34 842 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de herziening van het kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars (Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 5 februari 2018

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Freriks

INLEIDING

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. De ontwikkelingen in de financiële sector vanaf 2008 hebben duidelijk gemaakt dat een solide wettelijk instrumentarium voor de afwikkeling van noodlijdende marktpartijen onmisbaar is, evenals tijdige aanpassing daarvan aan relevante ontwikkelingen in het communautair recht.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij erkennen dat een stevig raamwerk voor de afwikkeling van verzekeraars bijdraagt aan de bescherming van rechten van polishouders. Deze leden maken graag van de mogelijkheid gebruik om enkele vragen te stellen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet herstel en afwikkeling verzekeraars. De leden hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover enkele vragen.

ALGEMEEN

§ 1. Inleiding

De leden van de SP-fractie vinden dat het goed is om te bezien of onze wetten rond de financiële degelijkheid van spelers in ons financiële stelsel zich nog goed verhouden tot de Europese regels. Zij vragen de regering echter wel welke lidstaten binnen de EU soortgelijke wetten hebben of binnenkort krijgen. Deze leden hebben de indruk dat de aanbevelingen van de Financial Stability Board (FSB) al redelijk gewaarborgd zijn in de huidige regels rond financiële prudentie, toezicht op en handhaving van solvabiliteit en afhandeling bij faillissementen. Is die indruk juist? Kan de regering helder weergeven wat nú geregeld is, in welke wet of handhavingskader en wat precies wordt toegevoegd met dit wetsvoorstel?

De leden van de SP-fractie vragen de regering in welke situaties de interventieladder die nu bestaat niet afdoende is: gaat het dan om acute solvabiliteits- of liquiditeitsproblemen? Is in die situaties het afwikkelen altijd de beste keuze? Zijn ook situaties denkbaar waarbij door bijvoorbeeld keuzes van winstuitkering aan aandeelhouders de continuïteit van de organisatie in gevaar wordt gebracht? Is het dan wel de juiste weg om bijvoorbeeld de polishouders te confronteren met een bail-in, waarbij zij als het ware mede-eigenaar worden?

De leden van de SP-fractie vragen de regering een helder overzicht te geven welke fases te voorzien zijn bij een afwikkeling en welke uitkomsten die afwikkeling kan hebben. De leden denken dat een eenvoudig overzicht zal helpen het belang van dit wetsvoorstel helderder te krijgen.

Internationale context; aanbevelingen van de Financial Stability Board en European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA)

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat dit wetsvoorstel niet volgt uit een Europese richtlijn of verordening, maar wel is gebaseerd op internationale adviezen. Loopt de regering hiermee vooruit op Europese regelgeving of is die de komende jaren niet te verwachten? Wanneer is de Europese regelgeving naar waarschijnlijkheid «klaar» voor implementatie? Als Europese regelgeving te verwachten is, ligt het dan voor de hand nu al een Nederlandse regeling vast te leggen?

Hoe wordt omgegaan met een gelijk speelveld en leidt deze mogelijk snel wijzigende wetgeving niet tot «zigzagbeleid», zo vragen de voorgenoemde leden. Hoe wordt voorkomen dat Nederlandse verzekeraars relatief minder aantrekkelijk worden dan andere verzekeraars, die wellicht zelfs minder stabiel zijn dan de Nederlandse?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven of het principe van «no creditor worse off» (NCWO) gevolgd is in de eerdere afwikkeling van financiële instellingen in Nederland. Zo nee, creëert het dan alsnog een rechtsgrond voor claims uit die transacties?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken omtrent de pogingen om te komen tot een Europees kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars. Deze leden constateren dat Nederland een goede beslissing neemt om te komen tot een eigen rechtskader voor herstel en afwikkeling, maar zij zien argumenten om te komen tot een Europees kader. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op mogelijke nadelen voor Nederlandse verzekeraars ten opzichte van hun Europese concurrenten, als onderhavig wetsvoorstel in werking is getreden. Zou het bijvoorbeeld niet zo kunnen zijn dat aandeelhouders van een verzekeraar er voor pleiten een Nederlandse verzekeraar te vestigen in een andere EU-lidstaat, bijvoorbeeld waar het toezichtregime geen of minder ruimte biedt voor een bail-in van aandeelhouders? Hoe voorkomt de regering dat Nederland door de striktere regelgeving onaantrekkelijker wordt voor verzekeraars om zich te vestigen? In bredere zin vragen deze leden of er naar mening van de regering na inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel nog sprake is van een gelijk speelveld in de EU.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering met deze wet vooruitloopt op Europese regelgeving. Welke overweging ligt ten grondslag aan het vooruitlopend instellen van een nationaal afwikkelingsproces, wanneer tegelijkertijd Europese regelgeving wordt voorbereid? Hoe wordt geborgd dat de Nederlandse wet correct aansluit bij de Europese regelgeving? Verwacht de regering dat omzetting van een Europese richtlijn na de aanname van het voorliggende wetsvoorstel zal leiden tot extra kosten voor de sector?

De leden van de fractie van 50PLUS vragen wat de huidige stand van zaken is van het Europees raamwerk voor herstel- en afwikkeling van verzekeraars. Kan de regering de vrees wegnemen dat dit Nederlandse wetsvoorstel toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de vervolmaking van een Europese raamwerk, omdat er een gerede verwachting bestaat dat de Nederlandse verzekeringssector of een individuele Nederlandse verzekeraar, op korte termijn met solvabiliteitsissues te maken krijgt?

§ 2. Bestaand instrumentarium

De leden van de D66-fractie lezen dat er verschillende bestaande instrumenten zijn, waarbij de regering concludeert dat deze bestaande instrumenten óf overbodig zijn geworden, óf op zijn minst minder nuttig. Hoe vaak is de afgelopen tien jaar gebruik gemaakt van de individuele bestaande instrumenten?

De leden van de SP-fractie vragen de regering een duidelijk overzicht te geven van de inzet van het bestaande instrumentarium. Hoe ziet de solvabiliteit van de verzekeringssector eruit, uitgesplitst naar verschillende onderdelen? Hoe vaak moet De Nederlandsche Bank (DNB) een herstelplan eisen omdat de solvabiliteit niet gehaald wordt? Wat is de gemiddelde duur van de herstelplannen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of alle verzekeraars nu werken met overdrachtsregelingen, noodregelingen en de opvangregeling levensverzekeraars en wat precies de reden is van het hebben en eventueel inzetten van deze overdrachtsregelingen.

Overdrachtsregeling

De leden van de VVD-fractie vragen wat de ervaringen zijn met het huidige instrumentarium. Waar is dit instrumentarium inadequaat gebleken?

Noodregeling

De leden van de VVD-fractie vragen waar op wordt gedoeld wanneer gesproken wordt van het «voortschrijdend inzicht».

Opvangregeling levensverzekeraars

De leden van de VVD-fractie lezen enerzijds dat het beginsel NCWO wordt geïntroduceerd. Anderzijds zal de Europese Commissie bij de beoordeling van staatssteun in een opvang-NV kijken of partijen niet beter af zijn dan bij een faillissement. Het komt de voorgenoemde leden voor dat deze benaderingen botsen. Kan de regering dit toelichten?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de opvangregeling levensverzekeraars geen «soelaas» biedt voor verzekeringen anders dan levensverzekeringen. Is overwogen om deze regeling uit te breiden?

De leden van de VVD-fractie vragen of uitgebreider stilgestaan kan worden bij de effecten van de richtlijn Solvabiliteit II op de opvangregeling? Een effect «dat naar verwachting minder groot is» dan onder de richtlijn Solvabiliteit I kan immers nog altijd een positief effect hebben.

§ 3. Nieuwe wettelijk kader voor afwikkeling van verzekeraars

a. Reikwijdte

De leden van de VVD-fractie vragen om hoeveel verzekeraars dit effectief gaat. Is deze hoeveelheid de laatste jaren constant gebleven of is deze aan verandering onderhevig?

De leden van de VVD-fractie vragen of deze reikwijdte aansluit bij de reikwijdte van het oude regime.

De leden van de VVD-fractie vragen of deze «kleine verzekeraarsregeling» ook geldt voor dienstverleners die een verzekering als bijproduct aanbieden.

De leden van de VVD-fractie vragen of het toezicht op groepsniveau niet het risico biedt dat alle slechte activa of passiva van een verzekeraar in een slecht onderdeel van de groep gestopt worden, waardoor de groep op groepsniveau veilig en stabiel is maar op individueel niveau niet?

De voorgenoemde leden vragen voorts hoe wordt omgegaan met een internationale afwikkeling in het nieuwe regime. Wordt dan alleen het Nederlandse deel afgewikkeld? Hoe wordt hiermee omgegaan indien splitsing niet direct mogelijk is? Leidt dit niet tot ontwijkingsmogelijkheden of andere schadelijke neveneffecten?

b. Voorbereidingsfase (voorbereidend crisisplan, afwikkelingsplan, wegnemen van belemmeringen voor afwikkelbaarheid)

De leden van de SP-fractie duizelt het als het gaat over alle plannen die gemaakt moeten worden en up-to-date moeten blijven. Hoe ziet de hoeveelheid werk die hierachter weg komt eruit? Werkt het aantal plannen dat gemaakt moet worden uiteindelijk niet verwarrend? Hoe vaak zullen verzekeraars hun plannen moeten toetsen? Hoe wordt voorkomen dat de wil tot maatwerk bij de noodzaak van een afwikkeling verwordt tot een afvinklijst?

Het voorbereidend crisisplan

De leden van de VVD-fractie vragen of is overwogen het begrip «herstelplan» gelijk te trekken voor banken en verzekeraars. Dit zou immers eenvoudig gerealiseerd kunnen worden door het huidige begrip herstelplan in art. 3:135 Wet op het financieel toezicht (Wft) te vervangen door «herkapitaliseringsplan» of iets dergelijks.

Met betrekking tot het voorbereidend crisisplan zetten de leden van de VVD-fractie vraagtekens bij enkele elementen. Hoe kan de verzekeraar in goede tijden beoordelen of een aandelenuitgifte dan wel een carve-out in crisistijd nog haalbaar is? Deze leden herinneren de regering eraan dat de financiële instellingen in 2009 vrijwel geen toegang hadden tot de kapitaalmarkt, een omstandigheid die nog geen jaar daarvoor niet te voorzien was.

De voorgenoemde leden vragen verder waarom de plannen eens per drie jaar worden herzien. Gaan de ontwikkelingen niet veel sneller dan dat? Hoe wordt bezien of een crisisplan niet verouderd is?

Het afwikkelingsplan

De leden van de VVD-fractie vragen waar het verscherpte toezicht precies uit bestaat.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de verantwoordelijkheid van DNB bij het opstellen van afwikkelingsplannen voor verzekeraars. Deze leden vragen naar de werkdruk die dit bij DNB zal opleveren, omdat het mogelijk gaat om enkele tientallen afwikkelingsplannen van bedrijven van aanzienlijke omvang.

Over het maken van afwikkelingsplannen constateren de leden van de CDA-fractie dat DNB zowel verantwoordelijk wordt voor het opstellen van een afwikkelingsplan, als voor het trekken van de conclusie of een verzekeraar afwikkelbaar is. Deze leden vragen of hier geen verantwoordelijkheden door elkaar gaan lopen en of het niet verstandig is ergens in het proces ook een onafhankelijke toets te laten plaatsvinden, of in ieder geval binnen DNB een «scheiding der machten» te bewerkstelligen. Hoe ziet de regering dit?

