34 543 Regels tot uitvoering van het antidopingbeleid en tot instelling van de Dopingautoriteit (Wet uitvoering antidopingbeleid)

D NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 22 mei 2018

De commissie heeft kennisgenomen van de memorie van antwoord. De leden van de fracties van VVD en CDA hebben naar aanleiding daarvan nog enige nadere vragen.

Internationale context / publiek- en privaatrechtelijke regels

De leden van de VVD-fractie danken de regering voor het antwoord op hun inbreng van 13 maart jl. De leden van de VVD-fractie hebben in genoemde inbreng aangegeven groot belang te hechten aan het uitgangspunt dat bestrijding van doping in belangrijke mate een verantwoordelijkheid is van de sportsector en dat terughoudendheid moet worden betracht ten aanzien van het publiekrechtelijk regelen van het antidopingbeleid. Het antwoord van de regering stelt de leden van deze fractie in die zin echter niet gerust.2 De regering geeft aan zo nodig beleidsregels te kunnen vaststellen voor het uitoefenen van de bevoegdheden van de Dopingautoriteit: bevoegdheden op het gebied van het bestrijden van doping, het uitvoeren van dopingcontroles, het verzamelen en onderzoeken van informatie over dopingovertredingen en het geven van voorlichting. De leden van de VVD-fractie vinden het echter niet wenselijk dat de regering verantwoordelijkheid krijgt voor beleid dat binnen een internationale privaatrechtelijke context tot stand komt.

In de voorliggende publiekrechtelijke regeling staan de rechten en de plichten van sporters en waarborgen op het terrein van privacybescherming. Evenals de Afdeling advisering van de Raad van State vragen de leden van de VVD-fractie zich echter af of het juridische risico met betrekking tot de rechten en plichten van de sporter en de uitwisseling van persoonsgegevens niet is op te lossen binnen het privaatrecht. De Raad van State meldt in zijn advies: «De privaatrechtelijke relatie tussen sportbond enerzijds en (top)sporter anderzijds zou naar het oordeel van de Afdeling door middel van dwingende regels zodanig kunnen worden genormeerd dat wordt gewaarborgd dat een sporter slechts aan de dopingreglementen van een sportbond wordt gebonden als aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Zo zou kunnen worden geregeld dat de dopingreglementen slechts van toepassing zijn indien een sporter, op het moment dat hij besluit aan wedstrijden op het hoogste niveau deel te nemen, na in voldoende mate te zijn geïnformeerd over de rechten en plichten die toepassing van het dopingreglement met zich brengt, nadrukkelijk instemt om zich aan het dopingreglement te onderwerpen. Daarbij zouden ook nadere eisen kunnen worden gesteld aan de wijze van verwerking van persoonsgegevens van de sporter door de sportbond en andere betrokken organisaties.»3

Waarom heeft de regering niet voor een volledig privaatrechtelijke oplossing gekozen? Deze vraag is des te meer relevant omdat de afdeling Advisering van de Raad van State tevens oordeelt dat de voorgenomen hybride (publiekrechtelijke/ privaatrechtelijke) uitwerking van de wettelijke taak van de Dopingautoriteit niet toereikend is. De Afdeling advisering stelt onder andere dat het voorstel ervan uitgaat dat de verplichting van de sporter om medewerking te verlenen aan de activiteiten van de Dopingautoriteit voortkomt uit het (privaatrechtelijke) reglement van de sportbond. Als toestemming geen grond kan vormen voor verwerking van persoonsgegevens, kan de instemming van de sporter met de reglementen van de sportbond evenmin een grondslag zijn voor een verplichting tot afgifte van de persoonsgegevens door de sporter aan de Dopingautoriteit. Het voorstel gaat bovendien voorbij aan de verwerking van persoonsgegevens door het tuchtcollege van de sportbond dat is belast met het onderzoek naar en de tuchtrechtelijke sanctionering van overtredingen van het dopingreglement door de sporters, aldus de Afdeling advisering.4

Uit het voorafgaande concluderen de leden van de VVD-fractie dat de effectiviteit van het voorstel te beperkt is. Deelt de regering deze conclusie? Ziet zij hierin aanleiding om de publiekrechtelijke regeling verder uit te breiden, om aldus de effectiviteit van het antidopingbeleid te vergroten?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. Zij krijgen graag een duidelijkere toelichting op de risico’s en de gevolgen van een beleid waarbij het toedienen van dopinggeduide middelen en het gebruik van deze middelen kan worden tegengegaan. Enerzijds gaat het om de publiekrechtelijke aanpak die Nederland nu middels het voorliggende wetsvoorstel voorstaat, anderzijds betreft het de regels die de sport zichzelf oplegt middels privaatrechtelijke regelingen. Ook internationaal is sprake van een privaatrechtelijke aanpak. Wat is in de ogen van de regering leidend in de aanpak? Is de regering met de leden van deze fractie van mening dat dit kan leiden tot langdurige en voor velen niet transparante juridische procedures?

