35 099 (R2114) Voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen)

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN RIJKSWET

4 juli 2019

Wij, Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 12a van het Statuut voor het Koninkrijk voorzieningen dienen te worden getroffen voor de behandeling van bij rijkswet aangewezen geschillen tussen het Koninkrijk en de landen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepaling

Artikel 1 Ontstaan van een geschil

  • 1. Indien tijdens een voortgezet overleg als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk naar aanleiding van een voorgenomen beslissing een geschil tussen het Koninkrijk en een of meer landen rijst ter zake van de interpretatie van het bepaalde bij of krachtens het Statuut en het bezwaar tegen de voorgenomen beslissing niet in het voortgezet overleg wordt weggenomen, wordt op verzoek van de Gevolmachtigde Minister van Aruba, Curaçao of Sint Maarten over dit geschil de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, tenzij sprake is van een geschil over:

    • a. een beslissing of voorgenomen beslissing waarvoor bij rijkswet of algemene maatregel van rijksbestuur in een bijzondere procedure voor de beslechting van geschillen is voorzien;

    • b. een voorstel van rijkswet of een ontwerp van algemene maatregel van rijksbestuur; of

    • c. een beslissing of voorgenomen beslissing die op grond van een bijzondere regeling aan de Raad van State van het Koninkrijk of aan de Afdeling Koninkrijksgeschillen daarvan wordt voorgelegd.

  • 2. Indien een zwaarwegend belang van het Koninkrijk onverwijlde besluitvorming vergt, kan de voorzitter van de raad van ministers van het Koninkrijk besluiten het verzoek af te wijzen. Indien de Gevolmachtigde Minister die het verzoek heeft gedaan binnen twee maanden na de inwerkingtreding van de beslissing waarop het geschil betrekking heeft daartoe verzoekt, wordt de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk alsnog over het geschil gehoord. De artikelen 2 tot en met 7 zijn van toepassing.

§ 2. Het verzoek om een oordeel van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk

Artikel 2 Aanhangig maken

  • 1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt een verzoek om een oordeel over het geschil aan de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk binnen twee weken na de dag waarop de Gevolmachtigde Minister in het voortgezet overleg heeft verklaard dat zijn bezwaar is blijven bestaan.

  • 2. Bij het verzoek voegt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in ieder geval:

    • a. de stukken betreffende de voorgenomen beslissing waarover het geschil is ontstaan;

    • b. een schriftelijke en ondertekende weergave van zijn visie op het geschil, en;

    • c. en schriftelijke verklaring, ondertekend door Onze Minister-President van het betrokken land, waarin het bezwaar tegen de voorgenomen beslissing wordt gemotiveerd.

  • 3. Onze Minister-President van het betrokken land en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van het Koninkrijk kunnen binnen twee weken na verzending van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, hun verklaringen, bedoeld in het tweede lid, onder b en c, aanvullen. Zij verstrekken gelijktijdig met de verzending aan de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk elkaar daarvan een afschrift.

§ 3. Horen van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk

Artikel 3 Het oordeel

Op het oordeel van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk is hetgeen over de voorlichting, bedoeld in artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State in die wet is bepaald van overeenkomstige toepassing, voor zover deze rijkswet niet anders bepaalt.

Artikel 4 Inlichtingenplicht

De raad van ministers van het Koninkrijk, de Gouverneur als koninkrijksorgaan, de landsorganen en de onder hen ressorterende diensten en ambtenaren verstrekken de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk alle inlichtingen die deze naar zijn oordeel nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak.

Artikel 5 Procesgang

  • 1. De Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk stelt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de gelegenheid om binnen twee weken nadat de Afdeling het verzoek heeft ontvangen of, indien van toepassing, binnen twee weken nadat Onze Minister-President van het betrokken land op grond van artikel 2, derde lid, zijn bezwaren heeft aangevuld, zijn reactie op de bezwaren van het betrokken land schriftelijk kenbaar te maken.

  • 2. De Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk stelt Onze Minister-President van het betrokken land in de gelegenheid om binnen twee weken nadat de Afdeling het verzoek heeft ontvangen of, indien van toepassing, binnen twee weken nadat Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 2, derde lid, zijn visie op het geschil heeft aangevuld, zijn reactie daarop schriftelijk kenbaar te maken.

  • 3. Partijen verstrekken gelijktijdig met de verzending aan de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk elkaar een afschrift van de in het eerste en tweede lid bedoelde reactie.

  • 4. De Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk stelt partijen in de gelegenheid hun standpunt mondeling toe lichten.

Artikel 6 Voeging

  • 1. De Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk kan tot twee weken na ontvangst van het verzoek, een ander land dat belang heeft bij het geschil ambtshalve, op verzoek van een partij of op eigen verzoek in de gelegenheid stellen als partij aan het geschil deel te nemen.

  • 2. Het land brengt binnen twee weken nadat het als partij is toegelaten in het geschil een schriftelijke verklaring met zijn opvattingen over het geschil en die is ondertekend door Onze Minister-President van dat land ter kennis van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk en de andere partijen in het geschil.