De leden van de SP-fractie lezen in de laatste alinea dat het gaat om vooraf inzicht te verkrijgen in de consequenties van het afwikkelen van een verzekeraar binnen een verzekeringsgroep, teneinde besmetting te voorkomen in de groep en mét optimale belangenbehartiging voor alle polishouders. Deze leden vragen zich af wat er gebeurt als het afzonderen, failliet laten gaan en afwikkelen van een besmet onderdeel handiger is voor de groep – omdat zij van een zwakke broeder verlost zijn – maar nadelig voor de polishouder, omdat die zijn polis en dekking verliest en via een bail-in gedwongen wordt tot een eigendomsrelatie met het besmette deel. Welk belang gaat voor in deze situatie? Die van de groep en de aandeelhouders van de verzekeraar of de polishouder? Hoe gaat DNB dit precies wegen? Erkent de regering dat het erg goed mogelijk is om risico’s gaandeweg in één groep te concentreren en dat af te wikkelen, en dat dit voor aandeelhouders of moederconcerns een goede mogelijkheid is om van een verlieslatend onderdeel af te komen? Vindt de regering dat in een dergelijk geval DNB de belangen van het moederconcern of de aandeelhouders moet dienen of juist de polishouders moet beschermen?

c. Afwikkelingsfase

Besluit tot afwikkeling en verhouding going concern SII

De leden van de VVD-fractie lezen in de drie vereisten voor een besluit tot afwikkeling een bepaalde beoordelingsruimte voor de toezichthouder. De termen «waarschijnlijk», «redelijk vooruitzicht» en «algemeen belang» zijn immers open normen. Ook wordt gesproken van een voorspellend karakter. Tegelijkertijd heeft het besluit tot afwikkeling een imperatief karakter en kan DNB de situatie niet «nog even aankijken». Kan deze paradox worden toegelicht?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat er te lichtvaardig met het besluit tot afwikkeling omgegaan wordt, zeker daar de memorie van toelichting beschrijft dat het onmogelijk is om met zekerheid te weten of aan de voorwaarden en eisen voldaan is.

De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom gekozen is voor een automatisme in het besluit om tot afwikkeling over te gaan. Wordt zo volgens de regering recht gedaan aan de rol van de toezichthouder? Hoe beoordeelt de regering het risico om door dit automatisme elke vorm van maatwerk te verliezen? Is volgens de regering op deze manier objectiviteit beter geborgd, dan door de discretionaire bevoegdheid van DNB te behouden in combinatie met een toets door de rechter?

Bail-in

De leden van de VVD-fractie juichen toe dat ook bij de verzekeraars wordt overgegaan tot het bail-in mechanisme. Kunnen het bail-in proces bij banken en het voorliggende voorstel tot bail-in nog nader vergeleken worden: waar zitten de overeenkomsten en waar de verschillen?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het betrekken van polishouders zich verhoudt tot het rechtszekerheidsprincipe.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de bestaande situatie voor polishouders, waarbij een verzekeraar ook failliet kan gaan met mogelijke gevolgen voor de rechten die volgen uit een polis. Hoe wordt op dit moment aan consumenten duidelijk gemaakt dat het aangaan van bijvoorbeeld een levensverzekering of een pensioenverzekering niet zonder risico’s is en dat er in de huidige situatie ook al sprake kan zijn van gedeeltelijke afboeking op de aanspraken bij een faillissement? Deelt de regering de opvatting dat consumenten momenteel niet op de hoogte zijn van deze risico’s, maar dat wanneer een faillissement zich voordoet met mogelijke afboekingen, dit zeer grote financiële gevolgen voor de consument heeft? Wordt een consument momenteel gewaarschuwd voor een dergelijk risico, net zoals dat het bij andere risico’s op de financiële markten ook wordt gewaarschuwd? En kan de regering aangeven hoe het informeren van consumenten over het afwikkel- of faillissementsrisico in onderhavig wetsvoorstel is geregeld?

