34 091 Voorstel van wet van de leden Segers, Kuiken, Van Nispen en Kuik tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES, houdende de invoering van de strafbaarstelling van misbruik van prostitué(e)s die slachtoffer van mensenhandel zijn (Wet strafbaarstelling misbruik prostituees die slachtoffer zijn van mensenhandel)

L BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTTIIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2021

In het verslag over het voorstel van wet van de leden Segers, Kuiken, Van Nispen en Kuik tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES, houdende de invoering van strafbaarstelling van misbruik van prostitué(e)s die slachtoffer van mensenhandel zijn (34 091) zijn verschillende vragen gesteld over voornoemd wetsvoorstel die (mede) aan de regering zijn gericht. Graag ben ik bereid deze vragen namens de regering te beantwoorden.

De leden van de CDA-fractie hebben geconstateerd dat het initiatiefvoorstel een grote verantwoordelijkheid bij de prostituant legt. Zij hebben erop gewezen dat de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie in het Tweede Kamerdebat in 2016 heeft aangegeven dat volgens de Afdeling advisering van de Raad van State en de Raad voor de rechtspraak het risico op strafrechtelijke aansprakelijkheid van de klant onvoldoende voorzienbaar is, omdat het moeilijk is om te bepalen wanneer signalen van mensenhandel zo duidelijk en kenbaar zijn voor de klant dat hij redelijkerwijs moet vermoeden dat hij te maken heeft met een slachtoffer van mensenhandel. Deze leden hebben gevraagd om verduidelijking aangaande de in artikel 273f, eerste lid, onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedoelde omstandigheden, de toegenomen verantwoordelijkheid van de prostituant in acht nemend. Voorts hebben de leden van de CDA-fractie toelichting verzocht vanuit het oogpunt van te verwachten rechtspraak op welke wijze de aanscherping van de bewijslast door het wijzigen van het oorspronkelijk redelijke vermoeden van schuld tot een ernstig vermoeden van schuld, bij de uitvoering meer houvast zou kunnen bieden.

De initiatiefnemers hebben tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer de delictsomschrijving van het voorgestelde artikel 273g Sr aangepast door de gewone schuldvariant te vervangen door een bewuste schuldvariant. Als gevolg hiervan ligt de ondergrens van strafrechtelijke aansprakelijkheid van de klant die gebruik maakt van de diensten van een prostituee bij een ernstig vermoeden van slachtofferschap van mensenhandel. Hierdoor is de voorzienbaarheid van het risico op strafrechtelijke aansprakelijkheid verbeterd. Het verschil met het oorspronkelijke wetsvoorstel is dat een klant niet strafrechtelijk aansprakelijk is bij gewone onoplettendheid of onachtzaamheid met betrekking tot de aanwezigheid van een uitbuitingssituatie.

Het strafrechtelijk optreden spitst zich aldus toe op situaties waarin de klant evidente signalen van mensenhandel negeert. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om signalen die betrekking hebben op de prostituee zelf, de omgeving waarin de seksuele diensten worden aangeboden of de wijze waarop de klant in contact wordt gebracht met de prostituee. Om tot een bewezenverklaring te komen zal de rechter moeten vaststellen dat het blijkens de feiten en omstandigheden niet anders kon dan dat klant zich van de mogelijkheid van slachtofferschap bewust moet zijn geweest. Ten opzichte van de gewone schuldvariant betekent dit striktere subjectieve bewijsvereiste een verkleining in de onzekerheidsmarge, hetgeen kan worden opgevat als meer houvast bij de uitvoering.

De leden van de PvdA-fractie hebben opgemerkt dat het niet ondenkbaar is dat de prostitutiebranche een keurmerk introduceert. Zij hebben gevraagd in hoeverre een keurmerk het ernstige vermoeden van slachtofferschap van mensenhandel ontneemt in het geval een klant gebruikmaakt van de diensten van een prostituee die hierbij is aangesloten en in hoeverre de regering voornemens is een dergelijk keurmerk te stimuleren. De leden van de fractie van 50PLUS hebben zich aangesloten bij deze vragen.

Als een door de prostitutiebranche ingesteld keurmerk op een zorgvuldige wijze wordt toegekend en de branche erop toeziet of een toekenning in stand kan blijven, kan een keurmerk de klant helpen bij het maken van een verantwoorde keuze voor het afnemen van seksuele diensten. Het eventueel instellen van een dergelijk keurmerk is aan de branche zelf. De regering ziet hier voor zichzelf geen rol weggelegd. Een keurmerk neemt echter de verantwoordelijkheid van de klant niet weg om ter voorkoming van strafrechtelijke aansprakelijkheid alert te zijn op indicaties van slachtofferschap van mensenhandel en bij aanwezigheid hiervan af te zien van de diensten van een prostituee. Een klant die dit nalaat riskeert vervolging op grond van de voorgestelde strafbaarstelling.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven