34 775 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2018

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

     

1.

Leeswijzer

4

     

2.

Beleidsagenda

8

2.1

Beleidsprioriteiten

8

2.2

Belangrijkste beleidsmatige mutaties

15

2.3

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

25

2.4

Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

26

2.5

Overzicht risicoregelingen

28

     

3.

Beleidsartikelen (Financiën)

49

3.1

Artikel 1 Belastingen

49

3.2

Artikel 2 Financiële markten

71

3.3

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

77

3.4

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

84

3.5

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

90

3.6

Artikel 6 BTW-compensatiefonds

96

     

4.

Niet-beleidsartikelen

100

4.1

Artikel 8 Centraal apparaat

100

4.2

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien

104

     

5.

Beleidsartikelen (Nationale Schuld)

105

5.1

Artikel 11 Financiering staatsschuld

105

5.2

Artikel 12 Kasbeheer

113

     

6.

Bijlagen

116

6.1

Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen

116

6.2

Verdiepingsbijlage

120

6.3

Moties en toezeggingen

130

6.4

Subsidieoverzicht

184

6.5

Evaluatie- en overig onderzoek

185

6.6

Lijst van afkortingen

191

6.7

Trefwoordenlijst

195

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten, die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën voor het jaar 2018 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2018. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2018.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten van de begrotingsstaat van de Nationale Schuld en van de begrotingstaat van Financiën voor het jaar 2018 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Het werkterrein van het Ministerie van Financiën

De Minister van Financiën draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer:

  • a) het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid;

  • b) het begrotingsbeleid en een doelmatig beheer van de Rijksfinanciën;

  • c) het financieringsbeleid;

  • d) het fiscale beleid;

  • e) het heffen, controleren en innen van de belastingen.

Het algemeen financieel-economische beleid en het begrotingsbeleid worden primair toegelicht in de Miljoenennota en komen slechts beknopt aan de orde in de beleidsagenda. Ook de belastingontvangsten worden voornamelijk toegelicht in de Miljoenennota. Het fiscale beleid komt op hoofdlijnen aan bod; in het Belastingplan wordt gedetailleerd ingegaan op de veranderingen in het fiscale beleid.

De financiën van de decentrale overheden, waarvoor de Minister van Financiën medeverantwoordelijk is, komen aan de orde in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds.

Indeling van de begroting

De begroting IX is opgebouwd uit acht beleidsartikelen met uiteenlopende beleidsterreinen en twee niet-beleidsartikelen. Deze beleidsartikelen weerspiegelen het gehele werkterrein van het Ministerie van Financiën inclusief het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid van het Rijk.

De beleidsartikelen voor Financiën zijn:

  • 1. Belastingen

  • 2. Financiële markten

  • 3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector

  • 4. Internationale financiële betrekkingen

  • 5. Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

  • 6. BTW-compensatiefonds

De niet-beleidsartikelen zijn:

  • 8. Centraal apparaat

  • 10. Nominaal en onvoorzien

De beleidsartikelen voor Nationale Schuld zijn:

  • 11. Financiering staatsschuld (transactiebasis)

  • 12. Kasbeheer (transactiebasis)

De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 bevat onder meer de beleidsagenda, de belangrijkste beleidsmatige mutaties en een overzicht van de beleidsdoorlichtingen. Daarna volgen de beleidsartikelen (hoofdstuk 3 en 5) en niet-beleidsartikelen (hoofdstuk 4). Artikel 7 is met ingang van deze begroting opgeheven (zie Groeiparagraaf). Artikel 9 wordt niet meer genoemd omdat dit artikel, net als voorgaande jaren, niet meer in gebruik is. De budgettaire mutaties worden per artikel toegelicht in de verdiepingsbijlage (hoofdstuk 6). Daarnaast zijn bijlagen opgenomen zoals het overzicht van Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), het overzicht met moties en toezeggingen en het overzicht met evaluatie- en overig onderzoek.

Via een bijlage bij de Miljoenennota wordt een overzicht gegeven van alle met de krediet- en Eurocrisis verband houdende interventies.

Financiële instrumenten

Bij het indelen van de uitgaven naar financieel instrument wordt aansluiting gezocht bij de rol en verantwoordelijkheid van de Minister. Hierdoor wordt de wijze waarop de uitgaven het ministerie verlaten leidend voor de indeling naar financiële instrumenten. Het Ministerie van Financiën maakt, naast de standaard financiële instrumenten zoals opdrachten, subsidies en garanties, ook gebruik van drie eigen instrumenten: rente, rekening-courant en deposito’s, en financiering.

Het instrument rente komt onder meer terug op de artikelen 11 en 12 over de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer. Bij artikel 11 en 12 wordt daarnaast gebruik gemaakt van het instrument leningen. In tegenstelling tot de meeste leningen op de Rijksbegroting gaat het daar om leningen die aan de Staat verstrekt worden voor de financiering van de staatsschuld. Op artikel 12 is ook het instrument rekening-courant en deposito’s opgenomen. Het gaat hier om de bankrekeningen waarop geldstromen van andere (lagere) overheden, de sociale fondsen en andere aan de rijksoverheid gelieerde instellingen in- en uitvloeien.

Het instrument financiering wordt gebruikt op artikel 3 bij onder meer kapitaalinjecties in staatsdeelnemingen. De definitie van financiering is als volgt: «van een financiering wordt gesproken, indien een financiële bijdrage aan een wederpartij wordt verstrekt als kapitaalverschaffing voor een investeringsgoed of als algemene vermogensverschaffing voor die wederpartij (een instelling, bedrijf of onderneming). Als een financiële bijdrage wordt verstrekt in de exploitatiesfeer, wordt gesproken van bekostiging. Bij een financiering voert de organisatie die de financiering ontvangt, de kapitaalverstrekking als kapitaalontvangst op de balans op». Van een staatsdeelneming is sprake als de Staat aandelen bezit in een privaat bedrijf.

Financiering staatsschuld en kasbeheer

Sinds 2013 behandelt begroting IX tevens de schuld van de Nederlandse rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het Ministerie van Financiën. De extern gefinancierde schuld wordt in het artikel Financiering staatsschuld behandeld (artikel 11). Het geïntegreerd middelen beheer wordt behandeld in het artikel Kasbeheer (artikel 12). Beide artikelen worden middels een aparte begrotingstaat vastgesteld.

De begroting van Nationale Schuld (artikel 11 en 12) heeft twee specifieke eigenschappen die zijn vastgelegd in de Comptabiliteitswet (CW). De eerste eigenschap is dat beide artikelen geen verplichting kennen om afzonderlijke ramingen op te nemen van de verwachte kasuitgaven en de verwachte juridisch vastgelegde financiële verplichtingen (kas = verplichtingen). Dit is het gevolg van de inherente onvoorspelbaarheid van de leenbehoefte van de Staat (artikel 11) en de fluctuerende geldstromen in het geïntegreerd middelenbeheer (artikel 12). De tweede eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten van artikel 11 en artikel 12 in deze begroting niet op kasbasis, maar op transactiebasis worden verantwoord. Alle andere onderdelen van de Rijksbegroting worden op kasbasis verantwoord. Dit is wettelijk vastgelegd in artikel 3, eerste lid van de Comptabiliteitswet. Er wordt bij artikel 11 en 12 dus niet gekeken naar de geldelijke betalingen en ontvangsten in het jaar (kasbasis), maar naar de rentekosten en renteopbrengsten die op transactiebasis aan een jaar worden toegerekend. Hiermee wordt voldaan aan de Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010.

Interventies ten behoeve van de financiële sector en maatregelen financiële stabiliteit Europa

Als gevolg van de kredietcrisis is door de Minister van Financiën een aantal maatregelen getroffen om het vertrouwen in de financiële sector en de reële economie te herstellen. In artikel 2 (paragraaf 3.2) wordt dieper ingegaan op het beleidsterrein financiële markten. Het beleid met betrekking tot ABN AMRO, a.s.r. en SNS REAAL wordt toegelicht in artikel 3 (paragraaf 3.3). In artikel 4 (paragraaf 3.4) zijn de verstrekte garanties voor het stabiliteitsmechanisme en de lening aan Griekenland verwerkt. De effecten van de maatregelen met betrekking tot de kredietcrisis op de staatsschuld zijn verwerkt in artikel 11 (paragraaf 5.1).

Groeiparagraaf

Ten opzichte van de begroting 2017 heeft een wijziging plaatsgevonden in artikel 5 (Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen). Artikel 5 is aangepast conform de toezeggingen van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer1:

  • Artikel 5 is vereenvoudigd door niet meer separaat te rapporteren over Exportkredietverzekering (ekv) en Regeling Investeringsverzekeringen (RIV); hierdoor wordt niet langer ingegaan op niet of nauwelijks gebruikte instrumenten. De subartikelen die betrekking hebben op de RIV zijn vanaf 2018 geschaard onder de ekv.

  • Het Memorandum of Understanding met het Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) is beëindigd. De MIGA-faciliteit is nooit gebruikt, dus er staan geen verplichtingen uit. Het subartikel voor het MIGA vervalt onder de garantieverplichtingen van artikel 5.

Artikel 7 (Beheer materiële activa) is met ingang van deze begroting geschrapt, aangezien er geen/nauwelijks middelen meer op verantwoord worden2.

  • Conform het Regeerakkoord Rutte II zijn de middelen die betrekking hadden op rijksvastgoed (inclusief het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf) overgeheveld van de begroting van Financiën naar de begroting van Wonen en Rijksdienst. Deze herverkaveling heeft zijn budgettaire beslag gekregen in de nota van wijziging 20123.

  • Recent zijn naar aanleiding van wijzigingen in artikel 16 van het Besluit Inbeslaggenomen Voorwerpen (BIV), ontvangsten en uitgaven inzake in beslag genomen goederen overgeheveld van de begroting van Financiën naar de begroting van Veiligheid en Justitie. Budgettair heeft deze overheveling voor 2016 zijn beslag gekregen in de 2e suppletoire begroting 20164 en structureel in de 1e suppletoire begroting 20175.

  • De opbrengsten uit verkoop van overtolligheden worden grotendeels afgedekt door middelenafspraken met de afstotende departementen. Op grond van deze middelenafspraken komen verkoopopbrengsten toe aan de afstotende departementen. Concreet betekent dit dat de afgelopen jaren nauwelijks tot geen verkoopopbrengsten op artikel 7 zijn verantwoord. In de begroting 2017 zijn al geen verkoopopbrengsten uit overtolligheden meer geraamd.

Als in 2018 en latere jaren opbrengsten uit verkoop van overtolligheden worden gerealiseerd, die niet onder een middelenafspraak vallen, dan worden deze middelen verantwoord op artikel 8 van deze begroting (Centraal apparaat), onder het kopje «ontvangsten».

2. BELEIDSAGENDA

2.1 Beleidsprioriteiten

In deze beleidsagenda wordt ingegaan op de belangrijkste nationale en internationale ontwikkelingen waarmee het Ministerie van Financiën te maken krijgt en de belangrijkste beleidsprioriteiten op de Financiënbegroting zelf. Een en ander is beleidsarm gelet op de demissionaire status van het Kabinet. De eerste drie onderwerpen gaan in op bredere ontwikkelingen van de overheidsfinanciën, de staatsschuld en de Rijksbegroting. De Nederlandse economie groeit sterk en de overheidsfinanciën zijn deze kabinetsperiode op orde gebracht. De crisis die bij aanvang van het kabinet Rutte-Asscher het begrotingsbeleid in z’n greep hield, ligt achter ons. Dat is goed te zien aan de stand van de overheidsfinanciën. In 2018 wordt weer een overheidsoverschot verwacht, welke hoger is dan in 2016 en 2017, en de staatschuld en rentelasten dalen verder. Ontwikkelingen in de Brexit-onderhandelingen en veranderingen in de Europese financiële markten brengen onzekerheden met zich mee die van invloed kunnen zijn op de overheidsfinanciën (zie onderwerpen 9 en 10).

De onderwerpen 4 tot en met 8 gaan in op ontwikkelingen en prioriteiten die betrekking hebben op de Financiënbegroting zelf. Een belangrijke opgave voor het ministerie vormen de veranderingen binnen de Belastingdienst. Dit zal de komende jaren aandacht en capaciteit van het ministerie blijven vragen. De begroting van Financiën is enigszins eenzijdig en wordt dominant beheerst door personele en materiële uitgaven van de Belastingdienst. Onder andere de herijking van de Investeringsagenda Belastingdienst, de informatievoorziening en de verbetering van de aansturing van de Belastingdienst vormen prioriteiten voor 2018. Prioritair wordt voor 2018 tenslotte ingezet op verdere vereenvoudiging van fiscale wetgeving en een evenwichtige verbetering van de koopkracht.

1. Houdbare overheidsfinanciën

«De overheidsfinanciën op orde brengen» was een van de pijlers van het beleid van het kabinet Rutte-Asscher. Alleen een financieel schokbestendige overheid kan immers de effecten van economisch zwaar weer dempen. Vanaf het begin heeft het kabinet daarom stappen gezet om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen.

De overheidstekorten uit het recente verleden zijn vanaf 2016 omgeslagen in een overschot. Voor 2018 wordt het EMU-saldo geraamd op 0,8 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat is een verbetering van 0,2 procentpunt ten opzichte van 2017. Met deze cijfers laat het kabinet de overheidsfinanciën gezonder achter dan het geval was bij zijn aantreden. De Miljoenennota voor 2013 ging nog uit van een begrotingstekort van 2,7 procent van het bbp. Bovendien zijn de overheidsfinanciën op lange termijn houdbaar geworden in deze kabinetsperiode. Komende generaties kunnen straks gebruik maken van dezelfde collectieve voorzieningen als de huidige generaties, zonder dat de belastingen hiervoor omhoog hoeven.

2. Staatsschuld en rentelasten: omvang, beheer en risico

Belangrijke elementen van houdbare overheidsfinanciën zijn de omvang van de staatsschuld en de hoogte van de rentelasten. In 2013, het eerste jaar van het kabinet Rutte II, bedroegen de rentelasten € 9,1 mld. bij een staatsschuld van € 368 mld. Eind 2016 was dit € 7,4 mld. bij een staatsschuld van € 363 mld. Naar verwachting zullen de rentelasten en staatsschuld verder dalen en in 2018 uitkomen op respectievelijk € 6,1 mld. en € 343 mld. De daling van de rentelasten is met name toe te schrijven aan de lage rentestanden van de afgelopen jaren. In de eerste helft van 2017 schommelde de 10-jaars staatsrente tussen de 0,3% en 0,8%. Bij de huidige lage rentestanden lijkt een rentestijging waarschijnlijker dan een rentedaling. Technisch gezien is er immers meer ruimte voor een stijging dan voor een verdere daling, maar ook gezien de financieel-economische ontwikkelingen lijkt een stijging meer voor de hand te liggen. Daarom worden de renteontwikkelingen nauwlettend gevolgd. Indien nodig kan het risicobeleid tussentijds aangepast worden.

Voor het beheersen van het renterisico, het belangrijkste risico bij de financiering van de staatsschuld, wordt steeds voor een periode van vier jaar een risicokader vastgesteld. Het huidige kader geldt voor de periode 2016–2019 en is gericht op een verlenging van de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille inclusief derivaten van 5,5 naar 6,4 jaar (met een bandbreedte van 0,25 jaar hierboven of hieronder). Het verlengen van de looptijd is een middel om het renterisico voor de middellange termijn te verlagen. De rentes worden voor een langere periode vastgelegd waardoor het langer duurt voordat een rentestijging doorwerkt in de gehele schuldportefeuille. Het bijsturen van de gemiddelde looptijd vindt onder meer plaats door de keuze van de looptijd bij nieuwe schulduitgifte op de kapitaalmarkt en door het aanpassen van de derivatenportefeuille, o.a. door renteswaps voortijdig te beëindigen. Het renterisico voor de korte termijn wordt beperkt door een renterisicobedrag (RRB) van maximaal 18% van de staatsschuld te hanteren. Dit houdt in dat in de eerstvolgende 12 maanden voor maximaal 18% van de schuldportefeuille de rente opnieuw wordt vastgesteld.

In de meest recente ramingen voor de rentelasten wordt, op basis van CPB ramingen, rekening gehouden met een oplopende lange rente van 0,6% in 2017 naar 1,8% in 2022. Bij een renteschok van 1% over de hele periode ten opzichte van de huidige ramingen, stijgen de rentelasten in het eerste jaar met circa € 0,4 mld. Dit loopt vervolgens op tot € 1,8 mld. aan extra rentelasten in 2022.

3. Kwaliteit van de Rijksbegroting

Het Ministerie van Financiën spant zich permanent in om de kwaliteit van de Rijksbegroting te verbeteren. Het gaat daarbij zowel om de doelmatigheid en beheersing van overheidsuitgaven als om de transparantie van de begroting. Bij doelmatigheid en beheersing van investeringsbeslissingen en overheidsprojecten hoort de inzet van bedrijfseconomische instrumenten, waaronder businesscases en maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA’s). Financiën wil het gebruik hiervan ook in 2018 rijksbreed bevorderen, onder meer via goede afspraken en via een kennisnetwerk waarin alle departementen meedoen.

Inzicht in de kwaliteit van de rijksuitgaven was in 2016 een belangrijk onderdeel van het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte. Naar aanleiding van dit advies heeft het Ministerie van Financiën een aantal no-regret-maatregelen doorgevoerd die in 2018 verder worden ingevuld. Zo is er een maatwerkopleiding beleidsdoorlichtingen voor beleidsmedewerkers opgestart, waarvan in 2018 de eerste jaargang wordt afgerond. Verder bestaat vanaf 2017 de verplichting om in een beleidsdoorlichting een verbeterparagraaf op te nemen en sluiten directeuren van andere departementen aan bij beleidsdoorlichtingen. Ook is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport begonnen met een pilot voor een meerjarige evaluatieplanning. Het volgende kabinet neemt een besluit over het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte om een Operatie Inzicht In Kwaliteit te starten.

Het Ministerie van Financiën verbetert in 2018 de transparantie van de begroting door op een moderne, interactieve en toegankelijke wijze begrotings- en verantwoordingsinformatie te ontsluiten. De site www.rijksfinancien.nl biedt op een aantrekkelijke manier financiële (open) data uit begrotingen en jaarverslagen aan. Stapsgewijs voegt het ministerie meer informatie toe, zoals beleidsdoorlichtingen. De officiële stukken worden gepubliceerd op www.rijksbegroting.nl. De informatievoorziening in de financiële functie wordt continu versneld en verbeterd door slimme toepassing van IT, uniformering, standaardisering en door meer datagericht te werken. In 2018 krijgt het blockchainexperiment uit 2017 een vervolg, om daarmee de mogelijkheden van deze kansrijke technologie verder te verkennen.

4. Herijking Investeringsagenda Belastingdienst (artikel 1 Belastingen)

In 2017 wordt de Investeringsagenda van de Belastingdienst herijkt. Doel van de herijking is dat de Belastingdienst in de periode tot 2024 de noodzakelijke vernieuwing kan realiseren in realistische, concrete stappen. De herijking geeft aan dat de besparingsopgave overeind blijft, maar dat keuzes moeten worden gemaakt ten aanzien van ICT-investeringen. Keuzes hierover zijn aan een volgend kabinet. In de begroting van 2018 wordt alvast een bedrag van € 75 mln. op de Aanvullende Post gereserveerd, vooral ter borging van de continuïteit gedurende de looptijd van de Investeringsagenda, voor zover en waar dat nodig zou blijken.

5. Informatievoorziening (artikel 1 Belastingen)

Informatievoorziening (IV) maakt een wezenlijk onderdeel uit van de Investeringsagenda. Op de onderstaande gebieden doen zich in 2018 belangrijke ontwikkelingen voor.

Modernisering IV

Het meerjarige programma Regie Modernisering IV-landschap is gestart om de huidige ICT-systemen om te vormen tot een robuust en wendbaar systeemlandschap dat lange tijd meegaat. Er zijn twee parallelle veranderlijnen in het ICT-landschap, die in samenhang worden aangestuurd. De eerste vloeit voort uit de Investeringsagenda en betreft vereenvoudiging en vernieuwing van de processen. De tweede veranderlijn betreft het al lopende programma Rationalisatie, waarin verouderde systemen en infrastructuur worden opgeruimd.

Introductie wendbaarheid

Om flexibeler en sneller te kunnen inspelen op veranderingen vanuit de politiek, het bedrijfsleven en de technologie moet het ICT-landschap wendbaarder worden. Daarom begint de Belastingdienst in 2018 met een flexibele werkwijze die bijdraagt aan versnelling van het proces van geautomatiseerde ondersteuning en meer voorspelbaarheid. Hiermee koerst de Belastingdienst af op een ketenbrede samenwerking en een service- en klantgeoriënteerd ICT-landschap.

Rijksbrede ontwikkelingen

Op rijksniveau sluit de Belastingdienst aan bij de i-Agenda Rijk en de studiegroep Informatie & Samenleving, om zo rijksbrede doelstellingen te bereiken omtrent digitale service aan burgers en bedrijven. Er zijn meerdere actuele thema’s, onder andere over interactie met burgers en bedrijven (overheidsbrede voorzieningen zoals MijnOverheid.nl), de beweging naar een gedeelde datapositie met burgers en bedrijven en aansluiting bij rijksbrede standaarden voor informatiebeveiliging. In 2018 zal de Belastingdienst verder bijdragen aan de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) van de overheid.

Overheidsdatacenter

Het Centrum voor Infrastructuur en Exploitatie ontwikkelt zich van een specifiek datacenter voor de Belastingdienst naar een overheidsbreed inzetbaar datacenter. In 2017 is de strategische verkenning hiervoor begonnen. Er worden mogelijke scenario’s onderzocht en de plannen krijgen in 2018 verder vorm. Daarbij moet worden bepaald welke impact in de meest brede zin deze scenario’s hebben op de Belastingdienst en de rijksoverheid.

7 x 24 uur beschikbaar

De Belastingdienst maakt het voor klanten mogelijk om zeven dagen per week, 24 uur per dag digitaal zaken te doen met de Belastingdienst. Een stabiele, betrouwbare en veilige dienstverlening is hierbij van cruciaal belang. De technologische ontwikkelingen volgen elkaar op in een hoog tempo en de maatschappij stelt steeds hogere eisen aan de Belastingdienst qua dienstverlening en beveiliging van gegevens. Om de continuïteit op de middellange termijn veilig te kunnen stellen, is het noodzakelijk het ICT-landschap grondig te moderniseren. Daarnaast wordt continu gewerkt aan verbetering van samenwerking in de keten, de monitoring en procesvoering. Daarnaast heeft de bescherming tegen cybercriminaliteit elke dag weer hoge prioriteit.

6. Verbetering aansturing van de Belastingdienst (artikel 1 Belastingen)

Begin 2017 heeft de Commissie onderzoek Belastingdienst (hierna: de Commissie) een rapport6 uitgebracht met dertien aanbevelingen. Deze waren bedoeld om de interne sturing en beheersing binnen de Belastingdienst en het toezicht van het departement op de Belastingdienst te verbeteren. Aanleiding voor dit rapport was de vertrekregeling voor medewerkers van de Belastingdienst eind 2015. De gang van zaken rond de vertrekregeling en het onderzoek van de Commissie heeft duidelijk gemaakt dat de checks and balances binnen de Belastingdienst en tussen het kerndepartement en de Belastingdienst versterkt moeten worden, evenals de beschikbaarheid van juiste managementinformatie binnen de Belastingdienst voor adequate sturing. Het kabinet heeft de aanbevelingen integraal overgenomen. In januari 2017 is een project-plaatsvervangend SG aangesteld die het doorvoeren van de aanbevelingen coördineert. In 2017 zijn belangrijke keuzes gemaakt voor de vormgeving van de vernieuwde aansturing van het departement en de Belastingdienst. Verder worden de benodigde structuurwijzigingen binnen het departement doorgevoerd. In 2018 zal de verdere praktische invulling en implementatie van de structuuraanpassingen plaatsvinden. Daarnaast blijft in 2018 aandacht voor de gewenste cultuurverandering. Waar zowel de structuur als de cultuur van Financiën gericht waren op daadkracht, moet er ook ruimte en aandacht komen voor samenwerking en verbinding. De versterkte checks and balances binnen de Belastingdienst en tussen de Belastingdienst en het departement moeten ervoor zorgen dat de kwaliteit van de besluitvorming van het departement wordt versterkt.

7. Handhaving Belastingdienst (artikel 1 Belastingen)

De Staatssecretaris van Financiën zal de Tweede Kamer jaarlijks een brief sturen over zijn afwegingen over de inzet van mensen en middelen voor toezicht en handhaving bij de Belastingdienst. Daardoor krijgt de Kamer beter inzicht in de keuzes rondom de kerntaken van de Belastingdienst. Op deze wijze wordt opvolging gegeven aan de aanbevelingen uit diverse onderzoeken, waaronder het rapport van de Algemene Rekenkamer over het Handhavingsbeleid (2016). In het najaar van 2017 wordt voor de eerste keer de brief aan de Tweede Kamer gepresenteerd. Rekening houdend met de reactie van de Kamer hierop, gaat in 2018 bij de Halfjaarsrapportage die in het najaar wordt verzonden opnieuw een dergelijke brief over het dan volgende jaar naar de Kamer.

8. Fiscale voornemens (artikel 1 Belastingen)

Het Kabinet zal in het pakket Belastingplan 2018 voortgaan op de doelstellingen die ten aanzien van de fiscaliteit aan het begin van de kabinetsperiode zijn opgesteld: inzetten op een evenwichtige verbetering van de koopkracht, het vereenvoudigen van de fiscale wetgeving en het treffen van maatregelen die misbruik van belastingwetgeving tegengaan. De fiscale beleidsagenda voor 2018 zal grotendeels gebaseerd worden op het nieuw te sluiten regeerakkoord. Het regeerakkoord zal daarbij mogelijk tot aanvullende wet- en regelgeving leiden.

Voor het Belastingplanpakket 2018 heeft het Kabinet, gezien de demissionaire status, gekozen voor een beleidsarm Belastingplanpakket. Daar waar maatregelen getroffen dienen te worden, zijn deze in lijn met de fiscale doelstellingen van het Kabinet vormgegeven. Conform de doelstelling van het Kabinet om de belastingwetgeving begrijpelijker en beter uitvoerbaar te maken worden in het pakket Belastingplan 2018 verschillende maatregelen voorgesteld die zullen leiden tot een vereenvoudiging voor de uitvoeringspraktijk. Onder meer het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (afschaffing van de landbouwregeling) voorziet in een vereenvoudiging van het belastingstelsel, aangezien dit wetsvoorstel tot doel heeft om de landbouwregeling in de btw met ingang van 1 januari 2018 af te schaffen.

Een ander hoofdpunt van het fiscale beleid is het treffen van maatregelen die misbruik van belastingwetgeving tegengaan. In lijn met deze doelstelling stelt het Kabinet in het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2018 onder meer voor om de inkeerregeling af te schaffen en de meldingsplicht bij bodemrecht uit te breiden. Ook blijft het tegengaan van belastingontwijking een belangrijk thema voor het Kabinet. In dit kader gaat Nederland in 2018 door met het bestrijden van belastingontwijking door bij de heronderhandeling van belastingverdragen met 23 ontwikkelingslanden in te zetten op de implementatie van anti-misbruikbepalingen.

9. Een open, diverse en innovatieve financiële sector (artikel 2 Financiële markten)

De afgelopen jaren zijn zowel nationaal als Europees concrete stappen gezet voor een meer robuuste financiële sector. Zo hebben Europese banken de afgelopen jaren vanwege regelgeving, maar ook omdat de markt dit eist, meer kapitaal aangetrokken. Dit heeft de weerbaarheid van het gehele financiële systeem vergroot, maar er zijn nog verdere stappen nodig. De komende jaren gaat de aandacht dan ook uit naar maatregelen om risico’s in de bankensector verder te verminderen.

Onder het Nederlands voorzitterschap, afgelopen jaar, is een routekaart overeengekomen voor het vervolmaken van de bankenunie. Op basis daarvan heeft de Europese Commissie eind 2016 nog enkele voorstellen gedaan voor het reduceren van risico’s in de bankensector. Over deze voorstellen, die o.a. zien op de hoogte van buffers en de hefboomratio, wordt op dit moment in de Raad onderhandeld. Parallel hieraan is in de routekaart ook afgesproken dat onderhandelingen over een Europees depositoverzekeringsstelsel op politiek niveau van start zullen gaan zodra er voldoende vooruitgang is geboekt met het verder verminderen van risico’s in de Europese bankensector. Ook is afgesproken dat uiterlijk aan het eind van 2024 een gemeenschappelijk achtervang voor het Europese resolutiefonds operationeel zal zijn.

Verder wordt gewerkt aan een meer open, diverse en innovatieve – en daarmee concurrerende – Nederlandse financiële sector die marktpartijen uitdaagt prijzen te verlagen en tegelijkertijd meer keuze biedt aan consumenten en bedrijven. Nieuwe wetgeving op het gebied van betalingsverkeer zal innovatieve betaaldiensten mogelijk maken. Daarnaast kan de concurrentie op het gebied van betaalrekeningen worden bevorderd door de introductie van nummerportabiliteit op Europees niveau. De mogelijkheden hiertoe zullen opnieuw worden onderzocht in het kader van de evaluatie van de richtlijn betaalrekeningen in 2019.

Samen met De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) wordt in 2018 verder gewerkt aan initiatieven om het bankenlandschap te verbreden. FinTech-bedrijven – een verzamelbegrip voor vernieuwende en vaak jonge ondernemingen – moeten gemakkelijker toegang krijgen tot de Nederlandse financiële sector. Het gaat daarbij vooral om het proces rondom vergunningen en mogelijke differentiatie in het type vergunningen, in combinatie met meer proportionaliteit van de vergunningeisen.

In Europees verband wordt gewerkt aan een kapitaalmarktunie, gericht op integratie van de markt en daarmee uitbreiding van de financieringsmogelijkheden voor bedrijven via non-bancaire financieringskanalen. De Europese Commissie heeft hiertoe op 30 september 2015 het actieplan kapitaalmarktunie gepresenteerd en op 8 juni 2017 een midtermreview van het actieplan uitgebracht. De uitwerking van de verschillende acties verloopt tot nu toe voorspoedig, waarbij van belang is om te realiseren dat naast de uitgevoerde acties met name marktpartijen nodig zijn om de kapitaalmarktunie tot een succes te maken.

De Europese Commissie heeft negen nieuwe prioritaire acties voorgesteld. Het gaat hierbij om voorstellen voor een prudentieel regime voor beleggingsondernemingen, voor beleggingsinstellingen en voor de Europese toezichthoudende autoriteiten. Ook is er een voorstel om een raamwerk voor vergunningen en paspoorten voor FinTech-bedrijven te ontwikkelen. Daarnaast worden voorstellen over zogenoemde non-performing loans aangekondigd. Het Ministerie van Financiën zal de voorstellen kritisch wegen.

De regelgeving om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan, wordt verder aangescherpt. In 2018 zal dit in Nederland zijn beslag krijgen, onder meer met een nieuwe Wet toezicht trustkantoren, een openbaar register met informatie over uiteindelijk belanghebbenden (Ultimate Beneficial Owners, UBO’s) van rechtspersonen en ondernemingen, en opheffing van de anonimiteit van aandelen aan toonder. Het Financieel Expertise Centrum komt met een multidisciplinair project tegen terrorismefinanciering, dat onder meer financiële netwerken en geldstromen in kaart brengt.

Ook is er komend jaar aandacht voor de stevigheid en de integriteit van de financiële markten op de BES-eilanden. Onderdeel daarvan is de invoering van een plaatselijk depositogarantiestelsel.

10. Brexit (meerdere artikelen)

Het Verenigd Koninkrijk (VK) heeft op 29 maart 2017 artikel 50 van het Verdrag over de werking van de Europese Unie (VWEU) genotificeerd, waarna het onderhandelingstraject over de uittreding tussen het VK en de overige lidstaten van de Europese Unie (EU) is begonnen. Het uittredingsproces duurt in principe twee jaar, waarin de partijen streven naar een uittredingsakkoord. Daarnaast onderhandelen de EU en het VK mogelijk ook over een nieuw (vrijhandels)akkoord en de overgangsperiode.

De Minister van Financiën is beleidsverantwoordelijk voor regelgeving rondom de financiële markten, (afdrachten aan) de EU-begroting, belastingen en de Douane. Daarom volgt het ministerie nauwgezet de ontwikkelingen die de Nederlandse economie en met name de financiële sector kunnen raken. Vervolgens worden beleidsopties in beeld gebracht, om negatieve effecten te verkleinen. Daarnaast worden de gevolgen voor de EU-afdrachten geïnventariseerd en posities ingenomen om de negatieve gevolgen te voorkomen of te beperken. Hoewel het belastingterrein een nationale competentie is, wordt ook hier in internationaal verband samengewerkt en kan een Brexit gevolgen hebben. De Douane zal zich voorbereiden op een situatie waarin goederen van het VK, als derde land, anders moeten worden behandeld dan nu.

Verder is het waarschijnlijk dat de toegenomen handelsbarrières (in welke vorm dan ook) na een Brexit en de bijkomende onzekerheid rondom het uittredingsproces economische gevolgen zullen hebben voor Nederland en via de reële economie indirect ook voor de Rijksbegroting.

2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en (niet-belasting)ontvangsten op begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de (niet-)beleidsartikelen 1 tot en met 10 (Financiën) en de beleidsartikelen 11 en 12 (Nationale Schuld). Eerst worden de belangrijkste mutaties vanaf de stand 1e suppletoire begroting 2017 toegelicht. Daarna wordt er door middel van grafieken meer inzicht in de uitgaven, ontvangsten, garanties en begrotingsreserves gegeven. In de verdiepingsbijlage wordt meer in detail ingegaan op de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten per artikel.

Beleidsartikelen 1 tot en met 10 (Financiën)

Overzicht belangrijkste mutaties uitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

 

6.568.021

6.830.570

6.672.842

6.257.389

6.153.154

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

 

107.996

209.525

101.656

98.759

– 12.986

 
               

Belangrijkste mutaties

             

GDI

1

 

35.070

       

Aanpassing BCF

6

71.644

86.288

86.807

86.920

86.920

 

Investeringsagenda

10

 

– 40.000

– 40.000

– 21.500

– 4.800

 

Overig & extrapolatie

 

– 2.326

– 3.943

– 4.277

– 3.719

4.781

6.321.773

               

Stand ontwerpbegroting 2018

 

6.745.335

7.117.510

6.817.028

6.417.849

6.227.069

6.321.773

Toelichting

Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

Dit betreft de doorbelaste beheer- en exploitatiekosten van drie GDI-voorzieningen (DigiD, Digipoort en MijnOverheid/Berichtenbox).

Aanpassing BTW-Compensatiefonds (BCF)

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Investeringsagenda

Vanuit de Aanvullende Post is € 122 mln. voorgefinancierd om de vertrekregeling in 2016 te kunnen bekostigen (zie ook Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 307, bijlage bij feitenrelaas document 37). Met deze mutatie wordt dit voorschot in een geactualiseerd kasritme weer terugbetaald aan de Aanvullende Post.

Overzicht belangrijkste mutaties (niet-belasting)ontvangsten (bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

 

2.524.993

2.490.733

2.487.066

2.436.804

2.542.931

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

 

1.011.710

– 288.104

– 219.290

– 203.589

– 426.588

 
               

Belangrijkste mutaties

             

Opbrengst verkoop vermogenstitels

3

2.203.750

         

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

3

– 99.949

– 49.000

– 124.000

– 24.000

– 49.000

 

Renteontvangsten lening Griekenland

4

– 383

3.233

6.056

10.692

13.889

 

Overig & extrapolatie

 

2.928

4.381

– 1.619

– 1.619

– 1619

2.078.194

               

Stand ontwerpbegroting 2018

 

5.643.049

2.161.243

2.148.213

2.218.288

2.079.613

2.078.194

Toelichting

Opbrengst verkoop vermogenstitels

De verkoop van 1 tranche aandelen a.s.r. en 1 tranche aandelen ABN AMRO in juni 2017 heeft in totaal € 2,2 mld. opgebracht (Kamerstukken II 2016–2017, 33 532, nr. 75 en 31 789, nr. 89).

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

Vanwege recente marktontwikkelingen, waaronder de verkoop van aandelen a.s.r. en ABN AMRO, wordt de raming voor de dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen naar beneden bijgesteld.

Renteontvangsten lening Griekenland

Wegens een hoger geraamd CPB-rentepercentage worden de ramingen van de renteontvangsten naar boven bijgesteld.

Artikelen 1 tot en met 10 in grafieken

Uitgaven

De totale uitgaven op de artikelen 1 tot en met 10 bedragen € 7,1 mld. in 2018. Hiervan zijn € 3,0 mld. apparaatsuitgaven (zie grafiek 1). De overige uitgaven (excl. artikel 10, waarop € 0,1 mld. aan uitgaven staat) zijn programma-uitgaven (€ 4,1 mld., zie grafiek 2). De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst worden in paragraaf 3.1 (artikel 1) toegelicht, de apparaatsuitgaven van het kerndepartement in paragraaf 4.1 (artikel 8).

Grafiek 1: apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)

Grafiek 1: apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)

Grafiek 2: programma-uitgaven (bedragen x € 1.000)

Grafiek 2: programma-uitgaven (bedragen x € 1.000)

De programma-uitgaven worden nader toegelicht in de hoofdstukken 3 en 5 (beleidsartikelen). De grootste programma-uitgaven zijn: de kapitaalinjectie in Tennet (€ 350,0 mln., artikel 3) en de uitgaven aan multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen (€ 274,9 mln., artikel 4).

Ontvangsten

De totale niet-belastingontvangsten op de artikelen 1 tot en met 10 bedragen € 2,2 mld. in 2018. Hiervan is € 74 mln. apparaatsontvangsten (zie grafiek 3). De overige ontvangsten zijn programmaontvangsten (€ 2,1 mld., zie grafiek 4). De apparaatsontvangsten van de Belastingdienst worden in paragraaf 3.1 (artikel 1) toegelicht, de apparaatsontvangsten van het kerndepartement in paragraaf 4.1 (artikel 8).

Grafiek 3: apparaatsontvangsten (bedragen x € 1.000)

Grafiek 3: apparaatsontvangsten (bedragen x € 1.000)

Grafiek 4: programmaontvangsten (excl. belastingontvangsten, bedragen x € 1.000)

Grafiek 4: programmaontvangsten (excl. belastingontvangsten, bedragen x € 1.000)

In grafiek 4 wordt een overzicht gegeven van de programma-ontvangsten op de departementale begroting van Financiën. De grootste programma-ontvangsten zijn de dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen (€ 967 mln., artikel 3) en de belasting- en invorderingsrente (€ 399,4 mln., artikel 1).

Meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten

Grafiek 5: meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten (bedragen x € 1 mld.)

Grafiek 5: meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten (bedragen x € 1 mld.)

Grafiek 5 geeft een overzicht van de uitgaven en ontvangsten op de departementale begroting van het Ministerie van Financiën. De ontvangsten zijn uitgesplitst naar belasting- en niet-belastingontvangsten.

Garanties

Grafiek 6: uitstaande garanties 2018 (bedragen x € 1.000)

Grafiek 6: uitstaande garanties 2018 (bedragen x € 1.000)

In grafiek 6 wordt een overzicht gegeven van de uitstaande garanties op de begroting van Financiën in 2018. De grootste garanties zijn verleend aan De Nederlandsche Bank inzake het Internationaal Monetair Fonds (DNB – IMF; € 44,9 mld., artikel 4), het European Stability Mechanism (ESM; € 35,4 mld., artikel 4) en het European Financial Stability Facility (EFSF; € 34,2 mld., artikel 4). Voor een uitgebreide toelichting op de verschillende garantieregelingen wordt verwezen naar paragraaf 2.5 «Overzicht risicoregelingen».

Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve is bestemd voor een concreet doel en kan alleen voor dat doel worden gebruikt. De begrotingsreserves op de begroting van Financiën worden ingezet voor de volgende doelen:

  • Als garantie voor het Depositogarantiestelsel (DGS) voor de BES-eilanden7, dat de Staat in 2017 heeft ingesteld. De premie voor deze garantie (€ 1 mln.) wordt jaarlijks toegevoegd aan de begrotingsreserve.

  • Als borg voor de afgegeven garantstellingen aan de Stichting beheer doelgelden landelijk hoogspanningsnet, teneinde een overname in 2010 door TenneT van het transportnet van E.ON (Transpower) te financieren.

  • Als risicovoorziening voor de exportkredietverzekering. De exportkredietverzekering wordt geacht kostendekkend te zijn, waardoor geen onttrekkingen of toevoegingen worden geraamd. Bij Slotwet wordt de balans opgemaakt en volgt een definitieve onttrekking dan wel een storting.

  • Als borg voor de afgegeven garantstellingen op de Seno-Gomportefeuille. De regeling Seno-Gom8 is beëindigd en in 2009 geïntegreerd in de exportkredietverzekering. De Seno-Gom portefeuille wordt afbeheerd en met ingang van 2018 opgeheven.

In de betreffende begrotingsartikelen (2, 3 en 5) van deze begroting worden de bovengenoemde begrotingsreserves apart toelicht (conform artikel 5, lid 5 Comptabiliteitswet).

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserves (bedragen x € 1 mln.)

Begrotingsreserve

Begrotingsartikel

Stand per 1-1-2016

Stand per 1-1-2017

Onttrekkingen 2017

Toevoegingen 2017

Stand per 1-1-2018

Onttrekkingen 2018

Toevoegingen 2018

Stand per 31-12-2018

DGS BES-eilanden

2

0

0

0

1,0

1,0

0

1,0

2,0

Garantie TenneT

3

25,6

30,4

0

4,8

35,2

0

4,8

40,0

EKV

5

207,9

365,3

0

0

365,3

0

0

365,3

Seno-Gom

5

25,0

12,5

– 12,5

0

0

0

0

0

                   

Totaal

 

258,5

408,2

– 12,5

5,8

401,5

0

5,8

407,3

Beleidsartikelen 11 en 12 (Nationale Schuld)

In deze paragraaf wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten.

Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties (bedragen x € 1 mld.)1
 

2016

2017

2018

Omvang schuld aan het einde van het jaar

EMU-schuld

442

421

416

Staatsschuld (art. 11)

363

350

343

Schuldverhouding met ABN AMRO

– 0,8

– 0,8

– 0,8

Interne schuldverhouding (art. 12)

– 12,4

– 6,5

2,4

Uitgaven en ontvangsten (+ is uitgave)

Relevant voor het EMU-saldo

     

Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)

7,4

6,6

6,1

Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)

– 0,1

– 0,1

– 0,1

Totaal rentelasten (art. 11 en 12)

7,2

6,4

6,0

Niet relevant voor het EMU-saldo

     

Rentelasten derivaten

– 1,1

– 1,2

– 1,5

Voortijdige beëindiging derivaten

– 5,4

– 1,3

0,0

Voortijdige beëindiging schuld

0,3

0,0

0,0

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Sinds september 2014 zijn nieuwe Europese boekhoudregels (ESA-2010) van kracht. De regels schrijven voor dat uitgaven en inkomsten uit derivaten niet langer meetellen in de bepaling van het EMU-saldo. De renteopbrengsten van derivaten zijn daarom sinds de begroting 2015 apart in deze tabel zichtbaar gemaakt.

De bovenstaande tabel geeft ook de interne schuldverhoudingen met aan de schatkist gelieerde instellingen weer, zoals decentrale overheden, RWT’s, Sociale Fondsen en agentschappen.

Het Agentschap van het Ministerie van Financiën (Generale Thesaurie) is sinds enkele jaren bezig om haar derivatenportefeuille te verkleinen. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. De in 2017 beëindigde derivaten hadden een marktwaarde die positief was voor het Agentschap. Hierdoor is tot nu toe in 2017 ongeveer € 1,3 mld. ontvangen. Deze incidentele ontvangsten zorgen voor een verlaging van de staatsschuld. Omdat de derivatenportefeuille wordt afgebouwd, zijn de inkomsten en uitgaven als gevolg hiervan apart gepresenteerd in bovenstaande tabel («Voortijdige beëindiging derivaten»).

Belangrijkste mutaties rentekosten

In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentekosten vanaf de ontwerpbegroting 2017 weergegeven.

Belangrijkste mutaties rentelasten sinds ontwerpbegroting 2017 (bedragen x € 1 mln.)1
 

artnr.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

 

6.377

5.668

5.093

4.748

5.022

 

Mutaties

             

Bijstelling kassaldo

11

63

74

– 7

– 115

– 251

 

Bijstelling rekenrente

11

12

278

528

774

925

 

Effect van schulduitgifte

11

– 17

– 51

– 11

– 14

– 448

 

Bijstelling rentelasten interne schuldverhoudingen

12

– 9

5

49

145

224

 

Extrapolatie

           

5.626

Stand ontwerpbegroting 2018

 

6.427

5.974

5.652

5.538

5.473

5.626

X Noot
1

Het betreft in deze tabel alleen rentelasten vaste en vlottende schuld; rentelasten derivaten zijn niet meegenomen.

De rentekosten voor de staatsschuld liggen voor een groot deel vast doordat er rente betaald wordt op leningen die in het verleden zijn uitgegeven. De omvang van deze kosten volgt uit de tekortontwikkeling en daarmee de schuldopbouw in het verleden, de toenmalige rentestanden en de keuzes in het financieringsbeleid en het risicomanagement. Voor de nieuw uit te geven schuld worden de rentekosten geraamd op basis van de rentetarieven uit de meest recente raming van het Centraal Planbureau (CPB).

Mutaties in de geraamde rentekosten worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe ramingen voor het kassaldo. Een hoger geraamd kastekort heeft hogere geraamde rentekosten tot gevolg. In de tweede plaats zorgen bijstellingen van het geraamde rentepercentage voor mutaties in de geraamde rentekosten op toekomstige obligaties. Ten derde ontstaan mutaties bij het daadwerkelijk uitgeven van schuldpapier. Pas bij het daadwerkelijk uitgeven van schuld is bekend welk rentetarief exact betaald moet worden. Dit tarief kan afwijken waarmee tot dan toe in de raming rekening werd gehouden. Op dezelfde wijze heeft ook het afsluiten van derivaten een effect op de geraamde rente.

Hieronder wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten.

Overzicht staatsschuld en rentelasten (bedragen x € 1 mld.)

Overzicht staatsschuld en rentelasten (bedragen x € 1 mld.)

De omvang van de staatsschuld (artikel 11) ultimo 2018 bedraagt naar verwachting circa € 343 mld. De raming voor de rentekosten van de staatsschuld in 2018 bedraagt € 6,1 mld. Als ook de rentebaten uit derivaten en de rentebaten uit de interne schuldverhouding worden meegeteld, bedragen de geraamde rentekosten € 4,4 mld.

2.3 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven (bedragen in €)

Art.

Naam artikel

(€ tot. uitg. art.)

Juridisch verplicht

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven

1

Belastingen

(€ 151.824.000)

€ 151.824.000

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing

2

Financiële markten

(€ 28.769.000)

€ 21.734.000

(75,5%)

€ 7.035.000

(24,5%)

Wijzer in Geldzaken (€ 272.000); kosten voor muntcirculatie waaronder aankoop rondellen (blanco muntplaatjes) voor productie nieuwe munten (€ 6.763.000)

3

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

(€ 366.932.000)

€ 364.932.000

(99,5%)

€ 2.000.000

(0,5%)

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen, inhuur adviseurs (€ 2.000.000)

4

Internationale financiële betrekkingen

(€ 419.328.000)

€ 417.651.000

(99,6%)

€ 1.677.000

(0,4%)

Technische assistentie Kiesgroeplanden (€ 1.677.000)

5

Exportkredietverzekeringen,-garanties en investeringsverzekeringen

(€ 75.442.000)

€ 75.442.000

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing

6

BTW-compensatiefonds

(€ 3.010.252.000)

€ 3.010.252.000

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing

11

Financiering staatsschuld

(€ 46.566.396.000)

€ 46.547.282.000

(99,96%)

€ 19.114.000

(0,04%)

Betalingen aan banken voor adviezen bij de uitgiftes van obligaties, drukkosten, softwarelicenties en nog een aantal kleinere posten. Een aantal van deze posten kent langdurige contracten, en dus ook een deel van dit bedrag is juridisch verplicht

12

Kasbeheer

(€ 1.532.191.000)

€ 1.532.191.000

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing

Totaal aan niet verplichte uitgaven

€ 29.826.000

 

2.4 Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

Plannen beleidsdoorlichtingen 2016 t/m 2022
 

Realisatie

Planning

 

Artikel

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Geheel artikel?

Financiën

               

1 Belastingen

             

Ja

 

Dienstverlening

       

   

Nee

 

Toeslagen

       

 

Nee

 

Toezicht, Opsporing en Massale Processen

 

       

Nee

2 Financiële markten

 

         

Ja

3 Financieringsactiviteiten publieke-private sector:

       

   

Ja

 

Publiek-private investeringen

           

Nee

 

Staatsdeelnemingen

             

Nee

4 Internationale financiële betrekkingen

1

     

   

Ja

5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

         

Ja

6 BTW-compensatiefonds

       

 

Ja

                 

Overig

               

Begrotingsbeleid

     

   

n.v.t.

                 

Nationale Schuld

               

11 Financiering staatsschuld

     

     

Ja

12 Kasbeheer

   

       

Ja

X Noot
1

De beleidsdoorlichting van beleidsartikel 4 zou aanvankelijk eind 2015 aan de Kamer aan de Tweede Kamer worden gestuurd. De uitvoering en uitwerking van de doorlichting bleek meer tijd te kosten dan voorzien (zie Kamerstukken II 2015–2016, 31 935, nr. 29). De beleidsdoorlichting is in het voorjaar van 2016 aan de Tweede Kamer verstuurd.

Toelichting

Algemeen

In de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) is vastgelegd dat al het beleid met een zekere regelmaat – ten minste eens in de zeven jaar – dient te worden geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. Er moet volgens de RPE sprake zijn van een dekkende programmering van beleidsdoorlichtingen9. De bovenstaande meerjarige planning van de beleidsdoorlichtingen voor Financiën is dekkend en voldoet aan de RPE-voorschriften.

Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenplanning zie de bijlage «Evaluatie- en overig onderzoek» (bijlage 6.5).

In 2018 staat één beleidsdoorlichting gepland, namelijk het Kasbeheer (artikel 12).

Artikel 12 Kasbeheer

De algemene doelstelling van het artikel luidt: «Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd». De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: rente, leningen, en mutaties in rekening-courant en deposito’s. In deze beleidsdoorlichting wordt alleen het schatkistbankieren geëvalueerd. In de evaluatie worden de kalenderjaren 2014 tot 2018 doorgelicht.

Plannen van aanpak

Sinds het aannemen van de motie Harbers10 in het najaar van 2014 wordt de Tweede Kamer voorafgaand aan de start van een beleidsdoorlichting geïnformeerd over de opzet en vraagstelling van de doorlichting, zodat het mogelijk is om hierop invloed uit te oefenen. De plannen van aanpak zullen meelopen met de begrotingscyclus en uiterlijk op Prinsjesdag met een aparte brief aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

2.5 Overzicht risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Nr.

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2016

Geraamd te verlenen 2017

Geraamd te vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Geraamd te verlenen 2018

Geraamd te vervallen 2018

Uitstaande garanties 2018

Garantie- plafond 2018

Totaal plafond

1

Belastingen

Garantie procesrisico's

235

400

400

235

400

400

235

400

2

Financiële Markten

Terrorismeschades (NHT)

50.000

50.000

50.000

50.000

3

Financiële Markten

WAKO (kernongevallen)

9.768.901

9.768.901

9.768.901

9.768.901

4

Financiële Markten

Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

146

30

176

176

176

5

Financiële Markten

NBM

2.500

2.500

2.500

2.500

6

Financiële Markten

Waarborgfonds motorverkeer

2.500

2.500

2.500

2.500

7

Financiële Markten

Single Resolution Fund

4.163.500

4.163.500

4.163.500

4.163.500

8

Financiële Markten

DGS BES-eilanden

135.000

135.000

135.000

135.000

9

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB winstafdracht

5.700.000

5.700.000

5.700.000

10

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie Propertize

11

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

398.504

28.000

370.504

370.504

370.504

12

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

FMO

5.779.000

5.779.000

5.779.000

n.v.t.

13

Internationale Financiële Betrekkingen

EFSF

34.154.159

34.154.159

34.154.159

34.154.159

14

Internationale Financiële Betrekkingen

EFSM

2.820.000

2.820.000

2.820.000

2.820.000

15

Internationale Financiële Betrekkingen

ESM

35.445.400

35.445.400

35.445.400

35.445.400

16

Internationale Financiële Betrekkingen

EIB-kredietverlening in ACP en OCT

49.110

49.110

49.110

49.110

17

Internationale Financiële Betrekkingen

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

2.350.000

2.350.000

2.350.000

2.350.000

18

Internationale Financiële Betrekkingen

MIGA

31.784

500

31.284

31.284

31.284

19

Internationale Financiële Betrekkingen

Wereldbank

4.922.827

77.371

4.845.456

4.845.456

4.845.456

20

Internationale Financiële Betrekkingen

EBRD

589.100

589.100

589.100

589.100

21

Internationale Financiële Betrekkingen

EIB

9.895.547

9.895.547

9.895.547

9.895.547

22

Internationale Financiële Betrekkingen

DNB – IMF

31.198.068

13.729.260

44.927.328

44.927.328

44.927.328

23

Internationale Financiële Betrekkingen

AIIB

782.658

12.304

770.354

770.354

770.354

24

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

MIGA – herverzekeren

150.000

150.000

25

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Exportkredietverzekering

15.913.473

10.453.780

10.453.780

15.913.473

10.000.000

10.000.000

15.913.473

10.000.000

 

Totaal

 

164.017.412

24.468.470

10.722.355

177.763.527

10.000.400

15.700.400

172.063.527

10.000.400

150.370.819

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Nr.

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2016

Ontvangsten 2016

Saldo 2016

Uitgaven 2017

Ontvangsten 2017

Saldo 2017

Uitgaven 2018

Ontvangsten 2018

Saldo 2018

1

Belastingen

Garantie procesrisico's

216

– 216

245

– 245

245

– 245

2

Financiële Markten

Terrorismeschades (NHT)

900

900

3

Financiële Markten

WAKO (kernongevallen)

609

609

613

613

613

613

4

Financiële Markten

Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

5

Financiële Markten

NBM

6

Financiële Markten

Waarborgfonds motorverkeer

7

Financiële Markten

Single Resolution Fund

8

Financiële Markten

DGS BES-eilanden

9

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB winstafdracht

10

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie Propertize

7.800

7.800

4.053

4.053

11

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

5.715

5.715

4.847

4.847

4.800

4.800

12

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

FMO

13

Internationale Financiële Betrekkingen

EFSF

14

Internationale Financiële Betrekkingen

EFSM

15

Internationale Financiële Betrekkingen

ESM

16

Internationale Financiële Betrekkingen

EIB-kredietverlening in ACP en OCT

17

Internationale Financiële Betrekkingen

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

18

Internationale Financiële Betrekkingen

MIGA

19

Internationale Financiële Betrekkingen

Wereldbank

20

Internationale Financiële Betrekkingen

EBRD

21

Internationale Financiële Betrekkingen

EIB

22

Internationale Financiële Betrekkingen

DNB – IMF

23

Internationale Financiële Betrekkingen

AIIB

24

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

MIGA – herverzekeren

25

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Exportkredietverzekering

13.897

330.258

316.362

58.000

255.792

197.792

62.700

280.422

217.722

 

Totaal

 

14.113

345.282

331.170

58.245

265.305

207.060

62.945

285.835

222.890

Algemeen

Ontwikkelingen in uitstaande garanties

In onderstaande toelichting zijn de wijzigingen per regeling toegelicht. Ten opzichte van de begroting 2017 is er één nieuwe garantie afgegeven. De nieuwe garantie is verstrekt voor het DGS voor de BES-eilanden.

Horizonbepaling garantieregelingen

Alle reguliere risicoregelingen worden in de periodieke beleidsdoorlichtingen getoetst op nut en noodzaak. Voor de planning van deze periodieke evaluatie wordt verwezen naar het overzicht in de beleidsagenda en de bijlage «Evaluatie- en overig onderzoek» (bijlage 6.5).

Toelichting per risicoregelingen

Garantieregelingen groter dan € 5 mln. worden toegelicht.

2. Terrorismeschades

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) is in 2003 opgericht, nadat verzekeraars en herverzekeraars waren begonnen terrorismerisico’s uit te sluiten in hun polissen. Binnen de NHT leveren verzekeraars, herverzekeraars en de Staat gezamenlijk een dekkingscapaciteit van € 1 mld. per jaar. De Staat heeft een garantie afgegeven voor de laatste € 50 mln. van deze dekkingscapaciteit.

Beheersing risico’s

De risico’s voor de Staat zijn beperkt doordat de verzekeraars en herverzekeraars de eerste € 950 mln. van de dekkingscapaciteit garanderen en pas daarna de garantie van de Staat kan worden aangesproken.

Premiestelling en kostendekkendheid

Tot en met het einde van de looptijd, 2018, wordt er premie geheven over het door de Staat afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden niet gestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

3. WAKO (kernongevallen)

Doel en werking garantieregeling

De Wet aansprakelijkheid kernongevallen (Wako) regelt de aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire installaties voor kernongevallen. De exploitant is aansprakelijk voor schade bij kernongevallen, maar de Staat der Nederlanden staat voor zes installaties garant: voor vijf installaties tot maximaal € 1,5 mld. per ongeval en voor de kerncentrale Borssele maximaal € 2,3 mld. per ongeval. Het totale risico voor deze installaties bedraagt dus € 9,8 mld. Het bedrag van € 1,5 mld. is gebaseerd op de Verdragen van Parijs en Brussel, die verdragsstaten verplichten tot een garantstelling. Aangezien een kernongeval bij Borssele hogere schades kan veroorzaken is er nationaal voor gekozen hiervoor een hogere garantie af te geven. Voor de staatsgarantie betaalt de exploitant van kerncentrale Borssele jaarlijks een vergoeding aan de Nederlandse Staat.

Voorts hebben alle kerninstallaties een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij commerciële verzekeraars en voor bepaalde risico’s bij de Nederlandse Staat. Hiertoe zijn zij op grond van de Wako verplicht. De verzekerde som is afhankelijk van de risico’s bij de betreffende installatie, maar is in geen geval hoger dan € 1,2 mld. De Staat ontvangt hiervoor van alle kerninstallaties premies. Voor schades die door verzekeraars worden vergoed hoeft geen beroep te worden gedaan op de staatsgarantie.

Het doel van deze garantie is tweeledig: enerzijds schadeloosstelling van slachtoffers indien zich een ernstig kernongeval in Nederland voordoet en anderzijds het internaliseren van kosten die met het gebruik van kernenergie samenhangen.

Beheersing risico’s

Kerncentrales moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen. De kerncentrale in Borssele is ook bestand tegen omstandigheden van buitenaf, zoals een aardbeving of overstroming. Uit onder andere de Europese stresstest blijkt dat Borssele voldoet aan de bestaande veiligheidseisen. Voor de overige installaties zijn nationale stresstests uitgevoerd.

Kerncentrales staan onder streng nationaal en internationaal toezicht. Dit ligt vast in de Nederlandse wet en in internationale verdragen. Daarnaast staan in de vergunningen talrijke eisen aan een kerncentrale. Dit zijn bijvoorbeeld eisen om internationale contacten tussen kerncentrales te onderhouden om kennis en ervaringen uit te wisselen. Wettelijk toezicht in Nederland valt onder de verantwoordelijkheid van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), die het toezicht ook uitvoert. De ANVS ziet er op toe dat alle nucleaire installaties in Nederland de relevante veiligheidseisen naleven. Ook zorgt de ANVS dat veiligheids- en beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Er zijn regelmatig contacten tussen de kerncentrale en de ANVS. Inspecteurs houden vaak ter plekke toezicht en controles. Zij kijken of de vergunningen worden nageleefd, of technische specificaties en de werkwijzen kloppen, en of voorgenomen wijzigingen aan installaties mogen worden uitgevoerd.

Premiestelling en kostendekkendheid

De doelstelling is dat het rendement voor de overheid (in de zin van premieontvangsten) een weerspiegeling is van de risico’s voor de overheid. Voor de berekeningssystematiek wordt aangesloten bij de premieberekening die de markt hanteert voor kernongevalschadeverzekeringen. Door de relatief grote omvang van de garantie ten opzichte van de premie is het onmogelijk om op een redelijke termijn een begrotingsreserve te creëren die het risico afdekt; de premies worden daarom niet afgestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

7. Single Resolution Fund

Doel en werking garantieregeling

In de verklaring van de Ministers van de Eurogroep en Economic and Financial Affairs Council (Ecofinraad) van 18 december 2013 is opgenomen dat er voor de overgangsperiode (2016–2023) van het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund, SRF) voorzien zal worden in een systeem waarbij voor de afwikkeling van de bank(engroep) in laatste instantie brugfinanciering aan de Single Resolution Board (SRB) verstrekt kan worden. Brugfinanciering is noodzakelijk aangezien zich situaties kunnen voordoen waarbij de aanwezige middelen in het SRF ontoereikend zijn om de kosten voortkomend uit een afwikkelingscasus mee te financieren en het vervolgens niet (voldoende) mogelijk is om onmiddellijk ex-post bijdragen bij banken in de betreffende lidstaat te innen. Voor de geloofwaardigheid van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism, afgekort SRM) is het van cruciaal belang dat het SRF effectief en voldoende gefinancierd is.

Voor de vormgeving van brugfinanciering is gewerkt aan een systeem van individuele kredietlijnen van lidstaten. De totale omvang van alle individuele kredietlijnen van de lidstaten van de eurozone is gelijk aan het afgesproken streefbedrag van het SRF. Op dit moment is de omvang van het SRF bepaald op € 55 mld. De omvang van de individuele kredietlijnen is gelijk aan de omvang van het nationale compartiment in het SRF. Het Nederlandse compartiment is momenteel vastgesteld op circa € 4,16 mld., ofwel 7,57% van de totale omvang van de verwachte ex-ante contributies aan het SRF in de periode 2016–2023.

Beheersing risico’s

Er kan geen direct beroep worden gedaan op het SRF om de verliezen van een instelling te absorberen of om de instelling te herkapitaliseren. Uitgangspunt bij afwikkeling is immers dat eventuele kosten of verliezen worden gedragen door aandeelhouders en crediteuren van een falende bank en niet de belastingbetaler. Ten aanzien van het opvangen van verliezen en herkapitalisatie geldt daarom dat ten minste 8% bail-in van de totale passiva inclusief eigen vermogen moet plaatsvinden. Hierna mag een bedrag van maximaal 5% van de totale passiva inclusief het eigen vermogen van de bank in afwikkeling worden aangewend uit het SRF. Alleen indien alle niet-preferente passiva, met uitzondering van in aanmerking komende deposito’s, volledig zijn afgeschreven kan, indien nodig, een groter beroep worden gedaan op het fonds.

Als een beroep wordt gedaan op het SRF tijdens de overgangsperiode worden de middelen aangewend volgens een getrapt systeem. Daarbij zijn de nationale compartimenten van de lidstaten en de mate waarin zij zijn gemutualiseerd van belang. Deze compartimenten worden gevuld met vooraf te betalen (ex-ante) bijdragen door de banken in de aan de bankenunie deelnemende lidstaten. Het getrapte systeem tijdens de overgangsfase bestaat uit vijf treden. Pas als alle treden uit het getrapte systeem volledig zijn afgelopen kan de SRB gebruikmaken van de individuele kredietlijn van de lidstaat waar de afwikkelingscasus plaatsvindt.

Premiestelling en kostendekkendheid

De kans dat er op de garantie (de kredietlijn) getrokken wordt, is op zichzelf laag doordat een beroep op de garantie alleen kan worden gedaan in laatste instantie, nadat ten minste 8% bail-in heeft plaatsgevonden en na het doorlopen van het getrapte systeem van het SRF. Bij afwikkeling van een enkele instelling zal het risico tevens kleiner zijn dan bij de afwikkeling van meerdere instellingen tegelijkertijd of kort na elkaar. Doordat het fonds de komende jaren wordt gevuld door de banken zelf, neemt het risico dat een beroep moet worden gedaan op de garantie ook af.

Lidstaten die hebben gekozen voor een kredietlijn zonder parlementaire goedkeuring voorafgaand aan iedere uitbetaling of tranchering, zoals Nederland, worden beloond met een bereidstellingsprovisie van 0,1%. De bereidstellingsprovisie wordt berekend over het bedrag onder de kredietlijn waar de SRB daadwerkelijk een beroep op kan doen en is zodoende afhankelijk van de totale middelen die aangewend kunnen worden uit het SRF, de uitstaande leningen en de externe financieringsmogelijkheden van de SRB. De inkomsten uit de bereidstellingsprovisie zijn behoedzaam geraamd. Daarbij is uitgegaan van het uitblijven van een resolutiecasus waardoor de middelen die aangewend kunnen worden uit het SRF toenemen en zodoende het beschikbare bedrag onder de kredietlijn en daarmee ook de bereidstellingsprovisie afnemen. Als het beschikbare bedrag onder de kredietlijn nul is, ontvangt de lidstaat geen bereidstellingsprovisie, omdat er dan überhaupt niet op de kredietlijn getrokken kan worden. De bereidstellingsprovisie wordt aan het einde van het jaar door de SRB vastgesteld en potentieel uiterlijk 20 dagen na het einde van ieder kalenderjaar aan de lidstaat betaald. Om bovenstaande reden is de bereidstellingsprovisie geraamd op nul.

In de situatie dat de SRB een beroep doet op de kredietlijn en (een deel) van de garantie wordt ingeroepen, ontvangt de Nederlandse Staat rente, welke gelijk is aan de financieringskosten vastgesteld op de dag dat de SRB het verzoek heeft ingediend om gebruik te maken van de kredietlijn (of in het geval dat de lening verlengd wordt, op de dag dat de SRB vraagt om de verlenging van de lening).

8. DGS BES-eilanden

Doel en werking garantieregeling

Het DGS voor de BES-eilanden wordt ingesteld om de depositohouders op die eilanden te beschermen en de stabiliteit van het financiële stelsel te vergroten. In de Wet financiële markten BES is bepaald dat de aan het DGS deelnemende kredietinstellingen de kosten van het DGS dragen. Gezien de situatie van de kredietinstellingen op de BES-eilanden is gekozen voor een model waarbij de sector ex post indien mogelijk het DGS financiert maar de Staat de uitkering zo nodig voorfinanciert. De onmiddellijke uitkering uit het DGS komt dan ten laste van de schatkist om vervolgens, in door DNB vast te stellen termijnen, door de sector te worden terugbetaald.

Beheersing risico’s

Het DGS garandeert deposito’s van ingezetenen van de BES-eilanden bij op de BES actieve banken tot een bedrag van USD 10.000. Het DGS keert enkel uit in de situatie dat een bank door faillissement tegoeden van spaarders niet kan terugbetalen. Dat maakt dat enkel in de uitzonderlijke situatie van een faillissement van een bank een beroep zal worden gedaan op de regeling. De schade voor depositohouders wordt berekend op basis van de administratie van de failliete bank: DNB heeft op grond van de Wet financiële markten BES (Wfm BES) de bevoegdheid de administratie op te vragen. Het betreft een tijdelijke garantie: zodra meer structurele oplossingen gerealiseerd zijn, kan de regeling geheel of gedeeltelijk worden beëindigd.

Premiestelling en kostendekkendheid

De premie bedraagt € 1 mln. per jaar. Het Rijk stort de premie in een begrotingsreserve bij Financiën.

9. DNB-winstafdracht

Doel en werking garantieregeling

Het Ministerie van Financiën heeft in 2013 een garantie afgegeven om risico’s op de balans van DNB af te dekken die voortvloeien uit de steunmaatregelen aan de crisislanden. DNB is door deze steunmaatregelen tijdelijk blootgesteld aan grotere risico’s op haar balans. DNB betaalt geen premie aan de Staat voor de afgegeven garantie, maar heeft sinds het afgeven van de garantie conform de statuten 95% van de winst aan de Staat uitgekeerd. De rente die DNB ontving op de steunmaatregelen maakten onderdeel van deze uitgekeerde winsten uit. Door de afspraken die het Ministerie van Financiën en DNB in maart 2016 hebben gemaakt over het opbouwen van een voorziening is het de verwachting dat DNB een groot gedeelte van de winsten die voortvloeien uit de steunmaatregelen ook aan de voorziening zal toevoegen11. Toevoegingen aan de voorziening gaan ten koste van de winstafdracht aan de Staat.

Beheersing risico’s

De in 2013 afgegeven overheidsgarantie loopt af in maart 2018. DNB informeert het Ministerie van Financiën periodiek over de ontwikkeling van de risico’s van de gekwalificeerde activa. Als in maart 2018 blijkt dat DNB geen risico’s meer loopt over de gekwalificeerde activa dan komt de garantie te vervallen. Bij de discussie over de eventuele verlenging van de garantie zullen ook de afspraken die DNB en het Ministerie van Financiën in maart 2016 hebben gemaakt worden betrokken.

Premiestelling en kostendekkendheid

DNB betaalt geen premie voor de garantie. DNB heeft de afgelopen jaren 95% van de winst afgedragen aan het Ministerie van Financiën. Deze middelen zijn niet gestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden door de Staat aan DNB onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

11. Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

Doel en werking garantieregeling

De Staat heeft garanties en vrijwaringen afgegeven aan verschillende deelnemingen die het gevolg zijn van de verkoop van staatsdeelnemingen. Aan de Sdu (€ 30 mln.), Fortis Corporate Insurance (€ 5,5 mln.) en de koper van Koninklijke Nederlandse Munt (Group Heylen; € 2,7 mln.) zijn garanties en vrijwaringen verstrekt. Bij de verkoop van een belang kan het voorkomen dat de koper bepaalde garanties vraagt voor niet in de balans verwerkte posten. Dit is gebruikelijk bij fusies en overnames. Op deze manier wordt het risico van de acquisitie voor de koper verminderd, waardoor voorkomen wordt dat er een overeenkomst gesloten wordt tegen een lagere prijs.

Daarnaast heeft de Staat specifieke garanties en vrijwaringen verstrekt om de financiering van staatsdeelnemingen NS (€ 31,2 mln.), NWB Bank (€ 1,1 mln.) en TenneT (€ 300 mln.) mogelijk te maken. De Staat heeft in 2010 een garantie verstrekt van maximaal € 300 mln. ten behoeve van de Stichting Beheer Doelgelden Landelijk Hoogspanningsnet. Hierdoor kon de stichting de overname van Transpower door TenneT Holding financieren, zonder dat de gelden die de Stichting ter beschikking heeft voor het investeren in interconnectiecapaciteit in het geding kwamen. De middelen uit deze Stichting dienen namelijk altijd direct beschikbaar te zijn. Daarnaast garandeert de Staat leningen die NS heeft afgesloten via Eurofima. Eurofima is een multilaterale bank, opgericht op basis van een Europees verdrag, die zich specialiseert in de financiering van rollend materieel. Alle nationale Europese spoorvervoerders kunnen onder deze regeling financiering aantrekken onder garantie van het land van herkomst. In 2019 wordt de laatste lening van NS bij Eurofima afgelost.

Beheersing risico’s

Voor de beheersing van de risico’s is een eindtermijn en maximum bedrag opgenomen. De garanties en vrijwaringen lopen de komende jaren af, het laatste deel in 2020. De premieontvangsten van TenneT worden afgestort in een begrotingsreserve. Ultimo 2016 was de omvang van de begrotingsreserve € 30,4 mln.

Premiestelling en kostendekkendheid

Er worden premies betaald over de garanties die zijn afgegeven vanwege het belang om financiering van staatsdeelnemingen mogelijk te maken. Voor de garantie van TenneT ontvangt de Staat een premie van € 4,8 mln. op jaarbasis. NS heeft in totaal € 31 mln. aan leningen bij Eurofima, waarvoor de Staat een garantiefee ontvangt van naar verwachting € 47.000 in 2017. Met uitzondering van Tennet worden de premieontvangsten die de Staat van de overige deelnemingen ontvangt niet gestort in een begrotingsreserve.

12. FMO

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) is in 1970 opgericht om duurzame economische groei in ontwikkelingslanden te bevorderen, door het verschaffen van eigen vermogen of leningen voor projecten die impact creëren en voldoen aan FMO’s standaarden op het gebied van sociale omstandigheden, milieu en «good governance». Hierbij gaat het alleen om projecten die niet door marktpartijen gefinancierd kunnen worden, voornamelijk vanwege het hoge risico dat zij associëren met onder meer het investeren in ontwikkelingslanden. FMO verschaft het eigen vermogen en de leningen aan private partijen in die landen. Door de private sector in ontwikkelingslanden te versterken wil de Staat een bijdrage leveren aan het terugdringen van armoede.

In de overeenkomst uit 1998 tussen de Staat en FMO is een garantie van de Staat richting FMO opgenomen. De garantie bestaat uit twee onderdelen:

  • 1. De Staat zal de verliezen uit de bedrijfsvoering dekken, die volgen uit activiteiten van FMO, voor zover deze verliezen niet zijn of worden gedekt door waardecorrecties en/of schadevergoedingen en/of uitkeringen uit hoofde van verzekeringen. Voorts geldt als voorwaarde voor de garantie dat een dergelijk verlies de reserve voor algemene risico’s overstijgt en dat de verliezen het resultaat zijn van niet-normale bedrijfsrisico’s.

  • 2. Daarnaast heeft de Staat zich verplicht om situaties te voorkomen waarin FMO niet in staat is om bepaalde verplichtingen te voldoen, namelijk de verplichtingen die op FMO rusten uit hoofde van:

    • a. op de kapitaalmarkt opgenomen leningen;

    • b. op de geldmarkt opgenomen korte financieringsmiddelen met een looptijd gelijk aan of minder dan twee jaar;

    • c. swap-overeenkomsten met uitwisseling van hoofdsom en rentebetaling;

    • d. swap-overeenkomsten zonder uitwisseling van hoofdsom met rentebetaling;

    • e. valuta-termijncontracten en Future Rate Agreements;

    • f. optie- en future-contracten;

    • g. combinaties van de hiervoor bedoelde producten (a t/m f);

    • h. garanties door de FMO aan derden verstrekt ten behoeve van de financiering van private ondernemingen in ontwikkelingslanden, en

    • i. die voortvloeien uit het onderhouden van een adequaat apparaat.

De garantie is opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Financiën (in de saldibalans). Omdat het gaat om een instandhoudingsverplichting is de omvang van de garantie in theorie onbeperkt. In bovenstaand overzicht is, omwille van transparantie, de garantie gekwantificeerd. Het vreemd vermogen van FMO ultimo 2016 is gebruikt als inschatting van het uitstaande risico.

Beheersing risico’s

FMO neemt actief risico’s die voortvloeien uit het verschaffen van leningen en eigen vermogen aan ontwikkelingslanden om daarmee haar doelstelling te bereiken: het bevorderen van de private sector in ontwikkelingslanden. Hiervoor is het van essentieel belang dat FMO een adequaat risicomanagementsysteem heeft om financiële risico's te identificeren, te meten, te volgen en te beperken. Ten grondslag hieraan ligt de risicobereidheid van FMO. Dit is het risico dat FMO bereid is om te aanvaarden in het nastreven van toegevoegde waarde. De risicobereidheid van FMO wordt minstens een keer per jaar herzien.

De beheersing van de risico’s wordt verder ondersteund door behoedzame kapitaal- en liquiditeitsposities en sterke diversificatie van de leningen en eigenvermogenportefeuille over regio's en sectoren. Ongeveer 80% van het economisch kapitaal van FMO wordt ingezet voor kredietrisico. Hoewel andere financiële risico's niet altijd voorkomen kunnen worden, vermindert FMO deze zoveel mogelijk. FMO heeft geen handelsposities en is in het algemeen niet geïnteresseerd in valutarisico en renterisico.

Binnen FMO is de afdeling Risicomanagement verantwoordelijk voor het beheren van de risico's in de eigenvermogenportefeuille, de eigen vermogensportefeuille en alle daarmee samenhangende marktrisico's. Daarnaast heeft FMO een Investeringscommissie bestaande uit senior medewerkers van verschillende afdelingen. Deze commissie analyseert financieringsvoorstellen voor nieuwe transacties. Elk financieringsvoorstel wordt beoordeeld in termen van tegenpartijrisico, productrisico en landrisico. De financieringsvoorstellen worden vergezeld van het advies van de kredietafdeling. Deze afdeling is verantwoordelijk voor de beoordeling van de kredietrisico's van zowel nieuwe transacties als de bestaande portefeuille.

FMO heeft een bankvergunning en staat onder toezicht van DNB.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in de begrotingsreserve. Het grootste deel van de winst van FMO wordt jaarlijks conform de afspraken in de overeenkomst tussen de Staat en FMO toegevoegd aan de reserves van FMO. Een klein deel (over 2016 ongeveer 4%, € 6,7 mln.) wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders van FMO. De Staat heeft 51% van de aandelen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

13, 14 en 15. EFSF, EFSM en ESM

Doel en werking garantieregeling

In 2010 is besloten tot de oprichting van de Europese noodmechanismen European Financial Stability Facility (EFSF), European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM) en tot de oprichting van een permanent noodmechanisme, het European Stability Mechanism (ESM). Deze noodmechanismen verstrekken steun aan landen in nood onder strikte voorwaarden. Op dit moment staat Nederland voor maximaal € 34,2 mld. garant voor het EFSF, € 2,8 mld. voor het EFSM en € 35,4 mld. voor het ESM. De noodfondsen ontvangen rentevergoedingen voor de verstrekte leningen.

Beheersing risico’s

De regeling betreft financiële steun aan landen middels een leningenprogramma met strikte voorwaarden dat door het EFSF, EFSM en ESM in tranches wordt uitgekeerd. Het leningenprogramma is erop gericht dat het land dat steun ontvangt zo spoedig mogelijk weer een houdbare financieel-economische positie heeft en weer toegang krijgt tot de financiële markten.

Op het moment dat een lidstaat, die steun uit het EFSF ontvangt, niet aan de betalingsverplichtingen van het EFSF kan voldoen en als gevolg daarvan het EFSF haar schuldeisers niet meer kan betalen, zal Nederland naar rato haar aandeel in de garantie moeten bijdragen aan het EFSF. Als andere landen die garanties hebben verleend op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het EFSF te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het EFSF garanties inroept heeft dit effect op het EMU-saldo en de schuld.

Om de financiële ondersteuning vanuit het EFSM te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie (EU) geld aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden via de EU-begroting gegarandeerd door de EU-lidstaten. Zodra het EFSM garanties inroept, betekent dit een effect op het Nederlandse EMU-saldo en de schuld.

Het ESM kent een andere kapitaalstructuur, waardoor de risico’s voor landen die garanties verstrekken zijn ingeperkt. De risico’s worden daarnaast beheerst doordat het ESM een preferente schuldeiser status (preferred creditor) kan claimen over andere crediteuren (behalve die van het IMF). Indien lidstaten die steun hebben ontvangen uit het ESM niet in staat zijn om aan de betalingsverplichtingen van het ESM te voldoen en als gevolg daarvan het ESM haar schuldeisers niet meer kan betalen, dan zal het ESM deze verliezen moeten opvangen. Het ESM zal dan eerst putten uit het reservefonds, daarna uit het volgestort kapitaal en als laatste optie pas het oproepbaar kapitaal (garanties) oproepen. Als andere garanderende landen op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het ESM te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het ESM garanties inroept, betekent dit een effect op het Nederlandse EMU-saldo en de schuld.

Premiestelling en kostendekkendheid

EFSF/ESM

De rente die de verschillende programmalanden momenteel betalen aan het ESM en het EFSF is afhankelijk van de rente waarvoor het EFSF/ESM op de geld- en kapitaalmarkt leent (zogenaamde cost of funding). Het verschuldigde rentepercentage is voor het grootste deel van de leningen een samenstelling van de rente die het EFSF/ESM betaalt voor obligatie-uitgiftes met verschillende looptijden (in de zogenaamde funding pool). Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het EFSF/ESM op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. Daarnaast betalen lidstaten die steun ontvangen van het EFSF/ESM aan het EFSF/ESM bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten, jaarlijks een service fee van 0,5 basispunten en een commitment fee. Lidstaten betalen aan het ESM ook nog een renteopslag, waarbij de hoogte afhangt van het gekozen instrument. De exacte opslagen zijn vastgelegd in de beprijzingsrichtsnoer van het ESM. De renteopslag van het EFSF is vastgesteld op nul.

EFSM

De prijsstelling van het EFSM kent als uitgangspunt dat deze direct worden doorgegeven aan de specifieke programmalanden tegen dezelfde rente als waarvoor de Europese Commissie inleent. Dit zijn de financieringskosten. De renteopslag op de EFSM-leningen is vastgesteld op nul. Naar aanleiding van een verandering in het Nederlandse aandeel in de EU-begroting, op basis van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI), kan de garantieverplichting voor zowel het EFSM als de EU-betalingsbalanssteun jaarlijks worden bijgesteld. Het Nederlandse aandeel in de garantie voor het EFSM wordt voor 2018 geraamd op circa € 2,8 mld.

16. EIB-kredietverlening in ACP en OCT

Doel en werking garantieregeling

De European Investment Bank (EIB) verricht activiteiten in de landen in Sub-Sahara Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ook wel de Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen genoemd, afgekort ACP-landen), alsmede in Europese Overzeese Gebieden (Overseas Countries and Territories, afgekort OCT-landen). De projecten richten zich op economische ontwikkeling van deze landen via de ontwikkeling van de private sector en de financiële sector, investeringen in infrastructuur en het verbeteren van het ondernemingsklimaat. Een deel van deze activiteiten wordt bekostigd met een «revolverend fonds» dat gefinancierd wordt door het European Development Fund (EDF). De EIB financiert daarnaast ook activiteiten uit eigen middelen. Op deze eigen middelen hebben de lidstaten een garantie afgegeven om het politieke risico dat op deze activiteiten wordt gelopen af te dekken.

Beheersing risico’s

Om inspraak van de lidstaten in financieringsbesluiten, gefinancierd uit zowel EDF als eigen middelen, te waarborgen is er een comité opgericht waar alle lidstaten in vertegenwoordigd zijn. Dit comité beoordeelt alle investeringsvoorstellen inhoudelijk en brengt advies uit aan de EIB Board inzake eventuele goedkeuring. Tevens heeft het beheer van de portefeuille dezelfde waarborgen als de EIB-portefeuille binnen de EU.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in de begrotingsreserve. Door de aandeelhouders wordt geen dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij de garantie zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten in de ACP- en OCT-landen hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

17. Kredieten EU-betalingsbalanssteun

Doel en werking garantieregeling

De Europese Betalingsbalansfaciliteit is bedoeld voor niet-eurolanden met feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot de lopende rekening van de betalingsbalans of het kapitaalverkeer. De EU draagt bij aan de stabiliteit door het verstrekken van leningen via de Betalingsbalansfaciliteit. Alleen lidstaten die de euro (nog) niet hebben ingevoerd kunnen aanspraak maken op de Betalingsbalansfaciliteit. Om de financiële ondersteuning te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd om namens de EU geld aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden gegarandeerd door de EU-lidstaten via de EU-begroting. Uit de betalingsbalansfaciliteit kan voor een maximum aan € 50 mld. aan leningen worden verstrekt. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt voor 2018 geraamd op circa € 2,4 mld.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van leningen gaat altijd gepaard met een risico. Het doel van de Betalingsbalansfaciliteit is juist om de financiële stabiliteit van de gehele EU te waarborgen opdat risico’s voor de Nederlandse economie, financiële sector en begroting niet escaleren. Doordat de Europese Commissie op grond van een impliciete garantie van de EU-begroting leningen kan verstrekken hoeven de EU-lidstaten geen kosten te maken voor het verstrekken van deze leningen. Het uitstaande risico komt als promemorie in de EU-begroting.

Premiestelling en kostendekkendheid

De rente die steunontvangende landen betalen voor financiële steun van de Betalingsbalansfaciliteit is gelijk aan de financieringskosten die de Europese Commissie maakt. In de periode 2008–2011 is een totaalbedrag van € 13,4 mld. aan leningen verstrekt aan Hongarije, Letland en Roemenië. Van deze programma’s zijn alle tranches uitgekeerd en deze landen zijn reeds begonnen met terugbetalen van de leningen. Het openstaande bedrag van de faciliteit aan deze drie landen is circa € 4,2 mld.

18. en 19. Wereldbank Groep

Doel en werking garantieregeling

De International Bank for Reconstruction and Development (IBRD, oftewel de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is het Wereldbank-onderdeel dat leningen verstrekt aan middeninkomenslanden. IBRD functioneert als een coöperatieve bank, waarvan lidstaten aandeelhouder zijn. Op basis van ingelegd aandeelkapitaal en garanties verstrekt door aandeelhouders, kan de IBRD financiering aantrekken op de kapitaalmarkt en deze financiering als leningen verstrekken aan klantlanden. MIGA is een ander onderdeel van de Wereldbank Groep. Deze organisatie ondersteunt de private sector bij het verzekeren van buitenlandse investeringen. De activiteiten van MIGA kunnen eveneens gefinancierd worden doordat aandeelhouders aandelenkapitaal en garanties hebben verstrekt.

Beheersing risico’s

De garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de IBRD op het moment dat de IBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als zeer klein aangemerkt. De IBRD voert namelijk een prudent beleid met als expliciet doel het risico op een «call on capital» te minimaliseren en het liquiditeiten risicobeleid van de IBRD is conservatief. De leenportfolio van de IBRD functioneert goed. Dit komt mede doordat de Wereldbank mondiaal opereert waardoor de portefeuille goed gediversifieerd is. De bank heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status (stabiel) die de instelling in staat stelt voordelig te lenen op de kapitaalmarkt. Tevens heeft de Bank een zogenaamde «Preferred Creditor Status». Dit houdt in dat lenende landen de IBRD voorrang verschaffen bij betaling indien zij moeite hebben om aan hun verplichtingen te voldoen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen gestort worden in een begrotingsreserve. De financiële voordelen van de garantie worden door de IBRD middels betere leenvoorwaarden doorberekend aan de klantlanden, waarmee het bijdraagt aan de realisatie van de door IBRD opgelegde beleidsdoelstellingen. Het instellen van een premie zou de bijdrage van de IBRD aan het maatschappelijke doel verminderen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

20. EBRD

Doel en werking garantieregeling

De European Bank for Reconstruction and Development (EBRD, oftewel de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is opgericht om de landen in Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet Unie bij te staan in hun transitie naar een democratie en naar een markteconomie. Inmiddels is het operatiegebied uitgebreid met een aantal Centraal-Aziatische landen en enkele landen in de Zuidoostelijk Mediterrane regio. Het mandaat van de Bank is specifiek gericht op de transitie van (aanvankelijk ex-communistische) economieën naar markteconomieën met een robuuste private sector en integratie daarvan in de wereldeconomie. De EBRD wordt gefinancierd door aandelenkapitaal, waarvan zo’n 20% is ingelegd door de lidstaten (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital12).

Beheersing risico’s

De garantie kan alleen worden ingeroepen door de EBRD wanneer de bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en de bank dus failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als klein aangemerkt. De EBRD voert een prudent beleid. Het liquiditeit- en risicobeleid zijn conservatief. De leenportfolio van de EBRD doet het historisch gezien goed en de bank maakt winst. Mede daardoor heeft de EBRD een sterke kapitaalpositie met een gezonde verhouding tussen de portfolio en de capaciteit om het risico in de portfolio te dragen. Het beleid is erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. De EBRD wordt door alle kredietbeoordelingbureaus dan ook als betrouwbaar aangemerkt (AAA, stabiel). De bank heeft een Preferred Creditor Status. Tevens heeft de board van de bank een Audit Committee dat de risico’s van de Bank nauwgezet in de gaten houdt. Er is een Internal Audit Committee dat toeziet op de kwaliteit van procedures en processen (deze rapporteert aan de president van de bank).

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EBRD hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EBRD, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Uit het eigen vermogen worden regelmatig (beperkt) middelen onttrokken met goedkeuring van de Raad van Gouverneurs, bijvoorbeeld voor het EBRD-fonds waaruit onder andere technische-assistentie-activiteiten worden betaald of het door de EBRD beheerde Chernobyl Shelter Fund. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

21. EIB

Doel en werking garantieregeling

De EIB heeft tot taak, met een beroep op de kapitaalmarkten en op haar eigen middelen, bij te dragen aan een evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt in het belang van de EU. Op basis van kapitaal en garanties van de lidstaten leent de EIB op de kapitaalmarkt, waarmee het middelen genereert voor investeringen in zowel de publieke als de private sector.

Beheersing risico’s

Garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de EIB op het moment dat de bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt wordt echter als zeer klein aangemerkt, omdat de EIB een zeer prudent risicobeleid voert dat als doel heeft kapitaalgaranties nooit te hoeven inroepen. De leenportfolio van de EIB functioneert historisch gezien goed en de bank maakt winst. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P and Fitch) geven de EIB een AAA/Aaa rating. Deze sterke rating is een reflectie van de kwalitatief hoogwaardige portefeuille van de EIB en de sterke steun van een aantal kredietwaardige aandeelhouders (met name Duitsland en Nederland). De bank heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig in te lenen op de kapitaalmarkt. De bank heeft een Preferred Creditor Status. Tevens heeft de board van de bank een risk committee dat de risico’s van de bank in de gaten houdt en is er een onafhankelijk audit committee (bestaande uit financiële experts, toezichthouders en auditors) dat rechtstreeks rapporteert aan de Gouverneurs van de EIB (Ministers van Financiën). Dit comité ziet onder andere toe op naleving van de regels voor toereikendheid van kapitaal en liquiditeit van de EU (Capital Requirement Directives, afgekort CRD) en Bazel, waarbij de bank overigens conform haar eigen beleid ver boven de daarin vastgelegde minima uitsteekt.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Zou de EIB ooit worden opgeheven dan zou dit kapitaal terugstromen naar de aandeelhouders. Overigens is er wel eenmaal in het bestaan van de EIB dividend verstrekt aan de aandeelhouders toen het kapitaal van de bank uitzonderlijk hoog was in verhouding tot de behoefte. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

22. DNB – IMF

Doel en werking garantieregeling

Bij het IMF gaat het om een garantie die de Nederlandse Staat aan DNB verleent om het risico te dekken indien het IMF in gebreke blijft. De garantieverstrekking is daarmee dus in feite een nationale aangelegenheid. Deze garantie staat wel op de begroting, maar wordt alleen ingeroepen in het geval dat het IMF niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en een beroep doet op middelen van DNB. Een deel van de garantie is tijdelijk. Hierdoor kan de garantie dalen. Begin 2016 zijn de quota- en governance hervormingen van het IMF in werking getreden en is de Nederlandse NAB-garantie (New Arrangements to Borrow) als gevolg daarvan automatisch verlaagd. Tegelijkertijd is de garantie voor het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT), de speciale faciliteit die het IMF beheert die ter beschikking staat aan lage-inkomenslanden, opgehoogd met 500 miljoen SDR (Special Drawing Rights). Tenslotte is de bilaterale lening die Nederland in 2012 met het IMF sloot, in november 2016 verlopen na een looptijd van vier jaar wat heeft geleid tot een verlaging van de totale garantie. Er zijn nog steeds risico’s in de mondiale economie waardoor voldoende financiële slagkracht voor het IMF belangrijk is om toekomstige crises en financiële schokken het hoofd te bieden. Nederland vindt het daarom van belang dat de middelen van het IMF op voldoende niveau blijven en rekent het ook tot haar verantwoordelijk om, samen met een brede groep andere landen, ervoor te zorgen dat het IMF van voldoende middelen blijft voorzien. In 2017 is dan, ook conform het middels Kamerbrief aangekondigde voornemen, een nieuwe bilaterale lening met het IMF afgesloten voor hetzelfde bedrag als de voorgaande lening (€ 13,61 mld.)13. De bilaterale leningen die individuele landen met het IMF afsluiten kunnen pas ingezet worden na de reguliere quota en NAB-middelen en vormen zodoende een laatste verdedigingslinie.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van garanties gaat altijd gepaard met risico. De kans dat DNB de garantie moet inroepen is echter zeer klein. Het IMF kent verschillende beleidsmaatregelen om te voorkomen dat betalingsachterstanden op IMF-programma’s ontstaan. Belangrijke elementen hierin zijn het IMF-beleid voor programmalanden, de Preferred Creditor Status die het IMF heeft en de reserves die het IMF hanteert. De kredietverlening van het IMF is revolverend, wat betekent dat landen na een bepaalde periode het IMF weer terug moeten betalen. Het komt nauwelijks voor dat landen achterstanden hebben bij het IMF, mede dankzij het prudente beleid dat het IMF voert. Een belangrijk element hierin vormt het toegangsbeleid: voordat het IMF een programma verstrekt wordt vastgesteld of een land voldoende capaciteit heeft om het IMF terug te betalen. Daarnaast zijn er richtlijnen voor limieten van leningen zodat het IMF grenzen kan stellen aan de beschikbare financiering voor een programma. Ook zijn de vormgeving van het programma en de gestelde conditionaliteiten belangrijke waarborgen voor terugbetaling. Hiermee dwingt het IMF economische aanpassingen af die lidstaten in staat stellen hun betalingsbalansproblemen op orde te krijgen en tijdig de lening terug te betalen. Daar komt bij dat het IMF een Preferred Creditor is (crediteur die voorrang krijgt boven andere crediteuren), en dat achterstanden bij het IMF slecht zijn voor de reputatie op financiële markten en bij andere internationale instellingen. In het geval van achterstallige betalingen kan het IMF terugvallen op de reservebuffer, de zogenaamde precautionary balances. Het IMF houdt voor deze reserves een doelstelling aan van SDR 20 mld. waarbij SDR 10 mld. als een minimum wordt gehanteerd.

Overigens is het zo dat er geen directe koppeling kan worden gemaakt tussen individuele IMF-programma’s en de Nederlandse bijdrage aan het IMF. De IMF-middelen aan programmalanden worden ter beschikking gesteld uit de algemene middelen van het IMF. De garantie van de Nederlandse Staat aan DNB dekt louter de middelen die Nederland beschikbaar stelt aan het IMF, voor de theoretische situatie dat DNB door het IMF niet meer wordt terugbetaald.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor afgegeven garanties aan DNB wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in de begrotingsreserve. Het IMF zelf ontvangt geen garantie van de Nederlandse Staat en betaalt dus ook geen premie voor deze garantie aan de Nederlandse Staat. Het IMF vraagt wel premie aan landen die financiële steun krijgen en betaalt een premie aan landen die middelen verstrekken. Dit geldt ook voor Nederland. Op het moment dat het IMF gebruik wenst te maken van een verstrekt leenarrangement, dan moet DNB dit geld financieren op de kapitaalmarkt. Hiervoor ontvangt DNB een vergoeding: de SDR-rente. De premie die landen moeten betalen aan het IMF is gebonden aan de IMF-marktgerelateerde rente, die weer gerelateerd is aan de SDR-rente. Het IMF rekent een extra opslag (vergoeding voor gelopen risico’s) voor programma’s die groot van omvang zijn (boven de 187,5% quotum van een land uitkomen). Als het bedrag aan financiële steun na een aantal jaar nog steeds boven de 187,5% quotum uitkomt, wordt daar bovenop een extra opslag gevraagd om groot en langdurig gebruik van IMF-middelen te ontmoedigen. Een uitzondering wordt gemaakt voor lage-inkomenslanden: zij betalen een veel lagere premie. Daarnaast rekent het IMF een zogeheten commitment fee voor een aantal faciliteiten, die wordt teruggestort wanneer een land daadwerkelijk geld trekt onder die faciliteit. Ook rekent het IMF een vergoeding om de uitvoeringskosten van een programma te dekken. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

23. AIIB

Doel en werking garantieregeling

In 2015 is besloten om toe te treden tot de nieuw op te richten Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB, oftewel de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank), welke sinds januari 2016 operationeel is. Op basis van een door de oprichtende aandeelhouders bepaalde verdeelsleutel heeft Nederland een aandeel toegewezen gekregen en zich hierop ingeschreven. Dit aandeel bestaat uit een gedeelte ingelegd (paid-in) kapitaal en een gedeelte garantiekapitaal. Deze verplichting betreft het garantiekapitaal.

De doelstelling van de AIIB is tweeledig:

  • het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het creëren van welvaart en het verbeteren van het infrastructuurnetwerk in Azië door te investeren in infrastructuur en andere productieve sectoren;

  • het bevorderen van regionale samenwerking en partnerschappen door samen te werken met andere multilaterale en bilaterale ontwikkelingsinstellingen bij het adresseren van ontwikkelingsuitdagingen.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van garanties gaat altijd gepaard met een risico. Dit risico zal bestaan totdat de garantie wordt opgeheven. De garantie kan worden afgeroepen door de AIIB op het moment dat de bank niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. In dit uiterste geval heeft het directe gevolgen voor de rijksuitgaven en het EMU-saldo (voor maximaal USD 825 mln.). De kans dat dit gebeurt wordt echter als zeer klein aangemerkt. De optie om «callable capital» in te roepen is bij de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bv. Azië-crisis of afgelopen financiële crisis). Het risico wordt ook geadresseerd door het risicobeleid van de bank, dat prudent is. Het externe kredietbeoordelingbureau Moody’s heeft de AIIB in juni 2017 een Aaa rating gegeven, welke een reflectie is van onder meer de sterke governance-raamwerken van de AIIB, waaronder het risicomanagement- en liquiditeitbeleid van de bank, de zeer sterke kapitaaltoereikendheid en de sterke steun van de brede aandeelhoudersbasis. In juli volgde de kredietbeoordelaar S&P met haar hoogste AAA/A-1+ rating.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in de begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de AIIB hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de AIIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort.

24. MIGA-herverzekering

Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van de exportkredietverzekering (Kamerstukken II 2016–2017, 31 935, nr. 32) is het Memorandum of Understanding met Wereldbank-onderdeel MIGA over herverzekering door de Nederlandse Staat beëindigd. Er is nooit gebruik van gemaakt. De vermelding in de begroting komt hiermee te vervallen.

25. Exportkredietverzekering

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Staat biedt de mogelijkheid voor het verzekeren van betalingsrisico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer met het buitenland. Het productenassortiment van de ekv-faciliteit omvat momenteel onder andere de kapitaalgoederenverzekering, verzekering uitvoering van werken, financieringsverzekering, koersrisicoverzekering, investeringsverzekering, werkkapitaaldekking en verzekering van garanties. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt naast het verplichtingenplafond van € 10 mld. een verwachte afloop van € 10 mld. opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen zijn na afloop van een begrotingsjaar bekend.

Vanaf 2018 wordt de Regeling Investeringsverzekeringen (RIV) geschaard onder de ekv en daarmee vervalt de aparte vermelding in het overzicht risicoregelingen. Deze wijziging is aangekondigd in de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van de exportkredietverzekering14.

Beheersing risico’s

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen worden voortdurend gemonitord en indien nodig aangepast, opdat alleen aanvaardbare risico’s worden geaccepteerd. Het risicoprofiel van de bestaande ekv-portefeuille en van nieuwe aanvragen wordt daarom nauwlettend gevolgd door het Ministerie van Financiën met behulp van een uitgebreid risicokader.

Voor de ekv is in de begroting een bedrag van € 10 mld. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (bruto plafond). In 2018 wordt de RIV samengevoegd met de ekv; het plafond van € 10 mld. blijft echter ongewijzigd zodat de beschikbare ruimte iets is afgenomen. De afgelopen jaren is dit plafond niet knellend geweest, zodat naar verwachting voldoende ruimte zal zijn voor het aangaan van de door Nederlandse exporteurs gevraagde verzekeringen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Internationaal is om concurrentieverstoring te voorkomen afgesproken dat ekv-faciliteiten over een langere periode kostendekkend moeten zijn. Dat betekent dat op lange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen (inclusief de recuperaties) te dekken. De participanten van de Arrangement – de internationale afspraken ten aanzien van exportkredietverzekeringen – stellen hiertoe minimumpremies op, die in Europese regelgeving zijn verankerd. Nederland monitort de kostendekkendheid met een speciaal hiervoor ontwikkeld model: bedrijfseconomische resultaatbepaling (berb). Voor het geheel aan exportkredietverzekeringen is een risicovoorziening beschikbaar van € 365,3 mln. (ultimo 2016). Deze voorziening wordt aangehouden vanwege de tijdsverschillen tussen premie-ontvangsten en schade-uitkeringen.

3. BELEIDSARTIKELEN (Financiën)

3.1 Artikel 1 Belastingen

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving dragen bij aan de bereidheid van burgers en bedrijven om hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Onder «compliance» verstaat de Belastingdienst dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke fiscale verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen. De term «bereidheid» geeft aan dat de Belastingdienst ernaar streeft dat belastingplichtigen uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Als burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen, dan komt belastinggeld de staatskas binnen zoals de wetgever beoogt en worden overheidsgelden niet onterecht uitbetaald.

Meetbare gegevens

De algemene doelstelling komt voor de fiscale verplichtingen tot uiting in de volgende meetbare gegevens.

Prestatie-indicatoren Algemene doelstelling (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2015

Waarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Bedrijven

       

Percentage aangiften omzetbelasting tijdig ontvangen

95,3%

94,9%

>95%

>95%

Percentage aangiften loonheffingen tijdig ontvangen

99,2%

99,2%

>99%

>99%

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB1

6,0%

5,2%

<6%

<6%

Burgers

       

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort Particulieren2

1,1%

1,0%

<1,1%

<1,1%

Bedrijven en burgers

       

Percentage aangiften inkomensheffingen en vennootschapsbelasting tijdig ontvangen

94,5%

94,5%

n.v.t.3

>94%

Tijdige betaling van belastingen en premies

98,4%

98,4%

>98%

>98%

Oninbare belastingen en premies

0,6%

0,3%

<0,6%

<0,6%

X Noot
1

Zowel voor MKB als particulieren betreft het nalevingstekort een netto cijfer: saldo van correcties ten nadele van de belastingplichtige en correcties in het voordeel van de belastingplichtige.

X Noot
2

Zie voetnoot hierboven.

X Noot
3

N.v.t. betekent dat in het gegeven jaar de (streefwaarde van de) prestatie-indicator niet of anders is gemeten en/of gerapporteerd in de begroting, waardoor vergelijking over de jaren niet mogelijk is.

Toelichting

  • Percentage aangiften omzetbelasting (OB), loonheffingen (LH), inkomensheffingen (IH) en vennootschapsbelasting (Vpb) tijdig ontvangen

    Deze indicatoren weerspiegelen of het beleid van de Belastingdienst succesvol is om belastingplichtigen, meer aan de voorkant van het proces, te bewegen tijdig een juiste en volledige aangifte in te dienen. Het aantal ambtshalve opgelegde aanslagen en verzuimboetes wordt hierdoor verminderd, evenals het aantal bezwaarschriften daartegen15.

  • Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingtekort

    Voor het structureel terugdringen van het nalevingtekort16 wordt ingezet op het zoveel mogelijk vooraf borgen van de volledigheid en juistheid van de aangiften door maatregelen als de vooringevulde aangifte (VIA), klantbehandeling in de actualiteit bij grote ondernemingen en het afsluiten van convenanten met fiscale dienstverleners waarmee de kwaliteit van aangiften van ondernemers wordt geborgd. Daarnaast blijft de Belastingdienst toezicht achteraf, na indienen van de aangifte, uitvoeren. Met steekproefsgewijze controles wordt periodiek het niveau van naleving vastgesteld voor de segmenten «Particulieren» en «MKB». De steekproefsgewijze controles verschaffen inzichten in de houding en het fiscaal relevante gedrag van belastingplichtigen en in bestaande nalevingstekorten. De uitvoering van de steekproef MKB-ondernemingen 2017 is eenmalig verdeeld over twee jaren (2017 en 2018).

  • Tijdige betaling van belastingen en premies

    Deze indicator meet het deel van de geïnde belastingen en premies dat de belastingplichtigen tijdig, voor de vervaldatum, volledig betalen aan de Belastingdienst. Hiertoe wordt ook het voldoen van een vordering na een betalingsherinnering of als onderdeel van een betalingsregeling gerekend. Deze indicator geeft aan voor welk deel van de ontvangsten de Belastingdienst geen intensieve invorderingsmaatregelen hoeft toe te passen. Voor 2018 is de doelstelling om boven de 98% uit te komen.

  • Oninbare belastingen en premies

    Niet alle vorderingen worden geheel ingevorderd. Dit kan verschillende oorzaken hebben: faillissementen, wettelijke schuldsanering, overlijden of omdat de vordering niet te verhalen is. Andere oorzaken van oninbaar lijden zijn fraudeposten en aanslagen voor criminele posten. De ervaring leert dat deze vorderingen zeer lastig zijn te innen. Het nog opeisbare deel van de vorderingen wordt actief gevolgd voor het geval zich alsnog inkomstenbronnen aandienen (dynamisch monitoren).

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:

  • het te voeren fiscale beleid;

  • het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;

  • het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van:

  • de heffing en inning van de rijksbelastingen en douanerechten;

  • de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;

  • de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;

  • de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen;

  • de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen;

  • de controle op niet-fiscale aspecten, zoals veiligheid, gezondheid en milieu, bij invoer, doorvoer en uitvoer van goederen;

  • handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) voert de Belastingdienst de heffing en inning van de rijksbelastingen uit. Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) voert de Belastingdienst/Toeslagen de toeslagregelingen uit voor de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op grond van de Algemene douanewet, Europese verordeningen en het Douanewetboek van de Unie (DWU) voert de Douane de controle op fiscale en niet-fiscale aspecten uit. Op grond van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten voert de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) de handhavingstaken uit op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

De Minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, naleving van wet- en regelgeving door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

C. Beleidswijzigingen

Eventuele beleidswijzigingen in 2018 zijn afhankelijk van verdere vormgeving van de Investeringsagenda.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

De Belastingdienst is een grote uitvoeringsorganisatie vanwege het budget (€ 2,9 mld. in 2018) en het aantal medewerkers, en daarnaast is er veel politieke en maatschappelijke aandacht voor de werkzaamheden van de Belastingdienst. Via een eigen begrotingsartikel is het mogelijk inzicht te geven in de verschillende werkzaamheden, uitgaven en ontvangsten van de Belastingdienst.

Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 1 Belastingen (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

                   

Verplichtingen

3.651.055

3.064.816

2.872.375

2.695.300

2.606.078

2.578.915

2.587.428

                   

Uitgaven (1) + (2)

3.323.566

3.147.816

2.886.061

2.704.445

2.606.078

2.584.073

2.591.079

                   
 

(1) Programma-uitgaven

136.211

151.036

151.824

98.866

86.866

86.867

86.867

 

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                   
 

Rente

130.423

115.090

89.990

72.790

60.790

60.790

60.790

   

Belasting- en invorderingsrente

130.423

115.090

89.990

72.790

60.790

60.790

60.790

                   
 

Bekostiging

5.788

5.955

5.955

5.955

5.955

5.955

5.955

   

Proceskosten

4.089

4.161

4.161

4.161

4.161

4.161

4.161

   

Overige programma-uitgaven

1.699

1.794

1.794

1.794

1.794

1.794

1.794

                   
 

Bijdrage agentschappen

0

29.991

55.879

20.121

20.121

20.122

20.122

   

waarvan: programmakosten

0

29.991

55.879

20.121

20.121

20.122

20.122

                   
 

(2) Apparaatsuitgaven

3.187.355

2.996.780

2.734.237

2.605.579

2.519.212

2.497.206

2.504.212

                   
 

Personele uitgaven

2.464.980

2.372.700

2.084.550

1.962.550

1.892.814

1.879.577

1.879.085

   

waarvan: Eigen personeel

2.203.409

2.156.934

1.959.221

1.844.269

1.775.233

1.761.996

1.761.504

   

waarvan: Inhuur externen

261.571

215.766

125.329

118.281

117.581

117.581

117.581

                   
 

Materiële uitgaven

722.375

624.080

649.687

643.029

626.398

617.629

625.127

   

waarvan: ICT apparaat

224.413

197.562

223.527

216.448

215.945

216.327

216.327

   

waarvan: Bijdrage SSO's

216.934

181.027

130.943

132.265

132.318

131.884

132.364

   

waarvan: overig apparaat

281.028

245.491

295.217

294.316

278.135

269.418

276.436

                   

Ontvangsten (3) + (4)

121.876.136

134.355.919

136.740.112

146.025.892

154.896.669

162.090.824

169.526.160

                   
 

(3) Programma-ontvangsten

121.850.938

134.335.676

136.719.802

146.005.582

154.876.314

162.070.468

169.505.804

   

Waarvan:

             
   

Belastingontvangsten

121.044.798

133.542.023

135.917.249

145.184.829

154.068.161

161.264.315

168.699.651

                   
 

Rente

361.879

392.600

399.400

418.900

407.100

407.100

407.100

   

Belasting- en invorderingsrente

361.879

392.600

399.400

418.900

407.100

407.100

407.100

                   
 

Boetes en schikkingen

245.675

203.777

205.877

204.577

203.777

201.777

201.777

   

Ontvangsten boetes en schikkingen

245.675

203.777

205.877

204.577

203.777

201.777

201.777

                   
 

Bekostiging

198.586

197.276

197.276

197.276

197.276

197.276

197.276

   

Kosten vervolging

198.586

197.276

197.276

197.276

197.276

197.276

197.276

                   
 

(4) Apparaatsontvangsten

25.198

20.243

20.310

20.310

20.355

20.356

20.356

D2. Budgetflexibiliteit

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt ontvangen van of vergoed aan belastingplichtigen. De rente-uitgaven komen voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 en zijn voor 100% juridisch verplicht. Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

Bekostiging

De uitgaven onder bekostiging betreffen onder andere de proceskostenvergoeding aan belastingplichtigen indien hun bezwaar of beroep wordt gehonoreerd. De regeling ligt vast in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitgaven zijn 100% juridisch verplicht. Verder valt onder dit budget een bijdrage aan de Waarderingskamer die 100% juridisch verplicht is op basis van Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven en ontvangsten

Programmabudgetten

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt ontvangen van of vergoed aan belastingplichtigen.

