32 011 Tabaksbeleid

Nr. 70 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 juli 2019

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 19 december 2018 inzake het ontwerpbesluit houdende de wijziging van het Tabaks- en Rookwarenbesluit (Kamerstuk 32 011, nr. 66).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 juni 2019 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 3 juli 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De adjunct-griffier van de commissie, Bakker

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de Staatssecretaris

7

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit ter regeling van een uitzondering voor verkooppunten op het verbod te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante producten te tonen, verbod op verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon, en faciliteiten in aangewezen rookruimtes. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.

Genoemde leden hebben allereerst een aantal algemene vragen over het verdere traject van behandeling van het besluit. Kan de Staatssecretaris toelichten of er nog een ministeriële regeling voor het uitstalverbod komt en wordt deze ministeriële regeling ook nog met de Kamer gedeeld en dus voorgehangen? Voorts vragen deze leden of er een internetconsultatie over deze ministeriële regeling komt en zo ja, of deze regeling nog genotificeerd moet worden via de Technical Regulations Information System (TRIS)-procedure bij de Europese Unie. De leden van de VVD-fractie vragen daarbij of de Staatssecretaris uiteen kan zetten of alle vereiste procedurele stappen, zowel conform Nederlands recht als conform Europees recht, zijn genomen met betrekking tot het ontwerpbesluit, alsook met betrekking tot de juridische grondslag van het besluit, artikel 5, lid 3 van de Tabaks- en Rookwarenwet.

Hierop volgend hebben deze leden een aantal vragen over de inwerkingtreding van het besluit. Met betrekking tot de inwerkingtreding van het besluit lezen genoemde leden in de nota van toelichting op de vijfde pagina dat de inwerkingtreding van het besluit voor supermarkten in gaat op 1 januari 2020. In de ministeriële regeling bij het uitstalverbod wordt uiteengezet op welke manier supermarkten tabak moeten afdekken. De ministeriële regeling wordt tegelijkertijd met het besluit gepubliceerd. Wanneer het besluit officieel gepubliceerd wordt, is nog niet bekend. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe supermarkten binnen minder dan een halfjaar tijd hun ruimte om kunnen bouwen zodat ze op 1 januari 2020 voldoen aan het besluit?

In Engeland is de wetgeving die het uitstalverbod regelt in 2009 vastgesteld. In 2012 moesten de verkooppunten tabaksproducten en aanverwante producten uit het zicht halen. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom er in Nederland niet voor een dergelijke termijn van drie jaar is gekozen? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het voorstel om een overgangstermijn te hanteren, zodat supermarkten niet in overtreding zijn per 1 januari 2020? Kan de Staatssecretaris voorts toelichten welke sancties supermarkten kunnen verwachten wanneer het hen niet lukt om het besluit op 1 januari 2020 te realiseren?

Op de zesde pagina van de nota van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie dat een aantal grote ketens al sinds 2016 stappen hebben gezet die passend zijn bij het uitstalverbod, maar dat deze beweging bij de meeste verkooppunten nog niet gemaakt is. Deze verkooppunten moeten in 2021 aan het uitstalverbod voldoen. Is de Staatssecretaris van mening, gezien de hiervoor geconstateerde onzekerheid over de officiële publicatie van het besluit, dat de datum van inwerkingtreding voor deze verkooppunten haalbaar is? Zo ja, kan de Staatssecretaris aangeven welke investeringskosten hij verwacht die verkooppunten zullen moeten maken?

Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken of er bij het ontwerpen van het besluit gekeken is naar de specifieke aspecten van verschillende sectoren in relatie tot een mogelijke uitzonderingspositie op een algemene displayban? Is er overleg geweest met de verschillende sectoren om uiteen te zetten hoe zij zich zo goed mogelijk voor kunnen bereiden op de invoering van het besluit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk advies is er per sector meegegeven? Hoe worden de verschillende sectoren op de hoogte gehouden van de wetswijziging?

Op pagina acht van de nota van toelichting wordt er ingegaan op de werking van het besluit met betrekking tot luchthavens. Het besluit is van invloed op de verkoop van tabaksproducten in taxfree winkels op luchthavens, omdat de bedrijfsvoering van deze winkels vaak is gestoeld op selfservice en dit besluit een verbod voorziet op het verkopen van rookwaren zonder tussenkomst van een verkoper. Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe taxfree winkels het besluit zodanig kunnen toepassen zodat zij niet geraakt worden in de kern van hun bedrijfsvoering?

Op pagina tien van de nota van toelichting wordt ingegaan op gevolgen voor regeldruk. In Nederland zijn diverse kleine familiebedrijven, en met name sigarenspeciaalzaken, die met zeer kleine oplagen in een selectief distributiekanaal werken. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten wat de omvang van de productie is van de bedrijven die als maatstaf zijn genomen bij de toetsing van de regeldruk? Is het besluit proportioneel voor de kleine familiebedrijven met kleine oplagen in een selectief distributiekanaal?

Genoemde leden lezen in de beantwoording van de feitelijke vragen behorende bij het Nationaal Preventieakkoord dat er een internetconsultatie heeft plaatsgevonden en dat partijen zich hebben kunnen uitspreken over de technische uitvoerbaarheid van het uitstalverbod.

De voormalig Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in de zomer van 2017 een consultatie gepubliceerd over het uitstalverbod, maar dit is op bepaalde punten een ander voorstel dan het voorstel dat nu voorligt. Zo worden de uitzonderingen op het verbod verder beperkt met mogelijk grote bedrijfseconomische consequenties en de termijn van ingang wordt vervroegd. Erkent de Staatssecretaris dat er verschillen zijn in het ontwerpbesluit uit 2017 en het thans voorliggende ontwerpbesluit? Kan de Staatssecretaris aangeven welke gevolgen die hebben voor het betrokken bedrijfsleven?

