34 812 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 3 mei 2018

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat een zevental maatregelen bevat die tot doel hebben om de regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten (vsv) te verbeteren en uit te breiden met bepaalde doelgroepen en overlegpartijen. Deze leden juichen het toe dat met het wetsvoorstel de succesvolle aanpak van vroegtijdige schoolverlating een structureel wettelijk kader krijgt. Zij hebben nog enige vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel dat beoogt jongeren zonder startkwalificatie optimaal te ondersteunen door middel van een regionaal vangnet van onderwijs, gemeente, zorg en arbeid. Deze leden hebben daarbij nog een enkele vraag.

De leden van de PVV-fractie hebben van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij hebben nog een paar vragen aan de regering.

2. Doel en inhoud wetsvoorstel

Een van de uitbreidingen betreft het overleg van de RMC2-gemeenten met partijen uit domeinen arbeid en zorg. De leden van de VVD-fractie vinden het een goede zaak om jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning te laten aansluiten op de aanpak van vsv. Jongeren die zijn uitgevallen en eerst behoefte hebben aan zorg voordat ze weer terug kunnen naar het onderwijs, kunnen op deze manier sneller worden geholpen. Te denken valt daarbij aan het opsporen en behandelen van onderliggende oorzaken voor de schooluitval, zoals verslavingsproblematiek of psychische problemen.

Om een sluitend regionaal vangnet te vormen wordt het betrekken van partijen uit de domeinen arbeid en zorg expliciet in de wet benoemd. Er is in de wet geen verplichting tot deelname aan het overleg door deze organisaties opgenomen. De regering motiveert dit in de memorie van toelichting door aan te geven dat het niet passend is dat het Rijk voorschrijft welke partijen regionale afspraken moeten maken. Mbo-instellingen krijgen echter met de voorgestelde wetswijziging wel de verplichting om aan te sluiten bij het overleg tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Kan de regering aangeven waarom deelname aan het overleg met de RMC-gemeenten voor sommige partijen (arbeid en zorg) niet verplicht wordt gesteld en voor andere partijen, zoals mbo-instellingen, wel?

Het onderhavige wetsvoorstel geeft een wettelijke basis aan de structuur die via convenanten is opgebouwd en zeer succesvol is gebleken, zo constateren de leden van de D66-fractie. De regering stelt zich ten doel om aan het eind van de kabinetsperiode het aantal voortijdig schoolverlaters verder terug te dringen tot 20.000. Kan de regering aangeven waarom voor dit aantal is gekozen en waarom een verdere terugdringing door haar als een onmogelijkheid wordt gezien, zo vragen deze leden.

Het doel van de regering is de kwalificatieplicht te verhogen tot 21 jaar. Een aantal pilots in de grote steden zal daaraan voorafgaan. Wanneer starten de pilots, waar bestaan ze uit en wat zijn de kosten daarvan, zo vragen de leden van de D66-fractie, die ook graag de resultaten van de pilots tegemoet zien.

Veel voortijdige schoolverlaters en jongeren in een kwetsbare positie blijken uiteindelijk hun startkwalificatie niet te halen, zo stellen de leden van de PVV-fractie vast. Dat betreft in de regel de niet intrinsiek gemotiveerde jongeren met psychiatrisch gerelateerde problemen en ernstige gedragsproblematiek. Deze jongeren zouden in het voortgezet speciaal onderwijs beter tot hun recht komen vanwege de daar aanwezige expertise voor speciale leerlingenzorg of zouden direct moeten worden begeleid naar werk. Is de regering het daarmee eens? En zo nee, waarom niet?

De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Vries-Leggedoor

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman


X Noot
1

Samenstelling: Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), De Vries-Leggedoor (CDA), (voorzitter), Ganzevoort (GL), Martens (CDA), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Gerkens (SP), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Köhler (SP), Nooren (PvdA), Pijlman (D66), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Schnabel (D66), (vice-voorzitter), Bikker (CU), Klip-Martin (VVD), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV) en Van Zandbrink (PvdA).

X Noot
2

Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC).

Naar boven