De leden van de CDA-fractie vragen naar mogelijk schrijnende gevallen nadat een verzekeraar failliet is gegaan of is afgewikkeld, en dan met name naar polishouders die bij een andere verzekeraar niet meer een nieuwe verzekering kunnen afsluiten omdat bijvoorbeeld hun gezondheidstoestand is verslechterd. Is voor deze groep enige achtervang te bedenken? De leden van de CDA-fractie hebben oog voor de mensen die mogelijk tussen wal en schip vallen bij een faillissement en zouden graag zien dat er mogelijkheden verkend worden om nog enige zekerheid te bieden. Dit zeker gezien het feit dat deze mensen ook verwachten dat hun financiële producten bij een verzekeraar goed geborgd zijn, ook in geval van faillissement van de verzekeraar.

De leden van de SP-fractie hebben grote twijfels over de bail-in die wordt voorgesteld. De voorgenoemde leden vragen de regering of zij vindt dat het failliet gaan van een verzekeraar ook de schuld is van de polishouder en vragen naar de solvabiliteitsratio’s en de ontwikkeling daarvan sinds het jaar 2000.

De leden van de SP-fractie willen weten welke alternatieven er zijn voor een bail-in en hoe voorstelbaar het is dat DNB kiest om de polishouders gedwongen mede-eigenaar te maken van een verzekeraar die in een afwikkeling terecht is gekomen. Heeft de regering bepaalde verzekeringssoorten voor ogen die eerder of juist niet in aanmerking komen voor bail-in?

Doelen van bail-in

Kan de regering ingaan op de verschillen tussen de bank en de verzekeraar, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Dient niet ook bij verzekeraars continuering een doel te zijn?

De leden van de VVD-fractie vragen wat de precieze gevolgen zijn van het omzetten van polishouderschap in eigenaarschap. Kan hier geen situatie denkbaar zijn waarbij dit leidt tot misbruik?

De leden van de CDA-fractie lezen met instemming dat er voor houders van een zorgverzekering geen risico bestaat op het niet krijgen van nodige zorg, wanneer een zorgverzekering zou omvallen. Tegelijkertijd vragen deze leden wel, of het mogelijk is dat een zorgverzekeringstak van een verzekeraar financieel opdraait bij de afwikkeling van een andere tak binnen de groep. Is het mogelijk dat er met eigen vermogen binnen de groep wordt geschoven? Is het mogelijk dat de zorgverzekeringstak op enige wijze moet meedoen bij een bail-in van een falende andere tak binnen een groep? Indien dit wel het geval is, constateren deze leden dat polishouders dan niet direct, maar wel indirect kunnen opdraaien voor de afwikkeling van een verzekeraar.

Werking van bail-in

De leden van de VVD-fractie vragen waarom het omzetten van polishouderschap in eigenaarschap in het geval van de verzekeraar een uitzondering zal zijn. Kon hier gekozen worden om het mechanisme verder gelijk te trekken met banken en zo nee, waarom niet?

Overdrachtsinstrumenten

De leden van de D66-fractie lezen dat DNB de beschikking krijgt over drie verschillende overdrachtsinstrumenten, ieder met een ander doel en effect. Hoe wordt besloten welk instrument het meest passend is in welke situatie?

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe precies gewogen wordt welk instrument wordt ingezet.

Zorgverzekeringen

De leden van de SP-fractie vragen naar concrete voorbeelden van situaties waarin een zorgverzekeraar afgewikkeld zou moeten worden onder toezicht van DNB. Zij hebben de indruk dat zorgverzekeraars zeer gezond zijn en door de verplichte verzekering en premie-inleg, alsmede het risicovereveningssysteem, niet in dit wetsvoorstel thuis horen. De Zorgverzekeringswet (Zvw) omschrijft heel helder wat er gebeurt bij eventueel faillissement en voor welke situaties de zorgverzekeraars gevrijwaard zijn.