Op pagina veertien van de nota van toelichting staat geschreven: «Enkele organisaties die belang hebben bij de verkoop van sigaren, pleiten ook voor een uitzondering voor sigaren, cigarillo’s of voor pijptabak, omdat deze producten vooral door oudere klanten worden aangeschaft en de verkoper hierover vaak advies geeft.» Het uitstalverbod is echter van toepassing op alle rookwaren. Het uitstalverbod in andere landen maakt wel een uitzondering voor sigaren. Kan de Staatssecretaris toelichten wat de motivatie van deze landen is bij deze uitzondering voor sigaren? Waarom heeft Nederland deze uitzondering niet?

In het antwoord op de feitelijke vraag 155 over het Nationaal Preventieakkoord geeft de Staatssecretaris aan dat «voorkomen moet worden dat sigaren alsnog aantrekkelijk kunnen zijn voor jongeren». Hoe verhoudt deze wens zich tot het feit dat sigaren door 4% van de Nederlandse bevolking wordt gerookt en door met name oudere consumenten? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat de markt voor sigaren in feite een zeer kleine nichemarkt is die wordt gekenmerkt door een zeer uitgebreid assortiment van verschillende modellen, verpakkingen en smaken?

Voorts hebben deze leden een aantal vragen over de impact van het besluit op het midden- en kleinbedrijf (MKB). Kan de Staatssecretaris toelichten welke gevolgen het ontwerpbesluit heeft voor de exploitanten van tabaksautomaten? Kan de Staatssecretaris motiveren waarom er geen MKB-toets is uitgevoerd en is de Staatssecretaris bereid om alsnog een MKB-toetsing op het verbod op zelfbedieningstabaksautomaten uit te laten voeren? Genoemde leden vragen dit, aangezien deze sector sinds 2016 grote investeringen heeft gedaan om automaten te voorzien van een aanzienlijk verbeterd systeem voor leeftijdscontrole, zoals op basis van ID-bewijzen en de AgeScan. Is de Staatssecretaris van mening dat deze investeringen meegenomen moeten worden bij de bepaling van de overgangstermijn of een mogelijke nadeelcompensatie? Zo nee, waarom niet?

Is de Staatssecretaris bekend met de brief die 36 onafhankelijke, internationale wetenschappers gespecialiseerd in tabakontmoedingsmaatregelen op 4 maart jl. naar de Tweede Kamer stuurden? De wetenschappers schrijven onder meer dat, hoewel niet bekend is wat de lange termijnrisico’s van het gebruik van een e-sigaret zijn, de beschikbare wetenschappelijke data erop wijzen dat deze risico’s zeker 95% lager uitvallen dan de risico’s verbonden aan het roken van reguliere tabaksproducten, en zo mogelijk nog substantieel lager zijn. Heeft de Staatssecretaris deze overwegingen meegenomen in het proces tot het besluit?

Roken komt vaker voor bij mensen met een lagere sociaaleconomische status (29%), en voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)-leerlingen in de eerste en tweede klas beginnen drie keer zo vaak met roken dan hun leeftijdgenoten op het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Het Trimbos-instituut geeft aan dat er weinig bekend is over de effecten van restricties op reclame en promotie onder rokers met een lage sociaaleconomische status. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in bestaande onderzoeken die gekeken hebben naar het actief stimuleren van rokers met een lage sociaaleconomische status om over te stappen op e-sigaretten, in plaats van een uitstalverbod en reclameverbod voor e-sigaretten?

Op pagina zestien van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit wordt gesteld dat de verkoop van tabaksproducten achter de bar in een horecalokaliteit «kleinhandel» betreft in de zin van de Drank- en Horecawet en daarom niet zou zijn toegestaan.

Is de Staatssecretaris bekend met het feit dat de verkoop van losse pakjes sigaretten door deskundigen niet als «kleinhandel» wordt beschouwd maar als een onlosmakelijke vorm van aan horeca-gelieerde dienstverlening, zoals in het handboek Bijzondere wetgeving; Drank- en Horecawet van de heer Joosten bevestigd wordt? Is de Staatssecretaris bekend met het feit dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) tot 2018 op haar site aangaf dat verkoop van sigaretten achter de bar is toegestaan en met het gegeven dat de NVWA alsmede nooit handhavend heeft opgetreden tegen verkoop van sigaretten van achter de bar?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit met daarin de wijzigingen van het Tabaks- en rookwarenbesluit. Deze leden hebben naar aanleiding van het ontwerpbesluit alvast onderstaande opmerkingen en vragen.

De leden van de SP-fractie vinden het van belang dat er breed ingezet wordt op de bescherming van de volksgezondheid tegen de gevaren van roken. Deze leden juichen de verschillende maatregelen die worden genomen dan ook toe.

Al jaren pleiten genoemde leden onder andere voor het alleen nog verkopen van tabaksproducten via speciaalzaken en een verbod op tabaksreclame. Door deze maatregelen om roken en tabak zoveel mogelijk uit het zicht te houden, worden jongeren niet in de verleiding gebracht om te beginnen met roken en worden gestopte rokers niet in verleiding gebracht om weer te beginnen. Het voorgestelde verbod om tabaksproducten te tonen past goed in deze reeks, genoemde leden begrijpen echter niet waarom er binnen het voorgestelde uitstalverbod sprake moet zijn van uitzonderingen. Waarom wordt er, in navolging van IJsland, Kroatië, Nieuw-Zeeland, Canada, Thailand en Rusland, niet voor gekozen om bij alle verkooppunten alle tabaksproducten aan het zicht van de klant te onttrekken?

Daarnaast krijgen de leden van de SP-fractie graag toegelicht waarom er een uitzondering gemaakt dient te worden voor kleine zaken die hun omzet voor 75% of meer uit de verkoop van rookwaren halen. Deze leden lezen dat de grens van 700.000 euro jaaromzet gebaseerd is op wetgeving (Burgerlijk Wetboek), waarop (op welke wetgeving) is het percentage van 75% precies gebaseerd?

De uitzondering op het uitstalverbod geldt voor speciaalzaken met een jaaromzet van maximaal 700.000 euro. Wat gebeurt er als over de tijd blijkt dat de jaaromzet dit bedrag overschrijdt? Dienen deze speciaalzaken dan vervolgens hun rookwaar permanent uit het zicht te onttrekken? Moeten zij dit tussentijds doorgeven aan de NVWA?

Er zijn op dit moment (veel) meer dan 22.250 verkooppunten van tabak, zo concluderen de leden van de SP-fractie. Het blijft hen overigens verbazen dat niet precies duidelijk is hoeveel verkooppunten van tabaksproducten er precies zijn in Nederland. Is de verwachting dat de nu voorgestelde wijzigingen leiden tot een afname van het aantal verkooppunten van tabak en of tabaksproducten? Zo ja, hoe groot zal die afname in verkooppunten naar verwachting zijn?

Ook voor webshops gaat het uitstalverbod gelden, zo lezen de leden van de SP-fractie. Dit achten zij van groot belang omdat daar een groot aantal mensen, waaronder ook kinderen en jongeren, aan tabaksreclame worden blootgesteld. Wel vragen deze leden of dit verbod geldt voor alle webshops via waar inwoners van Nederland (tabaks)producten kunnen bestellen of alleen die webshops die hun oorsprong in Nederland hebben. Hoe gaat dit verbod precies vorm krijgen? Genoemde leden krijgen hierop graag een nadere toelichting. Ziet de NVWA ook op dit verbod toe? Als het gaat om de verkoop van tabakswaren via internet/webshops vragen de leden van de SP-fractie waarom er niet voor gekozen wordt dit te verbieden. Dit zou de kans dat minderjarigen tabak kopen zeer kunnen verkleinen, zo menen zij.

De leden van de SP-fractie steunen het besluit om een verbod in te voeren op de verkoop van rookwaren zonder tussenkomst van een verkoper, het belang van de volksgezondheid moet hierbij immers prioriteit krijgen. Zij zijn in dat kader benieuwd naar de reactie op de opmerkingen van Schiphol Airport Retail die zij via de commissie hebben ontvangen, dat «het verbod op verkoop via zelfbedieningsautomaten ingrijpende, en mogelijk onbedoelde gevolgen heeft op de verkoop van tabaksproducten in taxfree winkels op luchthavens en dat zonder selfservice er geen efficiënte en bedrijfseconomisch verantwoorde exploitatie van tabaksproducten meer mogelijk in taxfree winkels op luchthavens is». De leden van de SP-fractie gaan ervan uit dat er geen uitzondering zal worden gemaakt voor dergelijke taxfree winkels.

Deze leden vragen waarom er in de voorgestelde wijzigingen van het Tabaks- en rookwarenbesluit niet voor wordt gekozen om rookruimtes onaantrekkelijker te maken door een algeheel verbod in rookruimtes op faciliteiten zoals speelautomaten en dartboards. Waarom wordt er alleen voor gekozen dat er niet meer faciliteiten mogen zijn in de rookruimte dan buiten de rookruimte?

In welke andere landen en Europese lidstaten geldt een vergelijkbare uitzondering voor verkooppunten op het verbod om te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante producten te tonen en in welke andere lidstaten geldt tevens een verbod op de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon?

Enkele respondenten van de consultatie vrezen dat de voorgestelde uitzonderingen mogelijk leiden tot een toename van speciaalzaken die slechts tabaks- en aanverwante producten en rookaccessoires verkopen. De leden van de SP-fractie begrijpen dat dit effect door de Staatssecretaris zal worden gemonitord waarna eventueel de huidige maatregelen worden heroverwogen. Deze leden lijkt dit een verstandig besluit, wel vragen zij wat de verwachting is van de Staatssecretaris met betrekking tot de ontwikkeling van het aantal speciaalzaken na de doorvoering van voorgestelde wijzigingen, verwacht hij een toename van het aantal speciaalzaken?

Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel A en Artikel 1, onderdeel E

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd waarom er niet voor wordt gekozen om tabaksautomaten in het geheel te verbieden. Zij menen dat er eerder over gesproken is om deze automaten geheel uit te faseren. Waarom blijft het gebruik van dergelijke automaten in speciaalzaken dan toch toegestaan?

Artikel 1, onderdeel B

De leden van de SP-fractie vragen waarom het voor speciaalzaken toegestaan blijft om op de gevel aan te duiden dat ze tabaksproducten verkopen. Is hier niet ook sprake van een vorm van reclame?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit. Zij willen de Staatssecretaris hierover enkele vragen voorleggen.

Genoemde leden vragen de Staatssecretaris hoeveel speciaalzaken momenteel uitsluitend rookwaren, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen. In hoeverre verwacht de Staatssecretaris anticiperend gedrag van speciaalzaken om onder de eerste uitzondering te kunnen vallen? Tevens vragen deze leden hoeveel speciaalzaken er zijn met een omzet lager dan € 700.000.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke mogelijkheden de houder van een speciaalzaak die onder de tweede uitzondering valt (maximale omzet van € 700.000, waarvan meer dan 75% uit rookwaren), heeft om zijn speciaalzaak over te doen aan familieleden, zonder daarmee de uitzondering op het uitstalverbod te verliezen.