Artikel 7 Eenmaal horen van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk

De Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet meer dan eenmaal gehoord over het geschil.

Artikel 8 De beslissing over het geschil

De raad van ministers van het Koninkrijk beslist over het geschil. De raad volgt het oordeel van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk, tenzij:

  • a. de aard en het gewicht van een door de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk geconstateerd bezwaar niet opweegt tegen een zwaarwegend belang, of

  • b. relevante feiten en omstandigheden die zich na het verzoek om een oordeel hebben voorgedaan, nopen tot een van het oordeel van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk afwijkende beslissing.

§ 4. Openbaarmaking

Artikel 9

  • 1. Onze Minister die het rechtstreeks aangaat draagt zorg voor de gelijktijdige openbaarmaking in de Staatscourant van de beslissing van de raad van ministers van het Koninkrijk over de uitkomst van het voortgezet overleg alsmede van het oordeel van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk.

  • 2. Indien de beslissing van de raad van ministers van het Koninkrijk afwijkt van het oordeel van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk, worden de redenen voor de afwijking openbaar gemaakt.

  • 3. Indien artikel 26, vierde lid, van de Wet op de Raad van State ten aanzien van het oordeel wordt toegepast, vindt het eerste lid geen toepassing.

§ 5. Wijziging Wet op de Raad van State

Artikel 10

De Wet op de Raad van State wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 14, eerste lid, wordt «Afdeling advisering of de Afdeling bestuursrechtspraak» vervangen door «Afdeling advisering, de Afdeling bestuursrechtspraak of de Afdeling Koninkrijksgeschillen».

B

Na Hoofdstuk III wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIIA. DE AFDELING KONINKRIJKSGESCHILLEN

Artikel 45a
  • 1. De Raad kent een Afdeling Koninkrijksgeschillen.

  • 2. De Afdeling Koninkrijksgeschillen bestaat uit:

    • a. de leden van de Afdeling advisering;

    • b. de ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk bij koninklijk besluit benoemde leden van de Raad van State van het Koninkrijk; en

    • c. drie staatsraden in buitengewone dienst, benoemd op voorstel van de regering van onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

  • 3. In afwijking van artikel 10, derde lid, zijn de artikelen 2, derde tot en met vijfde lid, en 8, derde lid, derde tot en met vijfde volzin, niet van overeenkomstige toepassing op de staatsraden in buitengewone dienst, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

  • 4. De vice-president is voorzitter van de Afdeling Koninkrijksgeschillen. De artikelen 7 en 27c zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45b

De Afdeling Koninkrijksgeschillen is belast met de behandeling van geschillen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Rijkswet Koninkrijksgeschillen overeenkomstig het bepaalde in die rijkswet.

C

In artikel 58, eerste lid, wordt «of een kamer van die Afdeling bestuursrechtspraak» vervangen door «, een kamer van die Afdeling bestuursrechtspraak of de Afdeling Koninkrijksgeschillen».

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 11 Evaluatiebepaling

  • 1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze rijkswet aan de vertegenwoordigende lichamen van de landen van het Koninkrijk een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze rijkswet in de praktijk.

  • 2. De evaluatie omvat in ieder geval een onderzoek naar de:

    • a. frequentie van de gevolgde geschilprocedures;

    • b. frequentie van de afgewezen verzoeken om een geschilprocedure te starten en de redenen die hieraan ten grondslag hebben gelegen;

    • c. aard van de aan de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk voorgelegde geschillen;

    • d. uitkomst van de gevolgde geschilprocedures, waaronder in het bijzonder de mate waarin gebruik gemaakt is van de in artikel 8 gegeven mogelijkheid om af te wijken van het oordeel van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk, en

    • e. vraag in hoeverre de redenen voor afwijking zozeer zwaarwegend waren dat deze afwijking gerechtvaardigd was en gekozen is voor een beslissing die de belangen van het in het geschil betrokken land of landen zo min mogelijk geschaad heeft.

Artikel 12

Indien het bij geleidende brief van 5 juli 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (Kamerstukken 33 328) tot wet is of wordt verheven en artikel 9.2 van die wet in werking treedt, wordt deze rijkswet als volgt gewijzigd:

1. In artikel 3 wordt «artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State» vervangen door «artikel 21a van de Wet op de Raad van State».

2. Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

Onze Minister die het rechtstreeks aangaat draagt zorg voor de openbaarmaking in de Staatscourant van de beslissing van de raad van ministers van het Koninkrijk over de uitkomst van het voortgezet overleg en, voor zover de beslissing van de raad afwijkt van het oordeel van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk, de openbaarmaking van de redenen voor die afwijking.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 14 Citeertitel

Deze rijkswet wordt aangehaald als: Rijkswet Koninkrijksgeschillen.

Lasten en bevelen dat deze rijkswet in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven