35 006 Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT/LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT1

Vastgesteld 26 maart 2019

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met enige verbazing kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Zij hebben hierover een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter aanvulling van de wet. Zij hebben hierover een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Gezien hetgeen daarover in de Tweede Kamer reeds met de regering gewisseld is, hebben zij slechts een aantal vragen over de achtergrond van het voorstel.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wetswijziging die de bevoegdheid tot het opleggen van bestuurlijke herstelsancties toevoegt en hebben hierover de volgende vragen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wetswijziging, maar hebben een aantal punten van zorg.

De leden van de fractie van de SGP hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Zij hebben hierover een vraag.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben uit verschillende meldingen, onder meer van de zijde van de handhaving door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), geconstateerd dat er geen reden is extra zwaar handhavend op te treden in deze sector. Dit alleen al gezien het uiterst beperkte aantal overtredingen in afgelopen jaren. Deze leden hebben eveneens geconstateerd dat er van begeleiding van het beëindigen van de bedrijfsvoering tot nog toe weinig terecht is gekomen. Klaarblijkelijk werkt de Regeling tegemoetkoming sloop en ombouw2 onvoldoende, net zomin het overig flankerend beleid. Dit is voor de leden van de VVD-fractie aanleiding tot de volgende vragen.

Wil de regering uitleggen wat de beweegreden is om dit wetsvoorstel nu nog in procedure te brengen? Deze leden hebben geconstateerd dat de handhaving tot nog toe uitermate streng is uitgevoerd en nauwelijks overtredingen aan het licht heeft gebracht. Waarom moet er dan nu nog, nu de afbraak van de sector al behoorlijk heeft toegeslagen, alsnog een bestuursrechtelijk spoor worden geopend?

Wil de regering uitleggen waarom er zo buitensporig zwaar handhavend is opgetreden door de NVWA? Was er sprake van enige aanleiding? Zo ja, welke?

Wil de regering duidelijk maken op welke wijze het flankerend beleid voor deze sector is ingezet? Kan er ook worden uitgelegd waarom er tot nog toe zo weinig gebruik is gemaakt van de Regeling tegemoetkoming sloop en ombouw? Wil de regering de toegang tot deze regeling vereenvoudigen? Hoe loopt de rest van het flankerend beleid?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de CDA

De leden van de CDA-fractie hebben bij de behandeling van de Wet verbod pelsdierhouderij vraagtekens geplaatst bij nut en noodzaak van de wet, mede gelet op het feit dat Nederland hiermee een nationale kop op Europese wet- en regelgeving heeft gezet.

De leden van de fractie vragen een toelichting op de ontwikkelingen in de sector sinds het van kracht worden van de betreffende wet. Wat is er in Nederland binnen de pelsdierhouderij gebeurd en hoe zijn de ontwikkelingen in andere EU-lidstaten, in het bijzonder in de buurlanden België en Duitsland? Deelt de regering de opvatting van deze leden dat binnen de EU sprake is van rechtsongelijkheid als een vergelijking wordt getrokken tussen de positie van de Nederlandse en andere pelsdierhouders in de EU? In hoeverre is sedert het van kracht worden van de wet sprake van verplaatsing van pelsdierhouderijen van Nederland naar andere lidstaten? Op basis van welke overwegingen is de regering tot de voorgenomen wetswijziging gekomen? Ook zijn deze leden benieuwd in hoeverre de sector bij het voornemen betrokken is of betrokken is geweest.

Tijdens de plenaire behandeling van de wet op 13 februari 2019 in de Tweede Kamer hebben de leden Geurts en Lodders een motie3 ingediend waarin wordt uitgesproken dat pelsdierhouders en hun gezinnen in sociale en economische problemen zijn geraakt door de praktische uitwerking van de Wet verbod pelsdierhouderij. De motie vraagt om aanpassing van het besluit om tussentijdse problemen op te kunnen lossen en ook om voor 1 januari 2021 met een tussentijdse evaluatie te komen, waarbij met name zal worden gekeken naar het flankerend beleid verband houdend met het verbod. Deze leden zijn benieuwd wanneer en hoe de motie wordt uitgevoerd.

De Minister van LNV gaf in het betreffende plenaire debat aan de motie over te willen nemen en de motie werd dan ook door een meerderheid gesteund. Deze leden vragen, mede gelet op de opstelling van de Minister, om reeds nu inhoudelijk in te gaan op de overweging die aan het dictum van de motie voorafgaat en waarin wordt gesteld dat pelsdierhouders en hun gezinnen door het verbod in sociale en economische problemen zijn geraakt. Wat is op dit moment de omvang van zowel de sociale als economische problematiek, wat zijn inmiddels gesignaleerde gevolgen en wat denkt de regering hieraan te doen? Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie hoe kan worden voorkomen dat de voorgenomen wetswijziging deze specifieke sociale en economische problematiek niet nog eens extra vergroot.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

Ontwikkeling pelsdierhouderij-branche

De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over de ontwikkeling van de pelsdierhouderij-branche in recente jaren. Nertsenhouders, zo stelt de memorie van toelichting, mogen «gedurende de overgangstermijn [2013–2024] niet meer nertsen houden dan het aantal waarvoor de nertsenhouder een omgevingsvergunning heeft, en niet meer dan het aantal huisvestingsplaatsen waarover zij beschikten op het moment van inwerkingtreding van de wet. Dit betekent dat het per 15 januari 2013 verboden is om nieuwe bedrijven te starten of om bestaande bedrijven uit te breiden.»4 Hieronder staat een grafiek die samengesteld is op basis van de meest recente CBS-data.5 Deze laat zien dat vanaf de inwerkingtreding van de «Wet verbod pelsdierhouderij» in januari 2013, het gemiddeld aantal «edelpelsdieren» (de CBS-aanduiding) per bedrijf eerst daalt (2014), dan weer stijgt (2016) en na een daling in 2016 opnieuw stijgt in 2017 en 2018. Hoe verklaart de regering de genoemde stijgingen? In welke mate komen deze stijgingen overeen met de door de NVWA en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) geconstateerde overtredingen van de wet waar de memorie gewag van maakt?6

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in de memorie van toelichting wordt aangegeven dat in sommige gevallen zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden opgetreden.7 Bij welke type overtredingen of bij welke omvang van overtreding ligt het voor de hand dat beide soorten sancties worden opgelegd?

Is de wetswijziging mede ingegeven door een gepercipieerd hoger risico op overtredingen? Of zijn hiervoor geen signalen ontvangen? De redenering lijkt nu vooral een wetstechnische te zijn. De leden van de GroenLinks-fractie vragen dit mede in het licht van de twintig aselecte inspecties die zijn gehouden in 2017 en een mogelijk vergelijkbaar aantal inspecties in 2018, waarbij een enkele overtreding is geconstateerd, na 20 (niet vervolgde) overtredingen in 2016.

Wat betekent deze wetswijziging voor de rol en de werkwijze van de NVWA? Idem voor de RVO? Zijn er signalen van deze organisaties gekomen dat de huidige sanctionering via het strafrecht niet effectief of niet proportioneel is?

Het verbod is in 2013 ingegaan, maar met een ruime overgangstermijn tot 2024. Hoe is de huidige stand van zaken wat betreft de afbouw van de pelsdierhouderij? Welke bijdrage kan deze wetswijziging daaraan leveren, naast de financiële middelen die worden ingezet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

Het verbod op pelsdierhouderij is op 15 januari 2013 in werking getreden. Sindsdien is het bij wet verboden om pelsdieren te houden of te doden voor de productie van bont. Nieuwe pelsdierhouderijen mogen niet meer worden opgericht en bestaande pelsdierhouderijen niet uitgebreid. Handhaving van de wet gebeurde tot nu toe via het strafrecht, maar kan door deze wetswijziging ook bestuursrechtelijk plaatsvinden. Dat betekent dat na de wetswijziging de pelsdierhouder door middel van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom kan worden gedwongen het aantal pelsdieren terug te brengen naar het maximale toegestane aantal.

Ten eerste vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie ieder dier dat wordt vergast er een te veel en kijken zij reikhalzend uit naar 2024 wanneer het totaalverbod op het fokken van nertsen van kracht zal zijn. Zij achten het fokken en doden van nertsen voor hun vacht onethisch en wreed.

Ten tweede maken de leden zich zorgen over de handhaving van de wet. Zij wijzen erop dat uit controles door de NVWA in 2016 bleek dat er in dat jaar bij 20 nertsenfokkerijen meer nertsen werden gehouden dan toegestaan.8 Het OM ging toen niet tot vervolging over. Klaarblijkelijk kunnen pelsdierhouders die de wet overtreden ongestraft hun gang gaan. Dat er nu niet slechts strafrechtelijk, maar ook bestuursrechtelijk ingegrepen kan worden achten de leden positief, maar zij vragen zich af of de NVWA wel voldoende capaciteit heeft voor de handhaving van de wet. Kan de regering aangeven hoeveel capaciteit er jaarlijks bij de NVWA beschikbaar is voor de controle van pelsdierhouderijen? Waarop baseert de regering dat deze capaciteit voldoende is om de wet te handhaven? Kan de regering aangeven dat de 20 nertsenfokkerijen die de fout ingingen inmiddels hun zaken op orde hebben?

Ten derde zijn de leden van de PvdD-fractie van mening dat de pelsdierhouderij tijd genoeg heeft gehad om zich voor te bereiden op 2024. Zij steunen de door de leden Geurts en Lodders9 voorgestelde wijziging van de subsidie voor sloop- en opbouwkosten voor pelsdierhouderijen derhalve niet.

Ten vierde: Ondanks het verbod op de pelsdierhouderij geldt er in Nederland geen import- en handelsverbod voor bont. Is de regering met deze leden van mening dat een import- en handelsverbod eveneens wenselijk is? Is de regering bereid zich hiervoor in te zetten? Tot slot vragen deze leden de regering wanneer zij zich in gaat zetten voor een algeheel Europees verbod op pelsdierhouderij.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP

De leden van de SGP-fractie constateren dat de afgelopen jaren nauwelijks sprake is geweest van overtredingen en betwijfelen nut en noodzaak van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden constateren tegelijkertijd dat veel ondernemers en hun gezinnen in de knel zitten, omdat prijzen laag zijn en het faciliterende beleid van het Rijk beperkt is. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is een motie10 aangenomen die vraagt om tussentijdse maatregelen. Hoe en wanneer gaat de regering deze motie uitvoeren?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 19 april 2019.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Gerkens

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS) Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU),Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Kok (PVV) (vice-voorzitter), Gerkens (SP) (voorzitter), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA), Reuten (SP), Pijlman (D66), Van Rij (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Overbeek (SP), De Bruijn-Wezeman (VVD), Van der Sluijs (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA), Aardema (PVV), Binnema (GL), Gout-van Sinderen (D66)

X Noot
2

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 februari 2018, nr. WJZ /16056394, houdende regels met betrekking tot subsidiëring van de kosten van sloop en ombouw nertsenhouderijen, Staatscourant 2018, 9184, 14 februari 2018.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2018–2019, 35 006 nr. 6, Motie van de leden Geurts en Lodders over aanpassing van het Besluit subsidiering sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij.

X Noot
4

Kamerstukken II, 35 006, nr.3, blz. 1–2.

X Noot
5

https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?ts=1552832060683 [→onderwerp → hokdieren → edelpelsdieren].

X Noot
6

Kamerstukken II, 35 006, nr.3, blz. 2.

X Noot
7

Kamerstukken I, 2018–2019, 35 006 nr. 3, blz. 3.

X Noot
8

Beantwoording vragen nertsenhouderij Putten, 15 september 2017, blz. 2. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/09/15/beantwoording-kamervragen-nertsenhouderij-putten

X Noot
9

Kamerstukken II, 2018–2019, 35 006 nr. 6, Motie van de leden Geurts en Lodders over aanpassing van het Besluit subsidiering sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij.

X Noot
10

Kamerstukken II, 2018–2019, 35 006 nr. 6, Motie van de leden Geurts en Lodders over aanpassing van het Besluit subsidiering sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij.

Naar boven