Zij vragen welke regels er precies gaan gelden voor de zichtbaarheid van tabaksdisplays van buiten de winkel. Wat mag er wel en niet zichtbaar zijn vanaf de straat? Hoe worden speciaalzaken vooraf geïnformeerd over het uitstalverbod en over de uitzonderingen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris verwacht dat fysieke verkooppunten op luchthavens overgaan tot het uitsluitend verkopen van rookwaren, rookaccessoires, loten en dagbladen om zo het uitstalverbod te omzeilen. Betekent dit ook dat bij deze verkooppunten van buiten dan geen tabaksdisplays zichtbaar mogen zijn?

Genoemde leden vragen welke gevolgen de Staatssecretaris verwacht van het verbod op tabaksautomaten in de horeca. In hoeverre zal dit leiden tot de (verboden) verkoop van achter de bar?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwacht dat het besluit zorgt voor een beperkte toename van de werkzaamheden van de NVWA. Waar is deze aanname op gebaseerd? Vraagt dit besluit niet juist om een stevige rol van de NVWA, zeker in de eerste jaren? Heeft de NVWA voldoende capaciteit om te handhaven?

Genoemde leden constateren dat de onderdelen van het besluit op verschillende momenten in werking treden, op 1 januari 2020, 1 januari 2021 en 1 januari 2022. Leidt dit niet tot verwarring en een ongelijk speelveld? Zij vragen de Staatssecretaris om deze data van inwerkingtreding en het overgangsrecht nader toe te lichten.

II. Reactie van de Staatssecretaris

De leden van de VVD-fractie vragen of er nog een Tabaks- en Rookwaren regeling (hierna: regeling) komt en of deze wordt voorgehangen bij de Tweede Kamer. Ook vragen deze leden of deze regeling nog via internet wordt geconsulteerd en of deze regeling nog genotificeerd wordt via de Tris-procedure bij de Europese Unie. Daarbij vragen deze leden of ik de vereiste procedurele juridische stappen heb doorlopen.

Met het Tabaks- en Rookwarenbesluit (hierna: besluit), waarin een grondslag is geregeld voor het stellen van voorschriften aan het uitstalverbod, is ook een regeling ontworpen. Deze regeling is op 6 juli 2017, gelijktijdig met het besluit, voorgelegd via internetconsultatie. In tegenstelling tot het besluit is het niet gebruikelijk dat een regeling met technische voorschriften wordt voorgehangen bij Uw Kamer. De regeling wordt nog genotificeerd via de Tris-procedure bij de Europese Commissie. De technische voorschriften van de regeling zijn met oog op de uitvoerbaarheid getoetst via internetconsultatie. Er zijn echter geen reacties geweest over de technische voorschriften met betrekking tot het uitstalverbod. De regeling zoals voorgesteld met de internetconsultatie is dan ook op alle onderdelen intact gebleven. De vereiste procedurele stappen zijn genomen.

Vervolgens hebben de leden van de VVD-fractie vragen over de inwerkingtreding van het besluit. Ook vragen deze leden mij hoe supermarkten binnen minder dan een halfjaar tijd hun ruimte om kunnen bouwen zodat ze op 1 januari 2020 kunnen voldoen aan het besluit. Verder vragen ze waarom er in Nederland niet voor een termijn van drie jaar zoals in het VK is gekozen en hoe ik aankijk tegen het voorstel om een overgangstermijn te hanteren, zodat supermarkten niet in overtreding zijn per 1 januari 2020. Verder vragen ze of ik kan toelichten welke sancties supermarkten kunnen verwachten wanneer het hen niet lukt om het besluit op 1 januari 2020 te realiseren. De leden van de VVD-fractie vragen mij ook of de datum van inwerkingtreding van het besluit voor verkooppunten haalbaar is en of ik kan aangeven welke investeringskosten ik verwacht die verkooppunten zullen moeten maken.

De amvb en de regeling zijn op 6 juli 2017 voor internetconsultatie aangeboden en openbaar gemaakt. In de regeling staat dat verkooppunten tabaks- en aanverwante producten volledig dienen af te dekken, maar dat ze vrij zijn in de keuze voor het middel waarmee ze dat doen. Dit voorschrift is in de internetconsultatie niet ter discussie gesteld. Verschillende grote supermarktketens, zoals de Jumbo en de Dirk hebben de tabaksproducten inmiddels compleet afgedekt. Om de overige supermarktketens langer dan eerder voorzien de gelegenheid te geven de nieuwe regels te implementeren, stel ik voor de inwerkingtreding van het besluit en de regeling te laten ingaan per 1 juli 2020. De NVWA zal de regels handhaven en hier beleidsregels voor opstellen. Bij overtreding is het geldende boeteregime van kracht. Het staat verkooppunten vrij te kiezen welk middel zij willen gebruiken voor het afdekken van tabaksproducten en aanverwante producten. De investeringskosten zijn daarmee ook afhankelijk van het te verkiezen middel.

De leden van de VVD-fractie vragen of ik inzichtelijk kan maken of er bij het ontwerpen van het besluit gekeken is naar de specifieke aspecten van verschillende sectoren in relatie tot een mogelijke uitzonderingspositie op een algemene displayban. Ook vragen deze leden of er overleg is geweest met de verschillende sectoren om uiteen te zetten hoe zij zich zo goed mogelijk kunnen voor bereiden op de invoering van het besluit. Zo nee, waarom dat niet gebeurd is en zo ja, welk advies er per sector is meegegeven.

Leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan uitleggen hoe taxfree winkels het besluit zodanig kunnen toepassen zodat zij niet geraakt worden in de kern van hun bedrijfsvoering.

Verder vragen de leden van de VVD-fractie hoe de verschillende sectoren op de hoogte worden gehouden van de wetswijziging.

Er is gekozen voor een level playing field voor alle verkooppunten. Er is echter wel rekening gehouden met kleine speciaalzaken die meer dan 75% van hun omzet uit tabaksproducten – en aanverwante producten halen. Voor hen is besloten om een eerbiedigingsconstructie op te nemen in het besluit. De uitzondering voor het uitstalverbod is daarmee verruimd.

