34 880 Evaluatie Jeugdwet

E VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 maart 2019

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft kennisgenomen van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 november 2018 over de evaluatie van de Jeugdwet in reactie op de brief van de commissie van 23 oktober 2018.2 Naar aanleiding hiervan zijn op 1 februari 2019 nog enige aanvullende vragen gesteld.

De Minister heeft op 13 maart 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 1 februari 2019

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft kennisgenomen van uw brief van 28 november 2018 over de evaluatie van de Jeugdwet in reactie op de brief van de commissie van 23 oktober 2018.3 De leden van de PvdA-fractie hebben naar aanleiding hiervan nog enige aanvullende vragen, waarbij de leden van de SP-fractie zich aansluiten.

De leden van beide fracties danken de regering voor de uitgebreide antwoorden op vragen over de Eerste Evaluatie van de Jeugdwet4 en het programma Zorg voor de Jeugd, inclusief de vierde jaarrapportage van de Transitie Autoriteit Jeugd5. Op basis van de gegeven antwoorden kregen de leden van deze fractie de indruk dat de regering met het instellen van het programma Zorg voor de Jeugd, het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) en de stuurgroep Zorg voor de Jeugd vond dat er voldoende gedaan is om de voortgang te realiseren om tot een passend en sluitend aanbod voor de jeugd te komen en de acties en resultaten van het programma Zorg voor de jeugd te monitoren. In een meer recente brief aan de Eerste Kamer met de eerste voortgangsrapportage van het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd6 wordt echter aangekondigd dat er een Jeugdautoriteit ingesteld wordt om de continuïteit van essentiële jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te borgen. De leden van deze fracties onderschrijven het belang dat de regering hecht om snel te kunnen handelen als de zorgcontinuïteit in het gevaar is. Het instellen van deze autoriteit roept bij deze leden echter een aantal vragen op.

Wat is de formele positie van de Jeugdautoriteit? Is deze vergelijkbaar met de rol en verantwoordelijkheden van bij wet ingestelde autoriteiten als de Autoriteit Consument en Markt, de Nederlandse zorgautoriteit en de Autoriteit persoonsgegevens? Zo ja, in welk wet is de rol en positie van deze autoriteit verankerd? Zo nee, waarom is gekozen voor de term «autoriteit» en hoe denkt de regering verwarring met de positie en rollen van andere autoriteiten die een wettelijke basis hebben, te voorkomen?

De Jeugdautoriteit gaat de continuïteit van essentiële jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering borgen door te bemiddelen rond de inkoop van jeugdhulp, gemeenten aan te spreken rond continuïteitsvraagstukken en zo nodig bestuurlijke maatregelen voor te bereiden. De regering geeft op haar website aan dat de Jeugdautoriteit per 1 januari 2019 is ingesteld en dat deze bemiddelt wanneer ondersteuning vanuit het ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd onvoldoende helpt.7 De leden van de PvdA- en SP-fracties verzoeken de regering te verhelderen wat de reikwijdte van de opdracht van de Jeugdautoriteit is (wat wordt verstaan onder essentiële jeugdzorg), wie besluit over het inroepen van de Jeugdautoriteit, aan wie deze Autoriteit rapporteert en wat de formele bevoegdheden van de Jeugdautoriteit zijn. Verder vragen deze leden de regering om te verhelderen welke juridische mogelijkheden de betrokken partijen hebben als zij zich niet kunnen vinden in het oordeel van de Jeugdautoriteit.

De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag bij voorkeur voor 8 maart 2019.

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J.T. Martens

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 maart 2019

Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming heb ik uw Kamer bij brief van 28 november 2018 uw vragen beantwoord van 23 oktober 2018 over de evaluatie van de Jeugdwet. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de PvdA-fractie nog enige aanvullende vragen waarbij de leden van de SP-fractie zich aansluiten. Met deze brief ga ik mede namens de Minister voor Rechtsbescherming in op de gestelde vragen.

In de brief van 6 december 2018 aan de Eerste Kamer met de eerste voortgangsrapportage van het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd wordt aangekondigd dat er een Jeugdautoriteit ingesteld wordt om de continuïteit van essentiële jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te borgen. De leden van beide fracties onderschrijven het belang dat de regering hecht om snel te kunnen handelen als de zorgcontinuïteit in het gevaar is. Het instellen van deze autoriteit roept bij deze leden een aantal vragen op. Wat is de formele positie van de Jeugdautoriteit? Is deze vergelijkbaar met de rol en verantwoordelijkheden van bij wet ingestelde autoriteiten als de Autoriteit Consument en Markt, de Nederlandse zorgautoriteit en de Autoriteit persoonsgegevens? Zo ja, in welk wet is de rol en positie van deze autoriteit verankerd? Zo nee, waarom is gekozen voor de term «autoriteit» en hoe denkt de regering verwarring met de positie en rollen van andere autoriteiten die een wettelijke basis hebben, te voorkomen?

