34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 144 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 januari 2019

Bij de behandeling van het wetsvoorstel deactivering van de quotumregeling (Handelingen II 2018/19, nr. 40) heeft lid Gijs van Dijk (PvdA) samen met lid Jasper van Dijk (SP) een motie ingediend (Kamerstuk 34 956, nr. 11). In deze motie roepen zij de regering op om per ministerie een doelstelling vast te stellen voor het aantal banen voor mensen met een arbeidsbeperking. In mijn tweede termijn heb ik als reactie aangeven dat ik hier positief tegenover sta, maar wel in overleg wilde met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), omdat zij coördinerend Minister is voor de overheidssector. Doel van dat gesprek was te verkennen hoe aan deze motie praktisch gevolg zou kunnen worden gegeven.

Belangrijke notie in de uitwerking is dat ministeries op verschillende manieren banen realiseren. Sommige banen worden als individuele plaatsing per ministerie gerealiseerd. Andere banen worden, vooruitlopend op de nieuwe mogelijkheden die de beoogde vereenvoudiging van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten zal bieden, in rijksbrede samenwerking gerealiseerd. Deze laatstgenoemde banen kunnen dus niet aan één specifiek ministerie worden toegerekend.

Als ik de motie zo kan interpreteren dat de Minister van BZK jaarlijks verslag doet per Ministerie van de daar gerealiseerde banen en daarnaast ook geaggregeerd verslag doet van banen die in samenwerking zijn gerealiseerd, kan aan de motie praktische handen en voeten worden gegeven. Dit verslag zou onderdeel kunnen zijn van de Jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk, die de Minister van BZK jaarlijks in mei aan de Tweede Kamer stuurt. Met deze interpretatie kan ik de motie «oordeel Kamer» meegeven.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Naar boven