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe voorstelbaar het is dat een zorgverzekeraar de polissen van een andere verzekeraar overneemt, zonder mede de solvabiliteit te verkrijgen die tegenover de polis hoort te staan.

d. Rechtsbescherming

De leden van de VVD-fractie vragen of het instellen van beroep ertoe leidt dat het voorbereidend crisisplan (onbedoeld) openbaar wordt.

e. Financiering

Kan de financieringsregeling uitgebreider beschreven worden, vragen de leden van de VVD-fractie. Wie draagt de uiteindelijke kosten van deze regeling? Zijn er bepaalde maxima voor actoren afgesproken? Hoe vindt de precieze verdeling van de ex-post bijdragen plaats?

De leden van de CDA-fractie lezen naar tevredenheid dat crediteuren die mogelijk toch slechter af zijn bij afwikkeling dan bij faillissement, compensatie krijgen via de financieringsregeling. Hierbij vragen deze leden wel naar de situatie waarbij het gegeven dat een crediteur slechter af is bij afwikkeling wordt veroorzaakt door een externe factor die niet was voorzien en ook nog niet had plaatsgevonden op het moment dat is besloten tot afwikkeling. Deze leden vragen of het NCWO-principe ook in dat geval van toepassing is, of dat het alleen geldt bij gelijkblijvende omstandigheden.

Over de financieringsregeling vragen de leden van de CDA-fractie of de bijdrage die van de verzekeraars ex-post wordt gevraagd altijd toereikend is. Deze leden vragen hierbij specifiek naar het geval dat een zeer grote verzekeraar wordt afgewikkeld en na verloop van tijd blijkt dat de financieringsregeling voor een zeer groot bedrag moet worden aangesproken. Voor deze gevallen vragen deze leden of een ex-post bijdrage niet dermate hoog kan uitvallen, dat het voor financiële problemen bij de betalende verzekeraars kan zorgen. Is sprake van enige proportionaliteit bij deze regeling? En zo nee, hoe wordt voorkomen dat de bijdrages aan deze regeling voor nieuwe problemen gaan zorgen? En zo ja, wie draait er op voor het gedeelte van de bijdrage die vanwege de proportionaliteit niet door verzekeraars wordt afgedragen?

Voorts lezen de leden van de D66-fractie dat de financieringsregeling neerslaat bij de sector. DNB krijgt de bevoegdheid om de hoogte van de bijdrage aan de financieringsregeling vast te stellen en de heffing te verzorgen. De regering stelt voor om de grondslag voor de heffing bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen. De voorgenoemde leden vragen om een overzicht van de regelingen waar de sector momenteel aan bijdraagt, inclusief de hoogte van de bijdrage van de sector. Zij vragen de regering tevens waarom hier wordt gekozen voor vaststelling middels algemene maatregel van bestuur, in plaats van bij wet.

De leden van de fractie van 50PLUS nemen aan dat het wetsvoorstel toegevoegde waarde moet hebben op het moment dat een (grote) verzekeraar in zwaar weer terecht komt. Deze leden nemen echter ook aan dat het wetsvoorstel dezelfde toegevoegde waarde moet hebben als er sectorbreed sprake is van zwaar weer, met specifieke gevolgen voor wellicht meer dan één verzekeraar tegelijkertijd. Kan de regering in dat licht toelichten waarom niet is gekozen voor (ex ante) fondsvorming. Immers, als er sectorbreed sprake is van zwaar weer, dan kan een ex-post heffing ertoe bijdragen dat een lastige situatie voor enkelen verandert in een drama voor velen.

§ 4. Wijzigingen in de Faillissementwet

Tussentijdse uitkeringen in faillissement

De leden van de VVD-fractie vragen of er voorbeelden gegeven kunnen worden van situaties waarbij het ongewenst uit zou pakken. Is dit voorstel, anders dan art. 179 Faillissementswet, van tussentijdse uitkeringen niet in strijd met de geldende principes van het faillissementsrecht? Hoe wordt voorkomen dat schuldeisers teveel benadeeld worden?