De Nederlandse overheid is niet gebonden aan de Wereld Anti-Doping Code. In plaats daarvan heeft Nederland de UNESCO Conventie tegen doping in sport geratificeerd. Het is deze leden niet duidelijk of de Nederlandse overheid zich ook had kunnen of kan aansluiten bij de Wereld Anti-Doping Code. Zo ja, waarom heeft de Nederlandse overheid gekozen voor de UNESCO Conventie en niet voor de genoemde code? De Wereld Anti-Doping Code borgt een internationale privaatrechtelijke aanpak van doping. Veel sportbonden en -organisaties kunnen hiermee uit de voeten. Dit geldt ook voor andere overheden. Welke landen in Europa vinden deze privaatrechtelijke aanpak voldoende? Welke landen kiezen daarnaast voor een publiekrechtelijke aanpak van de dopingbestrijding in de sport?

Betoogd wordt dat alle sporters die in Nederland in competitieverband actief zijn, gecontroleerd kunnen worden. De Dopingautoriteit valt onder het bestuursrecht. Deelt de regering de opvatting dat sporters, bij verschil van mening, ook naar het Hof van Arbitrage voor Sport (Court of Arbitration for Sport) in Lausanne kunnen gaan, indien ze het niet eens zijn met de uitspraak van een nationale rechter? Hoe oordeelt de regering over de positie van het CAS?

Taken Dopingautoriteit

Op de vraag van de leden van de CDA-fractie of de Dopingautoriteit ook andere vormen van competitievervalsing aanpakt, antwoordt de regering ontkennend. Waarom? Het gaat primair toch om het tegengaan van competitievervalsing in de sport? Middelen die in de sport verboden zijn, zijn soms maatschappelijk geaccepteerd of worden soms zelfs voorgeschreven. Wat is het oordeel van de regering over zogenaamde genetische doping en wie is verantwoordelijk voor de aanpak en de bestrijding ervan?

Voorlichting wordt gezien als een wettelijke taak van de Dopingautoriteit. De leden van de CDA-fractie achten dit primair een taak van de sportbonden en -organisaties. Dit wordt vrijwel altijd, in combinatie met actieve dopingbestrijding, door de internationale sportbonden aan hun leden opgelegd. Waarom wordt op dit aspect niet ingegaan? Uit de memorie van antwoord wordt duidelijk dat op sportscholen en fitnesscentra wel voorlichting over de risico’s van dopinggebruik wordt gegeven door de Dopingautoriteit, maar dat er niet wordt gecontroleerd. Op grond van andere relevante wetgeving zou er echter wel gecontroleerd kunnen worden, concluderen de leden van de CDA-fractie op grond van de memorie van antwoord. Als aansluiting van sportscholen en fitnesscentra bij NOC*NSF een voorwaarde is, waarom wordt dit dan niet bepleit?

Gesuggereerd wordt dat veel breedtesport-activiteiten niet onder verantwoordelijkheid van de georganiseerde sport vallen. Dit is slechts zeer ten dele het geval. Grote recreatieve atletiek-, schaats- of fietsevenementen worden vrijwel altijd onder supervisie van een bij NOC*NSF aangesloten bond georganiseerd. Deelt de regering deze opvatting?

Onduidelijk is wat op termijn de financiële gevolgen kunnen zijn van de activiteiten van de nieuwe zbo Dopingautoriteit. Voor welk deel van de kosten is de georganiseerde sport aanspreekbaar? Voor welk deel van de kosten kunnen andere private partijen worden aangesproken en wie bepaalt de hoogte van de tarieven van de verschillende activiteiten, variërend van voorlichtingscampagnes tot dopingcontroles en de analyse van de monsters?

Ten slotte krijgen de leden van de CDA-fractie graag een indicatie van het (mogelijke) dopinggebruik in Nederland, zowel binnen als buiten de georganiseerde sport, alsmede in sportscholen en fitnesscentra.

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 21 juni 2018.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Martens

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Ganzevoort (GL), De Grave (VVD), Martens (CDA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD) (vice-voorzitter), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Bredenoord (D66), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Schnabel (D66), Wezel (SP), Klip-Martin (VVD) Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2017/18, 34 543, C, p. 1–2.

X Noot
3

Kamerstukken I 2015/16, 34 543, nr. 4, p. 11.

X Noot
4

Kamerstukken I 2015/16, 34 543, nr. 4, p. 9–10.

Naar boven