Bekostiging

Belastingplichtigen komen in aanmerking voor een proceskostenvergoeding, indien zij in het gelijk worden gesteld bij een bezwaar- of beroepsprocedure. De overige programma-uitgaven bestaan onder andere uit een bijdrage aan de Waarderingskamer en de Douaneraad. De ontvangsten hebben betrekking op kosten die worden doorberekend aan belastingschuldigen van invorderingsmaatregelen (aanmaning, dwangbevel, beslaglegging, etc.). Dit gebeurt op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.

Bijdrage agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan Logius.

Boetes en schikkingen

Deze ontvangstenpost betreft de opbrengsten van bestuurlijke boetes en van fiscale strafbeschikkingen.

Belastingsontvangsten

De in de bovenstaande tabel opgenomen belastingontvangsten zijn netto-ontvangsten. De netto-ontvangsten zijn gelijk aan de totale belastingontvangsten minus de afdrachten aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds op grond van de Financiële verhoudingswet, en minus de afdrachten aan het BTW-compensatiefonds en het BES-fonds.

In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2018 met begrotingshoofdstuk IX. De Miljoenennota bevat een toelichting op de belastingontvangsten.

Aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2018 met begroting IX (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totale belastingontvangsten

154.708.058

166.825.775

169.438.497

178.559.645

187.275.048

194.284.024

201.532.191

Afdracht Gemeentefonds

28.124.901

27.821.851

28.281.870

28.164.550

28.015.407

27.901.729

27.724.450

Afdracht Provinciefonds

2.493.503

2.410.097

2.187.740

2.166.927

2.148.141

2.074.840

2.064.840

Afdracht BTW-compensatiefonds

3.003.565

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

Afdracht BES-fonds

41.290

41.552

41.386

33.087

33.087

32.888

32.998

Belastingontvangsten IX

121.044.798

133.542.023

135.917.249

145.184.829

154.068.161

161.264.315

168.699.651

Apparaatsbudgetten

Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst betreffen personeel (ca. € 2,1 mld.) en materieel (ca. € 0,6 mld.). Het apparaatsbudget betreft de uitvoeringskosten voor het primaire proces binnen de Belastingdienst en de ondersteuning daarvan. Het primaire proces omvat de uitvoering en controle op de fiscale wet- en regelgeving, de douanewetgeving en -taken, en de toeslagregelingen.

Apparaatsontvangsten

De apparaatsontvangsten van € 20,3 mln. bestaan onder andere uit ontvangsten in verband met werkzaamheden die de Belastingdienst voor andere overheidsorganisaties uitvoert.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • BTW Vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen, kerken

  • BTW Vrijstelling fondswerving

  • BTW Vrijstelling lijkbezorging

  • BTW Vrijstelling overig

  • Accijnzen overige regelingen

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en een programmering van evaluaties voor toekomstige jaren wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2013–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € 1 mln.)1
 

2016

2017

2018

Algemene heffingskorting

20.133

20.163

20.193

Alleenstaande ouderenkorting

518

510

482

Ouderenkorting

2.749

2.971

3.237

Giftenaftrek inkomstenbelasting

356

362

367

Middelingsregeling

86

86

86

Onderhoudsverplichtingen aftrek

336

336

336

Belaste ontvangen alimentatie

– 201

– 201

– 201

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

978

979

971

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

26

27

28

Heffingvrij vermogen box 3

1.588

1.160

1.051

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

100

102

104

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

207

211

215

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

6

7

7

30%-regeling

850

901

955

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

117

121

124

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit2

25

24

23

EB Belastingvermindering per aansluiting

2.493

2.493

2.511

BTW Laag tarief voedingsmiddelen en water

7.744

8.069

8.408

BTW Laag tarief overig

1.797

1.877

1.957

BPM Teruggaaf diverse voertuigen3

15

16

16

MRB Vrijstelling diverse voertuigen4

25

25

25

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

51

58

65

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

22

19

16

MRB Kwarttarieven

132

142

153

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

EB = Energiebelasting

X Noot
3

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

X Noot
4

MRB = Motorrijtuigenbelasting

F1. Fiscaal beleid en wetgeving

Genereren van inkomsten – fiscale wet- en regelgeving

Het genereren van inkomsten ten behoeve van uitgaven voor de rijksbelastingen, de sociale fondsen en de zorgverzekeringen door middel van het ontwikkelen van solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is.

Het vereenvoudigen van het belastingstelsel blijft in 2018 een belangrijk speerpunt voor het Kabinet. In het pakket Belastingplan 2018 worden daarom diverse maatregelen voorgesteld die de belastingwetgeving begrijpelijker en beter uitvoerbaar maken. Denk hierbij onder meer aan het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (afschaffing van de landbouwregeling), dat voorziet in een vereenvoudiging van het belastingstelsel. Hierin wordt namelijk voorgesteld om de landbouwregeling in de btw met ingang van 1 januari 2018 af te schaffen. Tevens worden in het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen (OFM) verscheidene vereenvoudigingsmaatregelen voorgesteld, zoals vereenvoudiging van het derdenbeslag. Derdenbeslag houdt in dat, ingeval een belastingschuldige de belastingschuld niet betaalt, de Belastingdienst beslag kan leggen op onder andere diens loon, uitkering of banktegoeden. Met de wetswijziging wordt het voor de Belastingdienst mogelijk om in meer gevallen een eenvoudigere vorm van derdenbeslag te kunnen toepassen.

Daarnaast wordt in het wetsvoorstel OFM voorgesteld om de inkeerregeling af te schaffen. Deze maatregel zorgt ervoor dat inkeer geen omstandigheid meer wordt die aanleiding geeft tot het achterwege laten dan wel matigen van een vergrijpboete. Deze maatregel komt tegemoet aan de doelstelling van het kabinet om misbruik van belastingwetgeving tegen te gaan en draagt tevens bij aan vereenvoudiging. Verder voorziet het wetsvoorstel OFM in maatregelen die specifiek tot doel hebben om misbruik van belastingwetgeving tegen te gaan. Denk hierbij onder meer aan de anti-misbruikmaatregel die ziet op de uitbreiding van de toegang voor de Belastingdienst tot anti-witwasinlichtingen.

Het Kabinet heeft in de brief van 20 september 201618 een meerjarige internationale fiscale strategie uiteengezet, die er op neerkomt dat het kabinet blijft inzetten op én een proactieve aanpak van belastingontwijking én het aantrekkelijk houden van het fiscale vestigingsklimaat voor binnen- en buitenlandse investeerders. Het Kabinet zet de implementatie van maatregelen die voortvloeien uit het G20/OESO Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) project voort. Verdragsgerelateerde maatregelen uit dit project zijn opgenomen in het zogeheten Multilaterale instrument (MLI). Het MLI is door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) ontwikkeld en zorgt ervoor dat niet talloze bilaterale verdragen moeten worden heronderhandeld ten behoeve van implementatie van verdraggerelateerde maatregelen uit het BEPS project.

Daarnaast wordt de Nederlandse inzet aangaande de heronderhandeling van belastingverdragen met 23 ontwikkelingslanden op korte termijn afgerond. De heronderhandelingen zijn gericht op de implementatie van anti misbruikbepalingen in verdragen en worden gefaseerd uitgevoerd.

De BEPS maatregelen die zijn gericht op nationale wetgeving zijn onder andere verwerkt in de Anti Tax Avoidance Directive (ATAD1), een Europese richtlijn met verschillende maatregelen tegen belastingontwijking die in juni 2016 is aangenomen. De richtlijn gebiedt een minimumharmonisatie ter bescherming van de winstbelastinggrondslagen van de lidstaten van de Europese Unie. Deze richtlijn dient op 31 december 2018 in de nationale wetgeving te zijn geïmplementeerd. Inmiddels heeft een openbare internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel voor de implementatie van ATAD1 plaatsgevonden. In de tweede helft van 2017 vindt nadere uitwerking van het conceptwetsvoorstel plaats naar aanleiding van de reacties uit de internetconsultatie alsmede naar aanleiding van te maken politieke keuzes. Het voornemen is om het wetsvoorstel begin 2018 aan de Tweede Kamer aan te bieden. Als uitbreiding op ATAD1 is in EU-verband overeenstemming bereikt over een richtlijn (ATAD2). In de richtlijn zijn maatregelen opgenomen om naast bepaalde mismatches binnen de EU (hetgeen reeds onderdeel was van ATAD1) ook mismatches buiten de EU te neutraliseren. Bovendien bestrijdt ATAD2 meer verschillende typen mismatches ten opzichte van ATAD1. Bij mismatches valt te denken aan situaties waarin het ene land bijvoorbeeld een aftrek van een rente- of royaltyvergoeding toestaat, terwijl deze vergoeding niet belast wordt in een ander land. Een mismatch kan ook inhouden dat er een dubbele aftrek is. ATAD2 zorgt er dan voor dat er geen aftrek wordt toegestaan zonder dat er heffing plaatsvindt en dat er geen dubbele aftrek wordt toegestaan. ATAD2 dient uiterlijk per 31 december 2019 te zijn geïmplementeerd. Er wordt beoogd om hiervoor in de eerste helft van 2018 een conceptwetsvoorstel voor internetconsultatie aan te bieden.

F2. Belastingdienst

Strategie Belastingdienst

De Belastingdienst beoogt met zijn strategie het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel uit zichzelf (fiscale) regels naleven (compliance); dat wil zeggen zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Dit moet zorgen voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten en de rechtmatige betaling van toeslagen. De Belastingdienst handelt conform de beginselen van behoorlijk bestuur en probeert waar mogelijk preventief en in de actualiteit te handelen in plaats van uitsluitend repressief.

Dit betekent dat de Belastingdienst, waar mogelijk in samenwerking met publieke en private partijen:

  • 1. een omgeving creëert waarin het maken van fouten zoveel mogelijk wordt voorkomen en waarin de Belastingdienst barrières opwerpt om fraude zoveel mogelijk tegen te gaan;

  • 2. het burgers en bedrijven gemakkelijk maakt om verschuldigde belasting(en) af te dragen, bijvoorbeeld door middel van de vooraf ingevulde aangifte en voorlichting, en om een juiste toeslagaanvraag te doen;

  • 3. de mate en intensiteit van zijn handelen baseert op de relevante informatie over (oorzaken van) het gedrag van burgers en bedrijven. Daar waar de kwaliteit van de belastingaangifte of toeslagaanvraag vooraf is geborgd, kan de Belastingdienst volstaan met minder toezicht achteraf. Daar waar burgers en bedrijven regels bewust niet willen naleven of frauderen, dwingt de Belastingdienst naleving af.

De Belastingdienst heeft hierbij te maken met verschillende groepen burgers en bedrijven, met verschillende behoeften en verschillend gedrag bij het naleven van (fiscale) regels. De Belastingdienst deelt daarom het totale bestand van burgers en bedrijven op in groepen met samenhangende objectieve en subjectieve kenmerken (segmenten).

Jaarlijks vertaalt de Belastingdienst zijn strategie in een beleid per segment. Het beleid wordt uiteengezet in een aan de Kamer uit te brengen brief waarin de Belastingdienst inzicht geeft in de keuzes die hij maakt over de inzet van mensen en middelen voor de verschillende activiteiten. De aanleiding hiervoor is dat de huidige wijze van verantwoorden over de prestaties van de Belastingdienst – die hoofdzakelijk zijn gericht op het achteraf corrigeren van aangiften – eenzijdig is en niet voldoende aansluit bij de strategie van de Belastingdienst. De Belastingdienst zal daarbij – naast de bestaande prestatie-indicatoren die vooral op input en output zijn gericht en die inzicht geven in de doelmatigheid – zoveel mogelijk inzicht geven in de effecten van de uitgevoerde activiteiten op het gedrag van burgers en bedrijven (de doeltreffendheid). In 2018 wordt gestart met het segment Particulieren. Een volwaardige brief voor alle segmenten zal naar verwachting over een periode van 3 tot 5 jaar worden gerealiseerd.

Een deel van de capaciteit wordt ook ingezet op fraudebestrijding en externe overheidssamenwerking in Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI)-verband en Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC)-verband. Het fiscale belang kan hierbij ondergeschikt zijn aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de Belastingdienst, bijvoorbeeld bij het verstrekken van informatie aan gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie ten behoeve van de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit in RIEC-verband.

Burgers

De grote omvang en de mate van zelfredzaamheid zijn in hoge mate bepalend voor de aanpak van de groep burgers. De Belastingdienst richt zich op het (massaal) voorkomen van fouten en het verbeteren van de kwaliteit van de belastingaangifte en toeslagaanvraag door meer en proactieve interactie activiteiten en door het (massaal) vooraf invullen van gegevens bij belastingaangifte. Ook corrigeert de Belastingdienst belastingaangiften en toeslagaanvragen van burgers door gebruik te maken van gegevens van derde partijen. De Belastingdienst onderscheidt groepen burgers met samenhangende kenmerken. De uitkomsten van steekproefsgewijze controles, nadere analyse van de aangiften en toeslagaanvragen, het ontwikkelen en uitvoeren van evaluaties en effectmeting, vormen de basis voor het bepalen welke groepen of individuele burgers specifieke aandacht nodig hebben.

Bedrijven

De Belastingdienst onderscheidt groepen bedrijven met samenhangende objectieve en subjectieve kenmerken. Voorbeelden van objectieve kenmerken zijn: omvang (af te dragen belasting, kasstroom), complexiteit (eigendomsverhoudingen, rechtsvorm en besturing, relaties tussen bedrijven) en activiteiten (branchekenmerken, internationale gerichtheid). Voorbeelden van subjectieve kenmerken zijn: de mate van zelfredzaamheid en transparantie, de houding ten opzichte van belasting betalen (fiscale strategie) en de kwaliteit van de fiscale administratie.

Binnen de grote groep van bedrijven maakt de Belastingdienst het onderstaande onderscheid.

  • 1. Er zijn veel kleine bedrijven (inclusief zelfstandigen zonder personeel). De massaliteit en de mate van zelfredzaamheid van deze bedrijven zijn de basis voor het handelen van de Belastingdienst. Het beleid richt zich op het voorkomen van fouten en het verhogen van de zelfredzaamheid door samenwerking met externe partijen, zoals fiscaal dienstverleners en leveranciers van boekhoudprogramma’s, en door proactieve interactie. Het wordt gekenmerkt door een meer procesmatige en informatiegestuurde aanpak. Deze bedrijven worden zoveel mogelijk digitaal ondersteund waarmee fouten in de aangifte worden voorkomen (compliance by design).

  • 2. Grotere bedrijven hebben te maken met meer verschillende belastingen. Dit maakt dat de complexiteit toeneemt, zowel voor het bedrijf als voor de Belastingdienst. De Belastingdienst versterkt de kwaliteit van de fiscale aangiften van (groepen) bedrijven zoveel mogelijk vooraf. Dat doet hij door het afsluiten van convenanten met fiscaal dienstverleners en door het voeren van vooroverleg. Daarnaast stemt de Belastingdienst de intensiteit van zijn activiteiten af op de subjectieve kenmerken en het (fiscale) gedrag van bedrijven. Op basis van een omgevingsanalyse en met behulp van risicoselectiemodellen wordt de intensiteit van de behandeling van de aangiften en subjecten bepaald. Met deze werkwijze vindt de behandeling van veel bedrijven plaats op een indirectere manier dan uitsluitend door middel van een boekenonderzoek of een traditionele aangifteregeling. Tegelijkertijd vergroot de Belastingdienst de zekerheid over de volledigheid en juistheid van de aangiften.

  • 3. De grootste bedrijven kenmerken zich door een grote complexiteit en zijn vaak in meerdere landen actief. Dit houdt ook in dat er voor deze internationaal werkende ondernemingen, conform EU- en OESO-afspraken, in een groot aantal gevallen uitwisseling van grensoverschrijdende rulings plaats moet vinden. De inschatting is dat deze ontwikkeling tot gevolg heeft dat het aantal informatievragen vanuit het buitenland sterk zal toenemen. Daar komt bij dat zij belangrijke gegevensleveranciers zijn voor de Belastingdienst zelf (voorinvullen van aangiften) en voor andere gebruikers. Op basis van deze belangen kiest de Belastingdienst bij deze bedrijven voor een behandeling die zich kenmerkt door regelmatig individueel contact met de leiding van ondernemingen en door hen ingeschakelde (fiscale) adviseurs en accountants. Onder andere door het individuele contact beïnvloedt de Belastingdienst het gedrag van de grootste bedrijven om bestaande problemen bespreekbaar te maken en mogelijk snel op te lossen. De Belastingdienst stemt de intensiteit van zijn behandeling af op de mate van transparantie, de kwaliteit van de fiscale administratie en de fiscale strategie van de onderneming.

Met het uitvoeren van zijn beleid streeft de Belastingdienst ernaar dat het «nalevingstekort», en daarmee het bedrag aan verschuldigde belasting dat niet binnenkomt («tax gap»19) en ten onrechte toegekende toeslagen, zo klein mogelijk is.

Dienstverlening

De Belastingdienst maakt het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk om hun verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door passende dienstverlening te leveren.

Met passende dienstverlening zorgt de Belastingdienst ervoor dat belastingplichtigen en toeslaggerechtigden hun verplichtingen kunnen nakomen en hun rechten kunnen verwezenlijken. De door de Belastingdienst geboden dienstverlening is ingericht op diversiteit in de zelfredzaamheid van de burger. Deze dienstverlening wordt in belangrijke mate aangevuld door andere externe ondersteuningsmogelijkheden. De Belastingdienst stimuleert en ondersteunt organisaties en burgers die burgers helpen met het (digitaal) zaken doen met de overheid. De hulpvraag en het aanbod richten zich hierbij zowel op juridisch/fiscaal gebied als op het gebied van digitalisering of taal. De Belastingdienst streeft ernaar te voldoen aan de verwachtingen van burgers en bedrijven ten aanzien van snelle en klantgerichte dienstverlening. Hiervoor worden voortdurend nieuwe maatregelen en nieuwe digitale technologieën ingezet. Het effect hiervan wordt meetbaar gemaakt met de volgende prestatie-indicatoren.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicatoren Dienstverlening (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator1

Waarde 2015

Waarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

87%

81%

90–95%

90–95%

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

97%

98%

90–95%

90–95%

Klanttevredenheid

n.v.t.

n.v.t.

Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer tevreden) en maximaal 10% van de bellers, website- en baliebezoekers

scoort een 1,5 of lager

Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer tevreden) en maximaal 10% van de bellers, website- en baliebezoekers

scoort een 1,5 of lager

Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst

14.586

13.105

Minder klachten over het handelen van de Belastingdienst dan vorig jaar

Minder klachten over het handelen van de Belastingdienst dan vorig jaar

X Noot
1

Enkele streefwaarden van de Belastingdienst worden weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst bij betreffende prestatie-indicator aan wat de onder- en de bovengrens is.

Toelichting

  • Afgehandelde bezwaren en klachten binnen Awb-termijn20

    Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing, kunnen daartegen bezwaar maken door een bezwaarschrift in te dienen bij de Belastingdienst. Burgers en bedrijven kunnen bij de Belastingdienst ook een klacht indienen over gedragingen van belastingdienstmedewerkers. Bezwaren en klachten worden Awb-conform behandeld.

  • Klanttevredenheid21

    De indicator klanttevredenheid is gebaseerd op het nieuwe klanttevredenheidsmodel van de Belastingdienst voor de dienstverleningskanalen telefoon, website en balie. Hiermee wordt direct na de dienstverlening de persoonlijke ervaring gemeten hoe de dienstverlening van de Belastingdienst wordt beleefd door burgers en bedrijven. Deze meting vindt plaats door burgers en bedrijven te bevragen op zowel aspecten die bijdragen aan de klanttevredenheid als op de ervaren klanttevredenheid zelf. Door te meten krijgt de Belastingdienst goed zicht op de variabelen die klanttevredenheid bepalen, waardoor betere sturing op en verantwoording over prestaties mogelijk is.

  • Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst

    In contacten met burgers en bedrijven gaat de Belastingdienst uit van het vertrouwen dat zij hun verplichtingen na willen komen. Om compliance te bereiken is het cruciaal dat er vertrouwen is in de Belastingdienst. Dit is onder andere afhankelijk van de rechtvaardigheid die burgers en bedrijven ervaren in het optreden van de Belastingdienst. In zijn optreden handelt de Belastingdienst volgens de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en is hij zorgvuldig, geloofwaardig en transparant. Dit betekent dat hij kritisch is op zijn eigen functioneren en open over gemaakte fouten. Hierbij streeft de Belastingdienst ernaar om het aantal klachten jaar op jaar te verminderen.

Af te handelen belvolume (aantal telefoontjes)

De BelastingTelefoon verwacht in 2018 10,5 tot 11,5 mln. telefoontjes per jaar te moeten afhandelen. De daling ten opzichte van voorgaande hangt samen met het toenemend gebruik van digitale kanalen, waar de burger naartoe wordt geleid. Ingezet wordt op het ondersteunen van burgers en bedrijven in het uitoefenen van hun rechten en het naleven van hun plichten op het gebied van toeslagen en belastingen door het proactief bellen (de zogenaamde outbound calls). Outbound calls zijn er op gericht meer maatwerk te leveren maar ook om burgers en bedrijven proactief te ondersteunen. In 2016 zijn hiertoe een aantal pilots uitgevoerd. De ervaringen laten zien dat dit op prijs wordt gesteld. Daarnaast kan door outbound bellen de inzet van dure toezicht- en invorderingsinstrumenten worden voorkomen.

Toezicht

De Belastingdienst voert adequaat toezicht uit en dwingt waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af om er voor te zorgen dat de verschuldigde belastingen bestendig de staatskas binnenkomen en de toeslagen rechtmatig worden uitbetaald.

Belastingen

De strategie van de Belastingdienst leidt tot een gedifferentieerde aanpak van bedrijven waarin de Belastingdienst een mix aan activiteiten uitvoert. Onderstaande prestatie-indicatoren hebben betrekking op verschillende aspecten van die aanpak.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicatoren Toezicht Belastingen (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2015

Waarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde

2018

Percentage grote ondernemingen waarvan de klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is1

n.v.t.

81%

85%

85%

Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverlenersconvenant2

n.v.t.

5,7%

7,5–8%

6–8%

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling IH (betreft Particulieren en MKB)3

€ 2,2 mld.

€ 1,5 mld.

€ 1,8 mld.

€ 1,6 mld.

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling Vpb MKB

€ 1,9 mld.

€ 1,6 mld.

€ 1,5 mld.

€ 1,4 mld.

Bruto correctie opbrengsten boekenonderzoeken MKB

€ 780 mln.

€ 985 mln.

€ 770 mln.

€ 770 mln.

Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst (betreft IH)

7%

8,6%

8–12%

8–12%

X Noot
1

De term klantbehandeling in de actualiteit vervangt de term horizontaal toezicht uit de vorige begroting. Het streven is met grote ondernemingen waar mogelijk in de actualiteit te werken. Voor de ondernemingen die hiervoor in aanmerking komen, biedt horizontaal toezicht doorgaans de beste mogelijkheden om in de actualiteit te werken.

X Noot
2

Begin 2017 is de berekenings- en meetmethodiek vastgesteld. Op basis van de hierbij gehanteerde grondslagen bleek de eerder voor 2017 gehanteerde streefwaarde te hoog te zijn vastgesteld. Voor 2018 heeft bijstelling van de streefwaarde plaatsgevonden met als basis de realisatie 2016 en 2017 tot nu toe. Door de nieuwe meetmethodiek is de waarde voor 2015 niet meer te reconstrueren.

X Noot
3

Betreft correcties op het verzamelinkomen.

Toelichting

  • Percentage grote ondernemingen waarvan de klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is

    Voor het segment Grote ondernemingen wordt passende behandeling beoogd waarmee de risico’s worden afgedekt gegeven de beschikbare capaciteit. Bij de behandeling van de grootste bedrijven is er sprake van individuele klantbehandeling. Voor elke grote onderneming wordt beoordeeld of de onderneming in aanmerking komt voor klantbehandeling in de actualiteit. Drie gedragscomponenten zijn daarbij bepalend: 1) de mate van transparantie, 2) de kwaliteit van de fiscale administratie (mate van fiscale beheersing) en 3) de fiscale strategie. De analyse leidt tot een behandelstrategie en de vaststelling of een onderneming al dan niet voor klantbehandeling in de actualiteit in aanmerking komt. Mocht dit het geval zijn, dan wordt op directieniveau een gesprek gehouden en een aanvullende verkenning uitgevoerd. Het streven is om deze toets in 2018 voor 85% van alle grote ondernemingen te hebben uitgevoerd.

  • Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal22 dienstverlenersconvenant

    Deze indicator betreft belastingontvangsten afkomstig uit aangiften die onder een convenant met een fiscaal dienstverlener (FD) vallen. Deze indicator geeft een beeld in welke mate de Belastingdienst erin slaagt een hogere mate van zekerheid over de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de belastingontvangsten te verkrijgen.

  • Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling IH, Vpb en boekenonderzoeken

    Deze indicatoren betreffen de bruto correctiebedragen. Dit is het door de Belastingdienst gecorrigeerde bedrag op aangiften van belastingplichtigen, vóór toepassing van het effectieve belastingtarief, en zonder rekening te houden met het verlies op correcties door bezwaar en invordering. De indicatoren richten zich op de resultaten van de ingezette repressieve instrumenten. De keuze voor deze instrumenten en de daaruit voortkomende opbrengsten volgt uit de toepassing van het beleid gericht op het bevorderen van compliance. Dit betekent dat steeds situationeel bepaald wordt wat het meest effectieve en goedkoopste preventieve of repressieve instrument is dat ingezet wordt. De duurste instrumenten, zoals boekenonderzoeken, zullen dan met name ingezet worden bij belastingplichtigen die zich kenmerken door een hoog fiscaal belang en risico. Goedkopere instrumenten, zoals communicatie en telefonisch contact, kunnen volstaan bij belastingplichtigen die zich kenmerken door een laag fiscaal belang en risico. Met deze indicatoren wordt significante reductie beoogd van de nalevingstekorten MKB en Particulieren. De verlaging van de streefwaarden ten opzichte van vorig jaar vloeit voort uit feit dat er in 2018 naar verwachting minder capaciteit beschikbaar is en andere personele ontwikkelingen. Voor de IH wordt dit effect deels gecompenseerd doordat meer geautomatiseerd wordt gecorrigeerd. Voor de Vpb wordt het effect deels gecompenseerd doordat ervan uitgegaan wordt dat de extra capaciteit, die in 2017 benodigd is voor vooroverleg, in 2018 weer beschikbaar is voor heffing Vpb.

  • Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst (betreft IH)

    Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing, kunnen een bezwaarschrift indienen. De hiervoor behandelde prestatie-indicator «Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn» is gericht op een snelle afhandeling. De onderhavige indicator «Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst» ziet op het voorkomen van bezwaarschriften door te zorgen voor juiste aanslagen bij de IH. Dit zijn de «echte» bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige het inhoudelijk niet eens is met de Belastingdienst. De grote massa bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige alleen een aanvulling of wijziging van de eerdere ingediende aangifte meldt, blijft bij deze indicator buiten beschouwing.

Toeslagen

Het toezicht bij Toeslagen is gericht op het rechtmatig, dat wil zeggen op basis van de wettelijke grondslagen, uitbetalen van het juiste bedrag. Het toezichtbeleid komt tot stand in afstemming met de departementen die beleidsinhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de inkomensafhankelijke regelingen. Het streven is het voor burgers gemakkelijk te maken om het goed te doen. Proactieve interactie, waar nodig voorafgaand aan de toekenning, draagt bij aan klanttevredenheid en toekenningszekerheid. Inzet van data-analyses draagt bij aan het steeds beter kunnen differentiëren van dienstverlening en toezicht op grond van het gedrag van toeslagaanvragers en het voorspellen van afwijkingen tussen de voorlopige en de definitieve toekenning. De scheidslijn tussen dienstverlening en toezicht vervaagt, doordat de Belastingdienst proactief handelt op basis van dergelijke inzichten. Gezien de omvang van de populatie streeft de Belastingdienst naar «massaal maatwerk». Het doel is maatregelen en voorzieningen in het massale proces te treffen, die door burgers als gepersonaliseerde ondersteuning worden ervaren.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicatoren Toezicht Toeslagen (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2015

Waarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Rechtmatige toekenning van toeslagen

Gerealiseerd

Gerealiseerd

De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau

De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau1

Het percentage definitief toegekende toeslagen met een terug te betalen bedrag ≤ € 500

91,9%

91,6%

91%

91%

X Noot
1

Dit betreft het artikel van het desbetreffende beleidsdepartement.

Toelichting

  • Rechtmatige toekenning van toeslagen

    De Belastingdienst streeft naar een rechtmatige toekenning van toeslagen. Voor het rapporteren van fouten en onzekerheden gelden kwantitatieve rapportagegrenzen op artikelniveau die jaarlijks in de Rijksbegrotingvoorschriften worden vastgelegd. Om de rechtmatigheid van toeslagen te bevorderen wordt onder andere aandacht besteed aan de kwaliteit van bestanden van derden die worden gebruikt. Bij toeslagen die worden vastgesteld na handmatige behandeling door medewerkers wordt de kwaliteit van de behandeling getoetst.

  • Terug te betalen bedragen zoveel mogelijk beperken

    De Belastingdienst streeft ernaar het ontstaan van terug te betalen bedragen bij het definitief toekennen zoveel mogelijk te beperken tot bedragen die inherent zijn aan de systematiek van de inkomensafhankelijke regelingen. Als kwantitatieve indicator wordt gebruikt: het percentage van de totale hoeveelheid definitief toegekende toeslagen, waarbij niet terugbetaald hoeft te worden of het terug te betalen bedrag onder € 50023 blijft. De resultaten bij deze indicator zijn onder meer afhankelijk van de mate waarin aanvragers hun inkomen juist kunnen schatten en van wet- en regelgeving.

Douane

Missie en visie

Douane is de dienst die het goederenverkeer aan de buitengrenzen van de EU controleert. Ook zorgt de Douane voor de heffing en inning van binnenlandse accijnzen en verbruiksbelastingen. De Douane ziet erop toe dat het grensoverschrijdend goederenverkeer volgens de regels verloopt. Tegelijkertijd faciliteert de Douane dit grensoverschrijdend goederenverkeer.

De taken worden uitgevoerd in opdracht van de EU, het Ministerie van Financiën en op aanwijzing of verzoek van andere ministeries en toezichthouders. Aan alle taken ligt Europese en nationale wet- en regelgeving ten grondslag. Zo draagt Douane bij aan:

  • een solide financiering van de Europese en nationale overheid;

  • een veilige samenleving;

  • een sterke, aantrekkelijke en eerlijke interne markt, waarmee de welvaart in de EU en Nederland wordt bevorderd.

Strategische opdracht en ABC-doelen centraal:

  • 1. Afdracht: de Douane zorgt ervoor dat de belastingopbrengsten zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn. De Douane stelt de verschuldigde douanerechten en accijnzen vast en heft en int deze. De geïnde bedragen worden afgedragen aan de EU en de schatkist.

  • 2. Beschermen: de Douane zorgt ervoor dat de samenleving zo goed mogelijk wordt beschermd tegen onveilige en ongewenste goederen. Hieronder valt een breed scala aan taken op het terrein van veiligheid, milieu, flora en fauna, gezondheid en cultuur.

  • 3. Concurrentiepositie: de Douane draagt bij aan het versterken van de concurrentiepositie van de EU en Nederland door toe te zien op de naleving van Europese maatregelen voor marktordening. Daarnaast bevordert de Douane een snelle en goede douaneafhandeling, resulterend in zo min mogelijk oponthoud en lage administratieve lasten.

Toelichting

Nederland vormt een belangrijke schakel in de internationale handel en logistiek. Ruim een kwart van alle goederen bestemd voor de EU-lidstaten – met een gezamenlijke waarde van ruim € 200 mld. (2016) – komt aan op Nederlandse bodem. Het toezicht is gericht op goederen die via Nederland de EU binnenkomen of verlaten. Daarbij wordt de juiste balans tussen de ABC-doelen gezocht. Het bevorderen van compliance – regelnaleving door burgers en bedrijven – en het tegengaan van non-compliance is daarbij leidend. Niet alle goederen kunnen gecontroleerd worden. Het toezicht is daarom informatiegestuurd en risicogericht. Voortdurend wordt gewerkt aan het versterken van de informatiepositie, onder andere door gegevensuitwisseling en het ontsluiten en koppelen van nieuwe databronnen. Ook controleresultaten en risicosignalen vanuit het veld worden hierbij betrokken. Met behulp van data-analyses worden risico’s zo scherp mogelijk in kaart gebracht. Op basis daarvan wordt de meest passende interventie of mix van interventies gekozen. De Douane zet daarbij verschillende hulpmiddelen in, waaronder scan- en detectieapparatuur. De interventies verschillen in aard en intensiteit. Zo kent de Douane activiteiten gericht op:

  • (grensoverschrijdende) goederenstromen, waarbij, mede op basis van aangiften, via risicogerichte selectie, zendingen, vervoermiddelen, containers, etc. worden gecontroleerd;

  • gebieden langs de buitengrens (lucht en zee), waarbij onder andere gebruik wordt gemaakt van radarbeelden, surveillance en cameratoezicht;

  • bedrijven, waarbij het gaat om controles, gericht op vergunningen, het functioneren van bedrijfseigen controlemechanismen en kwaliteits- en veiligheidssystemen.

Op een groot aantal terreinen wordt daarbij samengewerkt: binnen de EU, met handhavingspartners en met het bedrijfsleven en de wetenschap. Om de efficiëntie van de logistieke keten te vergroten wordt er samen met verschillende partijen gewerkt aan minimale administratieve lasten en logistiek oponthoud.

Context

De dynamiek in de wereldhandel is op verschillende fronten groot. De trendmatige groei in het goederenverkeer betekent onder andere dat de Douane meer aangiften heeft te controleren. Dit wordt versterkt door de enorme vlucht die e-Commerce genomen heeft. Het aantal kleine zendingen via de post en koeriersstroom blijft jaarlijks sterk toenemen. Het is een uitdaging om steeds een passend antwoord te vinden op de niet-fiscale en fiscale risico’s die zich in deze stroom voordoen24.

De uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU heeft een impact op de Nederlandse Douane. Een belangrijke verandering is dat door de Brexit in Nederland een «landgrens» ontstaat. Onder andere het ferryverkeer met het VK krijgt daarmee het karakter van landgrensverkeer in de vorm van een combinatie van vracht- en personenverkeer. Dit zal dan ook fysieke aanwezigheid van de Douane vragen. Daarbij zullen voor alle vervoersbewegingen één of meerdere aangiften nodig zijn, waarop alle fiscale en niet-fiscale bepalingen gehandhaafd moeten worden. In 2018 worden verdere voorbereidingen getroffen om de uitvoering van het onderhandelingsresultaat met het VK mogelijk te maken.

Een ander belangrijk thema op de agenda voor 2018 van de Douane betreft het vervolg op het rapport van de Commissie onderzoek Belastingdienst. Het Kabinet heeft aangegeven positief te staan tegenover de aanbeveling uit het rapport om de positie van de Douane opnieuw te bezien. Als eerste stap hiertoe zal een apart begrotingsartikel voor de Douane worden geïntroduceerd, welke is voorzien voor de Rijksbegroting 2019. Verder zal een voorstel worden uitgewerkt voor de toekomstige positie van de Douane.

Prestatie-indicatoren

De indicatoren uit begroting IX 2017 waren nog outputgericht (controles op de goederenstromen, controles op passagiersvluchten, gecertificeerde goederenstromen). Deze indicatoren vervallen met ingang van deze begroting. De reden hiervoor is dat deze wijze van verantwoorden over de prestaties van de Douane, die hoofdzakelijk is gericht op het corrigeren van aangiften (aantallen controles, omvang correcties etc.), onvoldoende aansluit bij de strategie van de Belastingdienst. Voor de indicator gecertificeerde goederenstromen geldt daarnaast dat deze niet goed de prestatie van de Douane weergeeft. Er is de afgelopen jaren zicht verkregen op (de ontwikkeling van) de betrouwbare goederenstromen. Echter, de indicator wordt mede bepaald door factoren zoals toename van de goederenstromen, die niet door de Douane kunnen worden beïnvloed.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicatoren Douane (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2015

Waarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Juiste invoeraangiften

n.v.t.1

1002

n.v.t.

⩾ 100

Waardering bedrijfsleven3

100

101

⩾ 100

⩾ 100

X Noot
1

Dezelfde meting is over dit jaar niet beschikbaar.

X Noot
2

De onderliggende waarde is begin 2018 bekend.

X Noot
3

Tot en met 2016 werd deze score tweejaarlijks gemeten. Waarde 2015 betreft resultaat 2014.

Toelichting

  • Juiste invoeraangiften

    De indicator geeft het aandeel juiste aangiften ten invoer weer, die zijn ingediend in het aangiftesysteem (AGS). Deze aangiften vormen de basis voor de juiste afdracht, aangezien de heffing en inning op deze aangifte worden gebaseerd. De juistheid ziet op het voldoen aan de wettelijke eisen voor een aangifte. De behandeling van aangiften ten invoer is een van de eerste momenten van het al dan niet handelen in het douaneproces. Bovendien is het een belangrijk moment om als Douane het gedrag van aangevers te beïnvloeden. De Douane zet hiervoor onder andere activiteiten in op het gebied van dienstverlening en toezicht. Het aandeel wordt als index opgenomen met 2016 als indexjaar.

  • Waardering bedrijfsleven

    Voor het meten en verbeteren van de dienstverlening van de Douane aan het bedrijfsleven wordt het instrument Bewijs van Goede Dienst25 ingezet. Hierin zijn doelstellingen opgenomen die in samenspraak met het bedrijfsleven tot stand zijn gekomen en waaraan zowel de Douane als het bedrijfsleven grote waarde hecht. De score op deze doelen wordt jaarlijks gemeten. De waardering bedrijfsleven is gericht op versterken van de concurrentiepositie. De waardering wordt als index opgenomen.

Uitvoering afgesproken controleactiviteiten

De B-doelstelling van de Douane, beschermen van de samenleving, betreft de uitvoering van de niet-fiscale taken die de Douane in opdracht van beleidsdepartementen kent. Hierbij zijn de Ministeries van Buitenlandse Zaken, van Economische Zaken, van Financiën, van Infrastructuur en Milieu, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Veiligheid en Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport betrokken. De Douane gaat, in overleg met betrokken partijen, verder met de ontwikkeling van een indicator die zich richt op de mate waarin de Douane de (periodieke) afspraken over deze douanetaken uitvoert.

Inning

Voor de inning geldt dat met het toenemen van het aantal particulieren en ondernemers, de hoeveelheid vorderingen stijgt. Voor het overgrote deel loopt de inning geautomatiseerd en nagenoeg de gehele opbrengstenstroom komt dan ook binnen met hooguit enige lichte aandrang. Tegelijkertijd stijgt het aantal situaties waarbij zwaardere en arbeidsintensieve instrumenten moeten worden ingezet om achterstallige vorderingen alsnog te innen.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicatoren Inning (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2015

Waarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Achterstand invordering

2,2%

2,6%

2,5–3%

2,5–3%

Inning invorderingsposten binnen een jaar

57,0%

57,2%

55–65%

55–65%

Toelichting

  • Achterstand invordering

    De indicator achterstand invordering meet het bedrag aan openstaande vorderingen waarvan de betalingstermijn is verstreken en waartegen geen bezwaar is ingediend. De indicator is uitgedrukt in een percentage van de totale belasting- en premieontvangsten en gaat over de belastingmiddelen inkomensheffing/Zorgverzekeringswet, loonheffingen, motorrijtuigenbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Het is een indicatie voor de (relatieve) omvang van de debiteurenpositie van de Belastingdienst en het geeft een momentopname van de omvang van de voorraad nog in te vorderen posten. De Belastingdienst stelt een grens van maximaal 3% aan de betalingsachterstand bij invordering om te bewaken dat tijdig maatregelen in gang worden gezet als de achterstand oploopt. Vanaf 2015 is het dynamisch monitoren als nieuw instrument bij de Belastingdienst ingevoerd. De Belastingdienst blijft hiermee openstaande schulden langere tijd volgen en gaat in geval van gedetecteerde verhaalsmogelijkheden alsnog over tot het innen van de schuld. Dankzij de inzichten van dynamisch monitoren kan de Belastingdienst effectief en gerichter de invorderingsinstrumenten inzetten, hiermee wordt het oninbaarlijden van vorderingen zoveel mogelijk voorkomen.

  • Inning invorderingsposten binnen een jaar

    Deze indicator meet hoe snel de Belastingdienst erin slaagt om vorderingen die niet op tijd betaald26 worden toch te innen, als resultaat van de ingezette invorderingsmaatregelen. In 2016 werd 57,2% van deze invorderingsposten binnen een jaar geïnd.

Massaal proces

De Belastingdienst maakt het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk om hun verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door massale processen juist, tijdig en efficiënt uit te voeren.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicatoren Massaal proces (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2015

Waarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Garantieregeling IH 2017: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht

99,1%

99,5%

100%

100%

Definitief vaststellen toeslagen

85%

89,7%

85%

85%

Percentage toeslagen wat tijdig wordt uitbetaald1

99,9%

99,9%

99,99%

99,9%

Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (damages)

76

56

Minder verstoringen dan vorig jaar

Minder verstoringen dan vorig jaar

X Noot
1

De cijfers over 2015 en 2016 zijn op maandbasis berekend en niet gecorrigeerd voor productieverstoringen in het betaalverkeer. Vanaf 2017 wordt in de berekening rekening gehouden met productieverstoringen.

Toelichting

  • Garantieregeling IH 2017: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht

    Deze indicator meet het percentage belastingplichtigen dat tijdig binnen de garantieregeling aangifte IH 2017 heeft gedaan en dat vóór 1 juli bericht heeft ontvangen in de vorm van een voorlopige of definitieve aanslag 2017. Een beperkte categorie zal in plaats van een aanslag een ander bericht ontvangen. Daar staat in dat voor de afhandeling van de aangifte nader fiscaal onderzoek nodig is.

  • Definitief vaststellen toeslagen

    Doel van de prestatie-indicator is dat 85% van de toeslaggerechtigden vóór 31 december van het jaar t+1 de definitieve toekenning krijgt van het toeslagjaar t.

  • Percentage toeslagen wat tijdig wordt uitbetaald

    Deze indicator heeft betrekking op het laatste deel van de toeslagenketen: de uitbetaling op een reeds afgegeven beschikking. Van tijdige uitbetaling is sprake als het voorschot voor de komende maand op de 20e van de voorafgaande maand voor 24.00 uur op de rekening van de toeslaggerechtigde is bijgeschreven27. In 2017 is deze indicator voor het eerst opgenomen. De norm voor 2017 is te ambitieus gebleken doordat toeslaggerechtigden niet altijd het juiste rekeningnummer doorgeven waardoor uitbetaling te laat plaatsvindt. Om deze reden is de streefwaarde verlaagd van 99,99% naar 99,9%.

  • Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (damages)

    Deze indicator meet in welke mate er sprake is van ernstige productieverstoringen binnen de Belastingdienst welke leiden tot overlast, benadeling of onjuiste informatievoorziening aan burgers en/of bedrijven. Van een productieverstoring is ook sprake wanneer er schade optreedt in de kasstroom van het Rijk of als er afbreuk wordt gedaan aan de compliance. De doelstelling is om het aantal «damages» in 2018 te verminderen t.o.v. 2017. Bij de realisatie van de indicator wordt de impact (aantal geraakte burgers en/of bedrijven) en de ernst van de overlast in ogenschouw genomen.

FIOD

De FIOD werkt aan de rechtshandhaving door bijdragen te leveren aan het tegengaan van fiscale, financiële en economische fraude (inclusief fraude met premies, subsidies, toeslagen en in- en export), aan witwasbestrijding, aan het waarborgen van de integriteit van het financiële stelsel en aan de bestrijding van de financiële georganiseerde criminaliteit.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicatoren FIOD (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2015

Waarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

82%

80%

82–85%

82–85%

Gerealiseerde incasso-opbrengsten (mln. €)

76,4

273,5

71,4

83,3

Omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren)

23%

20%

>40%

>40%

Toelichting

  • Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

    De FIOD geeft bij het selecteren van aanmeldingen voor strafrechtelijk onderzoek prioriteit aan zaken met impact en effect. De doelstelling voor het percentage processen-verbaal dat leidt tot een veroordeling of een transactie is een resultaat van het overleg tussen het Openbaar Ministerie, de toezichthouders en de FIOD, en is een indicator voor de kwaliteit van de door de FIOD aangeleverde zaken.

  • Gerealiseerde incasso-opbrengsten

    Op basis van afgeronde onderzoeken stelt de FIOD processen-verbaal op en gaat het Openbaar Ministerie over tot vervolging en/of een transactie. Vervolging kan leiden tot veroordeling, waarbij incasso-opbrengsten voor de Staat gerealiseerd kunnen worden. Transacties leiden ook tot incasso-opbrengsten voor de Staat. De daadwerkelijke inkomsten worden ontvangen op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI Veiligheid en Justitie).

  • Omgevingsgerichte strafonderzoeken

    Bij de aanpak van fraude wil de FIOD een duidelijk signaal afgeven en kiest het voor aanpak van strafonderzoeken met maatschappelijk effect: van incident naar impact. De monitoring hierop vindt plaats met deze prestatie-indicator door te rapporteren hoeveel procent van de zaken omgevingsgericht is. Met omgevingsgericht wordt gedoeld op zaken die voortvloeien uit de vooraf bedachte verbinding tussen partners in de keten van toezicht, opsporing en vervolging.

3.2 Artikel 2 Financiële markten

A. Algemene doelstelling

Beleid en regelgeving maken voor een stabiele en integere werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën bevordert het goed functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. De Minister is verantwoordelijk voor de Nederlandse wetten en regels ten aanzien van de financiële markten en de institutionele structuur van het toezicht. Het daadwerkelijke toezicht op de financiële markten wordt uitgevoerd door DNB en de AFM en sinds 4 november 2014 ook in belangrijke mate door de Europese Centrale Bank (ECB) voor het toezicht op grote en grensoverschrijdende Europese banken.

De randvoorwaarden die de Minister stelt voor een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Het gaat hierbij om (het toezicht op nakoming van) regelgeving die financiële instellingen stimuleert en verplicht om op integere en transparante wijze te werk te gaan. Met deze regelgeving en dit toezicht wordt eraan bijgedragen dat consumenten en bedrijven met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.

De Minister bevordert de educatie van de burger op financieel gebied, streeft naar een integer financieel stelsel met passende regelgeving in de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) en is verantwoordelijk voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.

C. Beleidswijzigingen

Diversiteit, concurrentie en transparantie in de Nederlandse financiële sector leiden ertoe dat gevestigde marktpartijen worden uitgedaagd tot verlagen van prijzen en vergroten van keuzemogelijkheden voor consumenten en bedrijven. De invoering van nieuwe wetgeving op het gebied van betalingsverkeer zal met dit oogmerk nieuwe innovatieve diensten mogelijk maken op het gebied van betalingen en met onze Europese (beleids)inzet op nummerportabiliteit bevorderen we concurrentie op het gebied van betaalrekeningen.

FinTech-bedrijven – een verzamelbegrip voor (vaak jonge of startende) ondernemingen in de financiële sector die gebruik maken van technologische ontwikkelingen en een innovatief bedrijfsmodel hanteren – willen toetreden tot de Nederlandse financiële sector. De huidige wet- en regelgeving en toezichtkaders houden hier nog niet altijd voldoende rekening mee. Samen met DNB en de AFM wordt gewerkt aan initiatieven om FinTech-bedrijven te laten toetreden tot de Nederlandse financiële sector. Deze initiatieven hebben vooral betrekking op maatregelen ter verbetering van het vergunningverleningproces en mogelijkheden om te kunnen differentiëren in type vergunning in combinatie met meer proportionaliteit van vergunningeisen.

In Europees verband wordt gewerkt aan het in de steigers zetten van een kapitaalmarktunie. De kapitaalmarktunie is gericht op het vergroten van de diepte van de kapitaalmarkt en het bevorderen van marktintegratie. Dit zal moeten leiden tot een verdere verdieping en verbreding van de financieringsmogelijkheden voor de reële economie.

In navolging op het eerder uitgebracht Actieplan kapitaalmarktunie op 30 september 2015, heeft de Europese Commissie in juni 2017 de midtermreview van het Actieplan kapitaalmarktunie gepresenteerd. Hierin wordt een overzicht gegeven van de bereikte resultaten en de stand van zaken onder het actieplan kapitaalmarktunie en aangegeven welke aanvullende acties een verdere bijdrage zouden kunnen leveren aan een open, diverse en innovatieve financiële sector. Nederland zal zich in de verschillende lopende trajecten onder de noemer van de kapitaalmarktunie in 2018 inspannen voor 1) het verbeteren van toegang tot financiering, 2) het vergroten van de beschikbaarheid van kapitaal en 3) het vergroten van de efficiëntie van markten.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 2 Financiële markten (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

                   

Verplichtingen

4.185.048

164.316

28.769

22.499

22.399

22.399

22.389

 

Waarvan garantieverpichtingen

             
   

Garantie Single Resolution Fund

4.163.500

           
   

Garantie DGS BES

 

135.000

         
                   

Uitgaven

18.834

29.316

28.769

22.499

22.399

22.399

22.389

Waarvan juridisch verplicht

   

75,5%

       
                   
 

Subsidies

436

436

436

436

436

436

436

   

Vakbekwaamheid

436

436

436

436

436

436

436

                   
 

Bekostiging

8.879

13.250

13.037

12.937

12.837

12.837

12.837

   

Rechtspraak Financiële Markten

1.163

1.259

1.259

1.259

1.259

1.259

1.259

   

Muntcirculatie

7.606

11.263

11.263

11.263

11.263

11.263

11.263

   

Afname munten in circulatie

0

0

0

0

0

0

0

   

Toezicht en handhaving MIF

110

250

120

120

120

120

120

   

PSD II

0

278

195

195

195

195

195

   

Overig

0

200

200

100

0

0

0

                   
                   
 

Garanties

0

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

   

Dotatie begrotingsreserve DGS BES

0

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

                   
 

Opdrachten

6.686

11.163

4.202

5.182

5.182

5.182

5.182

   

Wijzer in geldzaken

2.025

1.654

272

272

272

272

272

   

Vakbekwaamheid

4.661

6.109

3.930

4.910

4.910

4.910

4.910

   

Overig

0

3.400

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

2.073

3.437

9.694

2.544

2.544

2.544

2.544

   

Bijdrage AFM BES-toezicht

397

405

405

405

405

405

405

   

Bijdrage DNB BES-toezicht en FEC

1.676

2.639

2.289

2.139

2.139

2.139

2.139

   

Overig

0

393

7.000

0

0

0

0

                   
 

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

760

30

400

400

400

400

390

   

Caribean Financial Action Taskforce

0

30

20

20

20

20

10

   

IASB

760

0

380

380

380

380

380

                   

Ontvangsten

56.555

14.359

13.021

11.020

11.020

11.020

11.020

                   
 

Bekostiging

26.970

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

   

Ontvangsten muntwezen

10.576

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

   

Toename munten in circulatie

16.394

0

0

0

0

0

0

                   
 

Overig

29.585

9.175

7.837

5.836

5.836

5.836

5.836

D2. Budgetflexibiliteit

Van de uitgaven op artikel 2 is 75,5% juridisch verplicht. Deze verplichte uitgaven (€ 22 mln.) bestaan voor het grootste deel uit uitgaven voor de bouw van het register voor Ultimate Beneficial Owners (UBO; € 7 mln.), muntcirculatie (€ 4,5 mln.) en vakbekwaamheid (€ 3,9 mln.).

De uitgaven voor het UBO-register worden gemaakt in verband met de implementatie van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Op grond van deze richtlijn is een EU-lidstaat verplicht een centraal register aan te leggen met daarin informatie over «uiteindelijk belanghebbenden». Onder «uiteindelijk belanghebbende» wordt verstaan de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een onderneming dan wel rechtspersoon.

De uitgaven voor muntcirculatie hebben betrekking op de productie van munten en op de door DNB van KNM overgenomen publieke munttaken. De uitgaven vanwege een gehuurde opslagruimte zijn eveneens aan te merken als uitgaven voor muntcirculatie. De juridisch verplichte uitgaven aan vakbekwaamheid betreffen de kosten van de centrale Wft-examinering. Het inhoudelijk beheer van de Wft-examinering is opgedragen aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD), terwijl het functionele en technische beheer is ondergebracht bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Uitgangspunt is dat de uitgaven op een relatief klein bedrag na worden gefinancierd vanuit de examengelden (leges) die zijn afgedragen aan het ministerie. De daaromtrent gemaakte afspraken zijn vastgelegd in de subsidieovereenkomst met het CDFD en een dienstverleningsovereenkomst met de DUO.

De niet verplichte uitgaven hebben in hoofdzaak betrekking op de aankoop van rondellen (blanco muntplaatjes) die benodigd zijn voor de productie van nieuwe munten.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Subsidies

Vakbekwaamheid

De uitgaven voor vakbekwaamheid bestaan voor een klein deel uit een subsidie-element.

Bekostiging

Rechtspraak Financiële Markten (Accountantskamer)

De Accountantskamer beoordeelt klachten over gedragingen van accountants bij hun beroepsmatig handelen. Het gaat daarbij vooral om gedragingen die mogelijk in strijd zijn met de wet of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. In een tuchtprocedure staat het belang van een goede beroepsuitoefening voorop. Aldus wordt bijgedragen aan het (herstel van) vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening van accountants.

Muntcirculatie

De kosten van Muntcirculatie bestaan uit uitgaven die betrekking hebben op de door de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) te verzorgen muntproductie en op de door DNB van KNM overgenomen munttaken. Tot de laatste taken behoren onder meer het beheer van de muntvoorraad van de Staat en het toezicht op het naleven van de Verordeningen (EG) 1338/2001 en (EU) 1210/2010 voor zover deze betrekking hebben op de bestrijding van het vervalsen van Muntgeld.

Afname munten in circulatie

Het in circulatie brengen van euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en leidt tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Zodra munten uit circulatie terugkeren, dient de Staat de nominale waarde van deze munten terug te geven. Op voorhand is niet te voorspellen of de nominale waarde van de in circulatie zijnde munten in enig jaar zal toe- of afnemen. Vandaar dat in de begroting een stelpost van nul is opgenomen.

Toezicht en handhaving Multilateral Interchange Fee (MIF)

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder op de uitvoering van de MIF-verordening. Vergoed worden de kosten voor het houden van toezicht op de naleving en de handhaving van een aantal bepalingen uit de MIF-verordening, zoals onder meer kosten voor het controleren van de hoogte van de afwikkelingsvergoedingen bij betalingsdienstaanbieders, behandelen van klachten en rechtshandhavingskosten.

PSD II

In het wetsvoorstel ter implementatie van de PSD II richtlijn (Payment Services Directive) wordt voorgesteld om drie toezichthouders te belasten met het toezicht op de naleving van PSD II, te weten DNB, de AFM en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De kosten zijn de geschatte kosten van de ACM voor de voorbereiding en de uitvoering van het toezicht door de ACM op de naleving door marktpartijen van PSD II. De kosten van het toezicht van DNB en de AFM op de naleving van PSD II zullen worden doorberekend aan de sector en komen derhalve niet ten laste van de Rijksbegroting.

Overig

Deze post is een verzameling van kleine instrumenten.

Garanties

Dotatie begrotingsreserve DGS BES

Als garantie voor een DGS voor de BES-eilanden is bij eerste suppletoire wet 2017 een begrotingsreserve ingesteld. Jaarlijks wordt € 1 mln. toegevoegd aan de reserve. Met het DGS-BES wordt de financiële stabiliteit op de BES-eilanden geborgd.

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve DGS BES-eilanden (bedragen x € 1 mln.)

stand per 1/1/2017

onttrekkingen 2017

toevoegingen 2017

stand per 1/1/2018

onttrekkingen 2018

toevoegingen 2018

stand per 31/12/2018

0

0

1,0

1,0

0

1,0

2,0

Opdrachten

Wijzer in geldzaken

Het platform Wijzer in geldzaken zet zich in voor het bevorderen van verantwoord financieel gedrag in Nederland. Uitgangspunt voor de begroting van Wijzer in geldzaken is dat het Ministerie van Financiën samen met een aantal partijen uit de sector het platform financiert.

Vakbekwaamheid

Het CDFD adviseert en ondersteunt de Minister van Financiën inzake het onderdeel vakbekwaamheid in de Wft en het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo). Dit betreft onder meer het inhoudelijk beheer van de centrale examenbank, het adviseren over eind- en toetstermen en het erkennen van en toezien op Wft-exameninstituten.

De initiële- en permanente educatie (PE) examens in het kader van de Wft worden door exameninstituten afgenomen via de centrale examenbank. De exameninstituten dragen per afgenomen examen leges af. Deze zijn opgenomen bij de post overig (onder ontvangsten). Voor de uitvoering van zijn taken ontvangt het CDFD subsidie. De subsidie wordt formeel verleend aan de stichting Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP). Het geautomatiseerde systeem voor examinering vanuit de centrale examenbank wordt in opdracht van de Minister van Financiën uitgevoerd door DUO.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Bijdrage AFM BES-toezicht

De overheidsbijdrage voor het toezicht van de AFM op financiële instellingen in Nederland is per 2015 komen te vervallen. Er resteert enkel een bijdrage aan de AFM voor het toezicht op de BES-eilanden.

Bijdrage DNB BES-toezicht en het FEC

De overheidsbijdrage voor het toezicht van de DNB op financiële instellingen in Nederland is per 2015 komen te vervallen. Voor het toezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB nog wel een bijdrage. Daarnaast draagt het ministerie bij aan de financiering van het Financieel Expertise Centrum (FEC). Het FEC is een samenwerkingsverband tussen verschillende autoriteiten binnen de financiële sector op het gebied van toezicht, controle, opsporing en vervolging.

Overig

In 2018 zal in Nederland een openbaar register met informatie over uiteindelijk belanghebbenden (Ultimate Beneficial Owners, UBO’s) van rechtspersonen en ondernemingen worden opgericht. Het Ministerie van Financiën levert hier een financiële bijdrage aan.

Bijdrage aan (internationale) organisaties

Hieronder vallen de jaarlijkse contributie aan de International Accounting Standards Board (IASB), alsmede de bijdrage in de kosten van de Caribbean Financial Action Task Force (CFATF). De CFATF is een regionale organisatie in het Caribische gebied die witwassen en het financieren van terrorisme bestrijdt.

Ontvangsten

Bekostiging

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de door de KNM af te dragen nominale waarde van de euromunten die de KNM aan verzamelaars heeft verkocht. Het gaat daarbij om de nominale waarde van bijzondere euromunten en van muntsets. Tevens dient de KNM over verkochte dukaten royalty’s aan de Staat af te dragen. In een voorkomend geval hebben de ontvangsten muntwezen tevens betrekking op verkocht metaalschroot.

Toename munten in circulatie

Bij het in omloop brengen van euromunten ontvangt de Staat de nominale waarde van die munten. Op voorhand is niet te voorspellen of de nominale waarde van de in circulatie zijnde munten in enig jaar zal toe- of afnemen. Vandaar dat in de begroting een stelpost van nul is opgenomen.

Overig

De overige ontvangsten betreffen met name ontvangen examengelden inzake het onderdeel vakbekwaamheid.

3.3 Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

A. Algemene doelstelling

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen; in het bijzonder bij het investeren in en verwerven, beheren en afstoten van de financiële en materiële activa van de Staat.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën stimuleert en regisseert een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Bedrijfseconomische expertise wordt ingezet bij staatsdeelnemingen, investeringsprojecten, en transacties van de rijksoverheid.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;

  • het toetsen en adviseren op bedrijfseconomische doelmatigheid bij het realiseren van grote publieke investeringsprojecten, zodat vakdepartementen hun projecten binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit kunnen realiseren. Voorbeelden van deze projecten zijn DBFM(O)28-projecten, bedrijfsvoerings- en duurzaamheidsprojecten, en veilingen waarbij exclusieve rechten in de markt worden gezet;

  • het overkoepelende DBFM(O)-beleid en de regie van het systeem dat ervoor moet zorgen dat DBFM(O) in Nederland structureel goed verankerd is en toegepast wordt;

  • het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen. In dit kader is de Minister van Financiën verantwoordelijk voor zwaarwegende en/of principiële beslissingen (onder andere exitstrategie en beloningsbeleid van de financiële instellingen) van, alsmede het houden van toezicht op NL Financial Investments (NLFI);

  • het toetsen van door vergunninghouders gestelde financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de ontmanteling van instellingen vallend onder de Kernenergiewet.

De Minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:

  • bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet;

  • het besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996, in het bijzonder artikel 6: huur-, huurkoop- en leaseovereenkomsten, zoals DBFM(O) en andere langjarige complexe projecten, mogen pas worden gesloten na overeenstemming met de Minister van Financiën;

  • bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft op basis van de Kernenergiewet;

  • bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft op basis van de Telecommunicatiewet;

  • de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI);

  • bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de ondernemingen;

  • de gedragsregels uit de Corporate Governance Code voor zijn rol als aandeelhouder in staatsdeelnemingen;

  • het kader voor het gebruik van businesscases binnen het Rijk (handleiding publieke businesscase);

  • PPS-code (publiek-private samenwerking): de beheercode voor goede bedrijfsvoering binnen de rijksoverheid gericht op een doelmatige en rechtmatige inzet van het instrument van publiek-private samenwerking bij de realisatie en de exploitatie van (met name meerjarige) investeringsprojecten. Deze beheercode is nader uitgewerkt in een aantal specifieke toezichtsafspraken op het gebied van huisvesting en infrastructuur;

  • structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen.

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, Comptabiliteitswet, Wet stichting administratiekantoorbeheer financiële instellingen en de Kernenergiewet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

C. Beleidswijzigingen

In 2013 is de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid gepubliceerd, en in de afgelopen drieëneenhalf jaar is dit beleid geïmplementeerd. Het Kabinet wil dat – conform de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid – periodiek wordt bezien welke publieke belangen er met de staatsdeelnemingen zijn gemoeid en of het aandeelhouderschap als aanvullend instrument, naast wet- en regelgeving en toezicht, nog steeds toegevoegde waarde heeft bij de borging daarvan. Jaarlijks wordt een aantal deelnemingen onderworpen aan een evaluatie zodat alle deelnemingen iedere zeven jaar ten minste eenmaal zijn geëvalueerd. In 2016 is gestart met een nieuwe cyclus van deze zogeheten strategische heroriëntatie. Onderstaand schema bevat de planning van de evaluaties voor de komende jaren.

Evaluatie staatsdeelnemingen

Deelneming

Jaar van evaluatie

         
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

BNG Bank

     

x

     

COVRA

x

           

FMO

 

x

         

Gasunie

   

x

       

Havenbedrijf Rotterdam

       

x

   

KLM

   

x

       

De Munt

x

           

NS

x

           

NWB Bank

     

x

     

Schiphol

 

x

         

TenneT

       

x

   

Thales Nederland

           

x

Deelnemingen als Holland Casino en Nederlandse Loterij zijn niet in bovenstaand schema opgenomen, aangezien al eerder is geconcludeerd dat het aandeelhouderschap niet meer het geëigende middel is om de publieke belangen te dienen.

NLFI zal in 2018, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën, de exitstrategie voor de verschillende financiële instellingen (a.s.r., ABN AMRO en de Volksbank) verder uitvoeren.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

                   

Verplichtingen

223.513

181.562

18.588

18.590

16.948

12.132

12.132

 

Waarvan garantieverplichtingen

             
   

Garanties en vrijwaringen staatsdeelnemingen

– 554.328

           
   

Garantie SNS Propertize

– 2.623.100

           
                   

Uitgaven

2.615.449

167.500

366.932

296.932

15.288

12.132

12.132

Waarvan juridisch verplicht

   

99,5%

       
                   
 

Vermogensverschaffing

15.900

150.000

350.000

280.000

0

0

0

   

Kapitaalinjectie Tennet

0

150.000

350.000

280.000

0

0

0

   

Conversie schuld KNM

15.900

0

0

0

0

0

0

                   
 

Vermogenonttrekking

177.819

0

0

0

0

0

0

   

Afdrachten Staatsloterij

177.819

0

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdrage aan RWT

24.729

7.500

7.500

7.500

7.500

7.500

7.500

   

NLFI

24.729

7.500

7.500

7.500

7.500

7.500

7.500

                   
 

Leningen

2.386.461

0

0

0

0

0

0

   

Overgenomen schuld Propertize

2.386.461

0

0

0

0

0

0

                   
 

Garanties

4.824

4.900

4.900

4.900

3.256

100

100

   

Regeling BF

24

100

100

100

100

100

100

   

Dotatie begrotingsreserve TenneT

4.800

4.800

4.800

4.800

3.156

0

0

                   
 

Opdrachten

5.716

5.100

4.532

4.532

4.532

4.532

4.532

   

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

5.716

5.100

4.532

4.532

4.532

4.532

4.532

                   
                   

Ontvangsten

7.921.995

4.489.104

984.550

973.550

1.066.906

1.068.750

1.068.750

                   
 

Vermogensonttrekking

5.531.581

4.311.747

973.000

962.000

1.057.000

1.062.000

1.062.000

   

Opbrengst verkoop vermogenstitels

3.264.213

3.170.510

0

0

0

0

0

   

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

1.915.857

1.100.676

967.000

962.000

1.057.000

1.062.000

1.062.000

   

Afdrachten staatsloterij

177.819

0

0

0

0

0

0

   

Winstafdracht DNB

173.692

40.561

6.000

0

0

0

0

   

waarvan SMP-Griekenland

67.000

44.000

27.000

20.000

10.000

8.000

8.000

   

waarvan investeringsportefeuille DNB

44.000

40.000

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdrage aan RWT

20.902

7.457

6.750

6.750

6.750

6.750

6.750

   

NLFI

20.902

7.457

6.750

6.750

6.750

6.750

6.750

                   
 

Leningen

2.355.822

161.000

0

0

0

0

0

   

Overgenomen schuld Propertize

2.355.822

0

0

0

0

0

0

   

Lening SRH

0

161.000

0

0

0

0

0

                   
 

Garanties

13.516

8.900

4.800

4.800

3.156

0

0

   

Premie-ontvangsten garantie Tennet

4.800

4.800

4.800

4.800

3.156

0

0

   

Premie-inkomsten garantie Propertize

7.800

4.053

0

0

0

0

0

   

Overig

916

47

0

0

0

0

0

                   
 

Opdrachten

175

0

0

0

0

0

0

   

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

175

0

0

0

0

0

0

                   

D2. Budgetflexibiliteit

Van de uitgaven op artikel 3 is 99,5% juridisch verplicht.

Kapitaalinjectie TenneT

De kapitaalinjectie TenneT is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met TenneT. Daarnaast is voor 2020 onder voorbehoud nog een tranche van de kapitaalinjectie toegezegd, indien TenneT kan aantonen dat aanvullend kapitaal nodig is.

Bijdrage aan RWT

De bijdrage aan NLFI is voor 100% juridisch verplicht op basis van de door de Minister van Financiën goedgekeurde begroting van NLFI en artikel 7 Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. De begroting van NLFI van het aankomende jaar wordt telkens voor het einde van het lopende jaar vastgesteld en ter goedkeuring aan de Minister voorgelegd. De verplichting loopt zolang NLFI kosten maakt bij de uitvoering van haar wettelijke taak.

Garantie

Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met TenneT. De verplichting loopt door tot 2020. Dit betreft de storting van de premie in de begrotingsreserve.

Opdrachten

Dit budget is bestemd voor de inhuur van adviseurs omtrent het beheer van de staatsdeelnemingen. Deze advieskosten worden ieder jaar geraamd op basis van de verwachte inhuur. Een deel van de contracten loopt over het begrotingsjaar heen, welk deel op voorhand is niet exact te kwantificeren, maar naar beste inschatting is € 2 mln. (0,5%) op het totaal te kwalificeren als budgetflexibel.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Vermogensverschaffing

Eind 2015 heeft TenneT de Staat als enig aandeelhouder verzocht om extra kapitaal ter beschikking te stellen om de wettelijk verplichte investeringen in het Nederlandse net te realiseren. Op basis van een second opinion uitgevoerd door een extern deskundige is geconcludeerd dat de investeringsagenda in Nederland inderdaad tot een kapitaalbehoefte leidt. In de periode 2017 tot en met 2019 ontvangt TenneT € 780 mln., verspreid over drie tranches. In 2019 zal gekeken worden of een eventuele vierde tranche in 2020 noodzakelijk is. Deze tranche zal zodoende pas in de begroting van 2020 aan het parlement worden voorgelegd. Het feit dat er sprake is van een financiële transactie maakt dat de kapitaalinjectie niet relevant is voor het EMU-saldo en het uitgavenkader.

Bijdrage aan RWT

NLFI is een rechtspersoon met een wettelijke taak. Het NLFI voert het staatsaandeelhouderschap uit voor de financiële instellingen die tijdelijk in beheer zijn. De netto uitgaven aan NLFI om uitvoering te geven aan haar wettelijke taak zijn € 0,75 mln. over 2018 (€ 7,5 mln. uitgaven minus € 6,75 mln. ontvangsten).

Garanties

Dotatie begrotingsreserve TenneT

De Staat heeft in 2010 een garantie verstrekt van maximaal € 300 mln. ten behoeve van de Stichting Beheer Doelgelden Landelijk Hoogspanningsnet. Hierdoor kon de stichting de overname financieren van Transpower door TenneT Holding. De jaarlijkse, marktconforme premie die de Staat ontvangt (€ 4,8 mln.), wordt afgestort in een begrotingsreserve.

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve TenneT (bedragen x € 1 mln.)

stand per 1/1/2017

onttrekkingen 2017

toevoegingen 2017

stand per 1/1/2018

onttrekkingen 2018

toevoegingen 2018

stand per 31/12/2018

30,4

0

4,8

35,2

0

4,8

40,0

Regeling BF

Het budget Regeling Bijzondere Financiering (BF) betreft een vergoeding voor het (af)beheer door NIBC Bank van enkele resterende BF-dossiers.

Opdrachten

Dit budget is bestemd voor de inhuur van adviseurs ter ondersteuning in de diverse expertises die benodigd zijn voor het professioneel beheer van de staatsdeelnemingen.

Ontvangsten

Vermogensonttrekking

Deze post bestaat uit alle dividenden, winstafdrachten en verkoopopbrengsten die zien op zowel de reguliere staatsdeelnemingen zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Spoorwegen, Schiphol en Gasunie als de tijdelijke financiële deelnemingen (ABN AMRO, a.s.r., RFS en de Volksbank).

Bijdrage aan RWT

Zie: Uitgaven – Bijdrage aan RWT

Garanties

Zie: Uitgaven – Garanties

Meetbare gegevens

De Staat is aandeelhouder van een aantal deelnemingen vanwege de met de deelnemingen gemoeide publieke belangen. De publieke belangen dienen dan ook centraal te staan in de strategie en de investeringen van deze ondernemingen. De Staat stuurt haar deelnemingen binnen haar aandeelhoudersbevoegdheden op zakelijke wijze aan, opdat de ondernemingen financieel zelfstandig kunnen blijven en eigenstandig de voor het publieke belang noodzakelijke investeringen kunnen doen.

De publieke belangen die samenhangen met de staatsdeelnemingen zijn veelal geborgd via wet- en regelgeving. De verantwoordelijkheid voor borging van die belangen ligt bij het vakdepartement, dat doorgaans ook de instrumenten heeft om die publieke belangen te toetsen dan wel af te dwingen, zoals concessies en vergunningen. De onderstaande kengetallen zien toe op aspecten die binnen de directe invloedssfeer van de Staat als aandeelhouder liggen.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de staatsdeelnemingen waarvan het beheer van het aandeelhouderschap ligt bij het Ministerie van Financiën. Daar waar de Staat een belang van minder dan 100% in de aandelen heeft, is tussen haakjes aangegeven welk percentage van de aandelen wel in handen is van de Staat (per 1 augustus 2017). De financiële deelnemingen zijn in beheer op afstand geplaatst bij NLFI en de tabel bevat de percentages per 1 augustus 2017.

Aandeelhouderschap Ministerie van Financiën

Gasunie

Schiphol (69,8%)

Thales Nederland (1%)

TenneT

KLM (5,9%)

NWB Bank (17,2%)

Nederlandse Spoorwegen

NIO

BNG Bank (50%)

Nederlandse Loterij

COVRA

FMO (51%)

Holland Casino

UCN (33%)

Havenbedrijf Rotterdam (29,2%)

SRH

   
Aandeelhouderschap in beheer bij NLFI

ABN AMRO (63,2%)

RFS (1,5%)

de Volksbank

a.s.r. (20,1%)

Kengetallen

De Nota Deelnemingenbeleid vormt de basis van het beleid rondom staatsdeelnemingen. De onderstaande kengetallen zien op de uitvoering van dit beleid. Deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten en waarvan het aandeelhouderschap in het beheer is van de Minister van Financiën zijn meegenomen in de kengetallen. Thales en KLM zijn hierbij buiten beschouwing gelaten vanwege de zeer geringe zeggenschap.

Kengetallen deelnemingenbeleid
 

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Percentage van deelnemingen waar een specifieke minimum rendementseis is vastgesteld

77% (n=13)

100%

100%

Percentage van deelnemingen waar het beloningsbeleid is herijkt

50% (n=12)

100%

100%

Aantal deelnemingen met >30% vrouwen in de raad van bestuur

44% (n=9)1

55%

67%

Aantal deelnemingen met >30% vrouwen in de raad van commissarissen

83% (n=12)

92%

100%

X Noot
1

Gecorrigeerd voor staatsdeelnemingen met één bestuurder.

Meer kengetallen over het deelnemingenbeleid zijn te vinden in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen.

Over de voortgang binnen het DBFM(O)-beleid wordt middels kengetallen door de daarvoor verantwoordelijke Ministers gerapporteerd in de DBFM(O)-voortgangsrapportages.

3.4 Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

A. Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en relatief beperkte grootte sterk beïnvloed door internationale financieel-economische ontwikkelingen. Dit betreft voor een belangrijk deel ontwikkelingen in de lidstaten van de EU. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse export en import gaat naar of komt uit andere Europese landen. Een sterke Europese economie heeft daarmee een directe weerslag op de Nederlandse economie. Mede om die reden is Nederland gebaat bij een gezonde financieel-economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de EU en haar lidstaten, waarbij ook de financiële stabiliteit binnen de eurozone gewaarborgd is. De Minister van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een regisserende rol en maakt daarbij gebruik van een aantal instrumenten.

Ten behoeve van de bevordering van financiële stabiliteit neemt de Minister actief deel aan internationale overleggen (onder andere Ecofinraad en Eurogroep) ter versterking van de begrotingsdiscipline van lidstaten van de EU en een stabiele macro-economische omgeving in de eurozone. Hieronder valt ook de economische beleidscoördinatie in de EU en de EMU in het kader van het Europees semester.

Verder neemt de Minister van Financiën besluiten over het Nederlandse standpunt met betrekking tot aanvragen voor het Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en voor invoering van de euro door andere lidstaten. Tevens draagt de Minister van Financiën het Nederlandse standpunt over de EU-begroting uit. De Minister ziet er op toe dat deze EU-begroting volgens de afspraken van het Meerjarig Financieel Kader (MFK; 2014–2020) wordt vormgegeven.

De Minister van Financiën draagt bij aan het beheer van stabilisatiemechanismen, zoals het EFSF en het ESM ten behoeve van het bewaken van de financiële stabiliteit in de eurozone. In onderdeel E van dit artikel is het Nederlandse aandeel in deze instellingen te zien.

Internationale financiële instellingen (IFI’s), waaronder het IMF, de Wereldbank, de EBRD, de EIB en de AIIB, dragen in belangrijke mate bij aan een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling. Zij vervullen een belangrijke rol bij het financieel-economisch beleidstoezicht, bevorderen de ontwikkeling van lage- en middeninkomenlanden en vormen een financieel vangnet in geval van een crisis. De Minister houdt als aandeelhouder toezicht op deze IFI’s en hun financiële soliditeit en bestuur, met als doel deze instellingen gezond en sterk te houden. Hierbij bewaakt de Minister ook de financiële belangen van de Nederlandse overheid en burger. Ook ziet de Minister toe op de effectiviteit van de internationale financiële architectuur, waarbij het cruciaal is dat IFI’s hun eigen rol hierbinnen uitvoeren en hun middelen effectief en efficiënt inzetten. In de tabel in onderdeel E wordt eveneens een overzicht gegeven van het Nederlandse aandeel in deze financiële instellingen.

Daarnaast levert de Minister een bijdrage aan de internationale beleidsdiscussie en beleidsrespons bij internationale fora, zoals de Ecofinraad, Eurogroep, verschillende OESO-werkgroepen en commissies en discussies bij het IMF, de Wereldbank en andere IFI’s.

C. Beleidswijzigingen

EU/Eurozone

In 2017 is een akkoord bereikt over de tussentijdse evaluatie van het MFK 2014–2020, waarmee meer investeringen in groei, werkgelegenheid en migratie mogelijk worden gemaakt. Daarnaast is hiermee ook de flexibiliteit van het MFK uitgebreid. De uitkomsten van de evaluatie worden meegenomen bij de onderhandelingen over de jaarbegroting voor 2018, 2019 en 2020.

Naar verwachting zal eind 2017 een akkoord bereikt worden over de herziening van het financieel reglement van de EU. In het financieel reglement staan de begrotingsregels die relevant zijn voor de totstandkoming, uitvoering, besteding van en controle op de EU-begroting. De Europese Commissie wil met de wijziging van het financieel reglement het aantal regels verminderen, de EU-begroting flexibeler maken en de uitvoering (via subsidies en financiële instrumenten) vereenvoudigen.

Het huidige MFK loopt tot en met 2020. Het Commissievoorstel voor het volgende MFK wordt in 2018 verwacht, waarna de onderhandelingen aanvangen. Het MFK legt de maximale uitgaven van de EU vast en is daarmee maatgevend voor de omvang van EU-afdrachten van lidstaten.

Internationale Financiële Instellingen

Naast aandacht voor crisispreventie en beleidstoezicht, zullen ook in 2018 de IFI’s verder de nadruk leggen op het creëren van duurzame en inclusieve groei. Mobilisatie van private sector financiering zal daarbij ook in 2018 een van de belangrijkste prioriteiten zijn bij de Nederlandse inzet binnen IFI’s. Dit krijgt zijn beslag bij verschillende onderdelen van de Wereldbank: in de International Development Association (IDA; via het Private Sector Window), in de IBRD en in de International Finance Corporation (IFC; via de «cascade-approach» en via nieuwe instrumenten zoals het Managed Co-Lending Portfolio Program). Daarnaast is het een van de speerpunten van het Europese Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI), dat wordt uitgevoerd door de EIB.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

                   

Verplichtingen

– 33.540.633

14.566.346

257.820

194.827

948.468

204.319

212.996

 

Waarvan garantieverplichtingen:

             
   

Deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken

466.850

847.130

146.326

155.075

923.051

193.082

204.759

   

Garantie aan DNB inzake IMF en BIS

– 18.563.822

13.729.260

0

0

0

0

0

   

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

2.500

0

0

0

0

0

0

   

EFSM

3.000

0

0

0

0

0

0

   

AIIB

24.873

– 12.304

0

0

0

0

0

   

EFSF

– 15.486.252

0

0

0

0

0

0

                   

Uitgaven

597.440

43.929

419.328

347.336

280.469

218.238

273.425

Waarvan juridisch verplicht

   

99,6%

       
                   
 

Bijdrage aan internationale organisaties

596.017

42.252

313.391

312.629

255.052

207.001

265.188

   

Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen

518.329

3.725

274.895

274.645

255.052

207.001

265.188

   

AIIB

77.688

38.527

38.496

37.984

0

0

0

                   
 

Leningen

0

0

104.260

33.030

23.740

9.560

6.560

   

Teruggave winsten SMP/ANFA

0

0

104.260

33.030

23.740

9.560

6.560

                   
 

Opdrachten

1.073

1.677

1.677

1.677

1.677

1.677

1.677

   

Technische assistentie kiesgroeplanden

1.073

1.677

1.677

1.677

1.677

1.677

1.677

                   
 

Subsidies

350

0

0

0

0

0

0

   

Technische assistentie

350

0

0

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

10.053

3.416

7.032

13.057

22.995

31.953

30.534

                   
 

Deelname aan internationale instellingen

4.620

655

655

655

2.818

2.698

2.698

   

Ontvangsten IFI's

4.620

655

655

655

2.818

2.698

2.698

                   
 

Lening

5.433

2.761

6.377

12.402

20.177

29.255

27.836

   

Renteontvangsten lening Griekenland

5.433

2.761

6.377

12.402

20.177

29.255

27.836

D2. Budgetflexibiliteit

Van de uitgaven op artikel 4 is 99,6% juridisch verplicht.

Bijdrage aan internationale organisaties

Dit budget betreft de bijdragen aan de middelenaanvulling van IDA, het financieringsloket van de Wereldbank voor de armste landen, en aan de AIIB. Zowel de kapitaalbetalingen aan de AIIB als de bijdrages aan andere internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht.

Leningen

De uitkering van de inkomsten op de Griekse obligaties is, op voorwaarde dat Griekenland voldoet aan de implementatie van het leningenprogramma en afhankelijk van de vormgeving van de schuldmaatregelen voor de middellange termijn waarover in 2018 beslist zal worden, met ingang van begrotingsjaar 2018 juridisch verplicht. De verplichting loopt door tot tenminste 2027.

Opdrachten

Technische assistentie aan kiesgroeplanden is niet juridisch verplicht (0,4%).

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Bijdrage aan internationale organisaties

Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen

Nederland draagt via algemene bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsbanken en ontwikkelingsfondsen bij aan ontwikkelingssamenwerking. Het grootste deel dat hiervan op de begroting van Financiën staat betreft de IDA, het onderdeel van de Wereldbankgroep dat concessionele leningen – en in beperkte mate schenkingen – verstrekt aan de armste landen in de wereld. Elke drie jaar worden de middelen voor dit onderdeel van de Wereldbank opnieuw aangevuld door donoren. Nederland is in 2017 voor de 18e middelenaanvulling van IDA die loopt van medio 2017 tot en met medio 2020 een nieuwe financiële toezegging aangegaan. Deze bijdrage zal van 2018 tot en met 2026 in negen delen worden betaald aan de Wereldbank.

AIIB

Daarnaast is voor 2018, wegens de Nederlandse deelname aan de AIIB, een kapitaalstorting geraamd. Op 16 januari 2016 is de AIIB officieel van start gegaan. De totale toegezegde Nederlandse kapitaalstorting bij de AIIB is USD 206,3 mln. en is voor de begroting afhankelijk van de wisselkoers van de euro. Deze kapitaalstorting wordt tussen 2015 en 2019 in 5 gelijke tranches van elk USD 41,26 mln. betaald. In 2018 zal de vierde tranche worden betaald.

Leningen

Onderdeel van het tweede leningenprogramma voor Griekenland was dat de inkomsten van de nationale centrale banken uit de Griekse staatsobligaties (Securities Markets Programme, afgekort SMP en de Agreement on Net Financial Assets, afgekort ANFA), die niet zijn meegenomen in de obligatieomruil van februari 2012, werden doorgegeven aan Griekenland. Het tweede leningenprogramma liep op 30 juni 2015 af en daarmee was deze afspraak komen te vervallen. In 2015 en 2016 hebben er geen uitkeringen plaatsgevonden. Onderdeel van het derde steunprogramma, waar de Raad van Gouverneurs van het ESM op 19 augustus 2015 definitief mee heeft ingestemd, was wel dat de Eurogroep, indien nodig, klaar staat om aanvullende maatregelen te overwegen om de bruto financieringsbehoefte van Griekenland op een houdbaar niveau te houden. Op 24 mei 2016 is de Eurogroep een pakket van mogelijke schuldmaatregelen overeengekomen. Een van de mogelijke maatregelen is dat toekomstige SMP- en ANFA-winsten, conform de afspraak uit het tweede leningenprogramma, kunnen worden doorgegeven aan Griekenland. Een mogelijk besluit hiertoe wordt aan het einde van het leningenprogramma in 2018 genomen.

Opdrachten/Subsidies

Voor de komende jaren is budget gereserveerd voor technische assistentie aan landen in de Nederlandse IMF/Wereldbank/EBRD kiesgroep. De assistentie is er vooral op gericht om de landen te ondersteunen in hun financieel-economische beleid, daarbij wordt gebruik gemaakt van Nederlandse expertise. Door nieuwe inzichten wordt technische assistentie vanaf 2017 vormgegeven door middel van een arrangement in plaats van subsidies waardoor het bedrag aan subsidies vervalt.

Ontvangsten

Renteontvangsten leningen Griekenland

Onder het eerste leningenprogramma aan Griekenland, uit 2010, heeft Nederland bilaterale leningen verstrekt. In totaal heeft Nederland voor € 3,2 miljard aan leningen verstrekt. Griekenland betaalt hier per kwartaal rente over. De rente die Griekenland betaalt is de 3-maands Euribor-rente plus een opslag van 50 basispunten.

Meetbare gegevens

De onderstaande tabel geeft een aantal kengetallen van internationale financiële fondsen en instellingen waarin Nederland deelneemt. Per fonds of instelling is de financiële binding weergeven. Hierbij wordt de omvang van de garantie en het gestorte kapitaal weergeven. Verder wordt door middel van verstrekte bedragen en de maximale capaciteit een financieel profiel gemaakt van het fonds of instelling.

Overzicht internationale financiële instellingen en fondsen (bedragen x € 1 mld.)
 

IFC1

MIGA2

IBRD3

EIB4

AIIB5

EBRD6

IMF7

ESM8

EFSF8

EFSM9

BoP10

Garantie/oproepbaar bedrag

n.v.t.

0,03

4,8

9,9

0,8

0,6

44,9

35,4

34,2

2,8

2,4

Deelneming in kapitaal

0,05

0,01

0,3

1,0

0,2

0,2

n.v.t.

4,6

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Deelneming in %

2,2

2,2

2,1

4,5

1,0

2,5

1,8

5,7

6,1

4,7

4,7

Financieel profiel instelling of fonds

Uitstaande bedragen

37,8

16,6

165,7

455,3

1,7

29,7

61,8

77,4

174,6

46,8

4,2

Toegezegd-niet uitgekeerd

10,5

n.v.t.

61,2

113,3

1,7

12,1

130,9

46,6

0

0

0

Totaal toegezegde bedragen

37,8

16,6

228,8

568,6

1,7

41,8

192,8

124

174,6

46,8

4,2

Totale uitleencapaciteit11

n.v.t.

24,0

277,0

719,4

97,6

39,7

461,512

500

240

60

50

X Noot
1

Cijfers per 30-6-2017, wisselkoers per 1-3-17. Bron: IFC Financial Statements Fiscal Year 2016 (http://www.ifc.org/wps/wcm/connect/CORP_EXT_Content/IFC_External_Corporate_Site/Annual+Report/Financial+Reporting).

X Noot
2

Cijfers per 30-6-2017, wisselkoers per 1-3-17. Bron: MIGA Financial Statements Fiscal Year 2016 (https://openknowledge.worldbank.org/handle/10986/2129).

X Noot
3

Cijfers per 30-6-2017, wisselkoers per 1-3-17. Bron: IBRD/IDA Financial Statements Fiscal Year 2016 (https://openknowledge.worldbank.org/bitstream/handle/10986/24985/210852v2.pdf).

X Noot
4

Cijfers per 31-12-2016. Bron: EIB Financial Statements 2016.

X Noot
5

Cijfers per 31-12-16, Bron: AIIB Financial Statements 2016 (https://www.aiib.org/en/about-aiib/financial-statements/index.html) en AIIB Annual Report 2016 (https://www.aiib.org/en/news-events/news/2016/annual-report/index.html).

X Noot
6

Cijfers per 31-12-2016. Bron: EBRD Financial Report 2016 (http://www.ebrd.com/news/publications/financial-report/financial-report-2016.html).

X Noot
7

Cijfers per 30-4-2017, wisselkoers per 1-3-17. Bron: IMF Financial Statements, Quarter Ended 30 april 2017 (http://www.imf.org/External/Pubs/FT/quart/2017fy/043017.pdf).

X Noot
8

Cijfers per 1-8-2017. Bron: ESM (en EFSF) website (www.esm.europa.eu).

X Noot
9

Cijfers per 1-1-2017. Bron: Website Europese Commissie (https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-policy-coordination/eu-financial-assistance/loan-programmes/european-financial-stabilisation-mechanism-efsm_en). Voor uitstaande bedragen: Consolidated Annual Accounts of the EU 2016, p.99

X Noot
11

Dit bedrag is indicatief en de exacte rekenwijze en wat wordt meegenomen verschilt per IFI of fonds.

X Noot
12

Dit getal is niet vastgepind en fluctueert.

3.5 Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

A. Algemene doelstelling

Het verzekeren van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan Nederlandse export en buitenlandse investeringen die zonder deze verzekering niet tot stand zouden zijn gekomen, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit).

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën heeft de rol van regisseur van de uitvoering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit). De Minister stelt de randvoorwaarden vast waaronder de uitvoerder van de faciliteit verzekeringen mag afgeven. De Staat treedt op als verzekeraar en Atradius Dutch State Business N.V. (ADSB) voert de ekv-faciliteit uit, op naam en voor rekening en risico van de Staat. De Minister van Financiën is budgetverantwoordelijk. De Minister van Financiën is, samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, beleidsverantwoordelijk voor het verstrekken van de verzekeringen en beide Ministers stimuleren een gelijkwaardig speelveld op het gebied van de exportondersteunende maatregelen.

Op basis van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën biedt de Nederlandse Staat, in aanvulling op de private markt, faciliteiten aan waarmee Nederlandse ondernemers en hun financiers betalingsrisico’s kunnen afdekken bij de Staat. Met de verschillende producten binnen de exportkrediet- en investeringsverzekeringen kunnen Nederlandse bedrijven meer exportorders binnenhalen, in het bijzonder op (middel)lange termijn gefinancierde exportorders29. Dit heeft een positief effect op de Nederlandse concurrentiekracht en de werkgelegenheid.

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen – bijvoorbeeld het landenbeleid – kunnen ieder moment worden aangepast zodat onverantwoord grote risico’s worden vermeden. Om dezelfde reden wordt het risicoprofiel van de bestaande ekv-portefeuille en van nieuwe aanvragen nauwlettend gevolgd door het Ministerie van Financiën door middel van een uitgebreid risicokader.

Om zo veel mogelijk te voorkomen dat de Staat risico’s in verzekering neemt die door de markt kunnen worden gedekt, is de «afbakening verzekeringsactiviteiten Staat» opgezet (voorheen de «risicodracht»). Hierin staat vermeld welke risico’s (landen, looptijd en omvang) op de markt verzekerd kunnen worden en waarop de Staat dus geen dekking biedt. De afbakening is vastgesteld op basis van informatie van een marktpartij en wordt periodiek aangepast na overleg met de uitvoerder van de faciliteit (ADSB) of indien reacties van marktpartijen hiertoe aanleiding geven.

Onderdeel van het beleid van de Minister van Financiën is het bevorderen van een internationaal gelijkwaardig speelveld op het gebied van de exportondersteunende maatregelen. Om Nederlandse exporteurs en hun financiers internationaal onder gelijke voorwaarden te kunnen laten concurreren, wordt in internationaal verband overlegd over de exportondersteunende maatregelen. Zo worden in Arrangement-verband afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt, zoals kostendekkendheid, minimum premies, maximale looptijden, het gebruik van ontwikkelingshulpgelden en verantwoord leenbeleid30. Deze afspraken zijn op basis van een Verordening voor EU-lidstaten juridisch bindend. In de International Working Group wordt een actieve dialoog gevoerd met opkomende economieën die niet deelnemen aan de Arrangement om mogelijke verstoringen van het speelveld zoveel mogelijk te beperken.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) krijgt internationaal, maar ook nationaal steeds meer aandacht. De Nederlandse Staat vervult bij het uitvoeren van de ekv een voorbeeldfunctie. Er is continu aandacht voor een gedegen uitvoering van het beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het Nederlandse beleid voor de toetsing van ekv-aanvragen op de milieu- en sociale-effecten, dat in een aantal opzichten strenger is dan de internationale regels op dit gebied, is vastgelegd in het zogeheten Beleidsdocument mvo. ADSB publiceert jaarlijks een duurzaamheidsverslag waarin de inspanningen en resultaten worden beschreven.

C. Beleidswijzigingen

In 2018 zal worden gewerkt aan het vergroten van de toegankelijkheid van het ekv-instrumentarium. ADSB streeft daarom naar het bereiken van nieuwe klanten met name onder mkb-exporteurs.

De RIV is onder de Regeling uitvoering EKI geschaard en daarmee valt de RIV voortaan onder het subartikel ekv. In plaats van deze twee plafonds bij elkaar op te tellen, is het plafond van de ekv gehandhaafd op € 10 miljard. Dit betekent een verkrapping van het totale plafond oftewel een verlaging van het maximale bedrag dat aan verzekeringen kan worden verstrekt. De afgelopen jaren is dit plafond niet knellend geweest, zodat naar verwachting voldoende ruimte zal zijn voor het aangaan van de door Nederlandse exporteurs gevraagde verzekeringen.

Zoals reeds gemeld in de Groeiparagraaf (Hoofdstuk 1), is de faciliteit van de MIGA in 2017 beëindigd.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

                   

Verplichtingen

206.840

10.616.525

10.012.742

10.012.744

10.012.744

10.012.744

10.012.744

 

waarvan garantieverplichtingen:

             
   

Exportkredietverzekeringen

44.149

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

   

Investeringsverzekeringen

– 10.127

453.780

0

0

0

0

0

   

MIGA

0

150.000

0

0

0

0

0

                   

Uitgaven

186.715

70.745

75.442

83.344

83.344

83.344

88.144

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                   
 

Garanties

172.082

58.000

62.700

70.600

70.600

70.600

75.400

   

Schade-uitkering ekv

13.897

57.500

62.700

70.600

70.600

70.600

75.400

   

Schade-uitkering investeringsverzekeringen

0

500

0

0

0

0

0

   

Dotatie begrotingsreserve ekv

157.360

0

0

0

0

0

0

   

Schade-uitkering Seno-Gom

825

0

0

0

0

0

0

                   
 

Opdrachten

14.579

12.687

12.687

12.687

12.687

12.687

12.687

   

Kostenvergoeding Atradius DSB

14.579

12.687

12.687

12.687

12.687

12.687

12.687

                   
 

Overige uitgaven

54

58

55

57

57

57

57

                   

Ontvangsten

345.093

268.292

280.422

256.172

235.622

88.144

88.144

                   
 

Garanties

345.093

268.292

280.422

256.172

235.622

88.144

88.144

   

Premies ekv

101.760

100.000

91.250

77.650

79.250

61.677

61.677

   

Premies investeringsverzekeringen

700

1.250

0

0

0

0

0

   

Schaderestituties ekv

227.798

154.542

189.172

178.522

156.372

26.467

26.467

   

Onttrekking begrotingsreserve Seno-Gom

12.500

12.500

0

0

0

0

0

   

Schaderestituties Seno-Gom

2.335

0

0

0

0

0

0

D2. Budgetflexibiliteit

Garanties

De uitgaven zijn 100% juridisch verplicht, aangezien deze voortvloeien uit afgesloten exportkredietverzekeringen. Indien de verzekerde risico’s zich materialiseren en aan alle verzekeringsvoorwaarden is voldaan, moet de Staat als verzekeraar tot uitkering overgaan.

Opdrachten

Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met ADSB. Deze overeenkomst loopt door tot en met 2019.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Garanties

Voor de exportkredietverzekeringsfaciliteit is in de begroting een plafond opgenomen van € 10 mld. voor het bedrag dat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan worden aangaan.

Exportkredietverzekeringen geven Nederlandse exporteurs en hun financiers dekking tegen de politieke en commerciële risico’s die zij lopen bij middellange en langlopende exportcontracten naar landen met een (ver)hoog(d) risico en/of buitenlandse afnemers met een relatief hoog risicoprofiel. Dit instrument vergroot dus de mogelijkheden voor Nederlandse export.

De ekv heeft zowel definitieve als voorlopige juridische verplichtingen in de portefeuille. Omdat het voor een exporteur soms nog onzeker is of de opdracht wordt gegund, maar er voor een offerte wel al financiering geregeld moet zijn, kan al wel een dekkingstoezegging worden afgegeven. Dit is nog geen polis, maar kan bij daadwerkelijke gunning van een opdracht worden omgezet naar een polis. Ongeveer de helft van de dekkingstoezeggingen wordt uiteindelijk een polis. Er kan echter uitsluitend onder een polis schade worden uitgekeerd. Als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het risico sterk is verslechterd, is de Staat niet verplicht om een dekkingstoezegging in een polis om te zetten.

Wanneer zich onder een polis schade voordoet, zal de Staat bij schade-uitkering het betalingsschema van de debiteur volgen. Dit betekent dat het bedrag niet in één keer wordt uitgekeerd, maar gespreid over de resterende looptijd van de verzekering (doorgaans twee betalingen per jaar). Naar aanleiding van het garantiekader voor risicoregelingen wordt een risicovoorziening opgebouwd. De stand hiervan was ultimo 2016 ruim € 365 mln.

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve ekv (bedragen x € 1 mln.)

stand per 1/1/2017

onttrekkingen 2017

toevoegingen 2017

stand per 1/1/2018

onttrekkingen 2018

toevoegingen 2018

stand per 31/12/2018

365,3

0

0

365,3

0

0

365,3

Schade-uitkering Seno-Gom

De regeling Seno-Gom komt voort uit twee faciliteiten, die dekking boden waar de ekv geen dekking bood. Het betrof Seno (Stichting economische samenwerking Nederland Oost-Europa) en Gom (Garantiefaciliteit opkomende markten). De regeling Seno-Gom is beëindigd en lopende dossiers zijn in 2009 geïntegreerd in de ekv. De begrotingsreserve is afgebouwd (in 2017 vond de laatste onttrekking plaats) en is met ingang van 2018 opgeheven.

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Seno-Gom (bedragen x € 1 mln.)

stand per 1/1/2017

onttrekkingen 2017

toevoegingen 2017

stand per 1/1/2018

onttrekkingen 2018

toevoegingen 2018

stand per 31/12/2018

12,5

– 12,5

0

0

0

0

0

Opdrachten

ADSB is de uitvoerder van de ekv-faciliteit. ADSB ontvangt voor de werkzaamheden in het kader van de ekv-faciliteit jaarlijks een vergoeding op basis van een vergoedingsovereenkomst die doorloopt tot en met 2019.

Ontvangsten

Garanties

De ontvangsten bestaan uit premies en schaderestituties. De omvang van deze posten wordt beïnvloed door de hoeveelheid afgegeven exportkredietverzekeringen en ontwikkelingen in de kredietwaardigheid van buitenlandse debiteuren.

Premies ekv

Als er een polis wordt afgegeven is de verzekerde premie verschuldigd. De premie wordt berekend op basis van een internationaal afgesproken systematiek. De in OESO-verband overeengekomen minimumpremies zijn van evident belang voor het voorkomen van concurrentieverstoring. De premies dienen het onderliggende risico te reflecteren en bij te dragen aan kostendekkendheid van de faciliteit.

Schaderestituties ekv

Schaderestituties vormen de grootste bron van ontvangsten, maar kunnen uiteraard alleen ontstaan indien eerst uitgaven zijn gedaan in de vorm van schade-uitkeringen. De Club van Parijs is een belangrijk platform waar crediteurlanden informatie delen over betalingsachterstanden van andere overheden of overheidsbedrijven op publiek gedekte exportkredieten en bilaterale leningen. Deze coördinatie tussen landen verhoogt de schaderestituties van een publieke exportverzekeraar.

Meetbare gegevens

Voor de ekv-faciliteit worden twee indicatoren gehanteerd om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstelling wordt behaald. De eerste indicator, die in 2018 voor het eerst wordt gebruikt in plaats van de benchmark, geeft inzicht in de directe en indirecte bijdrage van de ekv-faciliteit aan het Nederlandse bbp op basis van berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Hiervoor wordt aangesloten bij de wijze waarop de doeltreffendheid van de faciliteit (tussen 2010 en 2014) is onderzocht in de beleidsdoorlichting van 2016. De streefwaarde is gebaseerd op historische realisaties.

De tweede indicator is de bedrijfseconomische resultaatbepaling (berb). De berb geeft aan in welke mate de ekv-faciliteit voldoet aan de internationale afspraak om minimaal kostendekkend te zijn. Deze afspraak is gemaakt om te voorkomen dat er concurrentieverstoring kan plaatsvinden. De berb brengt in kaart in welke mate de inkomsten (premies en recuperaties) op de lange termijn de uitgaven (schades en uitvoeringskosten) dekken. Een positieve uitkomst duidt erop dat de faciliteit kostendekkend is.

Indicatoren
 

Waarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018 t/m 2022

Benchmark

A

A

Bijdrage bbp in % (berekening CBS)

> 0,18%

Berb

€ 402 mln.

> 0 mln.

> 0 mln.

3.6 Artikel 6 BTW-compensatiefonds

A. Algemene doelstelling

Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het BTW-compensatiefonds hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De BTW speelt hierin geen rol.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Het BTW-compensatiefonds (BCF) is opgericht om een eind te maken aan de factor btw bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie (inbesteden). De factor btw wordt weggenomen door het BCF waaruit decentrale overheden de betaalde btw kunnen terugvragen. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten btw kunnen terugclaimen zijn inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

  • verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;

  • beheer van het BCF.

C. Beleidswijzigingen

Naar aanleiding van de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting van het btw-compensatiefonds31 wordt de uitvoering van het BCF vereenvoudigd door de afschaffing van de voorlopige afrekening van het plafond.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 6 BTW-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

3.003.566

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

                   

Uitgaven

3.003.566

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                   
 

Bijdrage aan medeoverheden

3.003.566

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

   

w.v. bijdragen aan gemeenten en kaderwetgebieden

2.618.435

2.618.706

2.618.706

2.618.706

2.618.706

2.618.706

2.618.706

   

w.v. bijdragen aan provincies

385.131

391.546

391.546

391.546

391.546

391.546

391.546

                   

Ontvangsten

3.003.566

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

D2. Budgetflexibiliteit

De bijdrage ter compensatie van de door decentrale overheden betaalde btw is opgenomen in de Wet op het BTW-compensatiefonds. De wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het BCF. Het BCF was in die zin een openeinderegeling. Met ingang van 2015 is de omvang het BCF gemaximeerd32. De voorwaarden voor het BCF veranderen niet. Het Gemeentefonds en het Provinciefonds fungeren als het ware als ventiel bij zowel onderschrijdingen als overschrijdingen van het BCF.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Dit declaratiepatroon ligt in het verlengde van de ruimere budgettaire mogelijkheden van gemeenten ten opzichte van provincies; alle gemeentelijke begrotingen tezamen zijn groter dan alle provinciale begrotingen tezamen. In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BCF. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer, deze uitgaven komen vaak in aanmerking voor compensatie van btw.

De raming van de uitgaven uit het BCF voor het lopende jaar worden geëxtrapoleerd voor de jaren daarna. Uitgangspunt voor de raming van het lopende jaar is de beschikking van het afgelopen jaar die in het lopende jaar wordt uitbetaald, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Geraamd plafond BTW-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Plafond

3.190.629

3.325.711

3.410.791

3.497.201

3.574.189

3.665.237

Grondslag

3.165.647

3.243.217

3.320.611

3.404.712

3.471.656

3.471.656

W.v. overhevelingen i.v.m taakmutaties

15.720

1.076

557

444

444

W.v. accres

9.262

81.418

89.623

92.045

102.089

193.581

Uitgaven

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

W.v. Gemeenten

2.618.706

2.618.706

2.618.706

2.618.706

2.618.706

2.618.706

W.v. Provincies

391.546

391.546

391.546

391.546

391.546

391.546

Ruimte onder plafond

180.377

315.459

400.539

486.949

563.937

654.985

W.v. Gemeenten

156.915

274.427

348.441

423.611

490.585

569.791

W.v. Provincies

23.462

41.032

52.098

63.338

73.352

85.194

Compensatie

De Belastingdienst is belast met het verstrekken en verzamelen van opgaafformulieren en het compenseren van de btw over niet-ondernemersactiviteiten.

Controle- en toezichtsbeleid

Bij de uitvoering van de Wet op het BTW-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF. Uit het oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het BTW-compensatiefonds in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet betreffende rijksbelastingen. Dit betekent onder meer dat de controle van het BCF onderdeel uitmaakt van de reguliere controle bij gemeenten en provincies van de aangiften omzetbelasting. De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaven voor het BCF is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Dit betekent de mogelijkheid van controle achteraf gedurende een periode van vijf jaar. Inherent aan het systeem van heffing van omzetbelasting (voldoening op aangifte met slechts beperkte informatie) is dat de controle op de juistheid van de ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaatsvindt. Dit is ook het geval indien sprake is van een zogenoemde negatieve aangifte (de voorbelasting overtreft de verschuldigde belasting). Slechts in uitzonderingsgevallen vormt de aangifte omzetbelasting zelf aanleiding tot het instellen van een boekenonderzoek. Voornoemde handelwijze met betrekking tot het BCF betekent dat de Belastingdienst niet per uitkeringsjaar vaststelt in welke mate de uitbetaalde bedragen rechtmatig zijn geweest, maar binnen het algemene beleid zich er op richt om in de actualiteit te beoordelen welke gemeenten en provincies op welke aspecten het meest voor nadere toezichtsactiviteiten in aanmerking komen.

De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van de compliance bij belastingplichtigen. Hierbij maakt de Belastingdienst gebruik van de mogelijkheden die klantbehandeling in de actualiteit biedt. Een gemeente of provincie werkt daarbij zichtbaar aan het onderhouden en versterken van de fiscale beheersing, met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare belastingaangiften en opgaven voor het BCF. De Belastingdienst bespreekt met de gemeenten en provincies hoe zij hun verantwoordelijkheid voor naleving van fiscale wet- en regelgeving nemen en zorg dragen voor volledige en juiste aangiften en opgaven. Daarbij krijgt de Belastingdienst zicht op hoe de gemeenten en provincies omgaan met fiscaliteit en of de randvoorwaarden voor een adequate beheersing daarvan, zijn ingevuld. De gemeenten en provincies beoordelen vervolgens zelf de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen. De resultaten daarvan delen zij met de Belastingdienst. Met deze informatie bepaalt de Belastingdienst in welke mate gesteund kan worden op de interne beheersing en in hoeverre aanvullende eigen werkzaamheden noodzakelijk zijn. Wanneer daar aanleiding toe is kunnen ook boekenonderzoeken worden ingezet. Dit kunnen volledige boekenonderzoeken zijn waarvan het BCF onderdeel uitmaakt of deelonderzoeken die specifiek zijn gericht op de juistheid van de door gemeenten en provincies ingediende opgaven BCF.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Waarde 2015

Waarde

2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Percentage gemeenten en provincies waarvan klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is1

n.v.t.

91%

85%

85%

X Noot
1

De term klantbehandeling in de actualiteit vervangt de term horizontaal toezicht uit de vorige begroting. Het streven is met gemeenten en provincies waar mogelijk in de actualiteit te werken. Voor gemeenten en provincies die hiervoor in aanmerking komen, biedt horizontaal toezicht doorgaans de beste mogelijkheden om in de actualiteit te werken.

4. NIET-BELEIDSARTIKELEN

4.1 Artikel 8 Centraal apparaat

A. Apparaatsuitgaven kerndepartement/Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Financiën inclusief Domeinen Roerende Zaken (DRZ) en met uitzondering van de Belastingdienst (zie artikel 1). Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel inclusief personele exploitatie, inhuur externen en materieel (inclusief huisvesting en ICT) voor het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 8 Centraal apparaat (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

222.645

238.100

233.707

233.040

232.714

232.893

232.995

                   

Uitgaven

221.938

238.100

233.707

233.040

232.714

232.893

232.995

                   
 

Personeel Kerndepartement

155.780

163.325

159.158

158.833

158.524

158.513

158.509

   

Eigen personeel

144.572

154.509

150.344

150.018

149.823

149.812

149.808

   

Inhuur externen

10.610

8.062

8.075

8.075

7.961

7.961

7.961

   

Overig personeel

598

754

739

740

740

740

740

                   
 

Materieel Kerndepartement

66.158

74.775

74.549

74.207

74.190

74.380

74.486

   

waarvan ICT

5.434

12.338

8.616

8.369

8.390

8.389

8.389

   

waarvan bijdrage aan SSO's

37.342

35.298

37.348

37.276

37.207

37.137

37.137

   

waarvan overig materieel

23.382

27.139

28.585

28.562

28.593

28.854

28.960

                   

Ontvangsten

51.786

53.982

53.355

53.351

53.237

53.237

53.237

Uitgaven

Personeel Kerndepartement

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor het kerndepartement en DRZ. De inhuur is onder het rijksbreed afgesproken maximum van 10%.

Materieel Kerndepartement

Dit betreft de materiële uitgaven van het kerndepartement en omvat onder andere zaken aangaande diensten, middelen en communicatie. ICT bevat voornamelijk uitgaven voor projecten. De structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties zijn overgedragen aan de SSC-ICT. De bijdrage aan Shared Service Organisaties (SSO’s) betreft onder andere huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf), ICT, het Financieel Diensten Centrum, bedrijfszorg en beveiliging.

Ontvangsten

Deze post betreft voornamelijk ontvangsten vanuit de Auditdienst Rijk en DRZ.

