel. Om deze groep alsnog te bereiken, zet UHT verschillende nieuwe middelen in. De ouder ontvangt een bericht in de berichtenbox van de digitale omgeving van de overheid. Ook sturen we ouders en bewindvoerders een e-mail waarvan het emailadres bij ons bekend is. Er worden oproepen gedaan aan ouders om zich te melden via belangenorganisaties en via de ombudsman. Daarnaast doen we oproepen op diverse sociale mediakanalen. Tot slot wordt via gemeenten contact gezocht met ouders en wordt met gemeenten samengewerkt aan de verkenning van nieuwe communicatieroutes.

Nazorgactiviteiten

Ouders met vragen, of twijfels over de uitkomst van de lichte toets, kunnen altijd bellen met ons Serviceteam. Het Serviceteam heeft in de weken na 1 mei circa 1700 gesprekken per dag gevoerd met ouders. Daarnaast hebben we een speciaal Nazorgteam ingericht om ouders vanaf 1 mei verder te helpen als het Serviceteam niet goed kan voorzien in de behoefte van de ouder. Sindsdien heeft het Nazorgteam circa 2600 terugbelverzoeken van ouders ontvangen. Het Nazorgteam heeft momenteel ~1.900 ouders gesproken naar aanleiding van deze terugbelverzoeken. Voor 227 ouders hebben we onder andere naar aanleiding van het gesprek met de ouder geconstateerd dat de ouder toch recht heeft op herstel, terwijl dat eerder uit de lichte toets niet bleek. Bijvoorbeeld ouders die aannemelijk kunnen maken wel gereageerd te hebben op herhaaldelijke verzoeken om informatie vanuit Toeslagen, terwijl dit niet terug te vinden is in onze systemen. Het is nog te vroeg om definitieve conclusies te trekken over de accuraatheid van de lichte toets, maar vooralsnog heb ik geen aanwijzingen dat de lichte toets voor veel ouders onterecht geen aanwijzing op recht op herstel heeft gevonden.

Tabel 3 Aantal terugbelverzoeken voor nazorgteam per 20 mei
 

Totaal

Afgehandeld

Aantal terugbelverzoeken voor nazorgteam

2.593

1.913

 

Reden van het terugbelverzoek

   
   

Nog niets gehoord

47%

   

Vragen over vooralsnog geen recht

45%

   

Overige vragen

8%

 

Uitkomst van het terugbelverzoek

   
   

Geresulteerd in alsnog recht

-

227

         

Aantal bezwaren in het kader van Catshuisregeling

83

0

   

Tegen uitbetaling of aanvulling van € 30k

69

0

   

Tegen afwijzing van € 30k

14

0

Aanmeldingen na 15 februari

Van de groep die zich na 15 februari hebben gemeld bij UHT, zijn inmiddels ruim 4500 lichte toetsen afgerond. Voor circa 3900 van de ouders in deze groep is recht op € 30.000 vastgesteld. Van deze groep hebben we reeds circa 1300 ouders weten te bereiken en we kunnen hen uitbetalen op 25 mei en 10 juni. De overige ouders blijven we bellen en sturen we een brief met de oproep ons te bellen.

Hulp aan ouders in acute problemen

Zoals beschreven in de 6e VGR kunnen ouders met acute problemen zich nog steeds melden voor acute hulp, bijvoorbeeld via een betaling uit de Noodvoorziening. Het aantal ouders dat een verzoek doet voor de Noodvoorziening (een spoedbetaling) blijft toenemen. Onderstaande tabel geeft de meest actuele stand van zaken.

Tabel 4 Hulp aan ouders in acute problemen

Categorie

1e VGR

29 april 2020

2e VGR

9 juli

2020

3e VGR

29 sep. 2020

4e VGR

4 dec. 2020

5e VGR

1 feb. 2021

6e VGR

8 apr.

2021

Update

20 mei 2021

Aantal ouders dat beroep heeft gedaan a.g.v. acuut probleem

   

84

292

983

1.702

2.055

Aantal ver-zoeken om acute hulp afgerond

         

1.521

1.955

Noodvoorziening

Aantal betalingen aan ouders

     

104

276

988

1.549

Eerste betaling na lichte toets (spoedbehandeling)

Aantal betalingen aan ouders

     

172

309

706

776

Uitbetaald bedrag

(€ mln.)

       

2,6

11,03

14,38

Planning integrale beoordeling

In de vierde Voortgangsrapportage heb ik een planning voor de behandeling van aantallen ouders voor heel 2021 opgenomen. Volgens deze planning wordt in het tweede kwartaal 2.000 ouders een integrale beoordeling aangeboden. In de 7e voortgangsrapportage kom ik meer in detail terug op planning voor de rest van dit jaar.

Update commissies

Als onderdeel van het gehele beoordelingsproces zijn de Commissie van Wijzen (CvW), de Bezwaarschriften Advies Commissie (BAC) en de Commissie Werkelijke Schade (CWS) ook hard aan de slag.

Bij de Commissie van Wijzen is er sprake van een flinke groei van het aantal dossiers dat is afgehandeld. De Commissie Werkelijke Schade heeft 14 adviezen afgehandeld. Van deze 14 adviezen zijn er zes waarvan aan de ouder een aanvullende betaling is gedaan. Het gaat hierbij om zeer uiteenlopende bedragen die passend zijn bij de individuele situatie van de ouder. Ik heb er vertrouwen in dat ook bij de Commissie Werkelijk Schade en de Bezwaarschriften advies Commissie, door de uitbreiding van de capaciteit, ook sprake zal zijn van toename van het aantal afgeronde dossiers. In volgende Voortgangsrapportages houd ik uw Kamer op de hoogte van de voortgang.

De CWS wil gedupeerde ouders zo snel mogelijk duidelijkheid bieden. Zoals ik in antwoorden op vragen van de Tweede Kamer heb aangegeven is de huidige capaciteit van de CWS momenteel niet toereikend om verzoeken van gedupeerde ouders sneller te kunnen beoordelen. Ik ben met de CWS in gesprek om de capaciteit te vergroten en de faciliteiten uit te breiden. Er is een start gemaakt met het aantrekken van extra medewerkers om de verzoeken van ouders te behandelen. Ook worden de faciliteiten voor de CWS worden uitgebreid. Het gaat daarbij onder meer om de benodigde ICT-infrastructuur en software. Ik blijf continu in gesprek met de CWS om te bezien wat nog meer nodig is.