Taxfree winkels hebben aangegeven dat zij van plan zijn te voldoen aan de uitzondering op het uitstalverbod, maar dat ze tegen het verbod op zelfbediening zijn omdat dit de kern van hun bedrijfsvoering zou raken. Verkooppunten die worden uitgezonderd van het uitstalverbod (waarbij overigens geen sprake mag zijn van een shop in shop-constructie), zijn tevens uitgezonderd van het verbod op zelfbediening. Taxfree winkels zijn, indien ze onder de uitzondering op het uitstalverbod vallen, ook uitgezonderd van het zelfbedieningsverbod.

Er is bij het ontwerpen van het besluit vanwege artikel 5.3 van het WHO Kaderverdrag inzake Tabaksontmoediging geen contact geweest met brancheorganisaties die belang hebben bij de verkoop of het produceren van tabaksproducten en aanverwante producten. Dit houdt in dat er geen overleg is geweest met brancheorganisaties van verkooppunten over de vraag hoe zij zich zo goed mogelijk kunnen voorbereiden op het besluit. De verschillende sectoren zullen uiteindelijk via een brief aan de brancheorganisaties geïnformeerd worden over de wetwijziging en de bijbehorende technische voorschriften.

Leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris uiteen kan zetten wat de omvang van de productie is van de bedrijven die als maatstaf zijn genomen bij de toetsing van de regeldruk en of het besluit proportioneel is voor de kleine familiebedrijven met kleine oplagen in een selectief distributiekanaal.

Voor het inventariseren van de omvang van de speciaalzaken in algemene zin is gebruik gemaakt van de omzetgegevens die brancheorganisatie NSO heeft gepubliceerd op haar website (https://www.tabaksdetailhandel.nl/assortimenten/informatie_over_de_gemakswinkel).

Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen een sigarenspeciaalzaak of een gemakswinkel.

Besloten is om in het besluit een extra uitzondering te maken voor bestaande kleine speciaalzaken met een omzet van maximaal 700.000 euro waarvan tenminste 75% afkomstig is uit de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten. Dit is bovenop de (in het voorstel van 6 juli 2017 opgenomen) geldende uitzondering voor speciaalzaken die enkel tabaksproducten en aanverwante producten, rookaccessoires, dagbladen en loten verkopen. Er is vanuit gegaan dat het uitstalverbod voor deze verkooppunten op dit moment niet proportioneel is en voor de andere verkooppunten, ook de kleine of middelgrote, wel.

De leden van de VVD-fractie vragen of ik erken dat er verschillen zijn in het ontwerpbesluit uit 2017 en het thans voorliggende ontwerpbesluit en of ik kan de Staatssecretaris aangeven welke gevolgen die hebben voor het betrokken bedrijfsleven.

De uitzonderingen op het uitstalverbod zijn in het Ontwerpbesluit van 19 december 2018 verruimd en niet beperkt in vergelijking met het voorstel van 6 juli 2017. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan een reële groep van speciaalzaken met een lage omzet die in grote mate afhankelijk zijn van de verkoop uit tabaksproducten en aanverwante producten. Daarnaast wordt er met het huidige voorstel ook tegemoet gekomen aan het gegeven dat de «echte speciaalzaken» vaak nog meer verkopen dan tabak alleen en dat ze dus met het huidige voorstel kranten en loten mogen blijven verkopen omdat de verkoop daarvan niet op jongeren is gericht. De gevolgen voor het bedrijfsleven, in het bijzonder die van kleine speciaalzaken, worden hiermee beperkt.

De leden van de VVD-fractie vragen welke motivatie andere landen hebben gebruikt om sigaren uit te zonderen van het uitstalverbod en waarom Nederland deze uitzondering niet heeft. Verder vragen deze leden hoe het antwoord op de feitelijke vraag 155 over het Nationaal Preventieakkoord dat «voorkomen moet worden dat sigaren alsnog aantrekkelijk kunnen zijn voor jongeren» zich verhoudt tot het feit dat sigaren door 4% van de Nederlandse bevolking wordt gerookt en door met name oudere consumenten. Ook vragen deze leden of ik het ermee eens ben dat de markt voor sigaren in feite een zeer kleine nichemarkt is die wordt gekenmerkt door een zeer uitgebreid assortiment van verschillende modellen, verpakkingen en smaken.

Alle tabaksproducten en aanverwante producten zijn schadelijk voor de volksgezondheid. Een uitstalverbod is effectief om jongeren, maar ook ex-rokers en andere kwetsbare groepen niet in de verleiding te brengen om deze producten te kopen. Gelet op de beoogde bredere doelgroep van het uitstalverbod is er geen uitzondering gemaakt voor sigaren, cigarillo’s, pijptabak of andere tabaksproducten en aanverwante producten. Bovendien willen we voorkomen dat jongeren deze producten alsnog aantrekkelijk zouden kunnen gaan vinden. Dit sluit bovendien aan op het Amendement Dik-Faber (Kamerstuk 34 470, nr. 8) op de Tabaks- en Rookwarenwet waarin wordt verzocht geen onderscheid te maken tussen de verschillende tabaksproducten en aanverwante producten. Een speciaalzaak die enkel sigaren verkoopt, kan onder de uitzondering van het uitstalverbod vallen zolang deze producten niet zichtbaar zijn van buiten de winkel.

De leden van de VVD-fractie vragen ook of ik kan toelichten welke gevolgen het ontwerpbesluit heeft voor de exploitanten van tabaksautomaten, of ik kan motiveren waarom er geen MKB-toets is uitgevoerd en of ik bereid om alsnog een MKB-toetsing op het verbod op zelfbedieningstabaksautomaten uit te laten voeren. Verder vragen deze leden of de investeringen die de branche heeft gedaan om automaten te voorzien van een systeem voor leeftijdscontrole moeten worden meegenomen bij de bepaling van de overgangstermijn of een mogelijke nadeelcompensatie en zo nee, waarom niet.