Onderverdeling uitgaven Centraal apparaat kerndepartement (bedragen x € 1.000)

Onderverdeling uitgaven Centraal apparaat kerndepartement (bedragen x € 1.000)

B. Totaaloverzicht Apparaat Financiën

Voor de AFM, DNB en de Waarderingskamer wordt de volledige overheidsbijdrage gebruikt voor apparaat. De onderstaande tabel geeft de totale apparaatuitgaven voor Financiën weer voor het kerndepartement inclusief de Belastingdienst, ZBO’s en RWT’s.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven incl. agentschappen en ZBO’s/RWT’s (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal apparaatsuitgaven Financiën

3.409.293

3.234.880

2.967.944

2.838.619

2.751.926

2.730.099

2.737.207

Kerndepartement

221.938

238.100

233.707

233.040

232.714

232.893

232.995

Belastingdienst

3.187.355

2.996.780

2.734.237

2.605.579

2.519.212

2.497.206

2.504.212

               

Totaal apparaatskosten Agentschappen

               

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

28.107

12.118

11.768

11.618

11.618

11.618

11.618

AFM

397

405

405

405

405

405

405

DNB

1.676

2.639

2.289

2.139

2.139

2.139

2.139

Waarderingskamer

1.305

1.574

1.574

1.574

1.574

1.574

1.574

NLFI

24.729

7.500

7.500

7.500

7.500

7.500

7.500

C. Apparaatsuitgaven kerndepartement per directoraat-generaal (DG)

Apparaatsuitgaven kerndepartement per DG (bedragen x € 1.000)

Directoraat Generaal

2018

Totaal Kerndepartement

233.707

Generale Thesaurie

22.689

DG Rijksbegroting

22.322

SG-cluster

174.307

DG Fiscale Zaken

14.389

  • De Generale Thesaurie is verantwoordelijk voor goede financiële relaties met het buitenland, een goede werking van de financiële markten, exportstimulerende maatregelen, het beheer van de staatsleningen en het beheer van deelnemingen in bedrijven.

  • Het directoraat-generaal Rijksbegroting is verantwoordelijk voor de kaderstelling rond het begrotingsbeleid (Comptabiliteitswet), de coördinatie van het begrotingsbeleid van de rijksoverheid en de beheersing van de uitgaven.

  • Het SG-cluster adviseert over het financieel-economisch beleid, ondersteunt de organisatieonderdelen, en behartigt een aantal rijksbrede functies zoals de auditfunctie en het beheer van roerende zaken.

  • Het directoraat-generaal Fiscale Zaken is verantwoordelijk voor de voorbereiding van het fiscale beleid, van de fiscale wetgeving en van de belastingverdragen, het overleg over internationale fiscale regelingen en de uitvoering van deze verdragen.

  • Het directoraat-generaal Belastingdienst is verantwoordelijk voor de strategie en de ontwikkeling van het beleid van de Belastingdienst. De Belastingdienst zorgt voor de heffing en inning van het belastinggeld. De apparaatsuitgaven van DG Belastingdienst worden verantwoord onder artikel 1 Belastingdienst.

D. Taakstellingen

De taakstellingen die het kerndepartement en de Belastingdienst opgelegd hebben gekregen voor de apparaatuitgaven, zijn vermeld in onderstaande tabellen.

Taakstellingen Belastingdienst sinds Rutte I (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

struct.

Coalitieakkoord 2010, totale bezuiniging

– 172.484

– 179.636

– 187.707

Coalitieakkoord 2012, totale bezuiniging

– 46.248

– 103.469

– 125.655

Extracomptabele tabel invulling taakstelling Rutte II (bedragen x € 1 mln.)
 

2017

struct.

Departementale taakstelling (totaal)

111

135

     

Kerndepartement

8

9

Belastingdienst

103

126

     

Agentschappen

0

0

     

ZBO's

   

Waarderingskamer

0

0

Autoriteit Financiele Markten (AFM)

0

0

De Nederlandse Bank (DNB)

0

0

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding

0

0

Stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI)

0

0

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO)

0

0

     

Nog in te vullen

0

0

4.2 Artikel 10 Nominaal en onvoorzien

A. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 10 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

0

37.677

37.705

48.325

49.435

63.696

100.208

                 

Uitgaven

0

37.677

97.019

119.180

167.305

63.738

91.357

 

Programma onvoorzien

0

5.631

5.257

5.226

5.223

5.225

5.225

 

Apparaat onvoorzien

0

9.722

70.432

93.164

141.836

38.465

66.148

 

Loonbijstelling

0

22.324

21.330

20.790

20.246

20.048

19.984

 

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

                 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Vanuit dit artikel wordt de loon- en prijsbijstelling naar de artikelen overgeboekt. Voorts staan er middelen op voor het werkbedrijf Switch. Dit artikel is tevens bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen binnen de begroting van Financiën op te vangen.

5. BELEIDSARTIKELEN (Nationale Schuld)

5.1 Artikel 11 Financiering staatsschuld

A. Algemene doelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de financiering van de staatsschuld. Het doel is om de schuld tegen zo laag mogelijke rentekosten met een acceptabel risico voor de begroting te financieren. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 200133.

Voor de inrichting van het risicobeleid en het financieringsbeleid baseert de Staat zich onder meer op de internationale richtlijnen voor staatsschuldfinanciering die zijn opgesteld door het IMF34. Belangrijke uitgangspunten zijn onder andere transparantie, afrekenbaarheid en consistentie van beleid en uitvoering. Bij de beheersing van de risico’s wordt niet alleen naar het renterisico gekeken, maar ook naar andere risico’s zoals bijvoorbeeld valutarisico en tegenpartijrisico. Daarnaast dient het beleid bij te dragen aan een goede verhandelbaarheid van Nederlands schuldpapier.

Het Agentschap van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën is namens de Minister van Financiën verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld.

Op basis van bovenstaande uitgangspunten wordt iedere vier jaar het risicokader herzien en vindt de afweging tussen acceptabel risico en kosten plaats. In 2016 is het nieuwe risicokader35 voor de financiering van de staatsschuld ingegaan voor de periode 2016–2019. De belangrijkste elementen van het huidige beleidskader zijn een verlenging van de looptijd en het verminderen van de afhankelijkheid van derivaten, c.q. renteswaps36. Dit betekent een voortzetting van de weg die al in de periode 2012–2015 is ingeslagen en is in lijn met de ontwikkelingen in veel andere landen. Voor het beheersen van de risico’s op zowel de lange als de korte termijn zijn twee risicomaatstaven geïntroduceerd, de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille en het renterisicobedrag (RRB).

Aan het einde van ieder jaar wordt het financieringsplan opgesteld voor het nieuwe jaar. Deze zogeheten Outlook37 wordt in december gepubliceerd. Dit financieringsplan draagt bij aan het bereiken van de twee risicomaatstaven. Hierin wordt uiteengezet hoe de Staat in het komende kalenderjaar de schuldfinanciering zal uitvoeren. De kapitaalmarktfinanciering ligt dan (binnen een bepaalde bandbreedte) voor een jaar vast. Schommelingen in de financieringsbehoefte worden vervolgens opgevangen op de geldmarkt. Deze werkwijze maakt het financieringsbeleid consistent en transparant en draagt bij aan het betrouwbare imago van de Nederlandse Staat op de financiële markten.

Hieronder worden de twee risicomaatstaven en de bijbehorende overwegingen verder toegelicht.

Gemiddelde looptijd schuldportefeuille

De jaren voor 2015 hebben zich gekenmerkt door een toename van de schuld en een afname van de rentestanden tot historisch zeer lage niveaus. Door de looptijd van de schuld te verlengen kunnen relatief lage rentekosten voor langere tijd worden vastgelegd. Een portefeuille met een gemiddelde looptijd van 10 jaar heeft een hoger rentepercentage, maar een kleiner renterisico dan een portefeuille met een gemiddelde looptijd van 5 jaar. Het renterisico is kleiner omdat het langer zal duren voordat een rentestijging volledig is doorgewerkt in de schuld. Dit draagt bij aan begrotingsrust.

Voor de jaren 2016–2019 is een streefpad vastgelegd voor de verlenging van de gemiddelde looptijd. Dit streefpad is bepaald door eerst de optimale portefeuille op lange termijn te bepalen. Een aantal rentescenario’s is doorgerekend voor tientallen verschillende schuldportefeuilles. Schuldportefeuilles verschillen van elkaar voor wat betreft de omvang van de schuld die jaarlijks in verschillende looptijden wordt uitgegeven. Voor iedere portefeuille geldt echter de randvoorwaarde dat deze realistisch en bereikbaar is, gelet op de uitgangspunten van het door het Agentschap uitgevoerde financieringsbeleid (transparantie, consistentie en liquiditeit/verhandelbaarheid)38.

Vervolgens is berekend welke schuldportefeuilles eenzelfde of beter toekomstig risicoprofiel hebben dan de portefeuille die zou resulteren bij een voortzetting van het beleid uit de periode 2012–2015. Van de portefeuilles die hieraan voldeden, is de portefeuille met de laagste kosten gekozen als basis voor de streefportefeuille. Bij deze afweging is gekeken naar de kosten op de middenlange termijn. De streefportefeuille kent eind 2016 een looptijd van 5,5 jaar en eind 2019 een looptijd van 6,4 jaar. Deze looptijd is in beginsel bereikbaar zonder nieuwe swaps af te sluiten. Dit past bij het uitgangspunt van het nieuwe kader om de afhankelijkheid van swaps te verminderen.

In de evaluatie van het renterisicobeleid39 is namelijk geconcludeerd dat de omvang van de swapportefeuille leidde tot een aantal nadelige neveneffecten. De lage rentestanden zorgden ervoor dat er dusdanig veel geld als onderpand door tegenpartijen werd gestort dat er minder mogelijkheden waren om schuld uit te geven in reguliere geldmarktinstrumenten. Dit is nadelig voor de liquiditeit40 van de geldmarktinstrumenten. Verder bemoeilijkt de grote variabiliteit van het onderpand het dagelijkse cash management.

In de praktijk kunnen zich onvoorziene afwijkingen in de looptijd voordoen door de fluctuaties in de schulduitgifte als gevolg van veranderingen in de begroting en in marktomstandigheden. Hierdoor kan in praktijk niet in alle gevallen exact op de looptijd gestuurd worden. Om deze reden zal voor de na te streven looptijd zowel naar boven als naar beneden een marge van 0,25 jaar worden aangehouden.

Het RRB

De gemiddelde looptijd is van invloed op het renterisico dat over een langere periode in de begroting gelopen wordt. Het is tevens de verwachting dat met een hogere gemiddelde looptijd een opwaartse renteschok door de tijd heen geleidelijker tot hogere rentelasten in de begroting leidt. Echter, door gemaakte keuzes in het verleden kunnen pieken in het aflosprofiel plaatsvinden. Dit kan leiden tot ongewenste kortetermijnrisico’s. Om kortetermijnrisico’s te beheersen, is een additionele maatstaf geïntroduceerd. Deze maatstaf, het zogenoemde renterisicobedrag, is het bedrag waarover in de eerstvolgende 12 maanden de rente opnieuw moet worden vastgesteld. Het renterisicobedrag wordt gemeten als percentage van de totale staatsschuld.

Het RRB wordt gemaximeerd op een waarde die realistisch is gezien de omvang en samenstelling van de schuld en die past bij een nagestreefde looptijd van de schuldportefeuille van 6,4 jaar. Bij het huidige schuldniveau moeten ieder jaar minstens twee kapitaalmarktleningen van € 15 mld. geherfinancierd worden. Ook op de geldmarkt, bestaande uit leningen korter dan 1 jaar, moet jaarlijks geherfinancierd worden. Voor de geldmarkt wordt gestreefd naar een omvang van ongeveer € 25 mld.41. Tezamen is dat ongeveer 15% van de staatsschuld. Gedurende een jaar komt hier nog het kastekort uit de begroting bij. Er is uitgegaan van kastekorten van rond 3% van de staatsschuld (ca. 1,5% van het bbp).

Het maximale RRB is voor de komende periode daarom vastgesteld op 18% van de omvang van de staatsschuld. Als de maximumwaarde dreigt te worden overschreden, zal worden ingegrepen. Het inkopen van schuld, enige flexibiliteit in de kapitaalmarktuitgifte en aanpassingen in de swapportefeuille zijn hiervoor instrumenten.

Kengetallen risico staatsschuldfinanciering 2016–2019
 

2016

2017

2018

2019

Gemiddelde looptijd staatsschuld (jaren)

5,5

6,0

6,3

6,4

RRB (max.)

18%

18%

18%

18%

Kostenverantwoording

Ook zullen de jaarlijkse rentekosten worden verantwoord. De realisaties zullen in het jaarverslag worden afgezet tegen de budgettaire raming ten tijde van de begroting. Uit de verantwoording zal moeten blijken in hoeverre afwijkingen zijn te verklaren door renteontwikkelingen, het kassaldo en de keuzes ten aanzien van de inzet van de verschillende instrumenten.

Kostenraming staatsschuldfinanciering 2016–2019 van nieuw uit te geven schuld (bedragen x € 1 mln.)
 

Gemiddelde stand geldmarkt (MEV 2018)

Uitgifte kapitaalmarkt (MEV 2018)

CPB korte rente (MEV 2018)

CPB lange rente (MEV 2018)

Totaal verwachte rentelasten

2018

33.571

33.782

– 0,21%

0,75%

– 70

2019

33.571

21.195

0,04%

0,99%

24

C. Beleidswijzigingen

Het Agentschap streeft ernaar om vanaf eind 2018 het zogeheten central clearing van swaps mogelijk te maken. Momenteel sluit de Staat alleen bilaterale swaps af onder een zogeheten eenzijdige Credit Support Annex (CSA). Deze eenzijdige CSA verplicht een tegenpartij onderpand bij Nederland te storten wanneer de marktwaarde van de betreffende swapportefeuille positief is (gezien vanuit de Nederlandse Staat). Echter, als de marktwaarde negatief wordt, dan is Nederland niet verplicht om onderpand te storten bij de tegenpartij.

De markt voor dergelijke swaps wordt echter steeds kleiner en duurder. Het overgrote deel van alle swaptransacties wordt namelijk centraal gecleard, omdat dit voor de meeste partijen in de financiële sector verplicht is. Central clearing betekent dat een tussen twee partijen afgesloten swap wordt overgebracht naar een derde partij, de Central Counterparty (CCP). De relatie tussen de twee oorspronkelijke partijen bestaat dan niet meer, maar beide partijen hebben na deze overdracht een swap met de CCP als tegenpartij. Indien één van de partijen zijn verplichtingen niet nakomt, zorgt de CCP alsnog voor de afwikkeling. Het kredietrisico wordt zo verspreid over alle deelnemende partijen aan de betreffende CCP.

Er zijn veel voordelen verbonden aan een overgang naar een CCP, waaronder betere prijzen en het naleven van regels die opgesteld zijn om risico’s in de financiële sector te verminderen. Een nadeel is dat de mogelijkheid ontstaat dat de Staat bij een CCP op termijn onderpand moet storten, wat leidt tot een hogere EMU-schuld. Dit komt doordat een eenzijdige CSA met een CCP niet mogelijk is; dit is altijd een tweezijdige CSA.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 11 Financiering Staatsschuld (bedragen x 1 mln.)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

43.840

52.973

46.566

36.567

36.065

21.976

36.323

                 

Uitgaven

43.840

52.973

46.566

36.567

36.065

21.976

36.323

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                 
 

Rente

7.829

6.869

6.366

5.886

5.595

5.414

5.592

 

Rentelasten vaste schuld

7.533

6.840

6.366

5.886

5.546

5.243

5.422

 

Rentelasten vlottende schuld

40

29

0

0

49

171

170

 

Voortijdige beeindiging schuld

254

0

0

0

0

0

0

 

Rente derivaten kort

1

0

0

0

0

0

0

                 
 

Leningen

36.000

46.087

40.181

30.662

30.451

16.543

30.712

 

Aflossing vaste schuld

36.000

41.559

40.181

30.662

30.451

16.543

30.712

 

Mutatie vlottende schuld

0

4.528

0

0

0

0

0

                 
 

Opdrachten

11

17

19

19

19

19

19

 

Overige kosten

11

17

19

19

19

19

19

                 

Ontvangsten

40.651

35.332

35.569

23.164

20.592

5.652

18.732

                 
 

Rente

6.678

2.832

1.787

1.969

1.873

1.740

1.346

 

Rentebaten vaste schuld

0

0

0

0

0

0

0

 

Rentebaten vlottende schuld

220

298

253

137

56

43

42

 

Voortijdige beeindiging schuld

0

0

0

0

0

0

0

 

Rentederivaten lang

1.087

1.217

1.534

1.832

1.817

1.697

1.304

 

Voortijdige beeindiging derivaten

5.371

1.317

0

0

0

0

0

                 
 

Leningen

33.973

32.500

33.782

21.195

18.719

3.912

17.386

 

Uitgifte vaste schuld

28.957

32.500

33.782

21.195

18.719

3.912

17.386

 

Mutatie vlottende schuld

5.016

0

0

0

0

0

0

                 
 

Overige baten

0

0

0

0

0

0

0

D2. Budgetflexibiliteit

De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de algemene doelstelling bestaan uit renteontvangsten en -betalingen als gevolg van transacties op de geldmarkt en de kapitaalmarkt. Omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld is de budgetflexibiliteit voor dit artikel zeer gering. De uitgaven zijn voor 99,96% als juridisch verplicht aan te merken. Enkele overige kosten, zoals advieskosten en drukkosten, zijn niet juridisch verplicht.

Aangezien de (betalings)verplichtingen van de aangegane staatsschuld voortvloeien uit beleids- en bedrijfsvoeringsuitgaven die ten laste van andere begrotingen komen, heeft een verplichtingenbenadering (als begrotingsstelsel) voor de begroting van Nationale Schuld noch uit het oogpunt van budgettaire beheersing, noch uit het oogpunt van budgetrecht meerwaarde ten opzichte van het kasstelsel. Om die reden is in de Comptabiliteitswet 2001 bepaald dat voor de uitgaven ten laste van de begroting van Nationale Schuld de verplichtingen in een jaar gelijk gesteld mogen worden aan de uitgaven in dat jaar.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven en ontvangsten

Rente

Rentelasten en -baten vaste schuld

Onder vaste schuld wordt schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan een jaar verstaan. De vaste schuld bestaat voornamelijk uit Nederlandse staatsleningen (Dutch State Loans, DSL’s), waarvoor de rentekosten voor een groot deel vastliggen. Deze rentekosten zijn grotendeels het gevolg van de tekortontwikkeling en schuldopbouw uit het verleden, en van de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid en het risicomanagement.

Rentelasten en -baten vlottende schuld

Onder vlottende schuld wordt schuld bedoeld met een oorspronkelijke looptijd korter dan één jaar. De rentelasten over de vlottende schuld bestaan uit de rentelasten van schatkistpapier met een looptijd van 3 tot 6 maanden (Dutch Treasury Certificates, DTC’s), Commercial Paper42 (CP) en rentelasten vanwege overige kortlopende schulden. De rentebaten vlottende schuld bestaan vooral uit vergoedingen over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo. Ook de rentebaten over de overgenomen leningen aan ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) vallen onder deze rubriek.

Uitgaven en ontvangsten voortijdige beëindiging schuld

Uit cashmanagementoverwegingen kunnen DSL’s ingekocht worden. Op die manier kunnen grote pieken in de aflossingen worden verkleind en kunnen aflosmomenten worden gekozen die beter aansluiten bij het kasbeheer. Het gaat hier alleen om DSL’s die oorspronkelijk in de komende 24-maands periode afgelost zouden worden. Het verschil tussen het nominale bedrag dat wordt ingekocht en het bedrag dat daarvoor wordt betaald, wordt tot de rentelasten of rentebaten gerekend. Voortijdige beëindigingen zijn niet EMU-saldo relevant, omdat zij als een financiële transactie worden beschouwd.

Uitgaven en ontvangsten derivaten lang

Als onderdeel van het renterisicobeleid wordt gebruik gemaakt van renteswaps en wordt zowel rente ontvangen als rente betaald. Wanneer er per saldo rente betaald respectievelijk ontvangen wordt, wordt dit tot de rentelasten respectievelijk rentebaten derivaten gerekend. In 2018 zijn voor de renteswaps rentebaten voorzien. Deze rentebaten tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels in september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld.

Uitgaven en ontvangsten derivaten kort

De Staat geeft kort schuldpapier uit met looptijden variërend van enkele dagen tot maximaal 12 maanden. Het streven is om de geldmarkt te financieren tegen daggeldtarief, aangezien dit het goedkoopst is tegen een acceptabel risico. Daarom worden Eonia swaps afgesloten om het renterisico van de korte financiering (geldmarkt) op daggeldtarief te brengen. Eonia is de afkorting van Euro Overnight Index Average. Eonia is het eendaags interbancaire rentetarief voor het eurogebied. Ook hier geldt dat het saldo van de rentebaten en -lasten wordt weergegeven.

Uitgaven en ontvangsten voortijdige beëindiging derivaten

Uit overwegingen van risicomanagement kan besloten worden om renteswaps voortijdig te beëindigen. Bij het voortijdig beëindigen van een renteswap wordt de netto contante waarde van alle toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Deze rentestromen tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels in september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld. De voortijdige beëindiging van swaps wordt niet geraamd omdat het aangaan van een dergelijke transactie met veel onzekerheden omgeven is.

Leningen

Aflossing vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt. Daarnaast kan vanuit cashmanagementoverwegingen besloten worden DSL’s deels vervroegd af te lossen.

Uitgifte vaste schuld en mutatie geldmarkt

De raming van de uitgifte van vaste schuld is gebaseerd op de jaarlijkse financieringsbehoefte. Deze bestaat uit de omvang van de af te lossen vaste schuld, de tekorten op de geldmarkt van het jaar ervoor en de raming voor het tekort op kasbasis. Voor toekomstige jaren wordt verondersteld dat de gehele financieringsbehoefte door de uitgifte van DSL’s wordt gefinancierd. In deze veronderstelling muteert de geldmarkt niet, maar blijft gelijk. In de praktijk zal een deel van de financieringsbehoefte echter wel op de geldmarkt gefinancierd worden. De verwachte verhouding tussen financiering op de geldmarkt en financiering op de kapitaalmarkt wordt bekend gemaakt bij de publicatie van het financieringsplan staatsschuld 2018 in december 2017.

Opdrachten

Overige kosten

Het leeuwendeel van de overige kosten bestaat uit provisiekosten voor de Primary Dealers. De Nederlandse Staat maakt gebruik van een stelsel van momenteel 15 banken (de Primary Dealers) voor de distributie en promotie van Nederlandse staatsleningen. De Primary Dealers verplichten zich onder andere om DSL’s af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot de verplichtingen behoren ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten op de secundaire markt en het quoteren van prijzen voor DSL’s en DTC’s.

5.2 Artikel 12 Kasbeheer

A. Algemene doelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en de bijbehorende geldstromen. Het doel is dat publieke middelen doelmatig worden beheerd en financiële risico’s worden voorkomen. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 200143 (voor RWT’s), de Wet financiering decentrale overheden44 (voor decentrale overheden), de Wet financiering sociale verzekeringen en de Zorgverzekeringswet45 (voor sociale fondsen) en de Regeling Agentschappen46 (voor agentschappen).

Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van de rijksoverheid.

Bij schatkistbankieren heeft de Minister van Financiën een uitvoerende rol. Schatkistbankieren houdt in dat instellingen hun middelen aanhouden bij het Ministerie van Financiën (de schatkist). Publieke middelen verlaten de schatkist dan niet eerder dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Hierdoor is de externe financieringbehoefte van het Rijk minder groot. Onder voorwaarden kunnen sommige categorieën deelnemers aan schatkistbankieren ook leningen krijgen.

Ook bij het betalingsverkeer van de rijksoverheid heeft de Minister van Financiën een uitvoerende rol. Het betalingsverkeer is verdeeld in percelen die periodiek worden aanbesteed. Door de aanbesteding worden banken geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding aan te bieden. Het Ministerie van Financiën treedt in deze aanbestedingsprocedures op als opdrachtgever.

Kengetallen schatkistbankieren ultimo 2016
 

Aantal deelnemers

Middelen in rekening-courant en deposito (bedragen x  € 1 mld.)

Verstrekte leningen (bedragen x € 1 mld.)

Agentschappen

30

2,2

0,5

RWT's en derden

219

5,2

0,8

Sociale fondsen

3

– 17,6

 

Decentrale overheden

756

9,1

 

C. Beleidswijzigingen

Het Agentschap van het Ministerie van Financiën wil de operationele processen van schatkistbankieren vereenvoudigen en efficiënter maken. Hiertoe zal in 2018 een start worden gemaakt met een intern workflowmanagement systeem. Uitbreiding hiervan naar de deelnemende instellingen, de banken die het schatkistbankieren faciliteren en de ministeries die toezien op de deelnemende instellingen is in de daaropvolgende jaren voorzien.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 12 Kasbeheer (bedragen x € 1 mln.)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

1.509

1.533

1.532

1.545

1.651

1.769

3.824

                 

Uitgaven

1.509

1.533

1.532

1.545

1.651

1.769

3.824

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                 
 

Rente

38

33

32

45

151

269

256

 

Rentelasten

38

33

32

45

151

269

256

 

Uitgaven bij voortijdige beëindiging (hoofdsom)

0

0

0

0

0

0

0

                 
 

Leningen

1.350

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

 

Verstrekte leningen

1.350

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

                 
 

Mutaties in rekening-courant en deposito's

120

0

0

0

0

0

2.068

 

Agentschappen

120

0

0

0

0

0

0

 

RWT’s en derden

0

0

0

0

0

0

0

 

Sociale fondsen

0

0

0

0

0

0

2.068

 

Decentrale Overheden

0

0

0

0

0

0

0

                 

Ontvangsten

8.657

7.560

10.641

7.679

3.780

1.367

1.228

                 
 

Rente

177

177

171

142

152

168

180

 

Rentebaten

174

177

171

142

152

168

180

 

Ontvangsten bij voortijdige beëindiging

3

0

0

0

0

0

0

                 
 

Leningen

1.660

1.790

1.031

997

1.736

1.007

1.048

 

Ontvangen aflossingen

1.660

1.790

1.031

997

1.736

1.007

1.048

                 
 

Mutaties in rekening-courant en deposito's

6.820

5.593

9.438

6.541

1.891

193

0

 

Agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

RWT’s en derden

138

0

0

0

0

0

0

 

Sociale fondsen

5.803

4.493

8.338

5.441

1.891

193

0

 

Decentrale Overheden

880

1.100

1.100

1.100

0

0

0

D2. Budgetflexibiliteit

De ontvangsten en uitgaven op dit artikel zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. Alle rentelasten en rentebaten zijn juridisch verplicht omdat deze volgen uit de leningen, deposito's en rekening-couranttegoeden die deelnemers bij de schatkist aanhouden. De andere uitgaven en ontvangsten volgen ook uit de toename of afname van de middelen die door deelnemers in de schatkist worden aangehouden of uit de schatkist worden geleend.

E. Toelichting op de instrumenten

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: rente, leningen, en mutaties in rekening-courant en deposito.

Uitgaven en ontvangsten

Rente

Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen van het Rijk aan de deelnemers aan schatkistbankieren. Deelnemers ontvangen rente over een positief saldo op hun rekening-courant en op de deposito’s die ze bij de schatkist hebben geplaatst. De rentebaten bestaan uit de door deelnemers aan het Rijk betaalde rente op leningen en op roodstanden in de rekening-courant. De verwachte rentebaten zijn in 2018 hoger dan de verwachte rentelasten. Dit komt doordat er in totaal meer middelen zijn uitgeleend (in de vorm van leningen en roodstand op de rekening-courant) dan dat er in de schatkist wordt aangehouden. Een van de oorzaken hiervan is de roodstand bij de sociale fondsen. Deze roodstand zal naar verwachting de komende jaren gaan afnemen. Dit leidt tot oplopende rentelasten voor de Staat. Daarnaast wordt in de jaren na 2019 geraamd met rentestanden uit de middellange termijn raming van het CPB. Deze percentages zijn veel hoger dan de geraamde CPB rentepercentages voor de jaren 2018 en 2019 waardoor de rentelasten een aanzienlijke stijging vertonen.

Leningen

De posten verstrekte leningen en ontvangen aflossingen geven de geraamde uitgifte van nieuwe leningen (uitgave voor het Rijk) en de aflossingen op eerder afgesloten leningen (ontvangst voor het Rijk) weer. Als leningen voortijdig worden beëindigd dan worden deze afgelost tegen de marktwaarde van de lening op dat moment. Hierdoor kan gedurende het jaar een extra uitgave of ontvangst voor het Rijk ontstaan. Deze worden geboekt als uitgaven of ontvangsten bij voortijdige beëindiging.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De posten toename en afname saldi in rekening-courant47 en deposito’s48 geven het bedrag weer dat naar verwachting door alle deelnemers in de schatkist wordt gestort (ontvangst voor het Rijk) of juist wordt opgenomen (uitgave voor het Rijk). Voor 2018 wordt een instroom van middelen, en dus inkomsten voor het Rijk, van € 9,4 mld. geraamd. Deze instroom wordt deels veroorzaakt doordat de sociale fondsen meer inkomsten dan uitgaven hebben. Hun roodstand neemt daardoor naar verwachting af met € 8,3 mld. Decentrale overheden storten naar verwachting € 1,1 mld. vanwege beleggingen uit het verleden die, zodra ze vrijvallen, in de schatkist moeten worden aangehouden.

6. BIJLAGEN

6.1 Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotings-artikel

Begrotings-ramingen (bedragen x € 1.000)

verwijzing naar (URL-link) website RWT/ZBO

Waarderingskamer

X

X

De Waarderingskamer heeft als belangrijkste taak het houden van toezicht op de waardering van onroerende zaken door de gemeenten in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De Waarderingskamer houdt ook toezicht op de Basisregistratie WOZ. De Wet WOZ is gericht op een uniforme waardering van onroerende zaken ten behoeve van de belastingheffing door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen. De apparaatskosten worden door de Waarderingskamer in rekening gebracht bij het Rijk (25%), de gemeenten (50%) en de waterschappen (25%). De kosten voor het beheer van de Landelijke Voorziening van Basisregistratie WOZ, die ook via de begroting van de Waarderingskamer lopen, worden bij de partijen in rekening gebracht via een afzonderlijke verdeelsleutel: het Rijk (40%), de gemeenten (45%) en de waterschappen (15%). Het onder Begrotingsramingen vermelde bedrag betreft alleen de aandelen Rijk. Het bedrag is voorlopig. De begroting van de Waarderingskamer wordt in november van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar vastgesteld.

Art. 1

1.574

www.waarderingskamer.nl

Autoriteit Financiële Markten (AFM)

X

X

Op grond van het artikel 1.25 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) is de AFM belast met de uitoefening van het gedragstoezicht. AFM beslist over de toelating van de financiële ondernemingen tot de financiële markten. Voor het toezicht op de BES-eilanden ontvangt de AFM een overheidsbijdrage.

Art. 2

405

www.afm.nl

Nederlands Bureau der Motorrijtuig-verzekeraars

X

 

Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars is verantwoordelijk voor het regelen van schaden door buitenlandse motorrijtuigen in Nederland en staat garant voor betaling van schade als onverzekerde Nederlandse motorvoertuigen in andere bij het groenekaartsysteem aangesloten landen schade veroorzaken. Daarnaast is het Nederlands Bureau op grond van artikel 27b van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) aangewezen als informatiecentrum waarbij personen die schade hebben geleden die is veroorzaakt door een motorrijtuig uit een EU-lidstaat, informatie kunnen verkrijgen die hen in staat kan stellen een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigenverzekeraars oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO.

Art. 2

0

www.nlbureau.nl

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

X

 

Het Waarborgfonds Motorverkeer vergoedt overeenkomstig artikel 26 van de Wam schade aan benadeelden in gevallen, genoemd in artikel 25 Wam. Het betreft onder andere gevallen waarbij de veroorzaker onbekend is gebleven of deze niet verzekerd is. Daarnaast is het Waarborgfonds Motorverkeer ingevolge artikel 27k Wam aangewezen als Schadevergoedingsorgaan. In die hoedanigheid treedt het in specifieke gevallen op bij schaden die in het buitenland zijn veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen. Het Waarborgfonds Motorverkeer oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO.

Art. 2

0

www.wbf.nl

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA)

 

X

De Commissie Eindtermen Accountantsopleiding heeft de volgende wettelijke taken: het vaststellen van de eindtermen met inachtneming van de vakgebieden als bedoeld in de beroepsprofielen van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (RA en AA); het aanwijzen van de opleidingen die het theoretisch deel van de accountantsopleiding geheel of gedeeltelijk verzorgen, met uitzondering van de eindtermen die betrekking hebben op de praktijkstage, voor zover deze opleidingen niet zijn geaccrediteerd overeenkomstig artikel 5a.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; het toetsen van de praktijkstage aan de mate waarin wordt voldaan aan de eindtermen; de afgifte van de verklaring van vakbekwaamheid: toelating tot het accountantsberoep van buitenlandse accountants.

Art. 2

0

www.ceaweb.nl

De Nederlandsche Bank (DNB)

X

X

Op grond van de Wft oefent DNB het prudentieel toezicht op financiële ondernemingen uit (artikel 1.24 Wft). DNB beslist over de toelating van de financiële ondernemingen tot de financiële markten. Voor het toezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB een overheidsbijdrage.

Verder vervult DNB een intermediaire rol voor het Financieel Expertise Centrum (FEC). Het FEC is voor haar financiering in belangrijke mate aangewezen op een overheidsbijdrage. Deze bijdrage wordt door tussenkomst van DNB verstrekt.

Art. 2

2.289

www.dnb.nl

Stichting Administratie Kantoor financiële Instellingen (NLFI)

X

 

De stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI) is op 1 juli 2011 opgericht op grond van de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. NLFI voert het privaatrechtelijke beheer over de deelnemingen van de Staat der Nederlanden in de vennootschappen ABN AMRO Group N.V., a.s.r. Nederland N.V., RFS Holdings B.V., SNS REAAL N.V., Propertize B.V. en NLFI Financial Investment B.V. Het Rijk vergoedt de kosten die NLFI maakt. De Minister van Financiën brengt een groot deel van deze kosten in rekening bij de vennootschappen waarvan aandelen door de stichting worden beheerd, op grond van het besluit houdende regels inzake doorberekening van kosten van de stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen.

Art. 3

7.500 (uitgaven); 6.750 (ontvangsten)

www.nlfi.nl

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO)

 

X

De Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO, voorheen Stichting Maror-gelden Overheid) was belast met de afwikkeling van onder het publiekrechtelijke regime afgegeven beschikkingen. De Minister van Financiën heeft in maart 2017 besloten tot opheffing van SAMO. De stichting is inmiddels «in liquidatie» en het bestuur is bezig met de vereffening. Na afronding van de vereffening zal de stichting ontbonden worden.

Art. 8

0

www.maror.nl

6.2 Verdiepingsbijlage

Artikel 1 Belastingen
Opbouw uitgaven artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

2.924.355

2.751.646

2.646.512

2.588.104

2.575.261

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

195.414

73.307

31.913

– 7.190

– 10.819

 
             

Nieuwe mutaties

           

GDI

 

35.070

       

Loonbijstelling

32.699

31.961

31.559

31.152

31.006

 

Overig & extrapolatie

– 4.652

– 5.923

– 5.539

– 5.988

– 11.375

2.591.079

             

Stand ontwerpbegroting 2018

3.147.816

2.886.061

2.704.445

2.606.078

2.584.073

2.591.079

Opbouw ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

128.560.352

130.705.530

138.278.983

143.484.618

149.872.165

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

4.489.178

– 63.379

– 63.365

– 63.550

– 63.549

 
             

Nieuwe mutaties

           

Belastingontvangsten

1.308.075

6.099.580

7.811.893

11.477.220

12.283.827

 

Overig & extrapolatie

– 1.686

– 1.619

– 1.619

– 1.619

– 1.619

169.526.160

             

Stand ontwerpbegroting 2018

134.355.919

136.740.112

146.025.892

154.896.669

162.090.824

169.526.160

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

Dit betreft de doorbelaste beheer- en exploitatiekosten van drie GDI-voorzieningen (DigiD, Digipoort en MijnOverheid/Berichtenbox).

Loonbijstelling

Dit betreft de toegekende loonbijstelling.

Ontvangsten

Belastingontvangsten

Zie de Miljoenennota voor een toelichting op de belastingontvangsten.

Artikel 2 Financiële markten
Opbouw uitgaven artikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

21.334

21.510

21.334

21.334

21.334

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

7.784

7.259

1.165

1.065

1.065

 
             

Nieuwe mutaties

           

Overig & extrapolatie

198

       

22.389

             

Stand ontwerpbegroting 2018

29.316

28.769

22.499

22.399

22.399

22.389

Opbouw ontvangsten artikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

13.927

13.021

11.020

11.020

11.020

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

432

         
             

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

11.020

             
             

Stand ontwerpbegroting 2018

14.359

13.021

11.020

11.020

11.020

11.020

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
Opbouw uitgaven artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

169.528

369.528

299.528

17.884

14.728

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 2.028

– 2.596

– 2.596

– 2.596

– 2.596

 
             

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

12.132

             

Stand ontwerpbegroting 2018

167.500

366.932

296.932

15.288

12.132

12.132

Opbouw ontvangsten artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

1.316.590

1.262.675

1.252.675

1.230.031

1.479.875

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

1.064.099

– 235.125

– 155.125

– 139.125

– 362.125

 
             

Nieuwe mutaties

           

Opbrengst verkoop vermogenstitels

2.203.750

         

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

– 99.949

– 49.000

– 124.000

– 24.000

– 49.000

 

Overig & extrapolatie

4.614

6.000

     

1.068.750

             

Stand ontwerpbegroting 2018

4.489.104

984.550

973.550

1.066.906

1.068.750

1.068.750

Toelichting belangrijkste mutaties

Ontvangsten

Opbrengst verkoop vermogenstitels

De verkoop van 1 tranche aandelen a.s.r. en 1 tranche aandelen ABN AMRO in juni 2017 heeft in totaal € 2,2 mld. opgebracht (Kamerstukken II 2016–2017, 33 532, nr. 75 en 31 789, nr. 89).

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

Vanwege recente marktontwikkelingen, waaronder de verkoop van aandelen a.s.r. en ABN AMRO, wordt de raming voor de dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen naar beneden bijgesteld.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen
Opbouw uitgaven artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

121.757

348.469

339.470

276.818

200.880

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 77.828

67.817

5.075

– 260

– 440

 
             

Nieuwe mutaties

           

Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen

 

3.042

2.791

3.911

17.798

 

Extrapolatie

         

273.425

             

Stand ontwerpbegroting 2018

43.929

419.328

347.336

280.469

218.238

273.425

Opbouw ontvangsten artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

3.799

3.799

7.001

12.303

18.064

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

           
             

Nieuwe mutaties

           

Renteontvangsten lening Griekenland

– 383

3.233

6.056

10.692

13.889

 

Extrapolatie

         

30.534

             

Stand ontwerpbegroting 2018

3.416

7.032

13.057

22.995

31.953

30.534

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen

Vanwege wisselkoersbijstellingen en een kasschuif worden de verwachte uitgaven aan multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen geactualiseerd.

Ontvangsten

Renteontvangsten lening Griekenland

Wegens een hoger geraamd CPB-rentepercentage worden de ramingen van de renteontvangsten naar boven bijgesteld.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen
Opbouw uitgaven artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

88.145

88.142

88.144

88.144

88.144

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 17.400

– 12.700

– 4.800

– 4.800

– 4.800

 
             

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

88.144

             

Stand ontwerpbegroting 2018

70.745

75.442

83.344

83.344

83.344

88.144

Opbouw ontvangsten artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

257.092

269.222

256.172

235.622

88.144

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

11.200

11.200

       
             

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

88.144

             

Stand ontwerpbegroting 2018

268.292

280.422

256.172

235.622

88.144

88.144

Artikel 6 BTW-compensatiefonds
Opbouw uitgaven artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

9.556

52

       
             

Nieuwe mutaties

           

Aanpassing BCF

71.644

86.288

86.807

86.920

86.920

 

Overig & extrapolatie

6.164

1.024

557

444

444

3.010.252

             

Stand ontwerpbegroting 2018

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

Opbouw ontvangsten artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

9.556

52

       
             

Nieuwe mutaties

           

Aanpassing BCF

71.644

86.288

86.807

86.920

86.920

 

Overig & extrapolatie

6.164

1.024

557

444

444

3.010.252

             

Stand ontwerpbegroting 2018

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

3.010.252

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

Aanpassing BCF

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Artikel 8 Centraal apparaat
Opbouw uitgaven artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

229.148

228.658

228.731

228.550

228.740

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

9.772

4.752

4.041

3.927

3.927

 
             

Nieuwe mutaties

           

Overig & extrapolatie

– 820

297

268

237

226

232.995

             

Stand ontwerpbegroting 2018

238.100

233.707

233.040

232.714

232.893

232.995

Opbouw ontvangsten artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

52.552

52.355

52.351

52.351

52.351

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

1.430

1.000

1.000

886

886

 
             

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

53.237

             

Stand ontwerpbegroting 2018

53.982

53.355

53.351

53.237

53.237

53.237

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven artikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

90.558

99.421

125.927

113.359

100.871

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 16.966

71.942

67.166

108.921

985

 
             

Nieuwe mutaties

           

Investeringsagenda

0

– 40.000

– 40.000

– 21.500

– 4.800

 

Distributie loon- en prijsbijstelling

– 35.136

– 34.344

– 33.913

– 33.475

– 33.318

 

Overig & extrapolatie

– 779

       

91.357

             

Stand ontwerpbegroting 2018

37.677

97.019

119.180

167.305

63.738

91.357

Opbouw ontvangsten artikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

0

0

0

0

0

 
             

Nieuwe mutaties

           
             

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

0

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Investeringsagenda

Vanuit de Aanvullende Post is € 122 mln. voorgefinancierd om de vertrekregeling in 2016 te kunnen bekostigen (zie ook Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 307, bijlage bij feitenrelaas document 37). Met deze mutatie wordt dit voorschot in een geactualiseerd kasritme weer terugbetaald aan de Aanvullende Post.

Distributie loon- en prijsbijstelling

De jaarlijkse loon- en prijsbijstelling is verdeeld binnen de begroting.

Artikel 11 Financiering staatsschuld
Opbouw uitgaven artikel 11 (bedragen x € 1 mln.)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

46.911

50.182

36.241

35.632

21.870

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

7.951

– 2.446

330

425

66

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rente vaste schuld

– 60

– 29

– 3

– 29

– 10

 

Rente vlottende schuld

1

   

38

52

 

Voortijdige beëindiging

           

Uitgifte en aflossing vaste schuld

1.124

– 1.141

– 1

– 1

– 2

 

Mutatie vlottende schuld

– 2.954

         

Extrapolatie

         

36.323

             

Stand ontwerpbegroting 2018

52.973

46.566

36.567

36.065

21.976

36.323

Opbouw ontvangsten artikel 11 (bedragen x € 1 mln.)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

42.585

45.523

28.406

26.171

11.672

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 190

– 6.618

– 3.438

– 3.730

– 4.265

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rente derivaten lang

           

Rente vaste schuld

– 88

– 142

– 101

– 134

– 302

 

Rente vlottende schuld

– 25

21

– 13

     

Voortijdige beëindiging

844

         

Uitgifte en aflossing vaste schuld

– 7.794

– 3.215

– 1.690

– 1.716

– 1.453

 

Mutatie vlottende schuld

           

Extrapolatie

         

18.732

             

Stand ontwerpbegroting 2018

35.332

35.569

23.164

20.592

5.652

18.732

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

Door een nieuw kastekort, nieuwe schulduitgiftes en aangepaste rentepercentages zijn de ramingen voor rente en uitgifte schuld bijgesteld.

Artikel 12 Kasbeheer
Opbouw uitgaven artikel 12 (bedragen x € 1 mln.)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

1.533

1.532

1.532

1.531

1.532

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

     

93

239

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rentelasten

   

13

27

– 2

 

Extrapolatie

         

3.824

             

Stand ontwerpbegroting 2018

1.533

1.532

1.545

1.651

1.769

3.824

Opbouw ontvangsten artikel 12 (bedragen x € 1 mln.)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

6.542

9.175

6.986

5.914

4.087

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 303

2.508

2.344

243

886

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rentebaten

– 1

 

– 5

– 3

– 3

 

Aflossingen leningen

417

– 202

– 14

– 17

– 27

 

Mutaties in rekening-courant en deposito

905

– 840

– 1.632

– 2.357

– 3.576

 

Extrapolatie

         

1.228

             

Stand ontwerpbegroting 2018

7.560

10.641

7.679

3.780

1.367

1.228

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Rentelasten

De toename van de rentelasten wordt vooral verklaard door de toename van het rekening-courantsaldo van de sociale fondsen.

Ontvangsten

Rentebaten

De mutatie van de rentebaten wordt vooral veroorzaakt door de mutatie van de roodstand op de rekening-courant van de sociale fondsen.

Aflossingen leningen

De mutaties in de aflossingen op leningen is voornamelijk het gevolg van het verwerken van realisaties van nieuw aangegane leningen.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De mutaties in de rekening-courant en deposito wordt vooral veroorzaakt door mutaties in de rekening-courantstand van de sociale fondsen.

6.3 Moties en toezeggingen

Deze bijlage49 bevat de stand van zaken van alle nieuwe moties en toezeggingen sinds de vorige begroting, de nog openstaande moties en toezeggingen uit voorgaande jaren en de moties en toezeggingen die sinds de vorige begroting zijn afgehandeld. De bijlage bestaat uit twee delen: een fiscaal deel50 en een niet-fiscaal deel.

FISCAAL

Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2011–2012

Van Vliet verzoekt de regering twee jaar na de introductie van de nieuwe factureringsregels in 2013 te evalueren of het gelukt is dat de Nederlandse ondernemers een aantoonbare administratieve lastenverlichting krijgen, en de Kamer hierover te informeren.

Kamerstukken II 2011/12, 32 877, nr. 8. Aangenomen 16 februari 2012

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

2

2015–2016

Schalk c.s. verzoekt de regering met voorstellen te komen om de substantiële verschillen in belasting tussen eenverdieners en tweeverdieners, te verkleinen en de Kamer hierover te informeren.

Kamerstukken I 2015/16, 34 300, J. Aangenomen 14 oktober 2015

Afgerond bij brief van de Minister van Financiën van 13 juni 2017. Kamerstukken I 2016/17, 34 550, Y

3

2015–2016

Oomen-Ruijten c.s. verzoekt de regering een onafhankelijk extern onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden om binnen de ruimte die de BTW-richtlijn biedt ook in Nederland een gelijke BTW-behandeling toe te passen wat betreft de beheerkosten voor DC- en DB-regelingen, rekening houdend met ontwikkelingen in de jurisprudentie en bij voorkeur bij de Voorjaarsnota 2016 te komen met een voorstel tot reparatie van de problematiek.

Kamerstukken I 2015/16, 34 117, H. Aangenomen 22 december 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2016. Kamerstukken I 2016/17, 34 552, L

4

2015–2016

Van Weyenberg verzoekt de regering voor het Belastingplan 2017 duidelijkheid te verschaffen aan de Kamer over de budgettaire opbrengst van de EU-maatregelen tegen belastingontwijking.

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2090. Aangenomen 29 maart 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 550 IX, nr. 5

5

2015–2016

Neppérus verzoekt de regering om bij alle toekomstige ingrijpende fiscale voorstellen van te voren een evaluatie of impactassessment te vragen aan de Europese Commissie, als deze niet automatisch wordt bijgeleverd.

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2099. Aangenomen 29 maart 2016

Afgerond. Conform het verzoek in de motie zal bij volgende ingrijpende Europese fiscale voorstellen een impactassessment worden aangevraagd bij de Europese Commissie

6

2015–2016

Van Vliet verzoekt de regering om de toelichting op verschillende situaties rond de eigen woning zo uitgebreid mogelijk te maken en deze niet alleen op de website te zetten maar ook als toelichting op het digitale aangifteprogramma.

Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 264. Aangenomen 19 april 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 4 november 2016, waarbij de 18e Halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 318

7

2015–2016

Omtzigt verzoekt de regering om bij voorlopige aanslagen standaard uit te gaan van een betaling in termijnen, waarbij het termijnbedrag inzichtelijk wordt gemaakt.

Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 267. Aangenomen 19 april 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 4 november 2016, waarbij de 18eHalfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 318

8

2015–2016

Merkies en Grashoff verzoeken de regering om de noodzaak van de 30%-regeling te heroverwegen en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren.

Kamerstukken II 2015/16, 34 475, nr. 3. Aangenomen 31 mei 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 84

9

2015–2016

Nijboer verzoekt een race to the bottom op vennootschapsbelastingtarieven te voorkomen.

Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1381. Aangenomen 16 juni 2016

Afgerond. De motie is conform het verzoek uitgevoerd

10

2015–2016

Ronnes en Omtzigt verzoeken de regering een helder tijdsplan met objectieve doelen voor de reorganisatie op te stellen, inclusief het pad naar de oplossing van de onvolkomenheden, en dit plan in het najaar van 2016 aan de Kamer te doen toekomen en voorts halfjaarlijks te rapporteren of de doelen zijn gehaald, te beginnen op 1 oktober 2016.

Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 288. Aangenomen 28 juni 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 304

11

2016–2017

Van Weyenberg verzoekt de regering, bij de toetsing van modelovereenkomsten, de volledige ruimte die de wet biedt te gebruiken en het toetsingskader DBA hiermee in lijn te brengen.

Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 22. Aangenomen 4 oktober 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 40 (onder kopje Commissie beoordeling modelovereenkomsten Wet DBA)

12

2016–2017

Ziengs verzoekt de regering, duidelijk te maken en zekerheid te verschaffen dat elke opdrachtgever en zelfstandige die volgens een goedgekeurde modelovereenkomst werkt, is gevrijwaard van naheffingen.

Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 30. Aangenomen 4 oktober 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

13

2016–2017

Ziengs verzoekt de regering, de doorlooptijd bij de Belastingdienst om een modelovereenkomst te beoordelen, te verkorten en voor het kerstreces de Kamer te informeren.

Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 31. Aangenomen 4 oktober 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 40 (bijlage, blz. 16/17)

14

2016–2017

Ziengs verzoekt de regering, de knelpunten die uit het meldpunt blijken voortvarend op te lossen en hierover voor het kerstreces de Kamer te informeren.

Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 32. Aangenomen 4 oktober 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 40 (bijlage, blz. 16/17)

15

2016–2017

Mei Li Vos en Schouten verzoeken de regering, de reeds door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst voor zelfstandige pakketbezorgers van PostNL te heroverwegen.

Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 33. Aangenomen 4 oktober 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

16

2016–2017

Van Weyenberg c.s. verzoekt het Kabinet, uiterlijk 19 december de eindrapportage van de commissie Boot en een rapportage over de stand van zaken van de wet DBA te sturen, en op dat moment ook een besluit te nemen over de voortang van de wet.

Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 36. Aangenomen 4 oktober 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 40 (bijlage, blz. 16/17)

17

2016–2017

Grashoff en Groot verzoeken de regering, voorafgaand aan de behandeling van het Belastingplan 2017 opties te presenteren om «substance-eisen» voor vennootschappen aan te scherpen, waardoor lege doorsluisvennootschappen voorkomen kunnen worden, zonder vennootschappen met reële economische activiteiten te schaden.

Kamerstukken II 2016/17, 34 550, nr. 43. Aangenomen 11 oktober 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 25 087, nr. 136

18

2016–2017

Bashir en Grashoff verzoeken de regering kapitaalvlucht naar box 2 intensief te monitoren en zo nodig snel met maatregelen te komen op kapitaalvlucht te stoppen.

Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 53. Aangenomen 17 november 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

19

2016–2017

Groot en Omtzigt verzoeken de regering voor de groep mensen wier leenbijstand voor 1 januari 2017 is omgezet in een gift, een maatwerkoplossing te vinden en de Kamer hierover vóór 31 december te informeren.

Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 57. Aangenomen 17 november 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, nr. 2017D0321

20

2016–2017

Grashoff verzoekt de regering maatregelen te nemen zodat stadsverwarmingen bij omschakeling van gasgestookte ketels naar het gebruik van hernieuwbare bronnen niet geconfronteerd worden met een verhoging van energiebelasting.

Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 67. Aangenomen 17 november 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 juli 2017. Kamerstuknr. nog niet bekend

21

2016–2017

Van Weyenberg en Groot verzoeken de regering er bij de Europese Commissie op aan te dringen om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke vormgeving en politieke haalbaarheid van een Europees minimumtarief voor de Vpb.

Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 58. Aangenomen 1 december 2016

Afgerond. De motie kon niet worden uitgevoerd

22

2016–2017

Aukje de Vries c.s. spreekt uit een «gele kaart» te trekken voor het voorstel CCCTB.

Kamerstukken II 2016/17, 34 604, nr. 6. Aangenomen 1 december 2016

Afgerond. De motie is conform het verzoek uitgevoerd

23

2016–2017

Merkies c.s. verzoekt de regering in Europees verband niet te pleiten voor langdurig uitstel van de voorgestelde implementatiedatum.

Kamerstukken II 2016/17, 34 604, nr. 9. Aangenomen 1 december 2016

Afgedaan tijdens de Ecofinraad van 6 december 2016

24

2016–2017

Merkies en Groot verzoeken de regering zich in te spannen om een minimumtarief toe te voegen als criterium bij de beoordeling of landen op de lijst van niet-coöperatieve jurisdicties worden geplaatst.

Kamerstukken II 2016/17, 34 604, nr. 10. Aangenomen 1 december 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

25

2016–2017

Bashir constateert dat de onrust rond de wet DBA is veroorzaakt door een tekort aan zekerheid voor opdrachtgevers en zzp-ers, verzoekt de regering zo snel mogelijk duidelijke criteria op te stellen en indien volgens deze criteria wordt gewerkt, ondernemers zekerheid vooraf te geven.

Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 54. Aangenomen 13 december 2016

Afgerond bij brief van de Minister van SZW, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, van 22 mei 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 64

26

2016–2017

Omtzigt en van Weyenberg verzoeken de regering per direct te handhaven richting opdrachtgevers die evident kwaadwillig handelen en verzoekt tevens vóór 1 februari 2017 de eerste resultaten van de handhaving aan de Kamer te rapporteren.

Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 58. Aangenomen 13 december 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 3 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 61

27

2016–2017

Mei Li Vos verzoekt de regering de aanbevelingen van de commissie Boot te betrekken bij een nieuw beoordelingskader en de criteria van de commissie Boot, om te bepalen of sprake is van ondernemerschap of werknemerschap, te gebruiken bij de handhaving.

Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 60. Aangenomen 13 december 2016

Afgerond bij brief van de Minister van SZW, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, van 22 mei 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 64

28

2016–2017

Harbers c.s. constaterende dat het OESO-actiepunt 2 de verantwoordelijkheid voor het wegnemen van de gevolgen van de hybride mismatch allereerst in het derde land zelf legt; spreekt uit een «gele kaart» te trekken voor de voorstellen hybride mismatches derde landen.