Tabel 5 Commissies
 

1e VGR

4 april 2020

2e VGR

9 juli

2020

3e VGR

29 sep. 2020

4e VGR

4 dec. 2020

5e VGR

1 feb. 2021

6e VGR

8 apr. 2021

Update

20 mei 2021

Commissie van Wijzen

Aantal individuele dossiers aangemeld

85

261

609

856

Aantal individuele dossiers afgerond

31

256

580

740

Commissie Werkelijk Schade

Aantal aangemeld

     

13

81

131

156

Aantal afgerond

     

0

0

12

14

Bezwaarschriftenadvies Commissie

Aantal aangemeld

 

57

55

55

61

94

123

Aantal afgerond

 

0

0

0

0

7

36

Update inzage dossiers

Zoals aangegeven in de 6e VGR is het mijn ambitie om meer verzoeken tot inzage van persoonlijke dossiers te kunnen afronden. Zo schaal ik het aantal medewerkers op om meer dossiers en samenvattingen op te leveren. Ook zorg ik dat nog meer aandacht wordt besteed aan het inventariseren van de informatiebehoefte. We streven ernaar om, na overleg met ouders of advocaten, voor meer ouders op betere en snellere manieren in de informatiebehoefte te voorzien.

Het kan zijn dat na overleg met de ouder inzage in het dossier niet langer gewenst is, bijvoorbeeld na uitbetaling van de compensatie of na contact met de persoonlijk zaakbehandelaar. Ik blijf me inzetten voor de informatiebehoefte aan ouders, zowel door ouders inzage te geven in hun dossier of door op een andere manier hun vragen te beantwoorden. De komende weken herijk ik de planning voor het afronden van de aanvragen. Hierin wordt meegenomen hoeveel dossiers en samenvattingen we kunnen opleveren na opschaling van het aantal medewerkers. Ook worden de laatste inzichten uit de inventarisering van de informatiebehoefte van ouders meegenomen. In de volgende VGR informeer ik uw Kamer hierover nader.

Tabel 6 Verzoek tot inzage persoonlijke dossiers met gegevens uit het verleden

Categorie

1e VGR

April

2020

2e VGR

juli

2020

3e VGR

sep.

2020

4e VGR

4 dec. 2020

5e VGR

1 feb. 2021

6e VGR

8 apr. 2021

Update

20 mei 2021

Aantal ouders

650

738

800

920

1.174

1.496

1.801

Aantal benaderde ouders

 

239

650

800

895

895

895

Aantal aanvragen afgerond

41

41

41

44

59

117

164

4. Actuele ontwikkelingen op gebied van herstelbeleid

In de reguliere voortgangsrapportages informeer ik uw Kamer over de volle breedte van het herstelbeleid en alle gerelateerde onderwerpen en onderzoeken. Ten behoeve van het Commissiedebat donderdag 27 mei a.s. in de Tweede Kamer benoem ik hieronder de meest actuele ontwikkelingen t.o.v. de 6e VGR. In de 7e VGR zal ik uw Kamer weer over alle onderwerpen te informeren, waarbij ik er ook naar streef om dan een voorstel te kunnen presenteren voor een regeling voor ex-partners, kinderen en andere toeslagen.

Update samenloop herstel en schulden

Regeling en bestuurlijke afspraken private partijen

Zoals eerder gemeld en hierboven genoemd heb ik de afgelopen periode nauw en constructief samengewerkt met de eerdergenoemde koepels. Ik vind het belangrijk dat we gezamenlijk zorgdragen voor herstel voor deze ouders. Herstel in materiële zin dankzij de regeling die ik graag zou willen ontwerpen, herstel in immateriële zin door alle blokkades (zoals BKR-registraties) die ontstaan zijn ten gevolge van deze affaire weg te nemen en herstel van vertrouwen in instituties, door gezamenlijk voor deze ouders te zorgen. Ik heb deze samenwerking bekrachtigd door met deze koepels bestuurlijke afspraken te maken.

De private schuldenlast van gedupeerde ouders is veelzijdig en het aantal schuldeisers is groot. Ouders hebben vaak schulden bij verschillende schuldeisers, bijvoorbeeld een betalingsachterstand bij een zorgverzekeraar, niet betaalde alimentatie en een lening bij een familielid die is aangegaan om de Belastingdienst te betalen. De afgelopen maanden hebben we met de koepels van veel voorkomende schuldeisers, zijnde de Nederlandse Vereniging van Banken, Aedes, Energie-Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland, Verbond van Verzekeraars, Nederlandse Vereniging van gecertificeerde Incasso-ondernemingen, Preventel, Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK), bezien hoe deze complexe problematiek zo goed mogelijk kan worden opgelost.

Het is mijn ambitie om de private schulden van ouders zo snel mogelijk en in één keer op te lossen, waardoor zij in combinatie met de kwijtschelding van publieke schulden een nieuwe start kunnen maken.

Om dit te realiseren ben ik voornemens om:

  • 1. Een regeling op te stellen waarmee het Rijk ouders helpt hun private schuldlast op te lossen. Dit betekent dat ik voornemens ben dat het Rijk private schulden gaat afbetalen. De precieze invulling van een dergelijke regeling werk ik de komende tijd graag in samenspraak met uw Kamer uit.

  • 2. Hoewel de details van deze regeling nog moeten worden uitgewerkt, zal de regeling zich in ieder geval uitstrekken tot bestaande betalingsachterstanden en bijkomende kosten (rente, boetes, incassokosten, deurwaarderskosten, etc.).

  • 3. Aangaande zakelijke schulden en consumptieve kredieten, ben ik nog bezig met een verdere uitwerking. Hierbij streef ik ernaar een rechtvaardige en doelmatige oplossing te realiseren. Ik wil voorkomen dat gedupeerde ouders gebukt blijven gaan onder een schuldenlast, maar het is niet de bedoeling dat reguliere leningen die gebruikt zijn voor het kopen van een auto of tv worden kwijtgescholden, voor zover hier geen betalingsachterstanden zijn. Dit vraagt daarom een verdere technische uitwerking en afbakening.

  • 4. Het is niet mijn ambitie om hoofdsommen van hypotheekleningen voor de ouders af te betalen.

Parallel aan het maken van afspraken over de private schulden, werken we ook hard aan het uitvoeringsproces om de oplossing voor private schulden te realiseren. De uitvoering geef ik vorm samen met betrokken ministeries, VNG en de gemeenten, de KBvG, en de NVVK. We hebben de contouren van deze uitvoering gezamenlijk geschetst en zijn nu de haalbaarheid en uitvoerbaarheid aan het toetsen.

Het streven is om de regeling voor de zomer vormgegeven te hebben om vervolgens de uitwerking van deze regeling de benodigde wetgeving in september ter besluitvorming aan de Kamer voor te leggen. Het streven is eveneens om voor de zomer de budgettaire gevolgen van deze regeling ter autorisatie aan uw Kamer voor te leggen middels een incidentele suppletoire begroting. Over deze planning zal ik u in de volgende VGR informeren en u de mogelijkheid geven te reageren, zodat wij gezamenlijk een passende regeling kunnen vormgeven waarmee we ouders helpen met hun private schuldenproblematiek.

Ouders die schulden hebben (gehad) kunnen ook hinder ondervinden van een negatieve BKR-registratie. Via het amendement Lodders en Van Weyenberg is wettelijk vastgelegd dat deze negatieve BKR-registraties verwijderd moeten worden zodra de betreffende schulden zijn opgelost. Deze registraties kunnen alleen door de schuldeisers worden verwijderd. Ik ben met de BKR en de koepels van grote schuldeisers in gesprek om te zorgen dat het verwijderen van deze registraties goed verloopt. Mocht een ouder op dit moment hinder ondervinden van een negatieve BKR-registratie kunnen zij dit aangeven bij hun PZBer of via het Serviceteam. Wij proberen dan in gesprek met alle betrokken partijen dit zo spoedig mogelijk op te lossen.

Beleidsbesluit WSNP/MSNP

Met mijn Kamerbrief van 20 april jongstleden heb ik aangekondigd zo snel mogelijk te willen voorzien in een oplossing voor gedupeerde ouders die zich in de schuldsanering (WSNP) of buitengerechtelijke schuldregeling bevinden. Deze ouders zijn geconfronteerd met het strakke regime van de WSNP of de buitengerechtelijke schuldregeling en leven tegen het bestaansminimum. In die brief is ook aan bewindvoerders, gedupeerden, hun partners en hun schuldeisers de garantie gegeven dat er een oplossing komt voor de schulden.

Zoals ook in deze brief vermeld, is er nog een juridische grondslag nodig om de schulden in de WSNP en MSNP daadwerkelijk (aan de bewindvoerder) uit te betalen, zodat deze trajecten definitief kunnen worden opgeheven. Daarvoor is een conceptbeleidsbesluit opgesteld (bijgevoegd). Ik ben voornemens dit beleidsbesluit daags na het commissiedebat in de Tweede Kamer van donderdag 27 mei te laten publiceren. Ik verwacht dat Toeslagen na indiening van de schuldenlijst door de bewindvoerder binnen enkele weken deze gelden overmaakt. Het is uiteraard mijn doel om dit zo snel mogelijk te doen. De exacte betaalmoment zijn echter nog niet vastgesteld. De frequentie van deze momenten bepalen de uiteindelijke (exacte) doorlooptijd.

Gezien het doel van de schuldaanpak, schuldenvrij verder, acht ik het legitiem om schulden die reeds zijn afbetaald niet te vergoeden. Dat wordt ook niet gedaan niet bij andere regelingen binnen de schuldenaanpak. Wel ontvangen alle gedupeerden als onderdeel van de primaire herstelregelingen standaard een vergoeding voor materiële en immateriële schade die zij in het verleden gehad hebben. De boedelrekening wordt beschouwd als nog niet afbetaalde schulden, omdat de middelen op deze rekening nog niet aan schuldeisers zijn uitgekeerd. Dus de middelen die nog op de boedelrekening staan worden uitbetaald aan de ouders. Bij de MSNP is er (in tegenstelling tot de WSNP) volgens de NVVK-normen sprake van tussentijdse aflossingen. Het gespaarde bedrag kan daar dus kleiner zijn bij de MSNP dan bij de WSNP. Daarnaast kunnen de regels per gemeente verschillen. Daarom, en om gedupeerde ouders in genoemde trajecten zo snel mogelijk te kunnen helpen, is gekozen voor deze uniforme aanpak.

Ik wil tot slot nog benoemen dat ik verheugd ben dat de RECOFA een richtlijn heeft gepubliceerd waarin ze voorstelt dat het bedrag van € 30.000 in beginsel buiten de boedel kan worden gelaten voor gedupeerden ouders. Dit is goed nieuws. Ik zal nogmaals WSNP-bewindvoerders oproepen hiernaar te handelen.

Beleidsbesluit/wetsvoorstel schulden KOT

Als bijlage bij deze brief zend ik uw Kamer het aangepaste Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag. Met dit beleidsbesluit wordt het eerdere beleidsbesluit, dat vooruitlopend op wetgeving de grondslag vormt voor de uitvoering van de Catshuisregeling, uitgebreid en aangepast. Zo biedt dit besluit een grondslag om, in het kader van de kwijtschelding van publieke schulden, toeslagschulden en belastingschulden van gedupeerde ouders en hun partners kwijt te schelden. De kwijtschelding van andere publieke schulden zal een grondslag krijgen in de op die publieke schuldeiser betrekking hebbende wet- of regelgeving. Voor de kwijtschelding van toeslagschulden en belastingschulden gaat het specifiek om op 31 december 2020 openstaande schulden en schulden van na die datum, maar die materieel zien op de periode voor 1 januari 2021, zoals een na 1 januari 2021 bij beschikking vastgestelde terugvordering over het toeslagjaar 2020. Hiermee wordt aan ouders een schone lei geboden, zoals eerder is toegezegd.

Ook aan partners van gedupeerde ouders wordt kwijtschelding van schulden verleend. Ten aanzien van de peildatum van het partnerschap is eerder, onder meer in de Zesde VGR, aangegeven dat zal worden aangesloten bij de peildatum van 31 december 2020 die voor het (materieel) bestaan van de schuld geldt. Dit is een andere datum dan die in de wet gehanteerd wordt voor het moratorium. Dit is onwenselijk vanwege de, in de tijd toenemende, mogelijkheid dat de samenstelling van het huishouden verandert (er verschillende partners zijn die in aanmerking zouden komen voor kwijtschelding of een moratorium). Vanuit het oogpunt van consistentie en eenvoud wordt voor het verlenen van kwijtschelding van schulden van de partner aangesloten bij de datum van het moratorium, dat wil zeggen de datum van uitbetaling van de forfaitaire € 30.000 (of een eerdere datum indien een bedrag van > € 30.000 voor de inwerkingtreding van de Catshuisregeling al is betaald). Voor zover er partners zijn die op 31 december 2020 wel maar op het moment van ingaan van het moratorium niet meer samen zijn met de gedupeerde ouder, en dus nu niet meer in aanmerking zouden komen voor kwijtschelding, maar aan wie kwijtschelding al wel is aangekondigd zullen we op basis van opgewekt vertrouwen alsnog de schulden kwijtschelden.

Tevens zijn er twee nieuwe compensatie-elementen toegevoegd aan het besluit. De eerste betreft een compensatie voor afgeloste publieke schulden aan de ouder die reeds voor inwerkingtreding van de Catshuisregeling een herstelbedrag heeft ontvangen en nadien een publieke schuld heeft afgelost, die anders zou zijn kwijtgescholden. De tweede betreft een compensatie voor bestuurlijke boetes die betrekking heeft op dezelfde periode als waarvoor herstel geboden wordt. Voor dit laatste geldt dat ik het vanzelfsprekend vind ook die, met inbegrip van een forfaitaire opslag voor veronderstelde materiele schade, te compenseren.