Het uitstalverbod en het verbod op zelfbedieningsautomaten zijn getoetst op de regeldruk voor en de impact op bedrijven en ondernemers. Hierbij is ook gekeken naar de kosten die bedrijven en ondernemers zullen maken om de maatregel na te leven. Om de economische gevolgen van het verbod op zelfbedieningsautomaten te ondervangen is met het conceptbesluit in 2017 een redelijke overgangstermijn voorgesteld tot 2022. Dit geeft de branche voldoende ruimte voor aanpassing aan de nieuwe situatie. Zie hiertoe ook de antwoorden op de feitelijke vragen bij het Nationaal Preventie Akkoord (Kamerstuk 32 793, nr. 339).

De leden van de VVD-fractie vragen mij om inzicht te geven in bestaande onderzoeken die gekeken hebben naar het actief stimuleren van rokers met een lage sociaaleconomische status om over te stappen op e-sigaretten, in plaats van een uitstalverbod en reclameverbod voor e-sigaretten.

Ik ben niet bekend met Nederlandse onderzoeken die specifiek het effect hebben onderzocht van het actief stimuleren van rokers met een lage sociaaleconomische status om over te stappen op e-sigaretten, in vergelijking met een uitstalverbod en reclameverbod voor e-sigaretten. Er zijn wel enkele kleinere, Britse studies die erop wijzen dat zichtbaarheid van e-sigaretten in winkels, juist ook in wijken met inwoners met een lage sociaaleconomische status, zou kunnen bijdragen aan het opnieuw normaliseren van roken. Ook zouden sommige rokers met een klein budget de e-sigaret niet zien als een product om te stoppen met roken maar als een betaalbaar substituut op momenten dat zij onvoldoende geld hebben om een tabakssigaret te kopen.

Het beleid is erop gericht om rokers optimaal te ondersteunen bij het stoppen met roken. De e-sigaret is daarvoor niet de eerstekeus-methode. Ik zet in op het toeleiden van alle rokers, ongeacht hun sociaaleconomische status, naar de meest effectieve vorm van stoppen met roken zonder financiële drempels voor eerstelijnszorg programma’s en op het de-normaliseren van tabaksproducten en andere rookwaar in het straatbeeld. Daarin past een uitstalverbod en reclameverbod voor e-sigaretten.

Op grond van de Drank- en Horecawet is het verboden een horecalokaliteit tevens in gebruik te hebben voor het uitoefenen van de kleinhandel. De verkoop van tabaksproducten vanachter een bar in een horecalokaliteit valt onder de definitie van kleinhandel. Dit betekent dat er in de horecalokaliteit geen tabaksproducten verkocht mogen worden vanachter de bar. Indien de horeca-inrichting geen vergunning heeft op grond van de Drank- en Horecawet, blijft de verkoop van tabaksproducten mogelijk. Het gaat dan om gelegenheden waar geen alcoholhoudende dranken worden geschonken.

De leden van de SP-fractie vragen waarom er, in navolging van IJsland, Kroatië, Nieuw-Zeeland, Canada, Thailand en Rusland, niet voor is gekozen om bij alle verkooppunten alle tabaksproducten aan het zicht van de klant te onttrekken en geen uitzonderingen te maken.

Een uitstalverbod zonder uitzonderingen voor alle verkooppunten is overwogen, maar zou speciaalzaken die hoofdzakelijk tabaksproducten en aanverwante producten verkopen, op dit moment naar verhouding te veel treffen in hun bedrijfsvoering.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie waarom er een uitzondering gemaakt dient te worden voor kleine zaken die hun omzet voor 75% of meer uit de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten halen. Deze leden lezen dat de grens van 700.000 euro jaaromzet gebaseerd is op wetgeving (Burgerlijk Wetboek), maar vragen waarop (op welke wetgeving) is het percentage van 75% precies is gebaseerd.

Van alle 1500 tabakspeciaalzaken zijn er in 2019 ongeveer 125 zaken die 75% van hun omzet uit de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten haalt. Zie hiertoe de monitor die brancheorganisatie NSO gepubliceerd heeft: https://www.tabaksdetailhandel.nl/assortimenten/informatie_over_de_gemakswinkel. De NSO gebruikt dit percentage om de tabakspeciaalzaak van de gemakszaak te onderscheiden. Hiermee maakt NSO duidelijk welke groep speciaalzaken in grote mate afhankelijk is van de verkoop van tabaksproducten. Het wordt redelijk geacht om deze bestaande zaken uit te zonderen van het uitstalverbod. De meerderheid (92%) van de speciaalzaken kan overigens getypeerd worden als een gemakszaak met een zeer breed assortiment.

De leden van de SP-fractie vragen wat er gebeurt als uitgezonderde speciaalzaken met een jaaromzet van maximaal 700.000 euro deze jaaromzet overschrijden en of zij dan vervolgens hun rookwaar permanent uit het zicht dienen te onttrekken. Ze vragen of deze ondernemers dit tussentijds moeten doorgeven aan de NVWA.

Verwacht wordt dat een speciaalzaak die onder deze uitzondering valt, eens in de vijf jaar een samenstellingsverklaring kan overleggen over het voorgaande boekjaar. Uit deze verklaring moet blijken dat de omzet over dat boekjaar maximaal 700.000 euro is en het aandeel tabaksproducten en aanverwante producten minimaal 75%. Als blijkt dat in het jaar waarover een verklaring moet worden afgegeven, de maximale omzet is overschreden, dan is de uitzondering niet meer van toepassing en moeten tabaksproducten en aanverwante producten worden afgedekt. Dit hoeft niet te worden doorgegeven aan de NVWA om daarmee de administratieve lasten te beperken, maar kan wel bij controles worden vastgesteld.