De leden van de SP-fractie vinden de mogelijkheid van een tussentijdse uitkering een goed idee, maar vragen wel of daarmee de situatie kan ontstaan dat eventueel teveel uitgekeerde uitkeringen teruggevorderd moeten worden. Zij vragen de regering of er specifieke situaties zijn waarvoor de tussentijdse uitkering juist wel of juist niet geschikt is.

Voorwaarden voor een tussentijdse uitkering

De leden van de VVD-fractie vragen waarom voor het bedrag waarboven uitgekeerd kan worden, aangesloten is bij dit specifieke artikel uit de vrijstellingsregeling Wft en er geen ander bedrag is gekozen.

Vorderingen van werknemers

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering, uitgaande van aanname van dit wetsvoorstel, een objectieve cijfermatige vergelijking kan geven tussen zekerheid en risico voor deelnemers aan pensioenregelingen via een bedrijfstakpensioenfonds enerzijds en voor deelnemers aan pensioenverzekeringen van Nederlandse verzekeraars die onder de reikwijdte van het wetsvoorstel vallen anderzijds. Kan de regering vervolgens aanwijzen waar er precies wel of geen verschuiving optreedt in de concurrentieverhouding tussen pensioenfondsen en verzekeraars als gevolg van dit wetsvoorstel?

Uitgezonderde vorderingen

De leden van de CDA-fractie vragen naar de vordering die het Zorginstituut overneemt van polishouders. Hierdoor hebben polishouders van een zorgverzekeraar altijd zekerheid over uitbetaling door de verzekering van gemaakte zorgkosten. Hierbij vragen deze leden of het Zorginstituut dan wel recht houdt op een uitkering uit de boedel van de omgevallen verzekeraar. Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie hierover wie er uiteindelijk opdraait voor de betalingen die het Zorginstituut overneemt, zeker wanneer de boedel van een omgevallen verzekeraar onvoldoende middelen opbrengt om alle gedane betalingen te dekken.

Wie komt in aanmerking voor een tussentijdse uitkering?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er niet voor gekozen is om natuurlijke personen of rechtspersonen die in financiële nood zitten eveneens een categorie te laten zijn, om een domino-effect te voorkomen.

Aansprakelijkheid curator

Hoe verhoudt de aansprakelijkheid van de curator zich tot de volledige uitsluiting van aansprakelijkheid voor DNB, zo vragen de leden van de VVD-fractie. De curator handelt immers op aangeven van de toezichthouder, en denkelijk in nauwe samenwerking daarmee.

§ 5. Fiscale aspecten van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de fiscale aspecten van dit wetsvoorstel worden bezien. Gebeurt dat op een standaardbasis, bijvoorbeeld een jaar na inwerkingtreding, of op ad-hoc basis?

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de regering denkt de mogelijke fiscale aspecten van het wetsvoorstel in kaart te hebben gebracht. Is het niet logischer de mogelijke fiscale gevolgen in samenhang met onderhavig wetsvoorstel te behandelen, zodat er straks in voorkomende gevallen niet achter de feiten aan wordt gehandeld?

De leden van de fractie van 50PLUS constateren dat de memorie van toelichting niet ingaat op de fiscale aspecten betreffende de loon- en inkomstenbelasting die verschuldigd is bij uitkering van pensioen of uitkeringen uit levensverzekeringen. Kan een uitgebreide toelichting worden gegeven over de fiscale gevolgen van dit wetsvoorstel en specifiek over de (al dan niet noodzakelijke) aanpassingen van fiscale regelgeving als gevolg van dit wetsvoorstel? Indien ja, wanneer kan de Kamer dit tegemoet zien?

§ 7. Verhouding tot communautair recht

De leden van de CDA-fractie vragen naar voorbeelden van de wijze waarop de afwikkeling van verzekeraars in andere EU-lidstaten is geregeld. Zijn er lidstaten met vergelijkbare regimes? Bestaat er een risico op toezichtarbitrage, waarbij de vestigingsplaats van de verzekeraar wordt gekozen op basis van het meest gunstige regime?