Verder verzoeken de leden van beide fracties de regering te verhelderen wat de reikwijdte van de opdracht van de Jeugdautoriteit is (wat wordt verstaan onder essentiële jeugdzorg), wie besluit over het inroepen van de Jeugdautoriteit, aan wie deze Autoriteit rapporteert en wat de formele bevoegdheden van de Jeugdautoriteit zijn. Verder vragen deze leden de regering om te verhelderen welke juridische mogelijkheden de betrokken partijen hebben als zij zich niet kunnen vinden in het oordeel van de Jeugdautoriteit.

De Jeugdautoriteit heeft als taak de continuïteit van essentiële jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te borgen door te bemiddelen rond de inkoop van jeugdhulp, gemeenten aan te spreken rond continuïteits-vraagstukken en zo nodig bestuurlijke maatregelen voor te bereiden. De Jeugdautoriteit heeft ook een signalering- en monitoring functie ten aanzien van financiële ontwikkelingen rond het zorglandschap jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Gekozen is voor de term «autoriteit» om te onderstrepen dat het een orgaan is dat op basis van deskundigheid en gezag haar taken verricht.

De positie, taken en bevoegdheden van de Jeugdautoriteit worden de komende periode doorontwikkeld, mede op basis van de evaluatie van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) die dit jaar wordt afgerond en waarover de Tweede Kamer eerder is geïnformeerd8. Op dit moment is gekozen om de Jeugdautoriteit dichtbij VWS te positioneren, namelijk als organisatie-onderdeel van het Ministerie van VWS9. De Jeugdautoriteit valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van VWS, maar rapporteert eveneens aan de Minister voor Rechtsbescherming.

Of de Jeugdautoriteit een wettelijke taak krijgt, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit, de Inspectie voor de Gezondheidszorg of andere toezichthoudende instanties in andere sectoren, is onderdeel van het doorontwikkelingsvraagstuk. Daarbij is ook aandacht nodig voor de vraag welke functies in het jeugdstelsel essentieel zijn en mogelijk onder de reikwijdte van de Jeugdautoriteit zouden kunnen vallen. Zoals de Transitie Autoriteit aangeeft in haar eindverslag van december 2018 is er op dit moment nog geen duidelijke lijst van dergelijke functies.10

De Jeugdautoriteit adviseert en bemiddelt, maar neemt geen besluiten met (publiekrechtelijk) rechtsgevolg en geeft geen (subsidie) beschikkingen af. Een partij die zich tot de Jeugdautoriteit heeft gewend kan een advies dus altijd naast zich neerleggen. Besluiten ten aanzien van het nemen van bestuurlijke maatregelen worden niet door de Jeugdautoriteit genomen, maar door de Minister van VWS of de Minister voor Rechtsbescherming.

De Jeugdautoriteit komt in beeld als ondersteuning door het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (het OZJ) onvoldoende soelaas biedt. Het OZJ kan dan escaleren naar de Jeugdautoriteit. Indachtig de uitgangspunten van het decentrale stelsel, komt de Jeugdautoriteit dus pas in beeld als de gemeenten en zorgaanbieders – ondanks ondersteuning van het OZJ – onderling geen oplossing hebben kunnen vinden voor knelpunten die worden ervaren.

Ook kunnen de Minister van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming de Jeugdautoriteit inroepen om onderzoek uit te voeren naar vraagstukken rond het zorglandschap van het jeugdstelsel (bijvoorbeeld naar ontwikkelingen in vastgoed op de financiële positie van jeugdhulpaanbieders en effecten van aanbestedingen op het zorglandschap jeugdhulp), maar ook als de continuïteit van essentiële jeugdhulp in het geding is.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Ganzevoort (GL), Martens (CDA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD) (vice-voorzitter), Gerkens (SP), Atsma (CDA), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Bredenoord (D66), Schnabel (D66), vac. (SP), Klip-Martin (VVD) Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA), Wever (VVD), Vink (D66)

X Noot
2

Verslag schriftelijk overleg (Kamerstukken I 2018/19, 34 880, C).

X Noot
3

Verslag schriftelijk overleg (Kamerstukken I 2018/19, 34 880, C).

X Noot
4

Brief van 30 januari 2018 (Kamerstukken I 2017/18, 34 880, A en bijlage).

X Noot
5

Brief van 16 april 2018 (Kamerstukken I 2017/18, 34 880, B en bijlagen).

X Noot
6

Brief van 6 december 2018 (Kamerstukken I 2017/18, 34 880, D en bijlagen).

X Noot
7

De Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) houdt op 31 december 2018 op te bstaan.

X Noot
8

TK 2018–2019 31 865 nr. 119

X Noot
10

1484273–187158-J

Naar boven