De leden van de SP-fractie vragen of ik verwacht dat de nu voorgestelde wijzigingen leiden tot een afname van het aantal verkooppunten van tabak en of tabaksproducten en zo ja hoe groot die afname in verkooppunten naar verwachting zal zijn.

Het uitstalverbod heeft niet als doel het aantal verkooppunten te verminderen. Het is wel denkbaar dat een ondernemer op basis van de regelgeving een afweging maakt en besluit geen tabaksproducten en aanverwante producten meer te verkopen.

De leden van de SP-fractie vragen of het uitstalverbod voor alle webshops geldt via waar inwoners van Nederland (tabaks)producten kunnen bestellen of alleen die webshops die hun oorsprong in Nederland hebben. Ze willen weten hoe dit verbod precies vorm gaat krijgen en of de NVWA ook op dit verbod toeziet. Ook vragen deze leden fractie waarom er niet voor gekozen wordt verkoop via internet te verbieden.

Het uitstalverbod geldt voor alle online verkooppunten waar Nederlandse burgers tabaksproducten en aanverwante producten kunnen kopen. Een buitenlands verkooppunt dient dus rekening te houden met de Nederlandse regelgeving indien deze in Nederland tabaksproducten en aanverwante producten wil verkopen. Overigens worden tabaksproducten in Nederland nauwelijks online gekocht. De NVWA zal dit handhaven. Bij de invoering van de Tabaksproductenrichtlijn is besloten om internetverkoop niet te verbieden Hierbij speelt mee dat via dit kanaal nauwelijks tabaksproducten worden verkocht.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de reactie op de opmerkingen van Schiphol Airport Retail die zij via de commissie hebben ontvangen, dat «het verbod op verkoop via zelfbedieningsautomaten ingrijpende, en mogelijk onbedoelde gevolgen heeft op de verkoop van tabaksproducten in taxfree winkels op luchthavens en dat zonder selfservice er geen efficiënte en bedrijfseconomisch verantwoorde exploitatie van tabaksproducten meer mogelijk in taxfree winkels op luchthavens is».

Een uitzondering op het verbod op verkoop van zelfbedieningsautomaten geldt alleen voor die speciaalzaken die onder de uitzondering van het uitstalverbod vallen. Zie hiertoe de eerdere antwoorden op de vragen van de VVD-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen vervolgens waarom er in de voorgestelde wijzigingen van het Tabaks- en rookwarenbesluit niet voor wordt gekozen om rookruimtes onaantrekkelijker te maken door een algeheel verbod in rookruimtes op faciliteiten zoals speelautomaten en dartboards in te stellen. Zij vragen waarom er alleen voor is gekozen dat er niet meer faciliteiten mogen zijn in de rookruimte dan buiten de rookruimte.

In de praktijk bleken er meer faciliteiten in rookruimtes voor te komen dan erbuiten. Het gaat hier om een verduidelijking van de regels voor de rookruimtes die aansluit op de praktijk en de wijze waarop NVWA daarop toezicht houdt. Overigens ben ik voornemens deze rookruimtes af te schaffen.

De leden van de SP-fractie vragen ook in welke andere landen en Europese lidstaten een vergelijkbare uitzondering voor verkooppunten geldt op het verbod om te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante producten te tonen en in welke andere lidstaten tevens een verbod op de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon geldt.

De volgende landen kennen een uitzondering op het uitstalverbod voor speciaalzaken, waarbij wel geldt dat tabaksproducten niet zichtbaar mogen zijn van buiten de winkel: Finland, Noorwegen en IJsland. Nederland wordt het 14de EU-land waar tabaksautomaten zijn verboden of nooit waren toegestaan. Automaten zijn niet (meer) toegestaan in Bulgarije, Cyprus, Estland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië en Verenigd Koninkrijk.

De leden van de SP-fractie vragen wat de verwachting is van mij met betrekking tot de ontwikkeling van het aantal speciaalzaken na de doorvoering van voorgestelde wijzigingen.

Ik kan niet geheel inschatten hoe de markt voor speciaalzaken zich ontwikkelt; daarom blijf ik het monitoren. Het is denkbaar dat er meer speciaalzaken komen die enkel tabaksproducten en aanverwante producten, rookaccessoires, dagbladen en loten verkopen. Dit assortiment is echter niet bedoeld voor minderjarigen. Het is ook denkbaar dat speciaalzaken hun tabaksproducten en aanverwante producten zullen afdekken omdat ze de voorkeur geven aan het brede assortiment dat een speciaalzaak tot nu toe biedt. Om tot uitdrukking te brengen dat de uitzondering enkel geldt voor de bestaande kleine speciaalzaken is opgenomen dat deze zaken, voor de inwerkingtreding van het uitstalverbod, moeten zijn geregistreerd bij de NVWA en ingeschreven in het handelsregister.

De leden van de SP-fractie vragen verder waarom er niet voor wordt gekozen om tabaksautomaten in het geheel te verbieden en het gebruik van dergelijke automaten in speciaalzaken toch blijft toegestaan.

In speciaalzaken die vallen onder de uitzondering, blijft het toegestaan om zonder tussenkomst van een persoon tabak te pakken en af te rekenen bij een verkoopmedewerker. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien sigaren uitgestald worden in een zogenaamde humidor. Daarom is het bij deze verkooppunten ook toegestaan gebruik te maken van een zelfbedieningsautomaat.

De leden van de SP-fractie vragen waarom het voor speciaalzaken toegestaan blijft om op de gevel aan te duiden dat ze tabaksproducten verkopen en of er daarmee niet ook sprake is van een vorm van reclame.