§ 8. Bekostiging

De leden van de D66-fractie lezen dat de Kamer bij de goedkeuring van de ZBO-begroting van DNB zicht zou krijgen op de kosten die DNB maakt voor het toezicht op naleving van deze wet. Kan de regering inmiddels een overzicht geven van de totale kosten? Zo niet, wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Welk deel van de uitvoeringskosten bij DNB wordt, direct of indirect, door de sector bekostigd?

§ 9. Administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten

De leden van de VVD-fractie willen weten hoe is overlegd of ruggenspraak is gehouden met de relevante partijen om de administratieve lasten en nalevingskosten zo beperkt mogelijk te houden.

De leden van de VVD-fractie vragen welke stappen zijn gezet om de kosten zo beperkt mogelijk te houden. Wat zijn de effecten op de totale toezichtskosten voor DNB en relevante toezichthouders?

Omvang doelgroep

De leden van de SP-fractie zouden graag willen weten wat de grootte qua omzet, resultaat, reserve en aantal polissen is van de doelgroep uit tabel 1 op bladzijde 61 van de memorie van toelichting.

Berekenen van de administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten

De leden van de VVD-fractie vragen wat de bandbreedte is waarbinnen de geschatte gemiddelde kosten vallen. Wat is de hoogste en wat is de laagste schatting?

§ 10. Consultatie

Afwikkeling van gemengde groepen, samenloop met de BRRD en de SRMR verordening

De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt omgegaan met de samenloop tussen deze wet en de Bank recovery and resolution directive (BRRD) / Single Resolution Mechanism Regulation (SRMR), wanneer het moeilijk of geheel onmogelijk is om het bankendeel en het verzekeringsdeel van de instelling te scheiden.

De leden van de SP-fractie vragen de regering of er een voldoende evenwichtige consultatie is geweest van alle mogelijke belanghebbenden bij dit wetsvoorstel. Zij denken dan vooral aan de deelname van organisaties die het verzekerdenbelang goed kunnen waarborgen. Kan de regering hier haar licht over laten schijnen? Deze leden hebben de indruk dat dit belang, in tegenstelling tot de belangen van institutionele beleggers, verzekeraars zelf en toezichthouders, minder aan bod is gekomen bij de consultatie over dit wetsvoorstel. Juist vanwege het genoemde belang van dit wetsvoorstel voor polishouders en het algemeen belang, vragen de leden van de SP-fractie of de regering bereid is om consumentenorganisaties en juristen die gespecialiseerd zijn op consumentenbelang bij faillissementen uit te nodigen om te reageren op het wetsvoorstel.

Bail-in

De leden van de CDA-fractie vragen waarom er bij verzekeraars geen sprake kan zijn van afschrijven of omzetten van kapitaalinstrumenten (AFOMKI). Zijn er situaties denkbaar waarbij AFOMKI kan bijdrage aan het principe van NCWO?

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 3A:136

De leden van de VVD-fractie missen een toelichting op het voorgestelde artikel 3A:136, terwijl dit artikel de beoordelingsruimte van de voorzieningenrechter in verregaande mate insnoert. Kan de regering dit voorgestelde artikel alsnog toelichten, en daarbij aangeven in hoeverre het expliciet opnemen van een rechtsvermoeden in de wetteksten gebruikelijk is?

OVERIG

De leden van de VVD-fractie vragen welke lessen in dit wetsvoorstel zijn geleerd vanuit de ervaringen met onder andere de bail-in in de bankenafwikkeling.

De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden ingegaan op de huidige wijze van afwikkeling van verzekeraars in andere (EU)-lidstaten. In welke landen speelt de bail-in nog meer een rol?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Kamer wordt betrokken bij het opstellen van de secundaire regelgeving, zoals de relevante AMvB’s en de gedelegeerde regelgeving beschreven in artikel 3A:138.

Naar boven