Ik ben voornemens het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag daags na het commissiedebat in de Tweede Kamer van donderdag 27 mei te laten publiceren. De budgettaire gevolgen van de in dit besluit benoemde maatregelen zullen worden ingepast binnen de bestaande middelen op art. 1 en 13 van de Financiënbegroting.

Hulp aan ouders in het buitenland

Van de ouders die zich hebben gemeld bij UHT wonen er 1.168 in het buitenland (stand per 18 mei 2021), inclusief de Caraïbische delen van het Koninkrijk. Ik sluit niet uit dat er meer mensen in het buitenland wonen die gedupeerd zijn door de problemen bij de kinderopvangtoeslag. Ook deze mensen wil ik aanmoedigen om zich te melden. Op de openingssite van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen staat een link naar specifieke informatie voor ouders in het buitenland. Hen wordt opgeroepen om zich aan te melden zodat beoordeeld kan worden of zij in aanmerking komen voor financiële compensatie.

Aan alle gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire is ongekend onrecht aangedaan. Alles is erop gericht hen te compenseren, hen de kans te bieden op een nieuwe start en te werken aan herstel van vertrouwen. Dat geldt zeker ook voor ouders in het buitenland.

Naast financiële compensatie staat de regeling voor gratis juridische hulp open voor ouders in het buitenland. De schuldenaanpak geldt ook voor gedupeerde ouders in het buitenland. Ik kijk nog specifiek naar schulden die zijn opgebouwd in andere landen. Gedupeerde ouders die in Nederland wonen ontvangen ondersteuning op de vijf leefgebieden als zij daaraan behoefte hebben. Mensen die in het buitenland wonen kunnen een beroep doen op de reguliere voorzieningen van het land waar men woont. Ik bezie de mogelijkheden om ook deze mensen aanvullende ondersteuning te bieden op de 5 leefgebieden, als zij daaraan behoefte hebben.

Ook bezie ik of ik ondersteuning kan bieden als gedupeerden weer terug willen keren naar Nederland. Ik ben in overleg met de VNG en het ouderpanel over de wijze waarop wij hier invulling aan kunnen geven.

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane, A.C. van Huffelen

Toeslagen. Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van PM 2021, nr. 2021-PM

De Staatssecretaris van Financiën heeft in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het volgende besloten.

Dit besluit bevat vervangt het besluit van 18 maart 2021, nr. 2021-30659 (Stcrt. 2021, 14691). Dit besluit regelt dat de Belastingdienst/Toeslagen op korte termijn een forfaitair bedrag aan compensatie of tegemoetkoming kan uitkeren aan ouders die gedupeerd zijn door problemen rondom de kinderopvangtoeslag en dat hun toeslag- en belastingschulden kunnen worden kwijtgescholden. Daarnaast regelt dit besluit dat de doelgroep van de compensatieregeling wordt verruimd. Tevens worden met dit besluit twee compensatie-elementen toegevoegd, compensatie voor reeds afgeloste publieke schulden en compensatie voor boetes.

1. Inleiding

De Belastingdienst/Toeslagen probeert in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag – belegd bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen – zo snel en zorgvuldig mogelijk alle gedupeerde ouders recht te doen door het vaststellen van compensaties, tegemoetkomingen en herzieningen van de kinderopvangtoeslag (hierna: compensatie en tegemoetkoming). Om ouders sneller recht te kunnen doen heeft het Kabinet een aantal aanvullende maatregelen aangekondigd. Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend. Tevens zullen de schulden die deze ouders hebben bij de Belastingdienst(/Toeslagen) worden kwijtgescholden. Daarnaast zal de compensatieregeling worden verbreed, zodat het onderscheid in de berekening van de compensatie en tegemoetkoming tussen de compensatieregeling en de hardheidsregeling verdwijnt. Aanvullend op deze drie maatregelen zullen ook reeds afgeloste publieke schulden, evenals bestuurlijke boetes worden gecompenseerd. Dit besluit bevat zes goedkeuringen waarmee vooruitlopend op wetgeving alvast uitvoering wordt gegeven aan deze maatregelen.

2. Forfaitair bedrag aan compensatie en tegemoetkoming

2.1 Doelgroep

Op grond van de regelingen van de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS-tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen3, en het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken4 (hierna: herstelregelingen), kan aan gedupeerde ouders compensatie of tegemoetkoming geboden worden. Ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de hiervoor genoemde herstelregelingen komen in aanmerking voor een forfaitair bedrag aan compensatie of tegemoetkoming als zij in enig jaar voldoen aan de in de betreffende herstelregeling genoemde voorwaarden.

Onder de hiervoor vermelde herstelregelingen wordt mede begrepen het op grond van de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen alsnog matigen van een terugvorderingsbeschikking kinderopvangtoeslag, of het alsnog proportioneel vaststellen van een (toekennings-/voorschot-)beschikking kinderopvangtoeslag, in geval de oorspronkelijke beschikking – met een dagtekening voor 23 oktober 2019 – op 23 oktober 2019 nog niet onherroepelijk vaststaat of de kinderopvangtoeslag op die datum nog niet definitief is toegekend, en waarbij ten minste € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd, of het recht op kinderopvangtoeslag met ten minste € 1.500 is verlaagd.

Voor wat betreft de O/GS-tegemoetkomingsregeling geldt overeenkomstig de hardheidsregeling als aanvullende voorwaarde dat er uitsluitend recht bestaat op het forfaitaire bedrag voor zover het een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld betreft in het kader van een terugvordering kinderopvangtoeslag van ten minste € 1.500 in enig berekeningsjaar.

2.2 Goedkeuring forfaitair bedrag

Om ouders als bedoeld in onderdeel 2.1 sneller recht te doen voor het door hen ondervonden leed, keur ik vooruitlopend op wetgeving goed dat de Belastingdienst/Toeslagen een forfaitair bedrag van € 30.000 kan uitkeren aan ouders die in één of meerdere jaren in aanmerking komen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen.

Het forfaitaire bedrag is € 30.000 en wordt eenmalig uitbetaald aan de ouder die de kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Als uitgangspunt geldt dat een ouder met een toeslagpartner in de jaren waarover herstel plaatsvindt, samen één keer voor het bedrag van € 30.000 in aanmerking komen. Dit is ongeacht het aantal jaren waarvoor recht op compensatie of tegemoetkoming bestaat en ongeacht of het partnerschap de gehele periode waarover herstel wordt geboden heeft geduurd. Van de ouder en de (ex-)toeslagpartner wordt verwacht dat zij waar van toepassing het bedrag onderling verdelen.

Indien reeds een bedrag aan compensatie of tegemoetkoming is vastgesteld en uitbetaald dat lager is dan € 30.000, zal de Belastingdienst/Toeslagen dit aanvullen tot – in totaal – € 30.000. Indien reeds een bedrag aan compensatie of tegemoetkoming is vastgesteld en uitbetaald dat hoger is dan € 30.000 wordt er geen forfaitair bedrag van € 30.000 uitgekeerd.

Het forfaitaire bedrag aan compensatie betaalt de Belastingdienst/Toeslagen uit op het bij de Belastingdienst/Toeslagen bekende rekeningnummer.

2.3 Procedure

Het forfaitaire bedrag aan compensatie of tegemoetkoming geldt alleen voor ouders als bedoeld in onderdeel 2.1 van dit besluit. Ouders die voor 15 februari 2021 bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend voor compensatie of tegemoetkoming, krijgen voor 1 mei 2021 het forfaitaire bedrag aan compensatie of tegemoetkoming uitbetaald, ofwel een aanvullende uitbetaling tot € 30.000 indien aan hen reeds een lager bedrag aan compensatie of tegemoetkoming is uitbetaald. Ouders die na 14 februari 2021 een dergelijk verzoek indienen, krijgen het forfaitaire bedrag aan compensatie of tegemoetkoming binnen 6 maanden na indiening van het verzoek uitbetaald, mits het verzoek is ingediend voor 1 januari 2024. Het forfaitaire bedrag aan compensatie of tegemoetkoming wordt niet meer toegekend voor verzoeken ingediend na deze datum.

Voor een tijdige uitbetaling van het forfaitaire bedrag binnen de hiervoor genoemde termijnen zal in bepaalde gevallen of groepen van gevallen worden volstaan met een lichte toets. Bij een latere integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen kan een hernieuwde toets plaatsvinden, waarbij opnieuw op basis van de voorwaarden voor de herstelregeling wordt getoetst of recht bestaat op een (hogere) compensatie of tegemoetkoming. Daarnaast zal in wetgeving een mogelijkheid worden opgenomen om in uitzonderlijke gevallen het toegekende forfaitaire bedrag terug te vorderen indien sprake is van een opzettelijk evident onjuist verzoek om herstel en evident geen recht bestaat op het bedrag van € 30.000 op basis van dit besluit.

Het forfaitaire bedrag aan compensatie of tegemoetkoming wordt bij beschikking vastgesteld door de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst/Toeslagen zal na toekenning van het forfaitaire bedrag op een later moment het definitieve bedrag aan compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de herstelregelingen, bedoeld in onderdeel 2.1 van dit besluit, bij beschikking vaststellen.5 In overleg met de ouder kan van een integrale beoordeling worden afgezien.

Integrale beoordeling na toekenning forfaitair bedrag

Indien het definitieve bedrag aan compensatie of tegemoetkoming op grond van de herstelregelingen na integrale beoordeling op een hoger bedrag wordt vastgesteld dan het uitgekeerde forfaitaire bedrag van € 30.000, zal uitsluitend het meerdere aan de ouder worden uitbetaald. In het geval het definitieve bedrag aan compensatie of tegemoetkoming op grond van de herstelregelingen op een lager bedrag wordt vastgesteld dan het uitgekeerde forfaitaire bedrag van € 30.000, zal er geen bedrag meer aan de ouder worden uitbetaald. Dit leidt overigens niet tot het (deels) terugvorderen van het forfaitaire bedrag, nu dit het minimumbedrag is waarop de ouder aanspraak heeft. Het voorgaande geldt evengoed indien de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag pas na uitbetaling van de € 30.000 alsnog proportioneel wordt vastgesteld, of een terugvorderingsbeschikking kinderopvangtoeslag alsnog wordt gematigd. Indien dit leidt tot een uit te betalen bedrag zal overeenkomstig het voorgaande rekening worden gehouden met het reeds uitgekeerde forfaitaire bedrag van € 30.000.

Het voorgaande is tevens van toepassing op het bedrag aan aanvullende compensatie of tegemoetkoming voor werkelijke schade waarvoor de ouder mogelijk in aanmerking komt. Indien het totale bedrag aan compensatie of tegemoetkoming – inclusief het bedrag voor de werkelijke schade – wordt vastgesteld op een bedrag dat lager of gelijk is aan € 30.000, vindt er geen nadere uitbetaling plaats. In dat geval wordt ervan uitgegaan dat de ouder met het forfaitaire bedrag van € 30.000 ook voor de werkelijke schade is gecompenseerd. Indien het totale bedrag aan compensatie of tegemoetkoming – inclusief het bedrag voor de werkelijke schade – wordt vastgesteld op een bedrag dat hoger is dan € 30.000 wordt uitsluitend het meerdere uitbetaald.

3. Goedkeuring kwijtschelding openstaande schulden

Het Kabinet vindt het ongewenst dat ouders het forfaitaire bedrag van € 30.000 – of een eerder of later ontvangen bedrag aan compensatie of tegemoetkoming – moeten aanwenden voor de betaling van nog openstaande toeslag- of belastingschulden. Daarom keur ik voor de ouders, bedoeld in onderdeel 2.1, die in aanmerking komen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen, vooruitlopend op wetgeving goed dat:

  • de Belastingdienst/Toeslagen, in afwijking van artikel 31bis Awir, kwijtschelding verleent voor de op 31 december 2020 openstaande toeslagschulden, alsmede nog te betalen bestuurlijke boeten, van de ouder en van diens toeslagpartner;

  • de ontvanger, in afwijking van artikel 26 Invorderingswet 1990, kwijtschelding verleent voor de op 31 december 2020 openstaande belastingschulden, alsmede nog te betalen bestuurlijke boeten, of ontslag van betalingsverplichting voor aansprakelijkheidsschulden, van de ouder en van diens toeslagpartner.6

De hiervoor genoemde toeslagpartner betreft de partner die op datum van uitbetaling van de forfaitaire tegemoetkoming, of aanvulling tot deze forfaitaire tegemoetkoming als toeslagpartner in de zin van artikel 3 van de Awir kan worden aangemerkt. Indien er geen uitbetaling van de forfaitaire tegemoetkoming of aanvullende uitbetaling tot dit bedrag meer plaatsvindt, omdat eerder al een bedrag van € 30.000 of meer is uitbetaald, geldt als peildatum voor toeslagpartnerschap het moment van uitbetaling van dit eerdere bedrag.

Kwijtschelding of ontslag van betalingsverplichting wordt in beginsel verleend voor alle openstaande schulden die voor 1 januari 2021 zijn geformaliseerd in een terugvorderingsbeschikking, een belastingaanslag, een boetebeschikking of een beschikking aansprakelijkstelling. Daarnaast wordt kwijtschelding in beginsel ook verleend voor alle na 31 december 2020 nog te formaliseren toeslag- en belastingschulden, voor zover deze materieel betrekking hebben op de periode tot 1 januari 2021. Kwijtschelding wordt tevens verleend voor de nog verschuldigde bedragen die verband houden met (de invordering van) toeslag- en belastingschulden, zoals belopen (invorderings-)renten of kosten van invordering. Indien na 31 december 2020 een toeslag- of belastingschuld wordt betaald die voor kwijtschelding in aanmerking komt, wordt dit betaalde bedrag terugbetaald.

In de situatie dat de belastingschulden het gevolg zijn van ernstig misbruik, blijft kwijtschelding of ontslag van betalingsverplichting op grond van dit onderdeel achterwege. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als het ontstaan of onbetaald blijven van de openstaande belastingschuld te wijten is aan het opzettelijk handelen of nalaten van de ouder of de toeslagpartner en in verband hiermee een vergrijpboete is opgelegd van 50% of meer van het wettelijk maximum, of had kunnen worden opgelegd, maar de financiële omstandigheden van de belastingplichtige uiteindelijk tot matiging van de vergrijpboete noopten. De openstaande schuld van deze boete, alsmede de daarmee verband houdende belastingschuld komen dan niet voor kwijtschelding in aanmerking. Een ander voorbeeld waarin kwijtschelding van belastingschulden evenmin zal plaatsvinden is wanneer naar aanleiding van het ontstaan of onbetaald blijven hiervan vervolging is ingesteld op grond van het fiscale strafrecht. Dergelijke voorbeelden geven een sterke aanwijzing dat er sprake is van ernstig misbruik en kwijtschelding achterwege blijft, maar zijn niet uitputtend.

3.1 Goedkeuring openstellen bezwaar

Kwijtschelding van toeslag- en belastingschulden worden bij afzonderlijke beschikkingen vastgesteld door respectievelijk de Belastingdienst/Toeslagen en de ontvanger.

In tegenstelling tot de Awir, gelden voor de Invorderingswet 1990 in beginsel niet de hoofdstukken van bezwaar en beroep van de Algemene wet bestuursrecht.7 Bij kwijtschelding door de ontvanger geldt nu vaak administratief beroep bij de directeur van de Belastingdienst. Om ouders in voldoende mate rechtsbescherming te bieden, vind ik het belangrijk dat niet alleen tegen kwijtscheldingsbeschikkingen van de Belastingdienst/Toeslagen, maar ook tegen kwijtscheldingsbeschikkingen van de ontvanger bezwaar en vervolgens beroep bij een onafhankelijke rechter mogelijk is. Daarom keur ik – bij uitzondering – vooruitlopend op wet- en regelgeving voor deze specifieke groep gedupeerde ouders goed dat het besluit van de ontvanger over het verlenen van kwijtschelding van een belastingaanslag (en samenhangende beschikkingen) op grond van onderdeel 3 van dit besluit, een voor bezwaar vatbare beschikking betreft waarop Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van overeenkomstige toepassing is. Hierdoor kunnen ouders, indien zij zich niet kunnen verenigen met de beslissing, in bezwaar gaan en daarna beroep instellen bij de fiscale rechter. Het voorgaande geldt vanzelfsprekend uitsluitend voor kwijtscheldingsbeschikkingen van de ontvanger die op grond van dit besluit worden vastgesteld.

3.2 Procedure

De Belastingdienst/Toeslagen en de ontvanger zullen zoveel mogelijk ambtshalve kwijtschelding verlenen voor de in onderdeel 3 genoemde schulden, ook als het gaat om schulden die na 1 januari 2021 worden geformaliseerd. Wordt kwijtschelding niet ambtshalve verleend dan kan de ouder hier alsnog om verzoeken.

Indien sprake is van een openstaande belastingschuld op grond van een voorlopige aanslag, wordt deze schuld niet kwijtgescholden, totdat de definitieve aanslag is opgelegd. Dit betekent dat een voorlopige aanslag ingevolge artikel 15 AWR eerst wordt verrekend met de definitieve aanslag. Als de definitieve aanslag leidt tot een te betalen bedrag, wordt ook dit te betalen bedrag vervolgens kwijtgescholden.

Indien sprake is van een openstaande toeslagschuld die het gevolg is van een herzien voorschot, wordt deze schuld niet kwijtgescholden, totdat de toeslag over het betreffende berekeningsjaar definitief is toegekend. Dit betekent dat een verleend voorschot ingevolge artikel 24 Awir eerst wordt verrekend met de tegemoetkoming. Een eventueel resterende toeslagschuld wordt vervolgens kwijtgescholden.

4. Goedkeuring compensatie voor afgeloste publieke schulden

Ouders die voorafgaand aan het besluit om gedupeerden een forfaitaire tegemoetkoming van € 30.000 toe te kennen, bedoeld in onderdeel 2.2 van dit besluit, reeds een bedrag aan compensatie of tegemoetkoming hebben ontvangen, hebben dit mogelijk aangewend om een publieke schuld (gedeeltelijk) af te lossen. Dergelijke afgeloste schulden komen vanzelfsprekend niet meer voor kwijtschelding in aanmerking. Dit betekent dat een ouder die eerder financiële compensatie heeft ontvangen dit in voorkomende gevallen minder vrij heeft kunnen besteden. In lijn met het kwijtscheldingsbeleid keur ik daarom vooruitlopend op wetgeving goed dat compensatie wordt verleend aan de ouder, bedoeld in onderdeel 2.1 van dit besluit, die voor 13 februari 2021 een bedrag aan compensatie of tegemoetkoming heeft ontvangen en kan aantonen nadien een publieke schuld te hebben afgelost die zou zijn kwijtgescholden door een publieke schuldeiser in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag indien deze schuld niet zou zijn afgelost. De hoogte van de compensatie bedraagt het bedrag van de aflossing van de publieke schuld als hiervoor bedoeld, met een maximum van het herstelbedrag dat de ouder voorafgaand aan deze aflossing heeft ontvangen. Deze compensatie maakt geen onderdeel uit van de herstelregelingen, bedoeld in onderdeel 2.1, noch van een eventuele aanvulling tot het forfaitaire bedrag van € 30.000, bedoeld in onderdeel 2.2 van dit besluit.

4.1 Procedure

Deze compensatie kan enkel op verzoek van de ouder worden toegekend. Een ouder kan tot 1 januari 2024 een verzoek hiertoe indienen. De compensatie wordt vastgesteld binnen zes maanden na indiening van het verzoek. Deze termijn kan eenmaal met zes maanden worden verlengd.

5. Goedkeuring verbreding compensatieregeling

Ouders die gedupeerd zijn door hardheid van het stelsel, hebben vergelijkbare gevolgen ondervonden als ouders die gedupeerd zijn door vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen en verdienen ook dezelfde regeling. Daarom keur ik vooruitlopend op wetgeving goed dat de tegemoetkoming (voortaan: compensatie) naar aanleiding van hardheid8 – met terugwerkende kracht – op dezelfde wijze wordt berekend als de compensatie bij de compensatieregeling9. Hierbij wordt uitgegaan van de gehele terugvordering die samenhangt met hardheid van het stelsel en kan ook voor hardheid een verzoek om aanvullende compensatie voor werkelijke schade – met beoordeling daarvan door de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade – worden ingediend. Dit betekent dat aan een grotere groep gedupeerde ouders de meest ruimhartige vorm van compensatie kan worden geboden. Het definitieve bedrag aan compensatie dat de Belastingdienst/Toeslagen uiteindelijk vaststelt – en zo nodig aanvullend zal uitkeren voor zover dit bedrag hoger is dan € 30.000 of het bedrag dat op grond van hardheid reeds is toegekend – zal voor al deze ouders worden berekend overeenkomstig de compensatieregeling. Dit heeft tevens tot gevolg dat er daarnaast geen beroep meer kan worden gedaan op de OGS-tegemoetkomingsregeling. Onverminderd de verleende kwijtschelding op grond van onderdeel 3 van dit besluit zal een terugvordering die op grond van onderdeel 5 van de compensatieregeling in mindering moet worden gebracht op de vast te stellen compensatie – in lijn met de huidige regeling – in mindering wordt gebracht op het totale bedrag aan compensatie waarop recht bestaat, teneinde dubbele compensatie te voorkomen.

6. Goedkeuring compensatie voor boetes

In voorkomende gevallen is aan ouders die compensatie ontvangen op grond van de compensatieregeling in het verleden een bestuurlijke boete opgelegd op grond van artikel 40 of 41 van de Awir. Indien deze boete is opgelegd in het kader van een verzuim of vergrijp inzake de kinderopvangtoeslag en de boete heeft betrekking op dezelfde periode als waarvoor compensatie geboden wordt vanwege hardheid of institutionele vooringenomenheid, vind ik het gepast dat de ouder ook voor deze boete compensatie ontvangt. Daarom keur ik vooruitlopend op wetgeving goed dat in geval een bestuurlijke boete – als hiervoor bedoeld  – is opgelegd aan de ouder die onder de compensatieregeling valt, deze ouder compensatie ontvangt ter hoogte van het reeds betaalde bedrag op de boete, evenals een forfaitaire compensatie vanwege veronderstelde materiële schade van 25% van het boetebedrag dat volgt uit de boetebeschikking.

De compensatie voor boetes vormt een zesde element van de compensatie, bedoeld in paragraaf 3.1 van de compensatieregeling en maakt daarmee onderdeel uit van de integrale beoordeling. Onderdelen 2.2 en 2.3 van dit besluit blijven onverminderd van toepassing. Dit betekent dat een eventuele uitbetaling van compensatie voor boetes in samenhang met een eventuele uitbetaling van het forfaitaire bedrag van € 30.000 moet worden bezien. In voorkomende gevallen kan dit leiden tot een nabetaling aan de ouder.

7. Ingetrokken besluit

Het besluit van 18 maart 2021, nr. 2021-30659 (Stcrt. 2021, 14691) is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.

8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat onderdelen 2 en 5 terugwerken tot en met 26 januari 2021.

9. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, PM 2021

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze,

H.G. Roodbeen Hoofd directeur Fiscale en Juridische Zaken

Toeslagen. Besluit compensatie gedupeerden in schuldentraject.

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van PM mei 2021, nr. 2021-PM

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit regelt dat de Belastingdienst/Toeslagen een compensatie uit kan keren voor de schulden van ouders en hun partners die gedupeerd zijn door problemen rondom de kinderopvangtoeslag en in de wettelijke schuldsaneringsregeling terecht zijn gekomen of in een buitengerechtelijke schuldregeling zitten waarbij akkoord met de schuldeisers is bereikt (hierna: buitengerechtelijke schuldregeling).

1. Inleiding

Met de Kamerbrief van 20 april 2021 is aangekondigd zo snel mogelijk te willen voorzien in een oplossing voor door de toeslagenaffaire gedupeerde ouders die zich in de schuldsanering (Wsnp) of buitengerechtelijke schuldregeling bevinden.10 Deze ouders zijn geconfronteerd met het strakke regime van de Wsnp of de buitengerechtelijke schuldregeling en leven tegen het bestaansminimum. In deze brief is ook aan bewindvoerders, gedupeerden, hun partners en hun schuldeisers de garantie gegeven dat er een oplossing komt voor de schulden.11 Dit beleidsbesluit is de vertaling van deze politieke en bestuurlijke toezegging.

Dit besluit regelt in de eerste plaats dat de bewindvoerder voor gedupeerde ouders in de Wsnp op aanvraag een bedrag gelijk aan de vorderingen van schuldeisers van de gedupeerde ouder krijgt uitbetaald.

Voor gedupeerde ouders en hun partners in een buitengerechtelijke schuldregeling regelt dit besluit dat op aanvraag van de schulphulpverlener een bedrag wordt betaald gelijk aan de openstaande vorderingen waarop de schuldregeling ziet.

Hiermee kunnen de schulden van de ouders in de Wsnp en buitengerechtelijke schuldregelingen worden afgelost en kunnen zij met de compensatie die zij ontvangen op grond van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag met een schone lei een nieuwe start maken.

2. Doelgroep

Voor compensatie komen in aanmerking:

  • a. degene die recht heeft op het forfaitaire bedrag van 30.000 euro of hier recht op zou hebben indien dit forfaitaire bedrag niet zou zijn verminderd tot nihil vanwege een eerder ontvangen bedrag op grond van een herstelregeling; en

  • b. de toeslagpartner, zijnde degene die op de datum van uitbetaling van de forfaitaire tegemoetkoming, of aanvulling tot deze forfaitaire tegemoetkoming als toeslagpartner in de zin van artikel 3 Awir zou kunnen worden aangemerkt. Indien er geen uitbetaling van de forfaitaire tegemoetkoming of aanvullende uitbetaling tot dit bedrag meer plaatsvindt, omdat eerder al een bedrag van € 30.000 of meer is uitbetaald, geldt als peildatum voor toeslagpartnerschap het moment van uitbetaling van dit eerdere bedrag.

Daarbij geldt dat de gedupeerde onder toepassing is van de Wsnp, dan wel dat een buitengerechtelijke schuldregeling van toepassing is.

Ook ouders die zich (opnieuw) in het wettelijke schuldentraject bevinden omdat dit is heropend door het ontvangen van het forfaitaire bedrag, komen voor deze compensatie in aanmerking.

2.1 Goedkeuring Wsnp

Vooruitlopend op wetgeving keur ik goed dat de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag van de bewindvoerder aan de boedel van de belanghebbende een bedrag kan uitkeren gelijk aan de vorderingen op de lijst van erkende schuldeisers, opgenomen in het proces-verbaal van de verificatievergadering, bedoeld in artikel 289 van de Faillisementswet (Fw), dan wel gelijk aan de boedelschuld en vorderingen van alle bij de bewindvoerder bekende schuldeisers.

Schulden die voortvloeien uit oplichting12 zijn uitgesloten van compensatie.13

Bovenop dit bedrag wordt een vergoeding ter grootte van het salaris voor de bewindvoerder, vermeerderd met de door die bewindvoerder betaalde verschotten en kosten van publicaties en verminderd met eventueel aan hem verstrekte voorschotten of genoten vergoedingen, betaald.

Met dit bedrag kan de bewindvoerder overgaan tot uitdeling aan de erkende dan wel geverifieerde schuldeisers, zodat de rechtbank kan worden verzocht de saneringsregeling te beëindigen.

2.1.2 Procedure

De compensatie geldt alleen voor ouders en hun partners als bedoeld in onderdeel 2 van dit besluit.

De aanvraag tot compensatie wordt gedaan door de bewindvoerder die door de rechtbank is aangewezen op grond van artikel 287, derde lid, Fw.

De aanvraag bevat in ieder geval:

  • a. het bedrag van de vorderingen op de lijst van erkende schuldeisers, dan wel in voorkomend geval, het bedrag van de vorderingen van alle bij de bewindvoerder bekende schuldeisers;

  • b. een berekening van de vergoeding voor de bewindvoerder, berekend overeenkomstig het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering, waarbij wordt uitgegaan dat de schuldsaneringsmaatregel drie jaar heeft geduurd. Deze vergoeding wordt verhoogd met een bedrag van € 543 en de daarover verschuldigde omzetbelasting;

  • c. de afschriften van de boedelrekening.

De Belastingdienst/Toeslagen beslist binnen vier weken op de aanvraag. Dit gebeurt bij beschikking. Uiterlijk vier weken na dagtekening van de beschikking betaalt de Belastingdienst/Toeslagen het bij die beschikking vastgestelde bedrag aan de bewindvoerder. Genoemde termijnen zijn maximumtermijnen, uiteraard zal ernaar gestreefd worden de beschikking zo snel mogelijk te nemen en het bedrag zo spoedig mogelijk uit te betalen.

2.2 Goedkeuring buitengerechtelijke schuldregeling

Vooruitlopend op wetgeving keur ik goed dat de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag een bedrag gelijk aan de openstaande vorderingen, als onderdeel van een buitengerechtelijke schuldregeling, aan de persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, b of c, van de Wet op het consumentenkrediet (Wck), kan uitkeren.

Niet saneerbare schulden worden niet gecompenseerd. Dit betreft bijvoorbeeld betaling van een geldsom aan een slachtoffer, of betaling aan de benadeelde partij van een geldbedrag en verplichting tot schadevergoeding opgelegd door de civiele rechter na een strafrechtelijke veroordeling.

Bovenop dit bedrag wordt een vergoeding voor het opzetten en uitvoeren van de schuldregelingen en eventueel financieel beheer betaald.

2.2.2 Procedure

De compensatie geldt alleen voor ouders en hun partners als bedoeld in onderdeel 2 van dit besluit.

De aanvraag moet worden gedaan door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel b of c, Wck. Bij de aanvraag dient de lijst met openstaande vorderingen, als onderdeel van een buitengerechtelijke schuldregeling, te worden overgelegd.

De aanvraag bevat in ieder geval:

  • a. het bedrag van de vorderingen binnen de buitengerechtelijke schuldregeling;

  • b. een berekening van de vergoeding voor de schuldbemiddelaar, gemaximeerd op de vergoeding voor de bewindvoerder bij de wnsp zoals bedoeld in 2.1.2., onder b hierboven.

De Belastingdienst/Toeslagen beslist binnen vier weken op de aanvraag. Dit gebeurt bij beschikking. Uiterlijk vier weken na dagtekening van de beschikking betaalt de Belastingdienst/Toeslagen het bij die beschikking vastgestelde bedrag aan een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel b of c, Wck. Genoemde termijnen zijn maximumtermijnen, uiteraard zal ernaar gestreefd worden de beschikking zo snel mogelijk te nemen en het bedrag zo spoedig mogelijk uit te betalen.

3. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

4. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit compensatie schuldentrajecten

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, PM mei 2021

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze,

H.G. Roodbeen Hoofd directeur Fiscale en Juridische Zaken


X Noot
1

Letter H heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 35 468.

X Noot
3

Onder «Herziening van op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande terugvorderingsbeschikkingen kinderopvangtoeslag» en «Herziening van op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande tegemoetkomingen«, Besluit van 11 januari 2021, nr. 2020-179259 (Stcrt. 2021, 2142).

X Noot
4

Besluit van 28 augustus 2020, nr. 2020-157030 (Stcrt. 2020, 45904).

X Noot
5

Onder het «definitieve bedrag aan compensatie of tegemoetkoming» wordt verstaan het totale bedrag aan herstelbetalingen op grond van de in onderdeel 2.1 genoemde herstelregelingen.

X Noot
6

Deze goedkeuring ziet enkel op belastingschulden van de ouder of toeslagpartner als natuurlijk persoon, met uitzondering van diens eventuele zakelijke schulden.

X Noot
7

Artikel 1 van de Invorderingswet 1990.

X Noot
8

Artikel 49 Awir en de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen in de gevallen, bedoeld in onderdeel 2.1 van onderhavig besluit.

X Noot
9

Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken, (artikel 49b Awir).

X Noot
10

Kamerstukken II 2021/21, 31 066, nr. 812.

X Noot
11

Uitgezonderd zijn de schulden die het gevolg zijn van strafrechtelijke veroordelingen, fraudeveroordelingen en schulden die niet zijn toegelaten tot het Wsnp- of minnelijke schuldhulptraject.

X Noot
12

Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.

X Noot
13

Schulden door geldboetes, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, betaling van een geldsom aan een slachtoffer, betaling aan de benadeelde partij van een geldbedrag en verplichting tot schadevergoeding opgelegd door de civiele rechter na een strafrechtelijke veroordeling zijn reeds uitgesloten op grond van artikel 358, vierde lid, Fw.

Naar boven