Reclame heeft verschillende facetten. Gevelreclame is geen onderdeel van het uitstalverbod. In het Nationaal Preventieakkoord is opgenomen dat het reclameverbod per 2021 van toepassing is op speciaalzaken en dat gevelreclame dan wordt verboden. Voor speciaalzaken die onder de uitzondering vallen van het uitstalverbod, is alleen reclame in de winkel toegestaan. Het aanduiden op de gevel wordt meegenomen in de uitwerking van deze uitbreiding van het reclameverbod in een wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen mij hoeveel speciaalzaken momenteel uitsluitend tabaksproducten en aanverwante producten, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen. Ook willen deze leden weten in hoeverre ik anticiperend gedrag verwacht van speciaalzaken om onder de eerste uitzondering te kunnen vallen. Ook willen deze leden weten hoeveel speciaalzaken er zijn met een omzet lager dan € 700.000.

Het is niet bekend hoeveel speciaalzaken er nu uitsluitend tabaksproducten en aanverwante producten, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen. Er zijn naar schatting 150 zaken die tenminste 75% van hun omzet uit de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten halen. De brancheorganisatie heeft op haar website staan dat er in 2019 naar schatting 125 speciaalzaken zijn die meer dan 75% van hun omzet uit tabaksproducten halen1. Het is mij niet bekend hoeveel speciaalzaken een omzet van minder dan 700.000 euro hebben. Zie het antwoord op de vraag met betrekking tot mogelijk anticiperend gedrag van de SP.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen vervolgens welke mogelijkheden de houder van een speciaalzaak die onder de tweede uitzondering valt (maximale omzet van € 700.000, waarvan meer dan 75% uit tabaksproducten en aanverwante producten), heeft om zijn speciaalzaak over te doen aan familieleden, zonder daarmee de uitzondering op het uitstalverbod te verliezen.

De uitzondering op het uitstalverbod vervalt bij overlijden van de eigenaar op wiens naam de zaak bij de NVWA is geregistreerd. Een eigenaar kan zijn zoon of dochter in de zaak laten werken en zelf op een 0-uren contract werkzaam blijven. Hij kan de zaak echter niet op naam van één van zijn kinderen zetten. Dan is er sprake van overdracht en vervalt de uitzondering.

Deze leden vragen ook welke regels er precies gaan gelden voor de zichtbaarheid van tabaksdisplays van buiten de winkel. Zij willen weten wat er wel en niet zichtbaar mag zijn vanaf de straat en hoe de speciaalzaken vooraf geïnformeerd worden over het uitstalverbod en over de uitzonderingen.

Bij speciaalzaken die onder de uitzondering vallen, mogen de tabaksdisplays van buiten de winkel niet zichtbaar zijn. VWS zal de branches informeren zoals te doen gebruikelijk.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of ik verwacht dat fysieke verkooppunten op luchthavens overgaan tot het uitsluitend verkopen van tabaksproducten en aanverwante producten, rookaccessoires, loten en dagbladen om zo het uitstalverbod te omzeilen en of dit betekent dat bij deze verkooppunten van buiten dan geen tabaksdisplays zichtbaar mogen zijn.

Ik kan niet inschatten welke afweging de taxfree verkooppunten op de luchthavens maken. Voor hen geldt dezelfde regelgeving als voor alle verkooppunten van tabaksproducten en aanverwante producten. Indien zij willen vallen onder de uitzondering mogen er geen tabaksdisplays zichtbaar zijn van buiten het verkooppunt.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke gevolgen ik verwacht van het verbod op tabaksautomaten in de horeca en in hoeverre dit zal leiden tot de (verboden) verkoop vanachter de bar. De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten waar mijn aanname dat het besluit zorgt voor een beperkte toename van de werkzaamheden van de NVWA op is gebaseerd en of de NVWA voldoende capaciteit heeft om te handhaven.

De verkoop van tabaksproducten vanachter de bar is in verkooppunten met een DHW vergunning reeds verboden op basis van de Drank- en Horecawet. De branches zullen op gebruikelijke wijze geïnformeerd worden over de wijzigingen. De NVWA heeft de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de regeling getoetst en geen aanvullende opmerkingen geplaatst. Overigens wordt er extra budget beschikbaar gesteld voor het toezicht op de nieuwe maatregelen. Elk jaar bij de jaarplanbespreking zal worden nagegaan welk extra budget nodig is om de nieuwe regels te handhaven.

De hiervoor genoemde leden vragen op de verschillende data van inwerkingtreding (1 januari 2020, 1 januari 2021 en 1 januari 2022) toe te lichten.

Ik ben bereid het besluit voor het uitstalverbod voor supermarkten niet per 1 januari maar per 1 juli 2020 in werking te laten treden. Supermarkten zijn overigens al langer aan het experimenteren met het uit het zicht halen van tabaksproducten en aanverwante producten. Enkele ketens zoals de JUMBO en de DIRK hebben op eigen initiatief tabaksproducten al aan het zicht onttrokken. Het uitstalverbod voor andere verkooppunten dan supermarkten gaat in per 1 januari 2021; één jaar eerder dan met het conceptbesluit van 6 juli 2017 in de internetconsultatie was voorgesteld. Bij deze verkooppunten speelt mee dat het om kleinere verkooppunten dan supermarkten gaat en dat zij daarom langer nodig hebben. Echter, de eerder voorgestelde termijn van 2 jaar is onwenselijk gebleken vanuit het oogpunt van tabaksontmoediging. Zo bleek dat een dergelijke termijn in het Verenigd Koninkrijk afbreuk deed aan het effect van de maatregel. Het verbod op zelfbediening gaat in per 1 januari 2022; voor deze termijn is gekozen omdat hiermee tabaksautomaten zoals die nu worden gebruikt, worden verboden en deze maatregel meer economische consequenties kan hebben dan het uitstalverbod.

Naar boven