Kamerstukken II 2016/17, 34 620, nr. 3. Aangenomen 22 december 2016

Afgerond. De motie is uitgevoerd, conform het verzoek, door de Commissie

29

2016–2017

Grashoff c.s. verzoekt de regering m.b.t. «substance-eisen» 3 opties uit te werken in beleidsvoorstellen en de Kamer vóór 1 april 2017 hierover te informeren.

Kamerstukken II 2016/17, 25 087, nr. 139. Aangenomen 24 januari 2017

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

30

2016–2017

Merkies en Grashoff verzoeken de regering om te zorgen voor meer openheid over afspraken die de Belastingdienst met bedrijven maakt.

Kamerstukken II 2016/17, 25 087, nr. 141. Aangenomen 24 januari 2017

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

31

2016–2017

Omtzigt en Schouten verzoeken de regering om vóór 1 mei 2017 de Kamer te informeren over een aantal punten m.b.t. rulings (o.a. hoeveel rulings er uitgewisseld zijn in OESO- en in EU-verband enz.).

Kamerstukken II 2016/17, 25 087, nr. 142. Aangenomen 24 januari 2017

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

32

2016–2017

Omtzigt en Schouten verzoeken de regering vóór 1 april 2017 een voorstel naar de Kamer te sturen tot een betere controle op de inhoud van afgegeven rulings.

Kamerstukken II 2016/17, 25 087, nr. 143. Aangenomen 24 januari 2017

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

33

2016–2017

Merkies c.s. verzoekt de regering, in Europees verband in te stemmen met de voorgestelde implementatiedatum van 2019 (hybride mismatches met derde landen).

Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1415. Aangenomen 14 februari 2017

Afgerond. De motie is conform het verzoek uitgevoerd. De richtlijn is op 21 februari 2017 aangenomen

34

2016–2017

Van Weyenberg verzoekt de regering om, zo spoedig mogelijk en uiterlijk vóór 1 april 2017 het gedetailleerde rekruteringsplan alsnog op te stellen en hierover de Kamer te informeren.

Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 338. Aangenomen 14 februari 2017

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 april 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 354

35

2016–2017

Groot en Omtzigt verzoeken de regering, de juridische mogelijkheden nader te onderzoeken om het mogelijk te maken dat deze ondernemers een aanvraag kunnen indienen om alsnog gecompenseerd te worden voor de fiscale nadelen als gevolg van het papieren inkomen voor de jaren 2014, 2015 en 2016, en de Kamer hierover vóór het zomerreces te informeren.

Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 346. Aangenomen 23 februari 2017

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 juli 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 370

36

2016–2017

Omtzigt verzoekt de regering te rapporteren hoe de Europese Commissie invulling geeft aan het waarborgen van een gelijk speelveld van btw-heffing op beheersdiensten van pensioenfondsen in alle lidstaten en verzoekt deze inventarisatie vóór 15 juni 2017 aan de Kamer te sturen.

Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1436. Aangenomen 18 april 2017

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 28 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1449

37

2016–2017

Omtzigt en Leijten verzoeken de regering om bestaande rulings aan personen en rechtspersonen die op een sanctielijst staan en rechtspersonen met bestuurders op een sanctielijst, binnen een maand in te trekken.

Kamerstukken II 2016/17, 25 087, nr. 163. Aangenomen 6 juni 2017

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 5 juli 2017. Kamerstuknr. nog niet bekend

Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2014–2015

Omtzigt verzoekt de regering, het deel van het berichtenverkeer van de Belastingdienst dat van belang is voor de bezwaar- en beroepsprocedure, waaronder beschikkingen en correspondentie met de inspecteur over de aanslag, beschikbaar te houden in de berichtenbox gedurende de hele navorderingstermijn.

Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr. 12. Aangenomen 3 juli 2015

Planning afronding in de 20eHalfjaarsrapportage Belastingdienst die in oktober 2017 zal worden verzonden

2

2015–2016

Neppérus verzoekt de regering de opbrengst van de nieuwe dieseltoeslag in de mrb in te boeken en terug te sluizen door verdere generieke verlaging van de motorrijtuigenbelasting bij het Belastingplan 2017.

Kamerstukken II 2015/16, 34 391, nr. 24. Aangenomen 12 april 2016

In voorbereiding

3

2015–2016

Schouten en Groot verzoeken de regering een opkoopregeling uit te werken voor oude dieselbestelauto's die te maken krijgen met de mrb-toeslag en de opbrengsten van de toeslag te bestemmen voor de financiering van de regeling en indien de opkoopregeling niet tijdig tot stand komt, de opbrengst van de mrb-toeslag terug te sluizen in een lagere mrb.

Kamerstukken II 2015/16, 34 391, nr. 29. Aangenomen 12 april 2016

Planning afronding medio 2017

4

2015–2016

Van Vliet verzoekt de regering bij de volgende evaluatie van de bankenbelasting, de economische effecten zo veel mogelijk mee te nemen en de Kamer dan daarover te rapporteren.

Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 49. Aangenomen 19 april 2016

Bij de volgende evaluatie van de bankenbelasting in 2021

5

2015–2016

Schouten en Groot verzoeken de regering de verdragen met landen op een zwarte lijst te heroverwegen, zodra de zwarte lijst is vastgesteld door de EU.

Kamerstukken II 2015/16, 25 087, nr. 122. Aangenomen 28 juni 2016

Afhankelijk van wanneer de zwarte lijst is vastgesteld door de EU

6

2015–2016

Van Vliet verzoekt de regering een maas in de wet te dichten met als uitgangspunt dat afwaardering van vorderingen ten laste van de fiscale winst mogelijk blijft, maar zonder dat dubbele verliesneming optreedt.

Kamerstukken II 2015/16, 34 323, nr. 14. Aangenomen 27 september 2016

Afronding bij het pakket Belastingplan 2018

7

2016–2017

Mei Li Vos verzoekt de regering om, na de transitieperiode stapsgewijs met handhaving aan te vangen en daarbij voorrang te geven aan de pakketbezorgingssector en de medisch specialisten.

Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 34. Aangenomen 4 oktober 2016

Afronding niet eerder dan na 1 juli 2018 i.v.m. uitstel handhaving tot 1 juli 2018

8

2016–2017

De Vries verzoekt de regering de evaluatie van de werkkostenregeling een jaar te vervroegen en in 2017 uit te voeren in plaats van in 2018.

Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 51. Aangenomen 17 november 2016

Planning afronding in 4e kwartaal 2017

9

2016–2017

Groot verzoekt de regering bij de implementatie van de CFC-regels een variant van model A (bestrijding van grondslaguitholling en kunstmatige winstverplaatsing) in de Nederlandse wetgeving op te nemen.

Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 56. Aangenomen 17 november 2016

Planning afronding per 1-1-2019 bij de implementatie van de ATAD-1 richtlijn

10

2016–2017

Omtzigt verzoekt aan de Europese Commissie voor te leggen of natuurlijke vormen van innovatie toegang kunnen krijgen tot de innovatiebox conform actiepunt 5 van het BEPS-project en de Kamer hierover vóór 1 januari 2017 te informeren.

Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 73. Aangenomen 17 november 2016

Planning afronding 3e kwartaal 2017

11

2016–2017

Groot verzoekt de regering in constructief gesprek te blijven over geleidelijke harmonisering van de grondslag voor de Europese winstbelasting.

Kamerstukken II 2016/17, 34 604, nr. 11. Aangenomen 1 december 2016

In voorbereiding

12

2016–2017

Van Rooijen c.s. verzoekt de regering bij het Belastingplan 2018 met voorstellen te komen om de afbouw van de hoge naar de lage ouderenkorting geleidelijk te laten verlopen, zodanig dat het inkomensniveau waarbij de korting eindigt zeer aanzienlijk hoger uitkomt dan het huidige jaarinkomen van € 36.057.

Kamerstukken I 2016/17, 34 552, I. Aangenomen 20 december 2016

Planning afronding bij het Belastingplan 2018 dat op Prinsjesdag aan de Kamer wordt aangeboden

13

2016–2017

Schouten en van Weyenberg verzoeken de regering in het Belastingplan 2018 met voorstellen te komen om de grondslag van de vennootschapsbelasting te verbreden en bij de terugsluis van de opbrengsten het evenwichtiger maken van de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen mee te nemen.

Kamerstukken II 2016/17, 25 087, nr. 144. Aangenomen 24 januari 2017

Planning afronding bij het Belastingplan 2018 dat op Prinsjesdag aan de Kamer wordt aangeboden

14

2016–2017

Omtzigt verzoekt de regering om navorderingsaanslagen, beslissingen op bezwaar, reacties op verzoeken voor een voorlopige aanslag en teruggaven bij middeling zowel digitaal als op papier te verzenden zonder dat de gewenningsperiode van twee jaar aanvangt.

Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 329. Aangenomen 24 januari 2017

Planning afronding 3e of 4e kwartaal 2017

15

2016–2017

Leijten verzoekt de regering zich in te spannen voor bindende afspraken tussen het VK en de EU om belastingontwijking te voorkomen.

Kamerstukken II 2016/17, 21 501-20, nr. 1222. Aangenomen 20 april 2017

Wordt meegenomen in de Brexit-onderhandelingen

16

2016–2017

Schouten en van Weyenberg verzoeken de regering een uiterste inspanning te doen om een of meerdere externe, onafhankelijke experts, bijvoorbeeld uit de wetenschap, toe te voegen aan de onderzoekscommissie die jaarlijks steekproefsgewijs de rulingpraktijk onderzoekt.

Kamerstukken II 2016/17, 25 087, nr. 162. Aangenomen 6 juni 2017

In voorbereiding

17

2016–2017

Van Weyenberg en Schouten verzoeken de regering in overleg te treden met de Algemene Rekenkamer of deze bereid en in staat is om het in 2014 uitgevoerde onderzoek over belastingontwijking opnieuw uit te voeren in 2019.

Kamerstukken II 2016/17, 25 087, nr. 166. Aangenomen 6 juni 2017

In voorbereiding

Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2008–2009

Toegezegd om als er problemen zijn die niet in de normale uitvoeringspraktijk opgelost kunnen worden, en die dus echt tot knelpunten leiden, de Kamer hierover in te lichten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel excessieve beloningsbestanddelen (31 459) op 3 september 2008. Handelingen II 2007/08, TK nr. 107, blz. 7875

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 550 IX, nr. 5

2

2008–2009

Toegezegd bereid te zijn de wet aan te passen indien de Belastingdienst aanloopt tegen situaties waarin grensverkennend een bepaalde maatregel wordt ontweken wat tot ongewenst gedrag leidt.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel excessieve beloningsbestanddelen (31 459) op 3 september 2008. Handelingen II 2007/08, TK nr. 107, blz. 7878

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 550 IX, nr. 5

3

2010–2011

Toegezegd om wanneer de komende vier jaar blijkt dat de onderhavige wet en de middelen die de ontvanger ter beschikking staan onvoldoende verhinderen dat kwaadwillende belastingplichtigen door vertragingstechnieken middelen aan het zicht van de fiscus onttrekken of zelfs verstrekken, de regering onmiddellijk zal ingrijpen en de Kamers hierover zal informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel Dezentjé Hamming-Bluemink en Crone houdende wijziging van de Awr ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus op 12 april 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 24, blz. 3

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 november 2016, waarbij de evaluatie van het wetsvoorstel aan beide Kamers is aangeboden. Kamerstukken I 2016/17, 30 645, F en Kamerstukken II 2016/17, 33 772, nr. 2

4

2011–2012

Toegezegd om in 2014 bij de evaluatie van de giftenaftrek zoveel mogelijk informatie over de werking van de geefwet bij de evaluatie te betrekken. Toegezegd de regeling m.b.t. ANBI’s te monitoren en indien er aanleiding bestaat om de definitie aan te scherpen, hierop terug te komen en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–92 en blz. 9–98

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 januari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 77

5

2013–2014

Toegezegd bij de bespreking van de uitkomsten van de OESO/BEPS-discussie, de kwalitatieve observaties mee te nemen over nationale antimisbruikbepalingen.

Staatssecretaris tijdens het debat over de uitkomsten van het SEO-onderzoek en de aanpak van belastingparadijzen in het algemeen op 18 december 2013. Handelingen II 2013/14, TK nr. 38, blz. 7–27

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 5 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 25 087, nr. 112

6

2015–2016

Toegezegd dat als er bij de samenvoeging van de Wbso en de RDA, door het opnemen van een plafond, sprake is van grote overschrijdingen ten gunste van grote bedrijven, dit gecompenseerd/gerepareerd zal worden door aanpassing van schalen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van het Belastingplan 2016 op 11 november 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 23, blz. 23-8-9

Afgerond bij brief van de Minister van Economische Zaken van 1 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 32 637, nr. 282

7

2015–2016

Toegezegd de Kamer te zijner tijd vertrouwelijk te informeren over de gronden van de interventie aan de zijde van de zeehavens i.v.m. vervallen vrijstelling.

Staatssecretaris tijdens het AO op 31 maart 2016 over het vervallen van de vrijstelling voor zeehavens. Kamerstukken II 2015/16, 34 003, nr. 24, blz. 12

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

8

2015–2016

Toegezegd op de vraag van mw. Schouten naar de inzet van Nederland ten aanzien van het bronbeleid en de CO2-uitstoot, zodra de Europese Commissie met een voorstel is gekomen, de Minister van I&M te vragen hierop te reageren naar de Kamer.

Staatssecretaris tijdens de voortzetting van het plenaire debat Autobrief II op 5 april 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 73, blz. 73-26-10

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

9

2015–2016

Toegezegd nog in 2016 terug te komen op de vraag van de heren van Dijck en Omtzigt hoe de transitie van de ene tabel naar de andere zal verlopen en op de vragen over de afschaffing van de bpm en de mrb.

Staatssecretaris tijdens de voortzetting van het plenaire debat Autobrief II op 5 april 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 73, blz. 73-26-11

Afgerond in de nota van wijziging op het wetsvoorstel OFM 2017 van 7 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 553, nr. 5

10

2015–2016

Toegezegd aan de heer van Weyenberg na te gaan, indien mogelijk, hoe vaak de wens van een belastingplichtige om aangifte op papier te doen, niet is gehonoreerd en daarnaast in te gaan op de door leden Bashir en Omtzigt onderhands toe te sturen voorbeelden.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 12 april 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 75, blz. 75-27-4

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

11

2015–2016

Toegezegd om m.b.t. de innovatiebox in te gaan op de effectiviteit, de mix, de vereenvoudiging en het contractonderzoek.

Staatssecretaris tijdens het AO evaluatie van de innovatiebox op 21 april 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 120, blz. 16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 550 IX, nr. 5

12

2015–2016

Bij de halfjaarsrapportage van de Belastingdienst wordt de Kamer ook geïnformeerd over de voortgang van het uitrollen van de Investeringsagenda.

De Minister tijdens het verantwoordingsdebat op 26 mei 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 88, blz. 88-5-4

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 april 2017 waarbij de 19e Halfjaarsrapportage Belastingdienst wordt aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 355

13

2015–2016

Toegezegd dat de expatregeling (30%-regeling) zal worden geëvalueerd (o.a. hoogte salarisnorm, hoogte onbelaste vergoeding en verdringing van werknemers). De Kamer zal medio 2017 geïnformeerd worden.

De Minister tijdens het verantwoordingsdebat op 26 mei 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 88, blz. 88-7-2

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 84

14

2015–2016

Toegezegd om binnenkort een brief naar de Kamer te sturen over de meest complexe belastingmaatregelen.

De Minister tijdens het verantwoordingsdebat op 26 mei 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 88, blz. 88-7-3

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 5

15

2015–2016

Toegezegd iets na Prinsjesdag 2016 met een voorstel te komen hoe over het project Investeringsagenda als geheel kan worden gerapporteerd.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 17

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 304

16

2015–2016

Toegezegd om voor de zogenaamde Top 20 (beschrijving van voorstellen die wel/niet snel gewijzigd kunnen worden zonder last te hebben van ICT) een koppeling te maken met de voorbereidingen voor de verkiezingsplannen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 19

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 5

17

2015–2016

Toegezegd na te gaan hoeveel burgers er in de berichtenbox zitten en meer informatie te geven over het daadwerkelijke gebruik ervan t.a.v. de MAC.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 23

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 november 2016 waarbij de 18e Halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 318, blz. 18

18

2015–2016

Toegezegd te onderzoeken of het mogelijk is de problematiek voor (Europese) burgers rond FATCA te escaleren naar de high level werkgroep en wat de implicaties zijn van het voorstel dat er nu ligt.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 29

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 371, nr. 8

19

2015–2016

Toegezegd aan de heer van Vliet om de toelichting in tabel I op post a.6 (dialysevloeistof) van de Wet op de omzetbelasting, bij de volgende gelegenheid aan te passen.

Staatssecretaris tijdens het VAO over btw-fraude op 14 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 95, blz. 95-23-6

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 25 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 309

20

2015–2016

Toegezegd aan de Minister door te geven dat de Kamer signalen krijgt dat banken nog steeds klanten niet goed helpen waarop FATCA van toepassing is en wat hieraan gedaan kan worden.

Staatssecretaris tijdens het debat over de internationale naleving belastingplicht en tenuitvoerlegging FATCA op 14 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 95, blz. 95-24-12

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 371, nr. 8

21

2015–2016

Toegezegd na te gaan hoeveel rek er zit in het gebruik van de ondergrens die banken bij FATCA hanteren omdat deze niet door alle banken wordt toegepast.

Staatssecretaris tijdens het debat over de internationale naleving belastingplicht en tenuitvoerlegging FATCA op 14 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 95, blz. 95-24-13

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 371, nr. 8

22

2015–2016

Toegezegd aan de heer Ronnes om in kaart te brengen bij welke processen er achterstanden binnen de Belastingdienst zijn.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 21 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 98, blz. 98-33-4

Afgedaan bij verschillende halfjaarsrapportages Belastingdienst, waaronder ook in de 19e halfjaars-rapportage. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 355

23

2015–2016

Toegezegd een overzicht te verstrekken hoe het er voor staat met de BEPS-implementatie in andere landen, waaronder de Verenigde Staten.

Staatssecretaris tijdens het debat over de uitkomsten van het OESO/BEPS-project op 21 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 98, blz. 98-34-24

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 550 IX, nr. 5

24

2016–2017

Toegezegd om terug te komen op de vraag van de heer Groot over de vrijblijvendheid om al dan niet te kiezen voor een fiscale eenheid.

Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel aanpassing fiscale eenheid op 6 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 107, blz. 107-12-11

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 12 september 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 323, nr. 12

25

2016–2017

Toegezegd aan de heer Groot terug te komen op een vraag over de moedermaatschappij en de aansprakelijkheid voor belastingschulden.

Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel aanpassing fiscale eenheid op 6 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 112, blz. 112-4-5

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 12 september 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 323, nr. 12

26

2016–2017

Toegezegd terug te komen op de vraag van de heer Groot over het aantal keren dat WW-gelden zijn gebruikt voor andere doelen dan een WW-uitkering.

Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel aanpassing fiscale eenheid op 6 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 112, blz. 112-4-5

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

27

2016–2017

Toegezegd terug te komen op de vraag van de heer Omtzigt over de boete, RVU-heffing, die de Belastingdienst zichzelf heeft opgelegd.

Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel aanpassing fiscale eenheid op 6 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 112, blz. 112-4-5

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 298

28

2016–2017

Toegezegd dat het Kabinet een meldpunt zal instellen voor ongewenste effecten van de wet DBA. Er komen geen boetes voor goedwillende ondernemers als zou blijken dat aan het eind van de implementatietermijn (mei 2017) onvoldoende duidelijkheid is geboden door de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de TK op 22 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 3, blz. 3-3-19

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 40

29

2016–2017

Toegezegd, in overleg met de Minister van V&J, een brief te sturen m.b.t. onderzoek naar wat er gaande is met de cocaïne transporten.

Staatssecretaris tijdens het vragenuur op 27 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 24, blz. 4-2-2

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van V&J van 2 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 934, nr. 9

30

2016–2017

Toegezegd om binnen twee weken te laten weten of er Nederlandse links zijn met carrouselfraude waar terrorisme gefinancierd wordt.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin van 29 september 2016. Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1401, blz. 29

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 308

31

2016–2017

Toegezegd dat als er sprake is van onduidelijkheid, er geen handhaving zal plaatsvinden en geen boetes en naheffingen worden opgelegd, noch aan opdrachtgever en noch aan opdrachtnemer.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over de zzp-contracten op 29 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 6, blz. 6-10-20

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 40

32

2016–2017

Toegezegd met de uitbreiding van de capaciteit van 40 naar 60 medewerkers bij de Belastingdienst, de resterende sectorale overeenkomsten met voorrang te behandelen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over de zzp-contracten op 29 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 6, blz. 6-10-24

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 40

33

2016–2017

Toegezegd in de komende tussenrapportage in te gaan op de voortgang van de modelovereenkomsten, de frictie die deze opleveren (vraag van mw. Schouten) en de knelpunten die uit het loket naar voren komen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over de zzp-contracten op 29 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 6, blz. 6-10-24

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 40

34

2016–2017

Toegezegd nogmaals bij PostNL er op aan te dringen om zoveel mogelijk overeenkomsten openbaar te maken en te publiceren en na te gaan waarom dit nu niet gebeurt.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over de zzp-contracten op 29 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 6, blz. 6-10-25

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

35

2016–2017

Toegezegd aan de heer Omtzigt een brief te schrijven over de duiding van het begrip gezagsrelatie.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over de zzp-contracten op 29 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 6, blz. 6-10-27

Afgerond bij brief van de Minister van SZW, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, van 22 mei 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 64

36

2016–2017

Toegezegd dat de wens van de Kamer om nog eens naar de pakketbezorgers te kijken, over te brengen aan de heer Boot van de Commissie Boot.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over de zzp-contracten op 29 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 6, blz. 6-10-39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

37

2016–2017

Toegezegd aan het CPB te vragen om vóór de behandeling van het Belastingplan 2017 een doorrekening te sturen van de standaardhuishoudens.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 5 oktober 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 8, blz. 8-7-54

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 32 140, nr. 29

38

2016–2017

Toegezegd het feitenrelaas over de vertrekregeling Belastingdienst en de onderliggende stukken vóór 11 oktober naar de Kamer te sturen.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 5 oktober 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 8, blz. 8-7-55

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 307

39

2016–2017

Toegezegd de twee vertrekregelingen Belastingdienst van vóór 1 juli 2016 en die van na 1 juli, naar de Kamer te sturen.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 5 oktober 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 8, blz. 8-7-55

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 307

40

2016–2017

Toegezegd om aan de bonden te vragen om de verslagen van het georganiseerd overleg met de Belastingdienst openbaar te maken zodat ze naar de Kamer verstuurd kunnen worden.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda Belastingdienst op 13 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 313, blz. 42

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 28 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 315

41

2016–2017

Toegezegd om aan de Algemene Rekenkamer te vragen onderzoek te doen naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitgaven van de reorganisatie van de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda Belastingdienst op 13 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 313, blz. 54

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 14 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 305

42

2016–2017

Toegezegd een brief te sturen over de continuïteit bij de Belastingdienst in brede zin, waarin verschillende vragen die tijdens het debat zijn gesteld, aan de orde komen.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda Belastingdienst op 13 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 313, blz. 61

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 28 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 315

43

2016–2017

Toegezegd om het onderzoek van de ADR, met betrekking tot de overdracht van werkzaamheden, naar de Kamer te sturen.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda Belastingdienst op 13 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 313, blz. 67

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 28 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 315

44

2016–2017

Toegezegd na te gaan of er een rapport over deurwaarders van Oliver Wyman aanwezig is en zo ja of dit naar de Kamer gestuurd kan worden.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda Belastingdienst op 13 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 313, blz. 71

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 28 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 315

45

2016–2017

Toegezegd bij de FIOD na te gaan welke informatie kan worden verstrekt (i.v.m. geheimhouding) m.b.t. de vraag of verzoeken tot bijstand zijn gedaan aan NL over de Italiaanse CO2-zaak en of een link met terrorismefinanciering kan worden gelegd.

Staatssecretaris tijdens het vragenuur op 25 oktober 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 13, blz. 13-2-2

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 314

46

2016–2017

Toegezegd om na te gaan wat de stand van zaken is m.b.t. de uitvoering van de motie Groot (31 066, nr. 282) waarin wordt verzocht om Europol toegang te geven tot Eurofisc, het informatie-uitwisselingssysteem.

Staatssecretaris tijdens het vragenuur op 25 oktober 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 13, blz. 13-2-3

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 314

47

2016–2017

Toegezegd in maart 2017 een keuzeklaar document gereed te hebben waarin de voor- en nadelen van de verschillende uitvoerbare varianten worden gepresenteerd, inclusief de invloed op het investeringsklimaat, de risico's per variant, wat het betekent voor de Rijksbegroting en de juridische houdbaarheid.

Staatssecretaris tijdens het AO over box 3 en werkelijk rendement op 27 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 28, blz. 19

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 83

48

2016–2017

Toegezegd de mogelijkheden van de zogenaamde variant C (met werkelijke rente), mee te nemen als de ontwijkingsmogelijkheden worden bekeken.

Staatssecretaris tijdens het AO over box 3 en werkelijk rendement op 27 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 28, blz. 28

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 83

49

2016–2017

Toegezegd bij het keuzeklaar document een appendix (addendum) te ontwikkelen om aan te geven wat de mogelijkheden en varianten zijn in het huidige systeem.

Staatssecretaris tijdens het AO over box 3 en werkelijk rendement op 27 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 28, blz. 28

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 83

50

2016–2017

Toegezegd cijfers m.b.t. de in- en uitstroom van mensen bij de Belastingdienst mee te nemen in de maandelijkse voortgangsrapportage over de Investeringsagenda. Over de inhoud van de rapportage wordt overlegd met de commissie. De eerste rapportage komt begin december naar de Kamer.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda Belastingdienst op 2 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 317, blz. 35

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 april 2017 waarbij de 19e Halfjaarsrapportage Belastingdienst wordt aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 355

51

2016–2017

Toegezegd aan de heer Omtzigt op het ministerie nog eens na te gaan of er geen formele stukken bestaan waarin gewaarschuwd wordt voor de RVU-heffing.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda Belastingdienst op 2 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 317, blz. 41

Afgerond bij de beantwoording van de vragen over het rapport CoB en het daarop volgende debat. Kamerstukken II 2016/17, nr. 31 066, nrs. 332 en 348

52

2016–2017

Toegezegd aan de ADR te vragen de doorlichtingen in het kader van de verantwoordingsdag naar voren te halen en bijvoorbeeld al in december gereed te hebben.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda Belastingdienst op 2 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 317, blz. 42

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 januari 2017, waarbij de Kamer een doorlichting heeft gekregen van de uitgaven van de vertrekregeling. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 331

53

2016–2017

Toegezegd een algemene oproep op de website van de Belastingdienst te plaatsen m.b.t. de bezwaarschriften die zijn ingediend maar waarvan de indieners nog niets gehoord hebben.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda Belastingdienst op 2 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 317, blz. 48

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 december 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 320

54

2016–2017

Toegezegd contact op te nemen met de Minister van EZ om te vragen of het mogelijk is om knelpunten bij de S&O-verklaring tijdig bij de Kamer te melden.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 73

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

55

2016–2017

Toegezegd m.b.t. de BOR nog in een brief in te gaan op de onderbouwing van het arrest en het bedrag van € 20 mln. dat is geraamd.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 86

Afgedaan bij brief van de Staatssecretaris van 10 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 38

56

2016–2017

Toegezegd terug te komen op de vraag m.b.t. de aftrekbaarheid van maaltijden van zzp-ers.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 91

Afgedaan bij brief van de Staatssecretaris van 10 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 38

57

2016–2017

Toegezegd terug te komen op de vraag m.b.t. DGA's die hun pensioen extern verzekerd hebben en op de vraag (met rekenvoorbeelden) over DGA's die niet in volledige gemeenschap van goederen zijn getrouwd.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 94

Afgedaan bij brief van de Staatssecretaris van 10 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 38

58

2016–2017

Toegezegd contact op te nemen met de Minister van SZW om het doorwerkvereiste te schrappen voor prepensioenregelingen.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 98

Afgedaan bij brief van de Staatssecretaris van 10 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 38

59

2016–2017

Toegezegd terug te komen op de vraag m.b.t. het resterende tarief voor hulpketels, na contact met het Ministerie van EZ.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 102

Afgedaan bij brief van de Staatssecretaris van 10 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 38

60

2016–2017

Toegezegd een tabel te sturen waarin per brandstof de belastingdruk in energie-eenheden in megajoules is te zien, uitgedrukt voor verschillende typen brandstof.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 105

Afgedaan bij brief van de Staatssecretaris van 10 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 38

61

2016–2017

Toegezegd een brief te sturen met een tabel m.b.t. subsidie op elektrisch rijden die van € 86 naar € 216 miljoen gaat tussen 2017 en 2020.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 108

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

62

2016–2017

Toegezegd terug te komen op de vraag m.b.t. overdrachtsbelasting en de ombouw van kantoren naar woningen.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 110

Afgedaan bij brief van de Staatssecretaris van 10 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 38

63

2016–2017

Toegezegd terug te komen op de vraag over toeslagen en de terugbetalingseis aan de hand van een voorbeeld.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 112

Afgedaan bij brief van de Staatssecretaris van 10 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 38

64

2016–2017

Toegezegd de vraag m.b.t. de groene variant van innovatie voor te leggen aan het forum on harmful tax practices van de OESO. De uitkomsten van het onderzoek worden verwacht in het 1e kwartaal 2017.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-4

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 28 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 85

65

2016–2017

Toegezegd met de collega van VWS te overleggen hoe het misverstand, dat is ontstaan m.b.t. de letselschadegevallen en vermogensinkomensbijtelling, opgehelderd en gecommuniceerd kan worden.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-7

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

66

2016–2017

Toegezegd een brief te sturen rond 31 december 2016 over de stand van zaken m.b.t. de rulings die nu door de Belastingdienst in kaart worden gebracht.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-8

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 januari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 326

67

2016–2017

Toegezegd aan de heer Bashir terug op te komen op voorbeelden en tips m.b.t. belastingontwijking via APV. De heer Bashir zal deze voorbeelden aanreiken.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-9

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

68

2016–2017

Toegezegd in het 1e kwartaal van 2017 een brief te sturen met opties om ongewenste belastingheffing op woningcorporaties weg te nemen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-11

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

69

2016–2017

Toegezegd nog een keer te kijken naar de groep met een leenbijstand, die is omgezet in een gift, en een terugbetalingsregeling. De heer Omtzigt heeft hier met klem om gevraagd.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-12

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 1 februari 2017 in antwoord op Kamervragen over dit onderwerp. Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2016/17, nr. 1108

70

2016–2017

Toegezegd, na overleg met de Minister van OCW, terug te komen op de vraag over hoe de Kamer is geïnformeerd over de onderbouwing van een paar honderd miljoen euro aan subsidie en over de wijze waarop daarover verantwoording wordt afgelegd.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-12

Afgerond bij brief van de Minister van OCW van 17 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 72

71

2016–2017

Toegezegd aan de heer Omtzigt terug te komen op de vraag m.b.t. het anticipatierisico ten aanzien van boilers en keukens in een monument.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-13

Afgedaan bij brief van de Minister van OCW van 17 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 72

72

2016–2017

Toegezegd terug te komen op het verzoek van de heer Omtzigt, na overleg met de onderzoekscommissie, of er eerder dan in januari 2017 een overzicht kan komen met e-mails aan de Staatssecretaris waarin over de RVU wordt gesproken.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-15

Afgerond bij de beantwoording van de vragen over het rapport CoB en het daarop volgende debat. Kamerstukken II 2016/17, nr. 31 066, nrs. 332 en 348

73

2016–2017

Toegezegd terug te komen op het amendement van de heer Grashoff (nr. 41) over de verhoging van de eerste schijf van de belasting op aardgas.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-17

Afgedaan bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 17 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 71

74

2016–2017

Toegezegd aan de heer Grashoff in het 2e kwartaal van 2017 terug te komen op de vraag van budgettaire consequenties van het restwarmtevoorstel.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-35

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 juli 2017. Kamerstuknr. nog niet bekend

75

2016–2017

Toegezegd om het verzoek van de heer Schalk, om voor de behandeling van het Belastingplan, een brief te sturen over het onderzoek m.b.t. marginale druk, door te geven aan de Minister van SZW.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer op 22 november 2016. Handelingen I 2016/17, EK nr. 8, blz. 8-6-50

Afgedaan bij brief van de Minister van SZW van 12 december 2016. Kamerstukken I 2016/17, 34 550, N

76

2016–2017

Toegezegd om de evaluatie excessieve beloningen ook aan de Eerste Kamer te sturen met een begeleidend aanbiedingsbriefje.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer op 22 november 2016. Handelingen I 2016/17, EK nr. 8, blz. 8-6-51

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 14 december 2016. Kamerstukken I 2016/17, 34 550, Q

77

2016–2017

Toegezegd een brief te schrijven over hoe de Kamer geïnformeerd zal worden over het CCTB- en CCCTB-voorstel.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin op 1 december 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 604, nr. 14, blz. 28

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 december 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 604, nr. 12

78

2016–2017

Toegezegd een brief te schrijven over het verschil tussen een bepaald en onbepaald elders verzekerd deel bij pensioen in eigen beheer.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het BP in de Eerste Kamer op 13 december 2016. Handelingen I 2016/17, EK nr. 11, blz. 11–7

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 10 februari 2017. Kamerstukken I 2016/17, 34 555, C

79

2016–2017

Toegezegd nader in te gaan op het arrest van de Hoge Raad over de btw-behandeling van vermogensbeheersdiensten voor pensioenfondsen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het BP in de Eerste Kamer op 13 december 2016. Handelingen I 2016/17, EK nr. 11, blz. 11-7-39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 19 december 2016. Kamerstukken I 2016/17, 34 550 IX, nr. 13

80

2016–2017

Toegezegd aan de heer Omtzigt om in te gaan op voorbeelden die de heer Omtzigt zal aangeven (m.b.t. ontstaan schulden en deurwaarders).

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 december 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 325, blz. 16

Afgerond. Er zijn geen voorbeelden door de heer Omtzigt aangereikt

81

2016–2017

Toegezegd om terug te komen in de 19e Halfjaarsrapportage op het bezwaarproces, berichtenbox, digitalisering.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 december 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 325, blz. 16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 april 2017 waarbij de 19e Halfjaarsrapportage Belastingdienst wordt aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 355

82

2016–2017

Toegezegd om uiterlijk in februari 2017 terug te komen op de problematiek rond pleegkinderen (eventueel hardheidsclausule in de wet opnemen).

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 december 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 325, blz. 34

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 24 mei 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 358

83

2016–2017

Toegezegd aan de heer Omtzigt terug te komen op de vraag met welke externen er contracten zijn gesloten, en die contracten eventueel ter inzage geven.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 december 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 325, blz. 34

Afgerond in de bijlage bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 340

84

2016–2017

Toegezegd om in de rapportage over continuïteit, die in januari naar de Kamer gaat, ook VHMF-cijfers op te nemen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 december 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 325, blz. 35

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 januari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 331

85

2016–2017

Toegezegd een brief te sturen over de problemen van Amerikaanse onderdanen die in Nederland wonen m.b.t. bankrekeningen en belastingen.

Staatssecretaris tijdens het AO over FATCA op 20 december 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 371, nr. 10, blz. 22

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 april 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 371, nr. 11

86

2016–2017

Toegezegd een brief te sturen aan de Kamer over het surveilleren in burger, de noodprocedure, gezamenlijk surveilleren met andere toezichthouders in de haven van Rotterdam en samenwerking tussen de havens.

Staatssecretaris tijdens het AO over douane en cocaïnesmokkel op 21 december 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 934, nr. 12

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 19 januari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 934, nr. 13

87

2016–2017

Toegezegd de Kamer zo snel mogelijk te laten weten hoe wordt verdergegaan met het rapport van de heer Docters van Leeuwen.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 19 januari 2017. Handelingen II 2016/17, TK nr. 42, blz. 42-6-3

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 januari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 330

88

2016–2017

Toegezegd een brief te sturen aan de Kamer over de interne mails m.b.t. de RVU-heffing en het rapport van Oliver Wyman.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 19 januari 2017. Handelingen II 2016/17, TK nr. 42, blz. 42-6-7

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 332

89

2016–2017

Toegezegd een brief te sturen waarin wordt ingegaan op de Zembla-uitzending van 1 februari over de beveiliging van informatie.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda op 2 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 348, blz. 25

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 8 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 340

90

2016–2017

Toegezegd bij de komende halfjaarsrapportage (april 2017) een brief mee te sturen over de stand van zaken m.b.t. de voortgang van rekrutering en de werving van personeel bij de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda op 2 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 348, blz. 34

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 april 2017 waarbij de 19e Halfjaarsrapportage Belastingdienst wordt aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 355

91

2016–2017

Toegezegd een voorstel aan de Kamer te doen voor inhoud en vorm van een jaarlijkse handhavingsbrief.

Staatssecretaris tijdens het AO over het handhavingsbeleid op 22 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 350, blz. 13

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 april 2017 waarbij de 19e Halfjaarsrapportage Belastingdienst wordt aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 355

92

2016–2017

Toegezegd de stand van zaken op te maken m.b.t. openstaande belastingschulden.

Staatssecretaris tijdens het AO over het handhavingsbeleid op 22 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 350, blz. 16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 april 2017 waarbij de 19e Halfjaarsrapportage Belastingdienst wordt aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 355

93

2016–2017

Toegezegd inzichtelijk te maken wat de Belastingdienst bijdraagt aan de verbetering van de BRP en bij BZK de zorgen van de commissie Financiën over de BRP over te brengen en te informeren naar de stand van zaken rond het verbetertraject van de BRP.

Staatssecretaris tijdens het AO over het handhavingsbeleid op 22 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 350, blz. 16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 maart 2017 waarbij verschillende moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 79

94

2016–2017

Toegezegd in de voortgangsrapportage DBA te melden hoeveel ondernemers een modelovereenkomst zijn aangegaan en wat de werkvoorraad is t.a.v. aan de Belastingdienst voorgelegde overeenkomsten.

Staatssecretaris tijdens het AO over het handhavingsbeleid op 22 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 350, blz. 23

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 20 april 2017 waarbij de 3e voortgangsrapportage DBA is aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 34 036, nr. 63

95

2016–2017

Toegezegd om inzicht te geven in de mogelijkheden om de omvang van het aantal belastingplichtige buitenlandse kentekens in beeld te brengen en daarop te handhaven, waarbij zal worden ingegaan op de door de Kamerleden gedane suggesties.

Staatssecretaris tijdens het AO over het handhavingsbeleid op 22 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 350, blz. 28

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 april 2017 waarbij de 19e Halfjaarsrapportage Belastingdienst wordt aangeboden. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 355

96

2016–2017

Toegezegd een brief te sturen waarin onder andere wordt ingegaan op de openbaarmaking van opgelegde boetes.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel aanvullende regels uitwisseling landenrapporten in de TK op 12 april 2017. Handelingen II 2016/17, TK nr. 67, blz. 67-7-23

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 14 april 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 651, nr. 14

97

2016–2017

Toegezegd de Kamer voortaan in het voorjaar per brief te informeren over de jaarlijkse bijstelling van box-3 gegevens.

Staatssecretaris in de antwoordbrief van 14 april 2017 op vragen van de Kamer naar aanleiding van de M&T-brief van Prinsjesdag 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 550 IX, nr. 22

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 14 april 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 550 IX, nr. 22

98

2016–2017

Toegezegd om terug te komen op de vraag hoe meer inzicht aan de Kamer kan worden verschaft in de budgetten van de Investeringsagenda van de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17 31 066, nr. 371

Afgerond bij brief van de Minister en Staatssecretaris van Financiën van 28 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 366

Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2009–2010

Toegezegd om de regeling voor ANBI’s en SBBI’s na een aantal jaren te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I 2009/10, EK nr. 13, blz. 456

Bij de Kabinetsreactie op de evaluaties door het volgende Kabinet

2

2013–2014

Toegezegd in het voorjaar 2014 of wanneer meer inzicht bestaat in de gemeentelijke maatwerkvoorziening Wmo, dat de fiscale regeling voor chronisch zieken en gehandicapten verder zal worden vereenvoudigd en in samenspraak met VWS tegen het licht worden gehouden.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 17 oktober 2013. Handelingen II 2013/14, TK nr. 15, blz. 7–2. De Staatssecretaris heeft de toezegging herhaald tijdens het WGO Belastingplan op 4 november 2013. Kamerstukken II 2013/14, 33 752, nr. 78, blz. 8

Wordt opgenomen in de verkenning tegemoetkoming zorgkosten. Gaat binnenkort brief naar de Kamer

3

2014–2015

Toegezegd de Werkkostenregeling te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van het Belastingplan 2015 op 12 november 2014. Handelingen II 2014/15, TK nr. 23, blz. 23-7-6

Planning afronding 4e kwartaal 2017

4

2014–2015

Toegezegd verslag te doen over de praktische toepassing van de wet naar aanleiding van informatie van belastingplichtigen en de Belastingdienst, nadat het eerste gehele belastingjaar is verstreken.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Vpb-plicht overheidsondernemingen op 15 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 14, blz. 30

Zal in de 20e Halfjaarsrapportage worden meegenomen, die in oktober 2017 wordt verzonden

5

2014–2015

Toegezegd de realisatie van de opbrengst in de gaten te houden. Als er duidelijkheid over bestaat, kan de discussie over compensatie worden gevoerd.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Vpb-plicht overheidsondernemingen op 15 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 14, blz. 31

In voorbereiding

6

2014–2015

Toegezegd aan de heer Omtzigt dat als blijkt dat er groepen additioneel worden uitgezonderd of een uitzondering dreigen te worden, dit zal worden gemeld aan de Kamer in de halfjaarsrapportage.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 29 juni 2015 over het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr. 18, blz. 12

Afronding pas mogelijk als zich dergelijke situaties voordoen

7

2014–2015

Toegezegd aan de heer Omtzigt bij elke volgende grote verandering met een behoorlijke impact, dit vooraf aan de Kamer te melden.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 29 juni 2015 over het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr. 18, blz. 12

Als zich een volgende situatie voordoet van een verandering met een behoorlijke impact

8

2015–2016

Toegezegd vóórdat de implementatiefase is afgelopen aan de Kamer terug te koppelen wat er gebeurt in de zorg op het gebied van het inschakelen van tussenpersonen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 17, blz. 17-7-42

Planning afronding bij de 20e Halfjaarsrapportage in oktober 2017

9

2015–2016

Toegezegd dat bij de evaluatie van de wet over drie jaar een poging gedaan kan worden om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw in te schatten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 17, blz. 17-7-45

Planning afronding vóór 1 mei 2019

10

2015–2016

Toegezegd om als er een nieuwe constructie opduikt, waarmee echt op een nieuwe manier buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, deze constructie geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, openbaar wordt gemaakt op de website van de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 17, blz. 17-7-45

Afronding pas mogelijk als er nieuwe constructies opduiken

11

2015–2016

Toegezegd de Wet uitwerking Autobrief II in 2018 te evalueren en vooruitlopend op deze evaluatie in het voorjaar van 2018 bij wijze van tussentijdse monitoring de Kamer te informeren over het aantal nulemissie-auto's dat in 2017 nieuw is verkocht.

Toegezegd in de brief van 5 april 2016 als reactie op vragen en amendementen wetsvoorstel Wet uitwerking Autobrief II. Kamerstukken II 2015/16, 34 391, nr. 15

Planning afronding in het voorjaar van 2018

12

2016–2017

Toegezegd de Kamer te informeren zodra duidelijk is wat de uitkomst is van de procedure die bij de Hoge Raad loopt.

Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel aanpassing fiscale eenheid op 6 september 2016. Handelingen II 2016/17, TK nr. 107, blz. 107-12-11

Afronding afhankelijk van uitkomst procedure Hoge Raad

13

2016–2017

Toegezegd een brief te sturen met de eindafrekening van de vertrekregeling en de diverse mogelijke arrangementen, inclusief hoe de overschrijding van de regeling betaald wordt.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda Belastingdienst op 13 oktober 2016. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 313, blz. 33

Planning afronding in de halfjaarsrapportage Belastingdienst van 2021

14

2016–2017

Toegezegd om de tijdelijke goedkeuring om één middelloonfranchise te hanteren bij combinatiepensioenregelingen, om te zetten in een permanente aanwijzing.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 93

In voorbereiding

15

2016–2017

Toegezegd een brief te sturen over het begrip vermogen en betalingscapaciteit. De regeling waarin dit wordt uitgelegd zal als concept aan de Kamer worden voorgelegd.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 110

In voorbereiding

16

2016–2017

Toegezegd begin 2017 terug te komen op de wens van de Kamer in het licht van vereenvoudiging op een eventuele vrijstelling van btw bij de toelatingsexamens in het beroepsonderwijs.

Staatssecretaris tijdens het WGO op 7 november 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 70, blz. 122

In voorbereiding

17

2016–2017

Toegezegd bij te gaan houden of de directe en indirecte belangen van minder dan 5% al niet onder de BOR vielen en dus ook met deze reparatie geen problemen oplevert voor de continuïteit van ondernemingen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-7

Planning afronding niet eerder dan 2018

18

2016–2017

Toegezegd zodra duidelijk is of er ook in Nederland CO2-sjoemelauto’s bestaan, dit aan de Kamer mee te delen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-10

Afronding zodra duidelijk is of er CO2-sjoemelauto's in Nederland bestaan

19

2016–2017

Toegezegd aan mw. Schouten bij de besprekingen voor het volgende Belastingplan 2018, in het voorjaar van 2017, haar voorstel conform amendement nr. 45 (o.a. om de kloof tussen een- en tweeverdieners kleiner te maken) in te brengen en te overwegen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-18

Planning afronding in verzamelbrief Moties en Toezeggingen van september 2017

20

2016–2017

Toegezegd aan mw. De Vries na één en na twee jaar terug te koppelen aan de Kamer óf er problemen zijn geconstateerd met de continuïteit van ondernemingen door de heffing van erf- en schenkbelasting (BOR).

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer m.b.t. het pakket Belastingplan 2017. Kamerstukken II 2016/17, TK nr. 23, blz. 23-9-34

Planning afronding 1e keer in 2018 en daarna in 2019

21

2016–2017

Toegezegd om terug te komen op de mogelijkheden die het IMF noemt m.b.t. ongelijke behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen.

Minister van Financiën tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer op 22 november 2016. Handelingen I 2016/17, EK nr. 8, blz. 8-6-38

Planning afronding in de verzamelbrief Moties en Toezeggingen die met Prinsjesdag wordt verzonden

22

2016–2017

Toegezegd dat de fictieve dienstbetrekking voor niet uitvoerende bestuurders kan worden betrokken bij de presentatie van het Belastingplan 2018.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het BP in de Eerste Kamer op 13 december 2016. Handelingen I 2016/17, EK nr. 11, blz. 11-7-36

Planning afronding bij het Belastingplan 2018 dat op Prinsjesdag aan de Kamer wordt aangeboden

23

2016–2017

Toegezegd een centrale vastlegging van rulings te ontwikkelen.

Staatssecretaris tijdens het debat in de TK op 19 januari 2017 over belastingontwijking. Handelingen II 2016/17, TK nr. 42, blz. 42-9-26

Wordt meegenomen in de 20e Halfjaarsrapportage die in oktober 2017 wordt verzonden

24

2016–2017

Toegezegd de Kamer in iedere halfjaarsrapportage van de Belastingdienst te informeren over de stand van zaken over de uitwisseling van de rulings (niet alleen getallen, maar ook toelichting bij de getallen).

Staatssecretaris tijdens het debat in de TK op 19 januari 2017 over belastingontwijking. Handelingen II 2016/17, TK nr. 42, blz. 42-9-27

Is meegenomen in de 19e Halfjaarsrapportage Belastingdienst die in april 2017 is verzonden, en daarna bij elke volgende halfjaarsrapportage

25

2016–2017

Toegezegd vóór de zomer 2017 met het hele beeld van de Investeringsagenda te komen en hoe versnelling mogelijk is, inclusief projectbeheersing en implementatie.

Staatssecretaris tijdens het AO over de Investeringsagenda op 2 februari 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 348, blz. 70

Planning afronding in september 2017. Er is op 7 juli 2017 een brief gestuurd met een stand van zaken. Kamerstuknr. nog niet beschikbaar

26

2016–2017

Toegezegd de resultaten van de onderzoeken, naar aanleiding van de Zembla-uitzending, naar de Kamer te sturen zodra deze bekend zijn.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over de Zembla-uitzending op 9 februari 2017. Handelingen II 2016/17, TK nr. 51, blz. 51-8-6

Planning afronding in de 20e Halfjaarsrapportage Belastingdienst die in oktober 2017 wordt verzonden

27

2016–2017

Toegezegd aan de heer van Rooijen om te kijken of een rekenhulp om de afschrijving op auto's ten behoeve van de aftrekbare vervoerskosten voor bezoek aan het ziekenhuis zinvol is.

Staatssecretaris tijdens het vragenuurtje op 28 maart 2017. Handelingen II 2016/17, TK nr. 60, blz. 60–5

Planning afronding in de 20e Halfjaarsrapportage Belastingdienst die in oktober 2017 wordt verzonden

28

2016–2017

Toegezegd bij de halfjaarsrapportage in het najaar terug te komen op de verbeteringen bij de belastingtelefoon en het specifieke geval waar de heer Omtzigt op doelt m.b.t. de aftrek medicijnkosten.

Staatssecretaris tijdens het vragenuurtje op 28 maart 2017. Handelingen II 2016/17, TK nr. 60, blz. 60-5-2

Het eerste deel van de toezegging wordt afgedaan bij de 20e Halfjaarsrapportage Belastingdienst in het najaar 2017. De vraag van de heer Omtzigt m.b.t. de aftrek medicijnkosten is al eerder beantwoord in de brief van 5 april 2017. Kamerstukken II 2016/17, 31 066, nr. 353

29

2016–2017

Toegezegd vanaf het 2e kwartaal van 2018, tenminste twee keer een rapportage op te nemen in de halfjaarslijkse rapportages van de Belastingdienst over de resultaten van de uitwisseling van landenrapporten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel aanvullende regels uitwisseling landenrapporten (34 651) in de TK op 12 april 2017. Handelingen II 2016/17, TK nr. 67, blz. 67-7-12

Eerste keer rapporteren vanaf 2e kwartaal 2018 in de halfjaarslijkse rapportages Belastingdienst

30

2016–2017

Toegezegd jaarlijks, aan één van de twee halfjaarlijkse rapportages van de Belastingdienst, een periodieke notitie toe te voegen (in de vorm van een jaarverslag) met een aanvulling op de aantallen APA's en ATR's. Met aspecten per type ruling en waarin ook wordt aangegeven hoeveel verzoeken zijn afgewezen (inclusief de grond van afwijzing, gecategoriseerd weergegeven), buiten behandeling zijn gesteld of zijn ingetrokken. Per type ruling wordt ook een voorbeeld of model opgenomen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat op 1 juni 2017 over belastingafspraken met multinationals. Handelingen II 2016/17, TK nr. 82, blz. 82-8-21

Eerste keer rapporteren vanaf 2e kwartaal 2018 in de halfjaarsrapportages Belastingdienst

31

2016–2017

Toegezegd om vooraf aan de jaarlijkse rapportage, die eerder in het debat is toegezegd, antwoord te geven op de vraag hoeveel infokaprulings er bestaan.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat op 1 juni 2017 over belastingafspraken met multinationals. Handelingen II 2016/17, TK nr. 82, blz. 82-8-32

In voorbereiding

32

2016–2017

Toegezegd aan het eind van 2017 te kijken naar hoeveel OESO-rulings zijn uitgewisseld en hoeveel er zijn ontvangen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat op 1 juni 2017 over belastingafspraken met multinationals. Handelingen II 2016/17, TK nr. 82, blz. 82-8-33

Eerste keer rapporteren vanaf 2e kwartaal 2018 in de halfjaarsrapportages Belastingdienst

33

2016–2017

Toegezegd inzicht te geven in welke verdragen met welke wijzigingen onder de MLI gaan vallen. Dit wordt meegenomen bij het wetsvoorstel ratificering MLI.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat op 1 juni 2017 over belastingafspraken met multinationals. Handelingen II 2016/17, TK nr. 82, blz. 82-8-48

In voorbereiding

34

2016–2017

Toegezegd een werkbezoek te organiseren waarbij in ieder geval het horizontaal toezicht en de wijze van controle aan de orde komt.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17 31 066, nr. 371

In voorbereiding

35

2016–2017

Toegezegd om in samenspraak met de Minister de uitgaven met betrekking tot de Investeringsagenda inzichtelijker te maken.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17 31 066, nr. 371

In voorbereiding. Afronding 3e kwartaal 2017 (Prinsjesdag)

36

2016–2017

Toegezegd om in samenspraak met de Minister, de Kamer breder inzicht te geven in de uitgaven van de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17 31 066, nr. 371

In voorbereiding. Afronding niet eerder dan 2018

37

2016–2017

Toegezegd een zogenaamde handhavingsbrief te sturen waarin aandacht is voor Horizontaal Toezicht als aparte vorm van toezicht.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17 31 066, nr. 371

In voorbereiding

38

2016–2017

Toegezegd om een verzamelbrief te sturen waarin o.a. de volgende onderwerpen aan de orde komen: monitoring in berichtenbox, machtigingsvoorzieningen, mogelijkheden digitaal controle op godsdienstige instellingen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17 31 066, nr. 371

In voorbereiding

39

2016–2017

Toegezegd een brief te schrijven over de uitspraak van het Hof dat het opleggen van meerdere boetes bij te late betaling in termijnen in strijd is met de wet.

Minister tijdens het debat over de Voorjaarsnota op 5 juli 2017. Handelingennr. nog niet beschikbaar

In voorbereiding

40

2016–2017

Toegezegd om in een rapportage met betrekking tot de DBA in te gaan op het opleggen van boetes aan kwaadwillende opdrachtgevers conform de motie Omtzigt/Van Weyenberg.

Minister tijdens het debat over de Voorjaarsnota op 5 juli 2017. Handelingennr. nog niet beschikbaar

In voorbereiding

NIET-FISCAAL

Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2012–2013

Europese Raad. Verheijen over de extra claim op Nederland en andere landen vanwege de tweede aanvullende begroting.

Kamerstukken II 2012/13, 21 501-20, nr. 790

Bij de onderhandelingen over het MFK 2014–2020 met het Europees Parlement (EP) is ook de aanvullende begroting 2013 aan de orde geweest. Dit heeft, ondanks Nederlandse inspanningen, echter niet tot een gewijzigde aanvullende begroting geleid. Nederland heeft bij de formele stemming over de twee aanvullende begrotingen van respectievelijk € 7,3 mld. en € 3,9 mld. tegengestemd. Er was rekening mee gehouden dat het heel moeilijk zou zijn deze aanvullende begrotingen tegen te houden. Er was daarom in de afdrachtenraming alvast rekening mee gehouden. Hervorming van de begrotingssystematiek staat op de agenda tijdens het Nederlands voorzitterschap

2

2012–2013

De Kamer te informeren over de toekomstplannen voor ABN AMRO en SNS bank.

Kamerstukken II 2012/13, 33 532, nr. 14

Voldaan. De Kamer is per brief van 23 augustus 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 32 013, nr. 36) en 22 mei 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 31 789, nr. 64) geïnformeerd over de verkoop van ABN AMRO. Bij brief van 1 juli 2016 is de Kamer geïnformeerd over de toekomst van SNS (Kamerstukken II 2015/16, 33 532, nr. 61)

3

2014–2015

Onderzoek van Financiën inzake positie NS. I&M en Financiën schrijven hierover een notitie. Waar nodig wordt dit aangevuld met extern onderzoek.

De motie van de leden De Boer en Van Veldhoven (nr. 213) en de motie Dik-Faber en Hoogland (nr. 214)

Afgerond (rapport «Kiezen voor een goed spoor»)

4

2014–2015

Motie Nijboer/Harbers verzoekt de regering, zich in te spannen voor een betere manier van begroten door de Europese Unie.

Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1194

Het verbeteren van de Europese begrotingssystematiek is behandeld tijdens de informele Ecofinraad in april 2016. Zie hiertoe het verslag van de informele Ecofinraad: Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1359

5

2014–2015

Motie Koolmees/Klaver verzoekt de regering om verslag uit te brengen aan de Tweede Kamer en een Kabinetsreactie bij te voegen over de bevindingen en aanbevelingen van de werkgroep Monti.

Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1195

Afgerond. Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nrs. 1410 en 1412

6

2014–2015

Bij een sobere en dienstbare bank hoort een beheerst beloningsbeleid; verzoekt de regering, in de nieuwe statuten van de bank op te laten nemen dat ABN AMRO een beheerst beloningsbeleid voert.

Kamerstukken II 2014/15, 31 789, nr. 70

Voldaan

7

2014–2015

Verzoekt de regering, in Europees verband te pleiten voor het vastleggen van controlebevoegdheden voor de Europese Rekenkamer over de ECB zoals de Algemene Rekenkamer die in Nederland over DNB had en de Kamer voor de zomer over de uitkomst te informeren.

Behandeling Uitvoeringswet verordening bankentoezicht d.d. 10 februari 2015. Gewijzigde motie d.d. 12 februari 2015 t.v.v. Kamerstukken II 2014/15, 34 049, nr. 10 (Kamerstukken II 2014/15, 34 049, nr. 15), zie ook: Kamerstukken II 2014/15, 34 049, nr. 16

Voldaan. De Minister heeft, in het kader van de evaluatie van het SSM, bij de EC aandacht gevraagd voor de vraag of de Europese rekenkamer adequate bevoegdheden heeft. Bij brief van 6 februari 2017 van de Minister van Financien is als bijlage het verslag van de Eurogroep en Ecofin van 26 en 27 februari toegevoegd, waarin dit is vastgelegd (Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1412). De Kamer is hierover in de verzamelbrief Moties en Toezeggingen d.d. 3 april 2017 geïnformeerd (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 65)

8

2014–2015

Verzoekt de regering, zo snel mogelijk Europees stappen te zetten die leiden tot: de mogelijkheid voor de toezichthouders om een maximum te stellen aan de balansgrootte van banken binnen de bankenunie, zodat er geen enkele too-big-to-failbank meer overblijft; een fusiestop van banken binnen de bankenunie totdat de toezichthouders de mogelijkheid hebben om een fusie te blokkeren op deze gronden.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, nr. 9)

Voldaan. Tijdens het AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016 heeft de Minister aangegeven dat na herhaalde pogingen van Nederland om te komen tot een herziening van de Qualifying Holdings Directive, de Commissie blijk heeft gegeven hier weinig prioriteit aan te geven. De Minister verlegt in reactie hierop zijn aandacht en inspanning naar hardcore wetgeving voor de kwaliteit van bankbalansen (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 135)

9

2015–2016

Motie verzoekt de regering, uiterlijk in het voorjaar van 2016 met een visie te komen op voortzetting van het Infrastructuurfonds, Deltafonds en MIRT na 2028.

Kamerstukken II 2015/16, 34 300, nr. 50

Afgerond. Brief van 20 september 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 34 550 A, nr. 5)

10

2015–2016

Motie Koolmees/De Vries verzoekt de regering, te verkennen of de vergunningprocedure en -eisen voor nieuwe toetreders naar Brits voorbeeld vormgegeven kunnen worden voor de Nederlandse bankensector en de Tweede Kamer daarover te informeren.

Kamerstukken II, 2015/16, 34 300, nr. 55

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën van 9 juni 2016 inzake de uitkomsten van de analyse naar de mogelijkheden om toetreding tot de Nederlandse financiële sector van nieuwe spelers te verbeteren, ook wel «de Toetredingsbrief» genaamd (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 131) en de brief van de Minister van Financiën van 21 december 2016 genaamd «Follow up Toetredingbrief» (Kamerstukken II 2016/17, 32 013, nr. 142)

11

2015–2016

Motie verzoekt de regering, het niveau van gaswinning uit het Groningenveld in 2016 substantieel te verlagen en de lagere gasbaten in 2016 ten laste van het saldo te laten komen.

Kamerstukken II 2015/16, 34 300, nr. 57

Afgerond. Brief van 18 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 33 529, nr. 212) en brief van 24 juni 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 33 529, nr. 278)

12

2015–2016

Motie Grashof/Merkies verzoekt de regering om, de te verwachten effecten van een stapsgewijze verhoging van de energiebelasting voor grootverbruikers in kaart te brengen, inclusief de mogelijkheden voor terugsluis van inkomsten in (fiscale) stimuleringsmaatregelen voor energiebesparing bij grootverbruikers, en de Kamer hierover voor de behandeling van het Belastingplan te informeren.

Kamerstukken II 2015/16, 34 300, nr. 58

Afgerond bij brief van 19 oktober 2015, Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 13

13

2015–2016

Motie Merkies verzoekt de regering, te onderzoeken welke maatregelen de Belastingdienst moet nemen om een belasting op werkelijke rendementen in box 3 te kunnen heffen.

Kamerstukken II 2015/16, 34 300, nr. 62

Afgerond bij brief van 20 september 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 6

14

2015–2016

Motie van het lid Krol over het vaststellen van rechtmatigheid van uitgaven in het gemeentelijk sociaal domein. Verzoekt de regering deze problematiek te analyseren en afhankelijk van de uitkomst daarvan te bepalen óf en welke aanpassing van wet- en regelgeving noodzakelijk is.

Kamerstukken II, 2015/16, 34 475, nr. 17

Afgerond. Brief van 14 november 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 34 447, nr. 9)

15

2015–2016

Verzoekt de regering, de discretionaire bevoegdheid van DNB te continueren voor kleine verzekeraars.

VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 112)

Voldaan. In de brief van 3 april 2017 is aangegeven dat het onverkort terugplaatsen van het oude regime niet mogelijk is op grond van de richtlijn solvabiliteit II (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 654)

16

2015–2016

Verzoekt de regering bij de volgende Voorjaarsnota in kaart te brengen welke financiële stappen gezet moeten worden om de eindberging van radio-actief afval te kunnen bekostigen.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming d.d. 17 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 25 422, nr. 138)

Voldaan. Bij brief van 17 maart 2016 over opwerking van radio-actief materiaal (Kamerstukken II 2015/16, 25 422, nr. 142) en bij brief van 7 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 25 422, nr. 153)

17

2015–2016

Verzoekt de Minister om, samen met hypotheekverstrekkers en consumentenorganisaties te onderzoeken hoe het doorlooptraject kan worden ingekort en de administratieve lasten voor de betrokken partijen kunnen worden beperkt.

Plenair debat inzake hypotheekrichtlijnen d.d. 2 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 292, nr. 9)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 1 februari 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de gemiddelde doorlooptijden bij hypotheekaanvragen. Dit ter invulling van de motie de Vries, waarin wordt opgeroepen om te onderzoeken hoe het doorlooptraject voor hypotheken kan worden ingekort en de administratieve lasten voor de betrokken partijen kunnen worden beperkt (Kamerstukken II 2016/17, 32 847, nr. 293)

18

2015–2016

Verzoekt de regering, zich in te zetten om Deutsche Bank alsnog mee te laten doen aan het herstelkader; verzoekt de regering tevens, te onderzoeken hoe de bevoegdheden van de AFM zo kunnen worden vormgegeven dat meedoen aan dergelijke herstelacties niet meer op basis van vrijwilligheid gaat, maar verplicht kan worden.

VAO Herbeoordeling rentederivaten MKB d.d. 16 maart 2016. Gewijzigde motie d.d. 22 maart 2016 t.v.v. Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 168 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 170)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 2 september 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het feit dat Deutsche Bank zich heeft gecommitteerd aan het uniform herstelkader (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 175)

19

2015–2016

Verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de huidige wetgeving voor vergunningverlening moet worden aangepast om een depositobank mogelijk te maken.

Plenair debat Burgerinitiatief «Ons Geld» d.d. 16 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 346, nr. 13)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën van 21 december 2016 genaamd «Follow up Toetredingbrief» (Kamerstukken II 2016/17, 32 013, nr. 142)

20

2015–2016

Vraagt de regering, met universiteiten en de sector in gesprek te gaan om te komen tot meer hoogleraren zonder nevenfuncties in de sector.

WGO Implementatiewet wijzigingsrichtlijn en verordening wettelijke controles jaarrekeningen d.d. 20 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 469, nr. 7)

Voldaan. Bij brief van 23 februari 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II 2016/17, 34 469, nr. 12)

21

2015–2016

Verzoekt de regering, deze aanbeveling over te nemen en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), directie spoor, te vragen om over de verschillende scenario's advies uit te brengen.

Debat over de Kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fyra d.d. 22 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 678, nr. 19)

Afgerond (rapport «Kiezen voor een goed spoor»)

22

2015–2016

Verzoekt de regering, het onderzoek naar de scenario's uit te laten voeren door een onafhankelijk onderzoeksbureau en de opdrachtformulering aan dat bureau te delen met de Tweede Kamer.

Debat over de Kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fyra d.d. 22 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 678, nr. 22)

Afgerond (rapport «Kiezen voor een goed spoor»)

23

2015–2016

Verzoekt de regering om het Nederlandse bonusbeleid universeel en strikt toe te passen en geen uitzondering te maken voor buitenlandse bedrijven.

Debat over de uitkomsten van de Europese top van 28 en 29 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-20, nr. 1134)

Voldaan. Bij verzamelbrief moties en toezeggingen op het terrein van de financiële markten voorjaar 2017 is aangegeven dat de bonusregels op gelijke wijze van toepassing zijn op alle financiële ondernemingen en dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse ondernemingen (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 65)

24

2016–2017

De regering wordt verzocht een onderzoek in te stellen ter versterking van het budgetrecht van de Staten-Generaal, inclusief de verbetering van de informatiepositie en de controle op rechtmatigheid en doelmatigheid ten aanzien van de uitgaven in de premiesectoren, en de Kamer hier voor maart 2017 over te informeren.

Kamerstukken II 2016/17, 34 426, nr. 19

Afgerond. (Kamerstukken II 2016/17, 34 426, nr. 31)

25

2016–2017

"Gele kaart» voor voorstellen hybride mismatches derde landen.

Najaarsnotadebat 21 december 2016

Afgerond

26

2016–2017

Verzoekt de regering, binnen drie maanden een voorstel te doen om dit soort documenten (uit Eurogroep) tijdig voor het debat in de Tweede Kamer over een eurogroep beschikbaar te maken.

Motie lid Omtzigt (nr. 1432), Plenair debat fiscale houdbaarheid pensioenstelsels, d.d. 12 april 2017

Voldaan. Documenten zullen in het vervolg voor de Eurogroep, en na bespreking in de EWG worden gepubliceerd. Dit is vermeld in het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1446

Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2011–2012

Verzoekt de regering, ook in Nederland zo snel mogelijk een vergelijkbare wettelijke regeling te treffen als de Volcker Rule op een effectieve manier, ook als hier geen overeenstemming over wordt bereikt in Europees verband, opdat banken niet langer handelen voor eigen rekening en de risico's daarvan niet meer kunnen afwentelen op spaarders en belastingbetalers.

Parlementaire Enquête Financieel Stelsel d.d. 18 april 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 31 980, nr. 64)

In behandeling. Op dit moment wordt in EU verband onderhandeld over een verordening waarvan een regeling vergelijkbaar met de Volcker Rule deel uitmaakt. Hierover is op 7 maart 2014 een BNC fiche naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II 2013/14, 22 112, nrs. 1809 en 1810). Op 19 juni 2015 heeft de Raad van Ministers een akkoord bereikt over de verordening. Hierna volgen de onderhandelingen met het Europees Parlement (triloog)

2

2011–2012

Verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat banken – in lijn met de Volcker Rule – het spaargeld in het depositogarantiestelsel niet mogen aanwenden voor speculatieve beleggingen in het eigen vermogen van hedge funds en private equity-activiteiten.

Parlementaire Enquête Financieel Stelsel d.d. 18 april 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 31 980, nr. 67 HERDRUK)

In behandeling. Op dit moment wordt in EU verband onderhandeld over een verordening waarvan restricties aan risicovolle beleggingen door banken deel uitmaken. Hierover is op 7 maart 2014 een BNC fiche naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II 2013/14, 22 112, nrs. 1809 en 1810). Op 19 juni 2015 heeft de Raad van Ministers een akkoord bereikt over de verordening. Hierna volgen de onderhandelingen met het Europees Parlement (triloog)

3

2011–2012

Verzoekt de regering, bij voorgenomen verhoging of wijziging van het maatschappelijk kapitaal van het ESM deze verhoging of wijziging vooraf voor instemming aan de Tweede Kamer voor te leggen middels een wijzigingsverdrag en eventueel vereiste suppletoire begroting; verzoekt de regering tevens, bij een opvraging van het Nederlandse niet-gestorte kapitaal door enig orgaan binnen het ESM deze opvraging voor te leggen aan de Tweede Kamer.

Plenair debat Verdrag tot Instelling van een Europees Stabiliteitsmechanisme d.d. 24 mei 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 33 221, nr. 11)

Dit is tot nu toe niet aan de orde geweest

4

2012–2013

Raad voor Economische en Financiële Zaken. Motie Hijum, Klaver, Dijkgraaf, Merkies, Krol, Koolmees, Harbers, Nijboer over een effectieve aanpak van belastingontduiking als één van de harde voorwaarden te hanteren bij het beoordelen van de inspanningen van Griekenland en de besluitvorming over mogelijk aanvullende maatregelen.

Kamerstukken II 2012/13, 21 501-07, nr. 965

Deels voldaan. In de Kamerbrieven over de voortgangsmissies van het Griekse steunprogramma is aandacht besteed aan de ontwikkelingen op het gebied van belastingontduiking. Op 11 juni 2014 jl. is er een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de stand van zaken van de hervormingen bij de Griekse belastingdienst (Kamerstukken II 2013/14, 21 507-07, nr. 1157). Bij de terugkerende evaluatie van het steunprogramma van Griekenland zal een effectieve aanpak van belastingontduiking worden meegenomen in de beoordeling van de inspanningen van Griekenland en de besluitvorming over mogelijk aanvullende maatregelen

5

2012–2013

Europese Raad. Motie Slob, Van Haersma Buma over het opstellen van exit-condities.

Kamerstukken II 2012/13, 21 501-20, nr. 721

De motie wordt beschouwd als ondersteuning van beleid en komt aan de orde ten tijde van een verdragswijziging

6

2013–2014

Spreekt uit dat een leverage ratio van 4% als backstop voor Europese systeemrelevante banken als beginpunt en niet als eindpunt van de discussie moet worden gezien.

Debat Kabinetsvisie Nederlandse bankensector d.d. 20 mei 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 62)

In behandeling. De vier procent leverage ratio wordt op dit moment in Nederland geïmplementeerd en de Tweede Kamer is in december 2014 hierover geïnformeerd (Kamerstukken II 2014/15, 32 013, nr. 91). Het Kabinet zal de vier procent leverage ratio daarnaast ook in Europa bepleiten tijdens onderhandelingen over de leverage ratio

7

2014–2015

De Kamer informeren over de voortgang van de verbetermaatregelen middels een halfjaarlijkse voortgangsrapportage tot het moment dat interne procedures van NS op orde zijn.

Motie Van Veldhoven (28 165, nr. 201)

In behandeling; de Kamer is geïnformeerd over een eerste update. In september van dit jaar volgt een tweede Kamerbrief waarin wordt gemeld dat alle maatregelen zijn geïmplementeerd

8

2014–2015

Onderzoeken in hoeverre de geldende wet- en regelgeving moet worden verduidelijkt, zodat voor alle vervoerders helder is welke goederen, diensten en informatie NS of NS-dochters bij aanbestedingen en concessies van regionale lijnen dienen te leveren.

Motie Van Tongeren (28 165, nr. 208)

In behandeling.

9

2014–2015

Verzoekt de regering, streng op misbruik van deze uitzondering te controleren en in geval van meer dan incidenteel misbruik de uitzondering uit de wet te verwijderen.

Behandeling Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 15 oktober 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 964, nr. 31)

In behandeling. Dit wordt meegenomen bij de evaluatie eind 2017. Tot de evaluatie wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd over onder andere dit aspect van de wet in de praktijk

10

2014–2015

Verzoekt de regering, mogelijke negatieve gevolgen van een ongelijk speelveld in Europa voor financiële ondernemingen of het vestigingsklimaat in Nederland te monitoren en de Kamer hierover jaarlijks te informeren.

Behandeling Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 15 oktober 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 964, nr. 34)

Deels voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 5 september 2016 is aandacht besteed aan de eerste effecten van de Wbfo (Kamerstukken II 2015/16, 33 964, nr. 43). Dit wordt tevens meegenomen bij de evaluatie eind 2017

11

2014–2015

Verzoekt de regering, zich op Europees niveau in te spannen voor een aanscherping van de regels voor variabele beloningen.

Behandeling Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 15 oktober 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 964, nr. 35)

In behandeling. Op relevante momenten zal op Europees niveau aandacht worden gevraagd voor aanscherping van de regelgeving met betrekking tot variabele beloningen

12

2014–2015

Verzoekt de regering, de toezichtkosten nog eens kritisch onder de loep te (laten) nemen, met als insteek de toezichtkosten voor kredietunies substantieel te verlagen en waar mogelijk de toezichtkosten voor kredietunies te differentiëren naar grootte, en de Tweede Kamer daarover te rapporteren voor 1 juni 2015.

Behandeling Wet toezicht kredietunies d.d. 19 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 33 949, nr. 15)

In brief aan de TK d.d. 1 juni 2015 is ingegaan op deze motie en is toegezegd dat in de toelichting op de regeling in het eerste jaar dat er vergunninghoudende kredietunies zijn op de motie wordt ingegaan (Kamerstukken II 2014/15, 33 400, nr. AE)

13

2015–2016

Motie Nijboer/Harbers verzoekt de regering, om de Studiegroep Duurzame Groei te vragen concrete beleidsopties te schetsen, waarin aandacht wordt besteed aan het economisch beleid en de omgang met een open economie, onderwijs, research en development, energietransitie, industriebeleid, de arbeidsmarkt, de woningmarkt, de financiële sector en de schuldpositie van huishoudens en bedrijven.

Kamerstukken II, 2015/16, 34 300, nr. 54

In behandeling

14

2015–2016

Verzoekt de regering om, ervoor zorg te dragen dat transparant inzicht wordt verschaft in de afweging die ten grondslag ligt aan de verstrekking van exportkredietverzekeringen, inclusief de mvo-aspecten, en de effecten van het huidige mvo-beleid mee te nemen in de voor dit jaar geagendeerde beleidsdoorlichting exportkredietverzekeringen.

Kamerstukken II 2015/16, 34 300-XVII, nr. 66

Gedeeltelijk voldaan. Het mvo-beleid en de effecten daarvan zijn meegenomen in de beleidsdoorlichting (Kamerstukken II 2016/17, 31 935, nr. 32). Bij de beantwoording van de Kamervragen bij deze beleidsdoorlichting (Kamerstukken II 2016/17, 31 935, nr. 40) alsmede bij de beantwoording van de Kamervragen van de leden de leden Beckerman en Hijink, Ouwehand en Van Raan (gesteld op 20 juni 2017) is aangegeven dat er stappen zijn gezet voor het verschaffen van inzicht in de afweging die ten grondslag ligt aan de verstrekking van exportkredietverzekeringen. Verdere stappen worden in de loop van dit jaar gezet

15

2015–2016

Verzoekt de regering, er alles aan te doen om de doorlooptijden van aanvraagprocedures voor exportkredietverzekeringen in te korten zonder daarbij af te doen aan de gestelde criteria.

Kamerstukken II 2015/16, 34 300-XVII, nr. 67

In behandeling. De doorlooptijd van een aanvraag voor een exportkredietverzekering wordt beïnvloed door de grootte en complexiteit van een transactie. Om deze reden is met name gekeken naar een verlichting van procedures voor kleinere, minder complexe transacties. De mogelijke aanpassingen zijn inmiddels geïdentificeerd en zullen nog dit jaar worden geïmplementeerd

16

2015–2016

Motie van het lid Krol over het komende actieplan beleid voor oudere werklozen. Algemene Rekenkamer ten aanzien van het beleid ter bestrijding van langdurige ouderenwerkloosheid oordeelt, dat méér inzicht in het aantal bereikte oudere werklozen, het financieel belang van beleidsinstrumenten, en de effectiviteit van die instrumenten wenselijk en mogelijk is; verzoekt de regering, de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ter zake zo veel, en zo spoedig mogelijk uit te voeren; verzoekt de regering voorts, al zo veel mogelijk in het komende actieplan voor oudere werklozen beter te borgen dat beleid werkt, effectief en efficiënt is.

Kamerstukken II, 2015/16, 34 475, nr. 16

In behandeling

17

2015–2016

Gewijzigde motie van de leden Merkies en Grashoff (t.v.v. 34 475, nr. 3) over heroverwegen van de noodzaak van de 30%-regeling voor expats die is toegenomen tot ongeveer € 700 miljoen. Deze kosten staan niet in verhouding tot de werkelijk gemaakte kosten; verzoek tot heroverweging en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren.

Kamerstukken II, 2015/16, 34 475, nr. 21

In behandeling: de evaluatie van de regeling begint na de behandeling van het Belastingplan, in januari 2017

18

2015–2016

Verzoekt de regering, het gepresenteerde voorstel van de Europese Commissie voor EDIS nu af te wijzen.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 2 december 2015. Gewijzigde motie d.d. 3 december 2015 t.v.v. Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1328 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1333)

In behandeling. Op dit moment wordt in EU verband onderhandeld over een verordening inzake een Europees depositoverzekeringsstelsel. Het voorstel is gelijktijdig gepresenteerd met een mededeling «naar de voltooiing van de bankenunie». Over beide documenten is op 14 december 2015 een Kabinetsreactie naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1334). Onder het Nederlandse Voorzitterschap is gewerkt aan een routekaart waarbij politieke besluitvorming over EDIS gekoppeld is aan risicoreductie. In deze routekaart is overeengekomen dat de onderhandelingen over EDIS op politiek niveau pas van start zullen gaan zodra er voldoende verdere vooruitgang is geboekt met de maatregelen inzake risicovermindering. Momenteel wordt er over deze maatregelen onderhandeld. De Nederlandse inzet t.a.v. deze maatregelen staat in de Kabinetsreactie van 19 december 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 22 112, nr. 2261). Hierin is herbevestigd dat maatregelen met het oog op risicovermindering eerst overeengekomen dienen te worden, voordat kan worden besloten over verdere risicodeling, zoals de introductie van een Europees depositoverzekeringsstelsel

19

2015–2016

Verzoekt de regering, kleine woningcorporaties niet aan te merken als OOB en als de grens 1.500 verhuureenheden aan te houden.

VSO Onderzoek naar uitbreiding van het aantal organisaties van openbaar belang d.d. 9 december 2015. Gewijzigde motie d.d. 15 december 2015 t.v.v. Kamerstukken II 2015/16, 33 977, nr. 9 (Kamerstukken II 2015/16, 33 977, nr. 13)

In behandeling. De motie wordt uitgevoerd bij AMvB. Een ontwerp van deze AMvB is in april 2017 openbaar geconsulteerd

20

2015–2016

Verzoekt de regering, gehoord het College bescherming persoonsgegevens, te bezien hoe de privacy van verzekerden gewaarborgd kan worden en over de wijze waarop dat gebeurt aan de Tweede Kamer te rapporteren.

Toekomst financiële sector d.d. 10 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 311)

We hebben inmiddels reactie CBP (nu AP), maar willen dit in breder kader behandelen voordat we op verzekeraars specifiek ingaan

21

2015–2016

Verzoekt de regering, zeer terughoudend te zijn met verdere harmonisatievoorstellen van de markt en regels voor hypothecair krediet en hierbij de specifieke eigenschappen van de Nederlandse markt te respecteren en te behouden.

Plenair debat inzake hypotheekrichtlijnen d.d. 2 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 292, nr. 7)

Doorlopende motie

22

2015–2016

Verzoekt de regering, zo snel mogelijk en uiterlijk dit najaar, met een wetsvoorstel te komen om het wettelijk mogelijk te maken dat de toezichthouders in de financiële sector per onderneming kunnen gaan rapporteren over hun bevindingen, net zoals wordt gedaan bij de accountantssector.

VAO Herbeoordeling rentederivaten MKB d.d. 16 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 167)

In behandeling

23

2015–2016

Verzoekt de regering, er in overleg met de opstellers van het herstelkader zorg voor te dragen dat er wordt ingezet op een adequate prioritering van gevallen, zodat de meest schrijnende gevallen en de evidente «quick wins» niet worden doorgeschoven naar het allerlaatste moment, en de Kamer over de voortgang halfjaarlijks te informeren totdat alle herbeoordelingen voltooid zijn.

VAO Herbeoordeling rentederivaten MKB d.d. 16 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 169)

Doorlopende motie. Bij brief van 5 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het uniform herstelkader en de prioritering daarin van kwetsbare klanten (Kamerstukken II 2015/16, 31 311. nr. 173). De Tweede Kamer zal hierover halfjaarlijks worden geïnformeerd

24

2015–2016

Verzoekt de regering de mogelijkheid te onderzoeken om SNS Bank in staatshanden te houden.

Plenair debat Burgerinitiatief «Ons Geld» d.d. 16 maart 2016. Gewijzigde motie d.d. 22 maart 2016 t.v.v. Kamerstukken II 2015/16, 34 346, nr. 6 (Kamerstukken II 2015/16, 34 346, nr. 17)

In behandeling. Als SNS Bank gereed is en onderzoek gedaan wordt naar de (gewenste) toekomststructuur van SNS Bank zal vervolg worden gegeven aan deze motie

25

2015–2016

Verzoekt de regering, bij het uitwerken van het wetsvoorstel rekening te houden met de toegankelijkheid, kosten en gebruiksvriendelijkheid voor journalisten, onderzoekers en maatschappelijke organisaties zoals Tax Justice.

VSO Contouren UBO-register d.d. 17 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 477, nr. 15)

Bij de uitwerking van het wetsvoorstel zal rekening worden gehouden met de toegankelijkheid, kosten en gebruiksvriendelijkheid. Dat zal niet beperkt zijn tot journalisten, onderzoekers en maatschappelijke organisaties, maar zal alle gebruikers van het register betreffen

26

2015–2016

Verzoekt de regering, de Kamer voor het zomerreces te informeren over de wijze waarop rekening wordt gehouden met de bijzondere positie van ANBI's als juridische entiteit zonder UBO.

VSO Contouren UBO-register d.d. 17 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 477, nr. 16)

Motie wordt meegenomen in het wetsvoorstel UBO-register

27

2015–2016

Verzoekt de regering om de toezichthouder de bevoegdheid te geven om ten aanzien van de trustsector onderzoeken, waarschuwingen en sancties openbaar te maken.

Plenair debat over het rapport van de OESO over de aanpak van belastingontwijking d.d. 21 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 25 087, nr. 124)

In behandeling. Motie wordt meegenomen in de herziening van de Wet toezicht trustkantoren. Beoogde publicatie van dit wetsvoorstel is 2018

28

2016–2017

Verzoekt de regering inzichtelijk te maken welk deel van de lopende taakstellingen nog zal neerslaan na 2016.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 24 725, nr. 13)

In behandeling

29

2016–2017

Verzoekt de regering om voor het eind van 2017 de onvolkomenheden op het gebied van informatiebeveiliging weg te werken.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 34 725, nr. 5)

In behandeling

30

2016–2017

Verzoekt de regering om een meer dienstverlenende benadering om het aantal boetes en nabetalingen bij overheidsdiensten te verminderen.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 34 725, nr. 7)

In behandeling

31

2016–2017

Verzoekt de regering om standaard een evaluatieparagraaf op te nemen in de toelichting bij wetsvoorstellen.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 34 725 nr. 8)

In behandeling

32

2016–2017

Verzoekt de regering de strategische personeelsplannen van ministeries te verbeteren.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 34 725, nr. 16)

In behandeling

33

2016–2017

Verzoekt de regering, het onderzoek naar de scenario's uit te laten voeren door een onafhankelijk onderzoeksbureau en de opdrachtformulering aan dat bureau te delen met de Tweede Kamer.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 35 275, nr. 15)

In behandeling

34

2016–2017

Verzoekt de regering, te laten onderzoeken welk bedrag de EU uitgeeft aan de uitvoeringskosten van de EU-begroting.

Motie lid Hijink (nr. 1244) VAO MFK, 21 juni 2017

In behandeling

35

2016–2017

Uitgaven voor de politie onder de uitgebreide onderzoeksmogelijkheden van de Algemene Rekenkamer.

Voorjaarsnotadebat 5 juli 2017

In behandeling

Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2011–2012

Toezegging dat de Minister de secretaris-generaal van Financiën en de secretaris-generaal van Algemene Zaken zal verzoeken om ten behoeve van de volgende formatie ambtelijk na te denken over hoe ZBO’s kunnen worden meegenomen als er een politieke wens is voor een nullijn, zodat het op een goede manier gedicht kan worden.

Debat over Voorjaarsnota, 5 juli 2012

Afgerond

2

2011–2012

Toezegging om mogelijke wijziging van de begrotingsregels onder de aandacht te brengen van de aanstaande informateur als een wens van in ieder geval een deel van de Kamer.

Debat over Voorjaarsnota, 5 juli 2012

Afgerond

3

2012–2013

De Minister heeft een oproep gedaan aan ABN AMRO, a.s.r. en SNS REAAL om de hoogte en duurzaamheid van de beloningen van het CAO-personeel op de agenda te zetten en te kijken of er aanvullende maatregelen nodig zijn voor het senior management. De Minister heeft dit tevens gemeld aan de bestuursvoorzitter van ING. De Kamer zal over de voortgang van de CAO-afspraken worden geïnformeerd.

Vragen en antwoorden over bericht dat salarissen bij de staatsgesteunde instellingen fors stijgen d.d. 30 mei 2013 (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2722)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 5 september 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de kenmerken van nieuwe cao's van banken en verzekeraars (Kamerstukken II, 2015/16, 33 964, nr. 43)

4

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Reuten (SP), toe dat de regering erop zal toezien dat de termen «beleggen» en «belegger» zo consequent mogelijk zullen worden gehanteerd in relatie tot de Wft, om een onderscheid te maken met de termen «investeren» en «investeerder».

Handelingen I 2010/11, 32 036, nr. 26, item 7, blz. 29

Toezegging is in de vergadering van de commissie voor Financien op 22 september 2015 door de EK zelf afgevoerd

5

2012–2013 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Sent, toe om mogelijkheden aan te grijpen om tot verdere Europese coördinatie van een bankenbelasting te komen en zich hiervoor sterk te maken als dat ook in het belang is van Nederland en de Nederlandse financiële sector.

Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 36, blz. 84

Toezegging is in de vergadering van de commissie voor Financien op 22 september 2015 door de EK zelf afgevoerd

6

2012–2013 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuten, toe terughoudend te zullen zijn met het overnemen van jargon ten aanzien van bankbalansen dat op verschillende manieren kan worden uitgelegd. Dit geldt in het bijzonder voor de termen «ongedekte schulden» en «ongedekte passiva».

Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 36, blz. 85

Toezegging is in de vergadering van de commissie voor Financien op 22 september 2015 door de EK zelf afgevoerd

7

2013–2014

Brief waarin Financiën heel feitelijk laat zien hoe de verantwoordelijkheden zijn belegd tussen Financiën, I&M en NS. Naar aanleiding van verzoek lid Beertema (PVV) om te laten zien dat specifieke expertise op het gebied van projectmanagement aanwezig is bij Financiën, I&M en NS.

Notaoverleg Vervoer HSL-Zuid/Alternatief Fyra d.d. 4 november 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 22 026, nr. 451)

Afgerond. Scenario-analyse is afgerond; daar is ingegaan op dit onderdeel. Dit zal ook in jaarverslag staatsdeelnemingen 2016 worden teruggekoppeld

8

2013–2014

Verlengen van de verjaringstermijn van het tuchtrecht.

VAO Accountancy d.d. 20 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 84, item 27)

Voldaan. Een aanpassing van de vervaltermijn voor tuchtklachten is opgenomen in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties. Dit wetsvoorstel is in februari 2017 ingediend bij de TK (Kamerstukken II 2016/17, 34 677)

9

2014–2015

Als er meer bekend is over het beleid van de ECB t.a.v. toezicht op beloningen in NL dan de Kamer daarover informeren. Voorlopig geen actie nodig.

Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr. 52

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 6 september 2016

10

2014–2015

Met betrekking tot de opmerking van de heer Wawoe in de hoorzitting over dit onderwerp dat in Zweden regelgeving bestaat over de omzetting van variabele beloning in vaste beloning. «Ik ben bereid om nog eens te kijken naar Zweden. Ik ben daar zelf ook nieuwsgierig naar. Dat gaan wij dus doen.».

Handelingen II 2014/15, 74, blz. 31. Debat over ABN AMRO

Voldaan. Bij brief d.d. 5 september 2016 heeft de Minister van Financiën de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II 2015/16, 33 964, nr. 43)

11

2014–2015

Bij ieder nieuw voorstel voor (toezicht)wetgeving zal inzicht worden gegeven in de toezichtkosten terwijl op dat moment ook bekeken wordt of de (toezicht)kosten op andere punten lager worden zodat de totale kosten niet stijgen.

Debat Wet bekostiging financieel toezicht d.d. 1 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 8, item 7, blz. 10)

Voldaan. Bij brief d.d. 3 april 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het nieuwe systeem van het kostenkader 2017–2020 (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 65)

12

2014–2015

Ik ga na of we volgend jaar (2015) het onderzoek naar de toezichttarieven in andere landen op de rails kunnen zetten. Het liefst wil ik dat we dat samen met de ECB doen of dat de ECB het zelf doet. Ik kom daar graag later in een brief op terug. Het gaat daarbij puur om de vergelijkbaarheid van de toezichtkosten en de verdeling daarvan binnen de Europese bankenunie.

Debat Wet bekostiging financieel toezicht d.d. 1 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 8, item 7, blz. 12)

Voldaan. De ECB heeft dit onderzoek uitgevoerd. De TK is daarvan op de hoogte gesteld bij de beantwoording van de Kamervragen n.a.v. de Regeling bekostiging financieel toezicht 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 957, nr. 25, p. 11)

13

2014–2015

Eén jaar na inwerkingtreding van de wet onderzoeken of vaste salarissen gecompenseerd zijn en de Tweede Kamer informeren wat er is gebeurd alsmede de Tweede Kamer een overzicht verschaffen zoals deze was opgenomen in de brief van 4 juli 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 80). Het overzicht zal breder zijn dan alleen banken, omdat de wet ziet op de hele financiële sector. In het SO Salarisverhoging ABN AMRO is de toezegging uitgebreid. In de weergave van de ontwikkelingen zal ook onderscheid worden gemaakt tussen de beloningen van het bestuur en de overige medewerkers.

Plenair debat Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 2 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 9, item 7, blz. 23–24)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 5 september 2016 is een overzicht aan de Tweede Kamer verschaft van de compenserende stijgingen van vaste salarissen van banken en verzekeraars (Kamerstukken II 2015/16, 33 964, nr. 43)

14

2014–2015

Mogelijkheid dat het bestuur van de controlecliënt de accountant benoemt, schrappen.

AO Accountancy d.d. 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 5)

Voldaan. Hiertoe is een aanpassing van het BW opgenomen in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties. Dit wetsvoorstel is in februari 2017 ingediend bij de TK (Kamerstukken II 2016/17, 34 677)

15

2014–2015

Wij gaan samen met de banken/de NVB en hopelijk de Consumentenbond, kijken naar de effectiviteit en bekendheid van de overstapservice voor rekeninghouders.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 32 013, nr. 94)

Voldaan. Met de brief van 7 juli 2016 is de Kamer geïnformeerd over onderzoeken naar de effectiviteit en bekendheid van de overstapservice voor rekeninghouders (Kamerstukken II 2015/16, 27 863, nr. 67)

16

2014–2015

In 2016, als de decentrale overheden twee jaar deelnemen, zal een enquête plaatsvinden, niet alleen onder Agentschap deelnemende instellingen, maar ook onder de betrokken vakdepartementen, de banken die schatkistbankieren faciliteren en onder potentiële deelnemers die juist niet kiezen voor vrijwillige deelname. Met deze enquête zal een goed beeld worden verkregen van de voor- en nadelen die deelnemers ervaren, van de overwegingen om juist wel of juist niet vrijwillig deel te nemen en van het effect dat schatkistbankieren heeft op de kosten.

Brief van de Minister van Financiën over Beleidsdoorlichting Financiën d.d. 18 december 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 31 935, nr. 13)

De enquête is afgerond. De resultaten van de enquête zijn terug te lezen op https://www.dsta.nl/schatkistbankieren

17

2014–2015

Als er meer bekend is over het beleid van de Europese Centrale Bank ten aanzien van toezicht op beloningen in NL, de Kamer daarover informeren.

Plenair debat SSM/Bankenunie d.d. 10 februari 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 52, item 25)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 5 september 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de ECB toezicht houdt op beloningen in de Nederlandse financiële sector (Kamerstukken II 2015/16, 33 964, nr. 43)

18

2014–2015

TK informeren over MoU AFM-ECB, met in bijzonder aandacht voor afspraken over samenwerking bestuurderstoetsingen.

Plenair debat SSM/Bankenunie d.d. 10 februari 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 52, item 25)

Deze toezegging is voldaan in de brief van de Minister n.a.v. inbreng voor verslag van een schriftelijk overleg over de brief van de Minister van Financiën d.d. 30 maart 2017 inzake de verslagen ten behoeve van de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de zelfstandige bestuursorganen De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daarbij is gemeld dat de AFM een Memorandum of Understanding met de Europese Centrale Bank heeft gesloten

19

2014–2015

TK vóór publicatie van het wijzigingsbesluit financiële markten 2017 informeren over de uiteindelijke berekeningsmethode van de risicomarge voor natura-uitvaartverzekeraars.

WGO Implementatie Omnibus II-richtlijn d.d. 2 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 100, nr. 15)

Voldaan. De aanpassing van de berekeningsmethode is opgenomen in het Wijzigingsbesluit solvabiliteit verzekeraars met beperkte risico-omvang. In de Brief van 8 november 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de berekeneningsmethode (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 56)

20

2014–2015

De Staatssecretaris heeft toegezegd dat de volgende keer dat er een review van het Griekse programma plaatsvindt, te zien of de assistentie aan de Griekse belastingdienst iets heeft opgeleverd, wat we daarvan verwachtte, en wat het gekost heeft.

Debat over Belastingontwijking d.d. 5 maart 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 60, item 3)

Afgerond bij brief van 20 september 2016. Kamerstukken II 2016/17, 34 550 IX, nr. 5

21

2014–2015

Commissaris Georgieva, de begrotingscommissaris, zal richting de Raad moeten terugkomen met voorstellen om de systematiek rondom naheffingen te verbeteren. Zodra de Commissie zelf haar conclusies daarover heeft getrokken, komt de Minister hier op terug.

Debat Eigen middelen van de Europese Unie d.d. 19 maart 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 65, item 4)

Er is overeenstemming over de verbeterde systematiek voor nacalculaties; dit is opgenomen in de aangepaste Making Available Regulation (MAR). Zie ook het verslag van de informele Ecofin van 22 en 23 april 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1359). De aangepaste MAR treedt in werking met de ratificatie van het Eigen Middelenbesluit

22

2014–2015

Bekijken hoe we de inzichtelijkheid kunnen verbeteren van betaalinformatie; hoe kan beter kenbaar worden gemaakt wie de uiteindelijke begunstigde is? Deze vraag ook neerleggen bij betrokken sectoren en bedrijven.

AO Betalingsverkeer d.d. 26 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 033, nr. 4)

Voldaan. Dit is ingebracht in de werkgroep WTB van het MOB. De MOB-leden geven aan dat dit punt al adequaat wordt opgepakt. Zij houden wel vinger aan de pols. De Tweede Kamer is middels de beantwoording van het SO MOB Jaarrapportage 2015 geïnformeerd. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 21 februari 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het feit dat het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer geen aanleiding ziet om actie te ondernemen omdat reeds wordt voldaan aan de PSD-vereisten rond het vermelden van de eindbegunstigde en van de aanbieder, al dan niet uit naam van de eindbegunstigde (Kamerstukken II 2016/17, 27 863, nr. 69)

23

2014–2015

Tijdens de privatisering en na afronding van de privatisering, als beloning voor het vervolmaken van de privatisering, vinden er geen bonusbetalingen, extra verhogingen of andere vormen van aandeel- en optiegerelateerde winst plaats voor de top van ABN AMRO.

Debat over ABN AMRO 9 april 2015

Afgerond, en cf. deze lijn opgenomen in de Wbfo

24

2014–2015

Regelgeving in Zweden bezien over de omzetting van variabele beloning in vaste beloning.

Debat over ABN AMRO d.d. 9 april 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 74, item 7, blz. 31)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 5 september 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat in Zweden geen regelgeving bestaat die omzetting van variabele beloningen in vaste beloningen verbiedt (Kamerstukken II 2015/16, 33 964, nr. 43)

25

2014–2015

Toezegging om in volgende voortgangsrapportage meer inzicht te geven in contractmanagement bij DBFM(O)-contracten in de exploitatiefase.

Voortgangsrapportage DBFM(O) 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 28 753, nr. 36), als ook: SO over Voortgangsrapportage DBFM(O) 2014 vastgesteld 1 mei 2015

Afgerond. Brief van 3 oktober 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 28 753, nr. 43)

26

2014–2015

Motie Merkies: in Europees verband te pleiten voor het vastleggen van controlebevoegdheden voor de ERK over de ECB zoals de Algemene Rekenkamer die in Nederland over DNB had, en de Kamer voor de zomer over de uitkomst te informeren, is nog een keer herhaald.

AO Inzake start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. d.d. 4 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1287)

Voldaan. De Minister heeft, in het kader van de evaluatie van het SSM, bij de EC aandacht gevraagd voor de vraag of de Europese Rekenkamer adequate bevoegdheden heeft. Bij brief van 6 februari 2017 van de Minister van Financien is als bijlage het verslag van de Eurogroep en Ecofin van 26 en 27 februari toegevoegd, waarin dit is vastgelegd (Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1412). De Kamer is hierover in de verzamelbrief Moties en Toezeggingen d.d. 3 april 2017 geïnformeerd (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 65)

27

2014–2015

Toezegging second opinion op De Brauw onderzoek.

Brief van de Minister van Financiën over Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 29 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 28 165, nr. 217)

Voldaan (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 228)

28

2014–2015

De Tweede Kamer informeren over de evaluatie van het functioneren van de huidige verordening uit 2013 door de Europese Commissie.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

Voldaan. Bij brief van 21 november 2016 heeft de Minister van Financien de Tweede Kamer geïnformeerd over de publicatie van het verslag van de Europese Commissie van 19 oktober 2016 over kredietbeoordelingen naar aanleiding van de evaluatieverplichting in art. 39 van de verordening kredietbeoordelaars III (CRA-III) (Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1404, blz. 6)

29

2014–2015

Zodra de evaluatie van de geschiktheidstoetsing bij DNB en de AFM is afgerond zal ik de Tweede Kamer hierover informeren. We doen het zo vroeg mogelijk in 2016. Wij willen dit niet naar eind 2016 duwen, maar de evaluatie moet nog opgezet worden. Vermoedelijk uiterlijk voorjaar 2016 (zo vroeg mogelijk). In de evaluatie zullen de onafhankelijkheid van de toetsingsprocedure (de personele samenstelling van degenen die het bezwaar beoordelen) en de vraag of mensen van buitenaf daar een rol in moeten krijgen, worden betrokken.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

Voldaan. Bij brief van 13 december 2016 heeft de Minister van Financiën het externe evaluatierapport van de commissie Ottow aan de Tweede Kamer gezonden. De Minister geeft in de brief aan dat het borgen van zorgvuldigheid en onafhankelijkheid in de oordeels- en besluitvorming door de toezichthouders in het rapport uitvoerig aan de orde komen en dat hij zijn toezegging daarmee als afgedaan beschouwt (Kamerstukken II 2016/17, 32 648, nr. 14)

30

2015–2016

De Staatssecretaris komt volgend jaar op dezelfde plaats terug over ontwijkingsconstructies.

Algemene Financiële Beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond. Is opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2017

(Kamerstukken II 2016/17, 34 552)

31

2015–2016

Begin volgend jaar komt Kabinet met visie op MIRT, in brief aan Kamer zal worden meegenomen of horizon al moet worden verlegd (nu 2028).

Algemene Financiële Beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond. Brief van 20 september 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 34 550 A, nr. 5)

32

2015–2016

Er komt een brief over energiebelasting grootverbruikers.

Algemene Financiële Beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond bij brief van 19 oktober 2015, Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 13

33

2015–2016

Rapport Simmons&Simmons wordt als vertrouwelijk stuk naar de Kamer gestuurd.

Algemene Financiële Beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond bij brief van 20 oktober 2015, Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 253

34

2015–2016

De Staatssecretaris stelt kennis van het departement beschikbaar m.b.t. mogelijkheden onbalans gas/elektra.

Algemene Financiële Beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond bij brief van 9 november 2015, Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 25

35

2015–2016

Subsidieregelingen worden elke 5 jaar geëvalueerd. Gaan deze evaluaties naar de Kamer en is dat verplicht?

AO, 14 oktober 2015

Afgerond. De vindplaats van deze evaluaties wordt altijd door middel van een hyperlink opgenomen in de subsidiebijlage bij de begroting, zodat de TK hierover wordt geïnformeerd

36

2015–2016

Een schriftelijke reactie op de vraag hoe vaak het in het verleden («de afgelopen 100 jaar») is misgegaan bij onderlinge verzekeraars.

VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 5)

Voldaan. In de brief van 3 april 2017 zijn de cijfers verstrekt voor het regime dat gold sinds 1 juli 1994 (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 654)

37

2015–2016

De Minister zal de AFM verzoeken nogmaals met de crowdfundsector te gaan kijken naar de investeringstoets. Er was in het AO veel commentaar op zowel de frequentie (eerste keer, en dan bij iedere € 5.000) en op het spreidingspercentage dat de AFM als richtlijn aanhoudt (max. 10% van iemands vrij belegbaar vermogen in crowdfunding).

AO Regeldruk bij kredietverlening d.d. 16 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 376)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën d.d. 19 februari 2016. De AFM is verzocht om met de sector om de tafel te gaan. Bijeenkomst heeft plaatsgevonden, motie-Aukje de Vries is aangenomen, die Minister verzocht AFM te vragen haar nadere voorschriften aan te passen. AFM heeft per brief aangegeven dit niet te doen. (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 377)

38

2015–2016

Planning voor 7-jaarlijkse evaluatie van aandeelhouderschap staatsdeelnemingen zal opgenomen worden in het volgende jaarverslag. De Kamer krijgt de mogelijkheid hier van te voren op te reageren.

AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

De planning van de evaluatie van het aandeelhouderschap bij alle staatsdeelnemingen in beheer bij Financiën is opgenomen in JV 2015 (pagina 11 van JV 2015). Deze planning is geüpdate in JV 2016

39

2015–2016

Rapporteren in jaarverslag over (variabele) beloningen van de bestuurders van de staatsdeelnemingen.

AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

De variabele beloning van bestuurders is gerapporteerd in JV 2015. In algemene zin is toegelicht welk beleid is gevoerd (pagina 17–19 in JV 2015). Per deelneming is in beeld gebracht welke beloning de individuele bestuurders hebben ontvangen (factsheets vanaf pagina 40 in JV 2015)

40

2015–2016

Alle variabele beloningen worden begrenst tot +20%. Beweging naar beneden is ingezet. Inkomsten nu t.o.v. 6 jaar terug veel lager. Op aantal punten moet versobering echt plaatsvinden. Dit wordt bij nieuwe contracten meegenomen.

AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

In 2016 is met alle staatsdeelnemingen

overeenstemming bereikt over het terugbrengen van de variabele beloning. Vanaf 2017 is er geen enkele bestuurder meer die meer dan twintig procent variabele beloning

ontvangt

41

2015–2016

Schriftelijk informeren van de Tweede Kamer over de ontwikkelingen in het eigen vermogen van KLM.

AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Voldaan. Bij brief van 15 maart 2016 over het eigen vermogen van KLM (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 241)

42

2015–2016

Toezegging om over Europees pensioensdossiers te kijken naar alle zaken die spelen samen met SZW.

VAO Kapitaalmarktunie d.d. 4 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2100)

Afgerond. Brief van 9 december 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 22 112, nr. 2257)

43

2015–2016

De Tweede Kamer informeren over het oordeel van de AFM over het onderzoek en de onderzoeksresultaten van de Rabobank naar antedateren.

AO Rentederivaten d.d. 3 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 171)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 2 september 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de onderzoeksresultaten van de AFM inzake het mogelijk antedateren door de Rabobank (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 175)

44

2015–2016

De Tweede Kamer informeren over de vergelijking van het herstelkader van Deutsche Bank en het uniform herstelkader. Indien het herstelkader van Deutsche Bank in negatieve zin teveel afwijkt zullen de AFM en de Minister van Financiën haar oproepen haar kader aan te passen.

AO Rentederivaten d.d. 3 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 171)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 2 september 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het feit dat Deutsche Bank zich heeft gecommitteerd aan het uniform herstelkader waardoor het opstellen van een vergelijking tussen het herstelkader van Deutsche Bank en het uniforme herstelkader niet meer nodig is (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 175)

45

2015–2016

Vervolgstappen Kabinet op financiële situatie COVRA.

Brief van de Ministers van Financiën en Infrastructuur en Milieu d.d. 17 maart 2016 over opwerking van radio-actief materiaal (Kamerstukken II 2015/16, 25 422, nr. 142)

Voldaan. Bij brief van 7 juli 2016 is het voornemen voor vervolgstappen kenbaar gemaakt. Vervolgstappen worden nu ter hand genomen door betrokkenen (Kamerstukken II 2016/17, 25 422, nr. 153)

46

2015–2016

Terrorismefinanciering: in de aanloop naar de juli Ecofin wordt de kamer geïnformeerd over de voortgang van de verschillende acties op dit dossier.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 17 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1382)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën d.d. 4 juli 2016 met daarin de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 11 en 12 juli te Brussel (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1387) en in de verzamelbrief Moties en Toezeggingen op het terrein van de financiële markten voorjaar 2017 is de Tweede Kamer hierover nogmaals geïnformeerd (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 65)

47

2015–2016

Minister Schippers heeft de briefschrijvers die dit alarmerende signaal gaven uitgenodigd voor een overleg. Dat overleg heeft inmiddels plaatsgevonden op VWS. Zoals toegezegd tijden het vragenuur zal de Minister de Kamer daar schriftelijk over informeren.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond. Brief van 6 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 29 247, nr. 224)

48

2015–2016

De Minister van VWS heeft overleg gehad n.a.v. het signaal van TraumaNet AMC dat er een te grote patiëntenstroom is op de spoedeisende hulp. De Minister zal de Kamer daar schriftelijk over informeren (zoals eerder toegezegd tijdens het Vragenuurtje).

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond. Brief van 6 juni 2016 (Kamerstukken 2015/16, 29 247, nr. 224)

49

2015–2016

De Staatssecretaris van Financiën stuurt binnenkort een brief aan de Kamer over de meest complexe belastingmaatregelen. TK kan in het debat met de Staatssecretaris van Financiën de (on)haalbaarheid van aanpassingen bespreken.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond bij brief van 20 september 2016, Kamerstukken II 2015/16, 34 552, nr. 5

50

2015–2016

De expatregeling («30%-regeling») wordt geëvalueerd (o.a. hoogte salarisnorm, hoogte onbelaste vergoeding en verdringing van werknemers). De Kamer wordt hierover naar verwachting medio 2017 geïnformeerd. Het Kabinet zal vooruitlopend op de evaluatie van de fiscale stimuleringsmaatregelen in de Autobrief II (2018) de Kamer in het voorjaar van 2018 informeren over het aantal nulemissie-auto’s dat in 2017 is verkocht.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond bij brief van 13 juni 2017. Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 84

51

2015–2016

Het Kabinet zal de Kamer in hoofdstuk 4 van de Miljoenennota informeren over de garantie- en risicoregelingen (i.c. risico's die gepaard gaan met de monetaire verruiming voor overheidsfinanciën).

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond. Miljoenennota 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 34 550, nr. 1)

52

2015–2016

Het departementaal beleidsonderzoek naar de operationele gereedheidsnormen bij Defensie is naar verwachting eind 2016 gereed. De Kamer krijgt een brief over de onderzoeksopdracht.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond. IBO-rapport «Zicht op gereedheid» (Kamerstukken II 2016/17, 33 763, nr. 130

53

2015–2016

Via het Muntcontract wordt geborgd dat rondellen voor de Staat niet worden betrokken van een bedrijf dat betrokken is bij de productie van clustermunitie.

Algemeen overleg KNM op 2 juni 2016 (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2879 en Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2503)

Voldaan. Bij brief van 22 november 2016 heeft de Staatssecretaris van Financiën de Tweede Kamer bericht dat via het (nieuwe) muntcontract is geborgd dat niet wordt ingekocht bij producenten die tevens clustermunitie produceren (Kamerstukken II 2016/17, 28 165, nr. 259)

54

2015–2016

Tijdens de reguliere gesprekken zal de Staat vragen of KNM inderdaad niet meer bij Poonsang bestelt. Deze specifieke casus zal als algemene waarschuwing gebruikt worden richting de andere staatsdeelnemingen dat het van belang is om klant- en leveranciersrelaties ook op sociale en maatschappelijke aspecten te beoordelen.

Algemeen overleg KNM op 2 juni 2016 (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2879 en Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2503)

Voldaan. De reden om niet meer bij Poonsang te bestellen is erin gelegen dat het bedrijf betrokken is bij de productie van clustermunitie. In het muntcontract dat is overeengekomen met KNM is derhalve opgenomen dat zowel de Staat als KNM erop toe zullen zien dat rondellen niet worden afgenomen van een bedrijf waarvan bekend is dat het betrokken is bij de productie van clustermunitie

55

2015–2016

Uitstel van de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 4:104 Wft (tot na de evaluatie van het provisieverbod in 2017).

Brief van de Minister van Financiën d.d. 13 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 918, nr. 53)

Aan toezegging is voldaan bij besluit van 18 november 2016 tot wijziging van het Besluit van 11 december 2014 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wijzigingswet financiële markten 2015, het Wijzigingsbesluit financiële markten 2015 en de Wet van 1 maart 2014 tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen in verband met de toepassing van artikel 1, onderdeel b, van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie (Stb. 2016, 456)

56

2015–2016

De Staatssecretaris heeft toegezegd met voorbeelden te komen van antimisbruikmaatregelen in de Anti Tax Avoidance Directive.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 15 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07)

Afgerond. De ATAD-richtlijn is in juni 2016 aangenomen en wordt omgezet in nationale wetgeving, waarin ook voorbeelden zullen worden opgenomen

57

2015–2016

De limitering van de MSC inbrengen in het MOB.

VAO Verbod toeslag gebruik betaalmiddelen bij consument d.d. 15 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 291, nr. 7)

Voldaan. Bij brief van 3 april 2017 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 65)

58

2015–2016

Toezegging Kabinet in Kabinetsreactie op rapport PEF om met scenarioanalyse te komen.

Vragen en antwoorden over Parlementaire Enquête Fyra d.d. 17 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 678, nr. 17)

Afgerond. Rapport dat dit voorjaar is verschenen over scenario analyse toekomstige ordening spoor: «Kiezen voor een goed spoor»

59

2015–2016

Brief over rechtsbescherming bij toezicht op de accountantssector.

WGO Implementatiewet wijzigingsrichtlijn en verordening wettelijke controles jaarrekeningen d.d. 20 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 469, nr. 11)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 31 januari 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de rechtsbescherming bij het toezicht op de accountantssector (Kamerstukken II 2016/17, 33 977, nr. 16)

60

2015–2016

Toezegging Minister tijdens debat Fyra dat hij nog een brief stuurt over het risicokader van de buitenlandactiviteiten (Abellio).

Debat over de Kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fyra d.d. 22 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 678)

Afgerond. Kamerbrief is uitgestuurd, Kamerstukken II 2016/17, 28 165, nr. 261

61

2015–2016

Inzake de uitkomsten van het onderzoek naar standaardproducten de Kamer einde jaar informeren.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 135)

Voldaan. Op 7 november 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het experimenteel onderzoek naar standaardproducten. De uitkomsten geven aanleiding om in overleg met alle belanghebbende partijen en de wetenschap andere interventies te onderzoeken om consumentenkeuzegedrag positief te beïnvloeden (Kamerstukken II 2016/17, 32 013, nr. 138)

62

2015–2016

WRR onderzoek naar geldcreatie: als er meer duidelijk is over plan van aanpak/timing van de WRR de Kamer daarover informeren.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 135)

Op 19 december naar Kamer verstuurd. Meegenomen in Verslag Eurogroep en Ecofinraad van 5 en 6 december 2016

63

2015–2016

Voor de kerst een brief over de resultaten van de consultatie van het discussiedocument «meer ruimte voor innovatie» van DNB-AFM. Daarin betrek ik ook: de resultaten van het verdere onderzoek naar Depositobank (inclusief welke relevante wet- en regelgeving daarbij een rol speelt c.q. gewijzigd zou moeten worden en ervaringen Bank of England).

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 135)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën van 21 december 2016 genaamd «Follow up Toetredingbrief» (Kamerstukken II 2016/17, 32 013, nr. 142)

64

2015–2016

Onderzoeken en oplegbrief inzake nummerportabiliteit aan Europese Commissie sturen.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 135)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 3 februari 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de brief aan EC-commissaris Dombrovskis en zijn reactie op 24 januari 2017 (Kamerstukken II, 2016/17, 27 863, nr. 69)

65

2015–2016

In SSM-evaluatie, 2e helft dit jaar, het punt van de uitbreiding van bevoegdheden Europese Rekenkamer meenemen.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013 nr. 135)

Voldaan. De Minister heeft, in het kader van de evaluatie van het SSM, bij de EC aandacht gevraagd voor de vraag of de Europese rekenkamer adequate bevoegdheden heeft. Bij brief van 6 februari 2017 van de Minister van Financien is als bijlage het verslag van de Eurogroep en Ecofin van 26 en 27 februari toegevoegd, waarin dit is vastgelegd (Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1412). De Kamer is hierover in de verzamelbrief Moties en Toezeggingen d.d. 3 april 2017 geïnformeerd (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 65)

66

2015–2016

Ik ga de Minister van V&J vragen om de Kamer te informeren over veroordelingen vanwege marktmisbruik, evenals over de wijze waarop het Openbaar Ministerie hieraan aandacht besteedt en hoe zich dat heeft ontwikkeld in de afgelopen jaren. Dat grijpt ook aan op de vraag van de heer Merkies of er voldoende kennis aanwezig is etc.

WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer d.d. 23 september 2016 over de strafrechtelijke aanpak van marktmisbruik (Kamerstukken II 2016/17, 17 050, nr. 530, bijlage en p. 2 van de brief)

67

2015–2016

Ik richt het verzoek aan de toezichthouders om zelf beleid te formuleren over hoe zij omgaan met de mogelijkheid om tipgevers te belonen. Ik zal hen vragen ook te kijken naar de manier waarop het OM en de Belastingdienst daarmee omgaan en naar ervaringen in de VS en het VK. Ik kom daarop terug bij uw Kamer in de eerste helft van 2017.

WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

Voldaan. Bij brief van de Minister van 7 juli 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het standpunt van de AFM en DNB over het betalen van tipgeld

68

2015–2016

De Minister heeft toegezegd in het komende jaarverslag staatsdeelnemingen te analyseren waardoor meevallers bij dividenden staatsdeelnemingen komen.

Voorjaarsnotadebat, 6 juli 2016

Afgerond. In het jaarverslag staatsdeelnemingen 2015, dat in het najaar van 2016 aan de Kamer is gestuurd, is een analyse opgenomen over de meevallers bij dividenden

69

2015–2016

De Minister stuurt samen met Minister Ploumen een brief waarin zij specificeren welke asieluitgaven op welke manier zijn gefinancierd uit de begroting BH-OS.

Voorjaarsnotadebat, 6 juli 2016

Afgerond. Brief van 27 september 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 34 550 XVII, nr. 4)

70

2015–2016 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Rinnooy Kan, een toezichtregime en een vergunningenregime te ontwikkelen dat de toetredingsdrempels op een verantwoorde manier kan verlagen.

Algemene Financiële Beschouwingen (Handelingen I 2015/16, nr. 8, item 8, blz. 42)

Voldaan. Op 1 september 2016 heeft de Minister de Toetredingsbrief gestuurd, waarin wordt ingegaan op de uitkomsten van de analyse naar de mogelijkheden om toetreding tot de Nederlandse financiële sector van nieuwe spelers te verbeteren (Kamerstukken I 2015/16, 34 300, nr. AJ). Daarnaast heeft de Minister van Financiën op 10 februari 2017 de follow up toetredingbrief gestuurd (Kamerstukken I 2016/17, 34 550, nr. U)

71

2016–2017

Nog tijdens deze kabinetsperiode komt het Kabinet bij de Kamer terug op de stand van zaken wat betreft de oprichting van een nieuwe financieringsinstelling.

AO

Deelnemingenbeleid

Rijksoverheid, januari 2016 (Kamerstukken II 2016/2017, 28 165, nr. 264)

Voldaan. Per brief heeft het Kabinet de Kamer op 10 februari 2017 geïnformeerd over de oprichting van InvestNL

72

2016–2017

«Misschien kunnen we in aanvulling op de informatie die we hebben verstrekt nog een keer een brief sturen aan de Kamer, waarin wij precies aangeven hoe we tot deze afbakening zijn gekomen», «De nadere onderbouwing van die grens kunnen wij in een brief aan de Kamer geven», «De Minister heeft een brief toegezegd over de afbakening van de buitenlandse activiteiten, ik ga ervan uit dat die er voor het VAO komt» (NS/Abellio).

AO

Deelnemingenbeleid

Rijksoverheid, januari 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 28 165, nr. 265)

Afgerond. Kamerbrief is uitgestuurd (Kamerstukken II, 2016/17, 28 165, nr. 265)

73

2016–2017

Met ARK en CPB over mogelijkheden voor evaluatie over (economische) effecten van een aantal grote bezuinigingsmaatregelen. Binnen één, twee maanden ontvangt de Kamer een brief.

Algemene Financiële Beschouwingen, 4 oktober 2016

Afgerond. Brief van 23 december 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 31 865, nr. 90)

74

2016–2017

In de brief van dit najaar over de verdere vormgeving, de omvang en de onderbouwing van de voorziening van DNB van € 0,5 mld. per jaar wordt nader ingegaan op de onderbouwing van de risico’s van opkoopbeleid (hoe ontstaat het risico en hoe groot is het).

Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 5 oktober 2016 (Handelingen II 2016/17, nr. 8 item 7, pg. 25)

Voldaan. Op 1 december 2016 heeft de Minister van Financiën de brief van DNB gestuurd waarin DNB de uitkomsten van de evaluatie van haar risicomodellen toelicht en de Minister informeert over de hoogte van het buffertekort (Kamerstukken II 2016/17, 32 013, nr. 140)

75

2016–2017

Binnen een week een «briefje» te sturen waarin staat wanneer de reactie op de initiatiefnota van Omtzigt over pensioenen en de ECB komt.

AO Eurogroep Ecofin d.d. 3 november 2016

Afgerond. Op 10 november brief gestuurd naar de Kamer waarin staat wanneer reactie komt

76

2016–2017

Ik vraag van de Minister de toezegging dat zodra de evaluatie (van EFSI, red.) er is, die met kerende post naar de Kamer komt, zodat we die kunnen betrekken bij de debatten.

AO Eurogroep Ecofin d.d. 3 november 2016

Voldaan. De evaluatie is 28 november 2016 naar de Tweede Kamer verstuurd

77

2016–2017

Met de evaluatie wordt een stuk meegestuurd waarin wordt beschreven hoe het risicobeleid van de EIB (en EFSI) werkt met een evaluatie hiervan.

AO Eurogroep Ecofin d.d. 3 november 2016

Voldaan. Het risicobeleid is beschreven in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en EcoFin van 5 en 6 december die op 28 november 2016 naar de Tweede Kamer is verstuurd

78

2016–2017

Griekenland: de Kamer wordt geïnformeerd over de verkoop en aanbestedingen van de privatiseringen met voorbeelden.

AO Eurogroep Ecofin d.d. 3 november 2016

Afgerond. In de geannoteerde agenda voor de Eurogroep van 5 december 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1406) is de gevraagde informatie aan de Kamer verstrekt

79

2016–2017

Brief samen met Minister Blok over verwachtingen LTV/LTI op de lange termijn, als gevolg van kabinetsbeleid t.a.v. de woningmarkt. Hierin gaan we ook in op (wan)praktijken in steden waar de vraag het aanbod overstijgt en wat hier eventueel aan gedaan kan worden.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 1 december 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1408)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer d.d. 10 februari 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 61)

80

2016–2017

Minister zal de CIE tijdens EG opnieuw vragen om een SSM review, waarin o.a. wordt gekeken naar controlegat en onafhankelijkheid. Dit komt terug in het EG/Ecofin verslag.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 1 december 2016

Motie Merkies/Omtzigt (Kamerstukken II 2016/17, 34 049, nr. 15), Kamerstukken II 2014/15, 34 049, nr. 16

Voldaan. De Minister heeft, in het kader van de evaluatie van het SSM, bij de EC aandacht gevraagd voor de vraag of de Europese rekenkamer adequate bevoegdheden heeft. Bij brief van 6 februari 2017 van de Minister van Financien is als bijlage het verslag van de Eurogroep en Ecofin van 26 en 27 februari toegevoegd, waarin dit is vastgelegd (Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1412). De Kamer is hierover in de verzamelbrief Moties en Toezeggingen d.d. 3 april 2017 geïnformeerd (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 65)

81

2016–2017

Toezegging om op korte termijn naar de Kamer te komen met voorstel investeringsbank.

Najaarsnotadebat 21 december 2016

Afgerond, Kamerstukken II 2016/17, 28 165, nr. 266

82

2016–2017

Op basis van goede projecten komt de € 25 miljoen er voor Zeeland.

Najaarsnotadebat 21 december 2016

Afgerond, Kamerstukken II 2016/17, 29 697, nr. 35

83

2016–2017

Brief over onderprogrammering I&M.

Najaarsnotadebat 21 december 2016

Afgerond, Kamerstukken II 2016/17, 34 550 A, nr. 54

84

2016–2017

Informeren Kamer over uitkomst Basel risico-inschatting hypotheekportefeuilles.

Najaarsnotadebat 21 december 2016

Afgerond, Kamerstukken II 2016/17, 34 563, nr. 5

85

2016–2017

Binnen maand brief met schade voor pensioenfondsen van opkoopbeleid.

Najaarsnotadebat 21 december 2016

Afgerond, Kamerstukken II 2016/17, 34 563, nr. 5

86

2016–2017

Beschouwing onderuitputting bij Financieel Jaarverslag.

Najaarsnotadebat 21 december 2016

Afgerond, zie FJR 2016

87

2016–2017

Kritisch kijken naar structurele onderuitputting energiebesparing huursector.

Najaarsnotadebat 21 december 2016

Afgerond, zie FJR 2016

88

2016–2017

Inspanningsverplichting tegenvaller V&J.

Najaarsnotadebat 21 december 2016

Op basis van de realisatiecijfers 2016 is er bij de Voorjaarsnota 2017 besloten de raming voor Boeten & Transacties structureel naar beneden bij te stellen. Ook is er n.a.v. de motie Zijlstra/Samson besloten de Boeten & Transacties generaal te maken. Mee- of tegenvallers komen vanaf 2017 komen ten gunste of ten laste van het generale beeld (zie Kamerstuk II 2016/17, 34 550 VI, nr. 95)

89

2016–2017

Nagaan bij Mevr. Nouy (ECB) of ze bezwaar heeft tegen publicatie van haar reactie op de brief over SSM van de Minister van 6 februari 2017.

AO Ecofin d.d. 18 mei 2017 (Kamerstukken II 2016/2017, 21 501-07, nr. 1442)

Voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën van 6 juni 2017 heeft de Minister aan de Kamer laten weten dat mevrouw Nouy geen bezwaar heeft (Kamerstukken II 2016/17, 22 112, nr. 2349)

90

2016–2017

De Minister van Financien zal de vragen van de Kamer over de heffingskorting in relatie tot de AWBZ-premie en de Wlz-premie schriftelijk beantwoorden.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017

Afgerond

91

2016–2017

De Staatssecretaris van Financien zal zich met de Algemene Rekenkamer verstaan over de passage in het verantwoordingsonderzoek over de datering van de aanvraag voor de vertrekregeling door medewerkers van de Belastingdienst. De Staatssecretaris zal de Kamer hierover een brief sturen.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017

Afgerond met de brief 1 juni 2017, Kamerstukken II 2016/17, 34 725, nr. 26

92

2016–2017

De Minister zal schriftelijk in gaan op hoe een nieuwe laag (niet-preferente senior schuld) zich in de crediteurenhiërarchie zal verhouden tot andere instrumenten, zoals (hybride) kapitaalinstrumenten (waaronder AT1), alsook de fiscale behandeling van deze nieuwe laag.

Algemeen overleg Ecofin d.d. 14 juni 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1455)

Op 14 juli 2017 is deze toezegging middels een brief afgedaan (Kamerstukken II 2016/17, 21 501-07, nr. 1454), waarin de crediteurenhiërarchie nader beschreven wordt en inzichtelijk is gemaakt met een figuur

93

2016–2017

Brief V&J aanwending middelen.

Voorjaarsnotadebat 5 juli 2017

Afgerond, Kamerstukken II 2016/17, 34 550 VI, nr. 113

94

2016–2017

Scholingsvouchers.

Voorjaarsnotadebat 5 juli 2017

Afgerond, Kamerstukken II 2016/17, 34 730 XV, nr. 9

Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2008–2009

Daarnaast zal ik, indien ik voornemens ben om beleidsmatige aanpassingen in de AMvB (Besluit bestuurlijke boetes Wft) te verrichten, de Tweede Kamer der Staten-Generaal in een vroeg stadium op de hoogte stellen van mijn intenties.

Brief van de Minister van Financiën d.d. 16 februari 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 458, nr. 17)

Doorlopende toezegging. Over de eerste beleidsmatige wijziging van het besluit is de TK bij brief van 9 februari 2017 geïnformeerd (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 60)

2

2010–2011

Minister zal de Kamer betrekken indien er sprake is van vermogensstortingen bij staatsdeelnemingen.

Plenair wetgevingsdebat van 28 juni 2011

Indien deze situatie zich voordoet, zal de Kamer hierover geïnformeerd worden

3

2010–2011

De Minister zal de Tweede Kamer periodiek op de hoogte houden van de voortgang ten aanzien van de exit van de Staat uit de financiële deelnemingen en zal de Kamer nader informeren in aanloop naar de exit.

Kamerstukken II 2010/11, 28 165, nr. 130

In behandeling. De Kamer is per brief van 23 augustus 2013 geïnformeerd over de verkoopopties. De Kamer is periodiek geïnformeerd over voortgang van de verkoop van ABN AMRO, a.s.r., REAAL en Propertize. Bij brief van 1 juli 2016 is de Kamer geïnformeerd over de toekomst van SNS (Kamerstukken II 2015/16, 33 532, nr. 61). De Kamer wordt hier jaarlijks verder over geïnformeerd

4

2011–2012

Toezegging om de voor- en nadelen van het introduceren van een Volcker Rule voor het tegengaan van excessieve risico’s met de Kamer te delen.

AO Inzake de brief van de Minister van Financiën d.d. 8 juli 2011 met de nota over nuts- en zakenbankactiviteiten (31 980, nr. 51) en de brief van de Minister van Financiën d.d. 6 maart 2012 met de vervolgnota over nuts- en zakenbankactiviteiten (31 980, nr. 59) d.d. 28 maart 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 31 980, nr. 70)

In behandeling. Op dit moment wordt in EU verband onderhandeld over een verordening waarvan restricties aan risicovolle beleggingen door banken deel uitmaken. Hierover is op 7 maart 2014 een BNC fiche naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2013/14, 22 112, nrs. 1809 en 1810). Op 19 juni 2015 heeft de Raad van Ministers een akkoord bereikt over de verordening. Hierna volgen de onderhandelingen met het Europees Parlement (triloog)

5

2011–2012 (EK)

Toezegging aan de Eerste Kamer, gedaan op 22 mei 2012 tijdens de plenaire behandeling van het voorstel van de Wet bekostiging financieel toezicht, om bijvoorbeeld bij de evaluatie van de bonusregeling de boetes naar de schatkist te heroverwegen.

Plenaire vergadering Wet aansprakelijkheidsbeperking De Nederlandsche Bank (DNB) en Autoriteit Financiële Markten (AFM) en bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen d.d. 22 mei 2012 (Handelingen I 2011/12, nr. 30, item 6)

Deels voldaan. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de AFM en DNB opgelegde dwangsommen en boetes (Kamerstukken II 2014/15, 33 957) is het (deels) naar de schatkist laten terugvloeien van boetes aan de orde geweest. Per 1 januari 2015 stromen de boetes die het bedrag van € 2,5 mln. overstijgen naar de schatkist. Omdat de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen heeft geleid tot een aantal relevante wijzigingen van het bonusverbod bij staatssteun zal het bonusverbod bij staatssteun worden geëvalueerd samen met de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen. De evaluatie zal uiterlijk 1 december 2017 naar beide Kamers der Staten-Generaal worden verzonden

6

2012–2013

Uitgebreide brief inzake verkoop Urenco.

AO Staatsdeelnemingen van 29 mei 2013. Kamerstukken II, 2012/13, 28 165, nr. 162, pag. 21

In behandeling. Zodra er overeenstemming is tussen de verschillende betrokken partijen over het ontwerp en invulling van de borgingsinstrumenten zal de Kamer worden geïnformeerd. Kamerstukken II 2013/14, 28 165, nr. 258

7

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Postema (PvdA) toe de Eerste Kamer optimaal te blijven informeren over het tijdpad van de oprichting van een toekomstige bankenunie.

Plenaire vergadering Bankenunie d.d. 19 november 2012 (Handelingen I 2012/13, nr. 8, item 2, blz. 53)

In behandeling. De Eerste Kamer is frequent geïnformeerd over de relevante ontwikkelingen met betrekking tot de totstandkoming van het Europees toezicht, de harmonisatie van resolutie-instrumentarium en het SRM (zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2012/13, 21 501-07, nr. 1071). Tevens is de Eerste Kamer geïnformeerd over de Kabinetsreactie over het voorstel van de EC over een Europees Depositoverzekeringsstelsel (EDIS), de laatste pijler van de bankenunie (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1334)

8

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Doek (CDA), toe dat wanneer een wetsvoorstel bepalingen met terugwerkende kracht bevat, de redengeving daarvoor expliciet zal worden toegelicht in de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

Plenaire vergadering Wijzigingswet financiële markten 2010 d.d. 10 mei 2011 (Handelingen I 2010/11, 32 036, nr. 26, item 7, blz. 28)

Doorlopende toezegging. Bij wetsvoorstellen waaraan (aan onderdelen daarvan) terugwerkende kracht wordt verleend, zal de redengeving daarvoor expliciet worden toegelicht in de memorie van toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel

9

2013–2014

De Minister zal in zijn coördinerende verantwoordelijkheid in het Financieel Jaarverslag van het Rijk aandacht geven aan het traject van effectuering en handhaving van het normenkader door de verantwoordelijke Ministers. Als ondersteuning voor de uitvoering zal de Minister een handreiking voor sober en ordentelijk financieel beheer opstellen en beschikbaar stellen. Deze handreiking en het normenkader zullen worden opgenomen in het door het Ministerie van Financiën uitgegeven Handboek Financiële Informatie en Administratie rijksoverheid.

Financieel beheer en financieel toezicht bij instellingen die een publiek belang dienen (Kamerstukken II 2013/14, 33 822, nr. 1)

In behandeling

10

2013–2014

Wanneer de lidstaten die werken aan een financiële transactiebelasting een concreet voorstel presenteren, de Tweede Kamer hierover informeren en de nog openstaande vragen beantwoorden.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 7 november 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 21 501-07, nr. 1115)

In behandeling. Aangezien er nog geen concreet voorstel ligt is dit nog niet aan de orde

11

2013–2014

De Minister stuurt de Tweede Kamer een brief over de uitkomsten van overleg met de Rekenkamer over staatsdeelnemingen (toegang tot volledige dochters).

Notaoverleg modernisering Comptabiliteitswet, 16 december 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 33 670, nr. 9)

In behandeling

12

2013–2014

Toezegging van de Minister om zich in te zetten voor het stroomlijnen van de interpretatie inzake de bevoegdheden van een accountantskantoor om te adviseren indien dat ook accountantsdiensten verleent.

VAO Accountancy d.d. 20 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 84, item 27)

In behandeling. De Minister heeft tijdens het VAO Accountancy van 20 mei 2014 aangegeven dat Nederland een in zijn ogen helderder benadering heeft gekozen. Nederland heeft gekozen voor een positieve lijst en Europa voor een negatieve lijst

13

2013–2014

In de «geschilbeslechtingsdelta» van het WODC wordt de vraag naar het onterechte niet-gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand opgenomen.

Verantwoordingsdebat 2013 d.d. 28 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 87, item 11)

In het lopende Geschilbeslechtingsdeltaonderzoek van het WODC naar het gedrag van burgers en bedrijven die worden geconfronteerd met (potentieel) juridische geschillen, wordt de vraag naar het onterechte niet-gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand opgenomen

14

2013–2014 (EK)

Toezegging om de Kamer te informeren over een overzicht dat de Commissie opstelt in 2014 over de wijze waarop andere lidstaten de Europese begrotingsregels in nationale wetgeving hebben verwerkt, inclusief het gebruik van dwingende macronormen en referentiewaarden voor decentrale overheden.

Handelingen I 2013/14, nr. 10, item 10 en 13 (33 416, nr. 23)

In behandeling. In de zomer van 2017 volgt een toelichting van de Minister van Financien

15

2014–2015

TK tijdig informeren over eventuele wijzigingen van de gedelegeerde handeling.

WGO implementatie Omnibus II-richtlijn (Kamerstukken II, 2014/15, 34 100, nr. 15)

In behandeling. Als er wijzigingen komen in de gedelegeerde handelingen dan zal de Minister van Financiën de Tweede Kamer hier tijdig over informeren

16

2014–2015

Pensioenverzekeringen: vinger aan de pols houden/op basis van piepsysteem uitvoeringstechnische problemen in kaart brengen; hier de TK begin 2017 over informeren; en eventuele problemen onder de aandacht brengen van de Europese Commissie.

WGO implementatie Omnibus II-richtlijn (Kamerstukken II, 2014/15, 34 100, nr. 15)

In behandeling. Solvency II is in werking getreden in 2016. Vanaf dat moment zal er sprake kunnen zijn van eventuele uitvoeringstechnische problemen. Mocht dit het geval zijn dan zal de Minister van Financiën de Tweede Kamer informeren en de problemen onder de aandacht brengen van de Europese Commissie

17

2014–2015

Uitbreiding bevoegdheden DNB: DNB krijgt de bevoegdheid om voor macroprudentiële doeleinden gegevens op te vragen bij overheidsinstellingen en private ondernemingen. Drie jaar na inwerkingtreding van dit artikel zal de Minister informeren of/hoe, bij wie DNB informatie heeft opgevraagd en wat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn geweest.

WGO Wijzigingswet financiële markten d.d. 8 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 918, nr. 14)

In behandeling

18

2014–2015

Centralisatie Rechtbank Amsterdam: er zal nader onderzoek worden gedaan naar de reikwijdte van de betreffende bepaling en de toegankelijkheid vanuit het perspectief van de klant. De Minister zal de Kamer hierover informeren.

WGO Wijzigingswet financiële markten d.d. 8 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 918, nr. 14)

Nader onderzoek heeft plaatsgevonden en een gewijzigde concentratiebepaling was opgenomen in de consultatieversie van de Wijzigingswet financiële markten 2018. Uit aanvullend advies van de Raad voor de Rechtspraak is echter gebleken dat er nog altijd onduidelijkheid bestaat over de vraag of voldaan wordt aan de criteria van het Toetsingskader wettelijke concentratie alsook over de vraag wat de meest aangewezen wijze van afbakening van soorten zaken is. Heroverweging van de eerder voorgenomen concentratiebepaling brengt daarom mee dat alsnog wordt afgezien van invoering ervan. In dit licht ligt het bovendien voor de hand om ook afdeling 1.1.5 Wft, zoals dat was opgenomen in de Wijzigingswet financiële markten 2015 doch nimmer in werking is getreden, te laten vervallen. Zie voor meer informatie het consultatieverslag m.b.t. de Wijzigingswet financiële markten 2018: https://www.internetconsultatie.nl/wijzigingswetfm2018/berichten

19

2014–2015

De positie van de modale alleenverdiener met kinderen zal ook worden meegenomen bij het koopkrachtbeeld 2016 (augustusbesluitvorming).

APB TK, 17 en 18 september 2014

De positie van de modale alleenverdiener met kinderen komt terug in het koopkrachtbeeld 2016

20

2014–2015

DNB vragen om in haar jaarlijkse toezichtrapportage expliciet aandacht te besteden aan de effectiviteit en de naleving van de wet, onbedoelde effecten, de effecten op de concurrentiepositie, gebruik en eventueel misbruik van uitzonderingscategorieën.

Plenair debat Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 2 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 9, item 7, blz. 25, 31)

Deels voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 5 september 2016 is aandacht besteed aan de eerste effecten van de Wbfo (Kamerstukken II, 2015/16, 33 964, nr. 43). Dit wordt tevens meegenomen bij de evaluatie eind 2017

21

2014–2015

DNB vragen te volgen in hoeverre gebruik wordt gemaakt van de gemiddeld 20%-uitzondering voor niet-cao personeel en erop toe te zien dat er van deze uitzondering alleen in uitzonderlijke situaties gebruik wordt gemaakt.

Plenair debat Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 2 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 9, item 7, blz. 26, 31–32, 37)

Deels voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 5 september 2016 is aandacht besteed aan de eerste effecten van de Wbfo (Kamerstukken II, 2015/16, 33 964, nr. 43). Dit wordt tevens meegenomen bij de evaluatie eind 2017

22

2014–2015

De vinger aan de pols houden wat betreft geruchten dat dochterondernemingen massaal worden omgezet in bijkantoren om zo onder de werking van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen uit te kunnen komen.

Plenair debat Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 2 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 9, item 7, blz. 29–30)

Deels voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 5 september 2016 is aandacht besteed aan de eerste effecten van de Wbfo (Kamerstukken II, 2015/16, 33 964, nr. 43). Dit wordt tevens meegenomen bij de evaluatie eind 2017

23

2014–2015

Indien er misbruik wordt gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheden in de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen deze uit de wet halen.

Plenair debat Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 2 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 9, item 7, blz. 31–32)

Doorlopende toezegging. Zie ook: Handelingen II 2014/15, nr. 14, item 6, blz. 19 en 25

24

2014–2015

DNB zal in haar rapportage zo nodig ook opgelegde boetes vermelden.

Brief van de Minister van Financiën d.d. 15 oktober 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 964, nr. 25, blz. 6)

Deels voldaan. Bij brief van de Minister van Financiën d.d. 5 september 2016 is aandacht besteed aan de eerste effecten van de Wbfo (Kamerstukken II, 2015/16, 33 964, nr. 43). Dit wordt tevens meegenomen bij de evaluatie eind 2017

25

2014–2015

Er zal worden gekeken naar uitbreiding van het jaarverslag en een (afzonderlijke) beoordelingsverklaring. Minister zal hierop terugkomen wanneer het wetsvoorstel met wettelijke maatregelen wordt behandeld.

AO Accountancy d.d. 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 5)

In behandeling. Op dit onderwerp zijn de afgelopen jaren internationaal en nationaal verschillende stappen gezet. Met ingang van boekjaar 2016 moet de accountant aangeven of het bestuursverslag materiële onjuistheden bevat. De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) publiceerde daarnaast op 22 juni 2016 haar position paper («Een relevant en betrouwbaar bestuursverslag») en onderzoekt de komende jaren verder of het wenselijk is om accountants een aanvullende verantwoordelijkheid te geven bij de beoordeling van continuïteit van de onderneming en/of het definiëren van de grootste risico's en hoe zich dit verhoudt tot de rol van het bestuur van de onderneming. Indien wordt geconcludeerd dat de rol van de accountant en/of het bestuur met betrekking tot het bestuursverslag zou moeten wijzigen, dan zal hoogstwaarschijnlijk een aanpassing van het Burgerlijk Wetboek vereist zijn. Daarmee ligt dit onderwerp op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

26

2014–2015

Het delen van bevindingen door de AFM met controlecliënten moet ook kunnen met niet OOB-cliënten. Dit zal worden besproken met de AFM.

AO Accountancy d.d. 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 5)

In behandeling

27

2014–2015

Toezegging om bij de voorbereiding van het wetsvoorstel duidelijk te zijn over de rol van de Accountantskamer en de bestuursrechter.

AO Accountancy 13 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

In behandeling

28

2014–2015

De AFM zal in een vast ritme per jaar rapporteren over de voortgang van de implementatie van de NBA-maatregelen.

AO Accountancy d.d. 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 5)

Doorlopende toezegging. De AFM heeft het eerste Dashboard (2015) gepubliceerd. Op 28 juni 2017 is het rapport «kwaliteit oob-accountantsorganisaties onderzocht» gepubliceerd (de rapporten zijn te raadplegen via: https://www.afm.nl/nl-nl/professionals/doelgroepen/accountantsorganisaties/publicaties/rapporten)

29

2014–2015

Brief over twee jaar (februari 2017) aan TK met evaluatie van dubbel toezicht onder SSM AFM/ECB.

Plenair debat SSM/Bankenunie d.d. 10 februari 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 52, item 25)

In behandeling

30

2014–2015

Kamer informeren over better spending-agenda van commissaris Georgieva.

AO Europese Verantwoording, 5 maart 2015

In behandeling. De better spending-agenda is omgedoopt tot «Budget for results». In de zomer van 2017 zal de Kamer hierover worden geïnformeerd door de Minister van Financien

31

2014–2015

Het Kabinet zet zich in om de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van een gemeenschappelijke taal en open data bij decentralisaties op te volgen.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2015

In behandeling, verantwoordelijkheid van de Minister van BZK

32

2014–2015

Informatieprotocol: na overleg over de vormgeving van verslaglegging van een vertrouwelijk overleg, zal met die input een nieuwe versie van de werkafspraken aan de Kamer worden gestuurd.

AO Inzake start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. d.d. 4 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1287)

In behandeling. Na overleg met de vaste commissie voor Financiën zal de Minister van Financiën een nieuwe versie van het informatieprotocol aan de Tweede Kamer sturen met daarin afspraken over de verslaglegging van een vertrouwelijk overleg. Zodra Financiën input heeft ontvangen van de vaste Kamercommissie kan het informatieprotocol worden afgerond

33

2014–2015

Het aspect van de formulering van het moment waarop bij verzekeraars moet worden ingegrepen, zal worden meegenomen wanneer gekeken wordt naar een afwikkelkader voor verzekeraars. Daar wordt in het debat later deze week meer over gezegd.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

In behandeling. Een wetsvoorstel tot herziening van het kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars is thans in ambtelijke voorbereiding en het voornemen is om dit voorstel voor het einde van het jaar aan de Kamer voor te leggen. Een aanpassing van de criteria op grond waarvan tot ingrijpen bij een verzekeraar in problemen kan worden overgegaan, maakt onderdeel uit van dit wetsvoorstel

34

2014–2015

Zodra ook maar enigszins duidelijk wordt hoe de FTT eruit komt te zien, zullen wij, ook samen met andere landen, een diepgravende analyse maken van hoe het ons raakt. We zullen ook aan de Commissie vragen om die analyse te maken. Daarna zullen wij de Kamer hierover informeren.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

In behandeling. Het is tot op heden niet duidelijk hoe de FTT er uit komt te zien

35

2014–2015

In de loop van 2017 zullen de afbakening, de samenwerking en de eventuele overlap tussen de toezichthouders evalueren (reeds in februari 2015 toegezegd tijdens behandeling SSM-wetsvoorstel).

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

In behandeling

36

2014–2015 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Apeldoorn (SP), toe de Kamer met grote regelmaat te informeren over de voortgang van de onderhandelingen over de Banking Structural Reform verordening.

Behandeling Overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk afwikkelfonds d.d. 8 september 2015 (Handelingen I 2014/2015, nr. 39, item 7)

In behandeling. Op 19 juni 2015 heeft de Raad van Ministers een zogeheten general approach bereikt over de Bank Structural Reform Regulation (de verordening). Het is nu eerst aan het Europees Parlement om over de verordening haar positie te bepalen. Op het moment dat het EP haar positie heeft bepaald en de triloog kan starten, zal ik uw Kamer nader informeren

37

2015–2016

Onderzoek naar de formele rechtmatigheid en doeltreffendheid van de instrumenten van het EFSF door het Audit Committee ziet de Minister graag tegemoet.

Algemene Financiële Beschouwingen, 30 september 2015

In behandeling

38

2015–2016

Tijdens IMF- en Wereldbankvergaderingen, zal de OECD een rapport presenteren over hoeveel klimaatfinanciering er nu al wordt geboden door verschillende landen. Rapport wordt naar de Kamer verstuurd.

Algemene Financiële Beschouwingen, 30 september 2015

Rapport gepubliceerd op 7 oktober 2015

39

2015–2016

Begin 2016 zal de Minister bij de Kamer terugkomen op het traject of er slimmere of effectievere besteding van onze subsidies voor duurzame energie nodig/ mogelijk is en hoe het zou kunnen.

Algemene Financiële Beschouwingen, 30 september 2015

In behandeling

40

2015–2016

In november komt de Minister terug op de discussie over de bijdrage van € 100 mld. van de private sector klimaatfinanciering.

Algemene Financiële Beschouwingen, 30 september 2015

In behandeling

41

2015–2016

Effecten ZBO’s: in begroting wordt vermeld hoeveel bijdragen de ZBO’s ontvangen, waar/welke informatie over de beleidseffecten ZBO’s te vinden is.

AO, 14 oktober 2015

In behandeling

42

2015–2016

Evaluatie Basic na 2 jaar.

VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 5)

In behandeling. Het voornemen is het Basic regime te evalueren zodra de solvabiliteitsberekeningen uit het Solvency II regime in 2018 zijn geëvalueerd. Hierdoor kan met evt. verbeteringen en vereenvoudigingen rekening worden gehouden

43

2015–2016

De Minister zal overleggen met DNB of er nog andere modaliteiten denkbaar zijn (i.p.v. de huidige discretionaire bevoegdheid van DNB; bedoeld wordt het toestaan van een verlicht toezichtregime indien onderlingen genoegzaam zijn herverzekerd) om de toezichtsdruk voor kleine onderlingen te verminderen en de resultaten meedelen aan de TK.

VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 5)

In behandeling. Dit zal worden meegenomen in de kamerbrief over het conceptwijzigingsbesluit met de berekeningsmethode van de risicomarge voor natura-uitvaartverzekeraars

44

2015–2016

Bij de evaluatie van de richtlijn transparantie in 2018 aandacht voor meerwaarde en administratieve lasten van 3% meldingsdrempel ten opzichte van 5% meldingsdrempel, vanuit de Europese Commissie en NL.

WGO Implementatiewet transparantierichtlijn d.d. 14 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 34 232, nr. 10)

Bij de voorbereiding van de evaluatie, waar de meldingsdrempel onderdeel van is, door de Europese Commissie zal aanvullend aandacht worden gevraagd voor dit aspect

45

2015–2016

In jaarverslag beheer staatsdeelnemingen zullen wij rapporteren over het doorvoeren van de standaardstatuten.

AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

In JV 2015 is de stand van zaken gerapporteerd (zie pagina 12–13 van het JV 2015). Waar mogelijk en noodzakelijk zijn standaardstatuten inmiddels doorgevoerd. Bij publicatie van JV 2015 was alleen het proces bij Schiphol nog niet afgerond. Dat is inmiddels wel afgesloten

46

2015–2016

Diversiteit bij bestuurders en toezichthouders moet worden vergroot. De Kamer kan de Minister hierop blijven aanspreken.

AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

In JV 2015 is diversiteit (man vs. vrouw) in rvc’s en rvb’s in 2015 in beeld gebracht (pagina 15–17 van JV 2015). In antwoorden op schriftelijke vragen is ook het beeld 2016 gepresenteerd. Daaruit blijkt dat de diversiteit verbetert. In JV 2016 komt diversiteit weer aan de orde

47

2015–2016

In de strategiebespreking met staatsdeelnemingen wordt ook gesproken over de duurzaamheid en de ontwikkeling van fossiel naar groen. Dit is een thema wat aan de orde komt.

AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

In behandeling. Dit wordt behandeld bij de strategiebesprekingen

48

2015–2016

Nederland zal geen kapitaalstortingen doen in TenneT voor Duitse investeringen (alleen voor NL investeringen).

AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

In 2016 is een kapitaalstorting toegezegd. De eerste van vier tranches is inmiddels aan TenneT overgemaakt. Er is vastgelegd dat TenneT de gestorte middelen alleen aanwend voor wettelijk verplichte investeringen in Nederland

49

2015–2016

Erop toezien dat Staatsloterij met gedupeerden van misleidende reclame op een goede manier tot een oplossing komt.

AO Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Nederlandse Loterij heeft afspraken gemaakt met een tweede claimstichting over een oplossing voor alle spelers uit de tijd van de misleidende reclame. Belangrijkste element in een eenmalige, bijzondere loterij die eind mei heeft plaatsgevonden. Veel oud-deelnemers hebben aan deze loterij deelgenomen, waardoor het risico op betaling van hoge schadebedragen substantieel is gedaald

50

2015–2016

Zo snel mogelijk de vrijstellingsregeling aanpassen voor het prospectus. Hierbij dient de AFM eerst voldoende tijd te krijgen om aanvullende maatregelen uit te werken (meldplicht etc.).

VAO Kapitaalmarktunie d.d. 4 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2100)

In behandeling. Op dit moment loopt de internetconsultatie van de vrijstellingsregeling Wft

51

2015–2016

De Minister van Financiën zegt toe de Kamer: steeds stap voor stap d.m.v. een afzonderlijke brief te informeren over het onderhandelingsproces rond het Europees depositoverzekeringsstelsel, inclusief het krachtenveld; geen beslissend standpunt in te nemen en/of onomkeerbare stappen te zetten in de Raad op dit dossier zonder consultatie van de Kamer.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 10 februari 2016 (Kamerstukken 2015/16, 21 501-07, nr. 1349)

In behandeling. Op dit moment wordt in EU verband onderhandeld over een verordening inzake een Europees depositoverzekeringsstelsel. Het voorstel is gelijktijdig gepresenteerd met een mededeling «naar de voltooiing van de bankenunie». Over beide documenten is op 14 december 2015 een Kabinetsreactie naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1334). Onder het Nederlandse Voorzitterschap is gewerkt aan een routekaart waarbij politieke besluitvorming over EDIS gekoppeld is aan risicoreductie. In deze routekaart is overeengekomen dat de onderhandelingen over EDIS op politiek niveau pas van start zullen gaan zodra er voldoende verdere vooruitgang is geboekt met de maatregelen inzake risicovermindering. Momenteel wordt er over deze maatregelen onderhandeld. De Nederlandse inzet t.a.v. deze maatregelen kunt u vinden in de Kabinetsreactie van 19 december 2016 (Kamerstukken II 2016/17 22 112, nr. 2261). Hierin is herbevestigd dat maatregelen met het oog op risicovermindering eerst overeengekomen dienen te worden, voordat kan worden besloten over verdere risicodeling, zoals de introductie van een Europees depositoverzekeringsstelsel

52

2015–2016

De Minister van I&M zal er zorg voor dragen dat de Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd inzake de financiële zekerheidstelling voor de ontmantelingskosten van de nucleaire installaties in Nederland. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Ministers van I&M en Financiën.

AO Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming d.d. 24 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 645, nr. 84)

In behandeling. Jaarlijks terugkerend

53

2015–2016

In de overleggen met de sociale partners in de aanloop naar Prinsjesdag zal het Kabinet het verhogen van de lonen in delen van het bedrijfsleven – met name grotere bedrijven hebben een sterke balans positie – aan de orde stellen.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

54

2015–2016

De Minister van V&J heeft met het OM gesproken over een verbeterplan. Dat wordt binnenkort met de Kamer gedeeld.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling. Ligt bij V&J

55

2015–2016

De werkzaamheden rond de jaarrekeningen van gemeenten – inclusief de rechtmatigheidskwesties bij de zorggelden – zijn nog volop gaande. Na afsluiting van de jaarrekening 2015, in juli 2016, zal BZK de bijbehorende controleverklaring van de accountants met de verslagen van bevindingen analyseren en de resultaten daarvan kort na de zomer aan de Tweede Kamer sturen.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling. Ligt bij BZK

56

2015–2016

Het Kabinet neemt motie-Krol (34 475, nr. 17) over (i.c. een analyse van problemen bij het systeem van verantwoording door gemeenten bij de decentralisaties in het sociaal domein en afhankelijk van de uitkomst bepalen of en welke aanpassing van wet- en regelgeving nodig is).

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

57

2015–2016

Wij zorgen ervoor dat er nette regelingen zijn en blijven voor mensen die schade lijden als gevolg van de aardgaswinning in Groningen.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

58

2015–2016

De Staatssecretaris van VWS zal de Kamer informeren over (de verantwoording over) de overschrijding van € 400 mln. bij de PGB-regeling en de overschrijding van € 200 mln. bij de GGZ.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling. Ligt bij VWS

59

2015–2016

Het Kabinet pakt de aanbeveling van de AR op over borging, effectiviteit en efficiëntie van het actieplan voor oudere werklozen, bijvoorbeeld over informatie van de Belastingdienst over de mobiliteitsbonus.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

60

2015–2016

Jaarlijks voor de zomer een stand van zaken met betrekking tot de resultaten van de FinTech-initiatieven (niet oneindig jaarlijks). Daarin betrek ik ook: de ervaringen met de verlenging van de beslistermijn bij aanvraag bankvergunning.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 135)

Doorlopende toezegging. Eerste brief van de Minister van Financiën van 21 december 2016 genaamd «Follow up Toetredingbrief» (Kamerstukken II 2016/17, 32 013, nr. 142)

61

2015–2016

Brief aan de Kamer waarin Minister terugkomt op digitale polis verzekeringen.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013 nr. 135)

In behandeling

62

2015–2016

Regelmatige update aan Kamer sturen over de ontwikkelingen in het Bazelse comité (belangen NL hierbij meenemen: landbouw, MKB, hypotheken).

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013 nr. 135)

Doorlopende toezegging. In de brief van 26 september 2016 heeft de Minister de Tweede Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen in het Bazelse Comité (Kamerstukken II 2016/17, 32 013, nr. 136)

63

2015–2016

Bij de evaluatie van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen ook kijken naar of perverse prikkels zijn weggenomen.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 135)

In behandeling

64

2015–2016

Mijn voorstel is dan dat we de komende twee jaar alle regelgeving die we op grond van artikel 1:3a vaststellen per brief bij de Kamer melden en dat we dat vervolgens over twee jaar opnieuw overwegen. De griffier legt dat vast, zodat we dat niet vergeten. Wij sturen de TK daarnaast proactief een overzicht van hoe vaak het is voorgekomen en wat de voorbeelden waren. Dan bekijken we of het nodig is en of we het moeten voortzetten.

WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

In behandeling. Eerste en enige melding bij brief van 9 februari 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 60)

65

2015–2016

Wij zullen proberen om met de AFM, de FIOD en het OM meer cijfers te genereren over de aanpak van marktmisbruik. Ik ga proberen die informatie te achterhalen voor zover een en ander wordt geregistreerd. Ik kom daar schriftelijk op terug.

WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

In behandeling

66

2015–2016

Ik kom schriftelijk terug op het boeteregime van de ACM en de verhouding met het boeteregime van de AFM en DNB.

WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

In behandeling

67

2015–2016

De Minister heeft toegezegd te bekijken of er haalbare oplossingen voor eenverdieners met een chronisch zieke partner zijn en komt hier met Prinsjesdag op terug.

Voorjaarsnotadebat, 6 juli 2016

In behandeling. Met Prinsjesdag 2016 op teruggekomen

68

2015–2016

Namens het Kabinet zegt de Minister toe deze kabinetsperiode nog te komen met een visie op investeringen naar aanleiding van plan Jeroen Kremers.

Voorjaarsnotadebat, 6 juli 2016

In behandeling

69

2016–2017

In de komende tijd zal Financiën samen met andere ministeries doorgaan om de doelmatigheid en doeltreffendheid bij overheidsprojecten te vergroten. De focus zal hierbij liggen op grote en complexe investeringsprojecten, interne bedrijfsvoeringsprojecten en ICT-projecten.

Voortgangsrapportage DBFM(O) 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 28 753, nr. 43)

In de volgende DBFMO Voortgangsrapportage zal worden gerapporteerd over de voortgang op dit gebied

70

2016–2017

In de komende periode zal Financiën in overleg treden met betrokken departementen om concrete stappen te zetten naar verdere verbetering van de besluitvorming en uitvoering van overheidsinvesteringen door middel van analyse-instrumenten en bedrijfseconomische principes.

Beleidsdoorlichting artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector (Kamerstukken II 2016/17, 31 935, nr. 35)

De Tweede Kamer zal over de uitkomsten hiervan medio 2017 worden geïnformeerd

71

2016–2017

De Minister heeft toegezegd om de Kamer bij tijd en wijle te informeren over hoe het zit met de efficiëntieoperatie binnen de NS.

AO

Deelnemingenbeleid

Rijksoverheid, januari 2016 (Kamerstukken II 2016/2017, 28 165, nr. 264)

In behandeling

72

2016–2017

Wij zullen in de toekomst de NS op het normrendement gaan aanspreken en interveniëren waar dat nodig is.

AO

Deelnemingenbeleid

Rijksoverheid, januari 2016 (Kamerstukken II 2016/2017, 28 165, nr. 264)

In behandeling

73

2016–2017

De Minister van Financien zegt toe dat – waar in de ontwerpbegroting sprake is van een toe te bedelen bedrag c.q. nog in te vullen bezuiniging (artikel Nog onverdeeld) – altijd wordt toegelicht waarom dat zo is. Er moet een bijzondere omstandigheid/reden zijn waarom een bepaald restbezuinigingsbedrag op dat moment nog niet ingevuld kan worden. In de ontwerpbegroting wordt aangegeven wat de reden is waarom dit bedrag pas bij de eerste suppletoire begroting nader wordt ingevuld.

Plenair debat over de CW, 26 september 2016

In behandeling

74

2016–2017

Overleg met mw. Schouten over mogelijke knelpunten en oplossingsrichtingen financiering van coöperaties.

Algemene Financiële Beschouwingen, 4 oktober 2016

In behandeling

75

2016–2017

Overleg met DNB over hun brief over bevoegdheden inzake dividenduitkeringen van financiële instellingen. De Minister is bereid te kijken naar de bevoegdheden, waarbij hij aangeeft dat een vvgb-plicht te ver gaat. Hij zal n.a.v. het overleg met DNB een brief naar de Kamer sturen.

Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 5 oktober 2016 (Handelingen II 2016/17, nr. 8, item 7, pg. 27)

In behandeling. De minster zal voor het einde van het jaar een brief sturen naar aanleiding van het overleg met DNB

76

2016–2017

Eurostat heeft cijfers gepubliceerd en daaruit blijkt dat de totale bijstelling van het Nederlandse bni al jaren kleiner is dan de bijstelling van de EU 27, dus van de andere landen. Dat betekent grosso modo dat we een kleine netto teruggave kunnen verwachten. De precieze cijfers komen begin volgend jaar en zodra die er zijn informeren we de Kamer.

AO Eurogroep Ecofin d.d. 3 november 2016

In behandeling

77

2016–2017

De percentages in de Wbft worden per 01-01-2018 herijkt.

VSO kostenkaders d.d. 21 december 2016 (Handelingen II 2016/17, nr. 38, item 3)

Ten behoeve van de herijking van de percentages is een wetsvoorstel in voorbereiding. De planning is dat dit voorstel eind 2017/begin 2018 bij de Tweede Kamer wordt ingediend

78

2016–2017

Stuk over pensioenhoudbaarheid van de Europese Commissie aan de Kamer sturen.

AO Eurogroep Ecofin d.d. 30 maart 2017

In behandeling.

79

2016–2017

De Minister heeft toegezegd de Tweede Kamer in het vierde kwartaal van 2017 te informeren over het advies van het CDFD naar aanleiding van de evaluatie van het vakbekwaamheidsbouwwerk en of er wijzigingen aan het bouwwerk worden doorgevoerd.

Brief van de Minister van Financiën d.d. 23 mei 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 32 545, nr. 67)

In behandeling

80

2016–2017

Het Kabinet stuurt de Kamer voor Prinsjesdag een voorstel voor de vormgeving van de taken- en middelenanalyse van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman. Daarna, maar voor de begrotingsbehandelingen ontvangt de Kamer de uitkomsten van deze onafhankelijke taken- en middelenanalyse zodat budgettaire consequenties kunnen worden verwerkt.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017

In behandeling

81

2016–2017

Het Kabinet zal de Kamer in het najaar een handreiking toezenden over de uitwerking art. 3.1 van de Comptabiliteitswet, zodat deze gereed is bij de inwerkingtreding van deze wet op 1 januari 2018.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017

In behandeling

82

2016–2017

De Minister van Financien zal de opmerkingen die gemaakt zijn door de Kamer over de indicatoren en de thema's van de Monitor Brede Welvaart onder de aandacht brengen van de betrokken Planbureau's (vermogen, schuld en vrijwilligerswerk/mantelzorg).

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017

In behandeling

83

2016–2017

De Minister van BZK zal de Kamer informeren over de ontwikkeling van de beveiliging bij het Rijk middels twee brieven: voor de zomer een brief over het overleg tussen de ARK en drie specifieke departementen (EZ, VWS en Defensie), in het najaar een brief over het rijksbrede beleid. De Minister van BZK zal ook ingaan op de regierol.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017

In behandeling, ligt bij BZK

84

2016–2017

De Minister van Financien zal de vraag van de Kamer over het effect van de WNT bij het werven van ICT-expertise bij het Rijk overbrengen aan de Minister van BZK.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017

In behandeling

85

2016–2017

De Minister van Financien zal de vragen van de Kamer over de indicatoren voor de verantwoording bij het passend onderwijs overbrengen aan de Staatssecretaris van OCW.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017

In behandeling

86

2016–2017

De Minister van Financien zal de vragen van de Kamer over administratieve lastendruk/Actal doorleiden naar de Minister van EZ.

Verantwoordingsdebat, 31 mei 2017

In behandeling

87

2016–2017

De Minister heeft toegezegd de Tweede Kamer begin 2018 te rapporteren inzake de voortgang op de verbeterpunten naar aanleiding van de evaluatie van het Kifid en in de eerste helft van 2018 inzake de door het Kifid in gang gezette verbeteringen en hoe die aansluiten op de gedane aanbevelingen.

Brief van de Minister van Financiën d.d. 12 juni 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 29 507, nr. 145)

In behandeling

88

2016–2017

Bevoegdheid Rekenkamer controleren politie.

Voorjaarsnotadebat 5 juli 2017

In behandeling

89

2016–2017

Brief Hofuitspraak boetes.

Voorjaarsnotadebat 5 juli 2017

In behandeling

90

2016–2017

De Staatssecretaris zal ingaan op boetes inzake wet DBA.

Voorjaarsnotadebat 5 juli 2017

In behandeling

91

2016–2017 (EK)

Om die reden kondig ik hierbij aan dat er een nieuwe evaluatie zal worden uitgevoerd naar de doeltreffendheid en de effecten van artikel 4:24a Wft in de praktijk. De Staten-Generaal zal uiterlijk 1 januari 2022 een verslag met de bevindingen van deze evaluatie ontvangen.

Brief van de Minister van Financien d.d. 30 december 2016 (Kamerstukken 2016/17, 32 545, nr. 59 p. 7/8)

In behandeling

6.4 Subsidieoverzicht

Subsidies (bedragen x € 1.000)

Artikel

Subsidie

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Aantal verleningen 2018

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie(regeling) (jaartal)

Artikel 2

CDFD (www.cdfd.nl)

436

436

436

436

436

436

436

1

2014

2019

Jaarlijkse vaststelling

Artikel 4

Technische assistentie kiesgroeplanden (Centre of Excellence in Finance, CEF)

350

0

           

n.v.t.

n.v.t. (laatste in 2016)

2016

Totaal subsidieregelingen

 

786

436

436

436

436

436

436

       

Overzicht subsidies

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van het Ministerie van Financiën. Binnen deze bijlage wordt de subsidiedefinitie van de Awb gebruikt. De Awb definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21 Awb): «De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

Centre of Excellence in Finance, CEF

Wegens veranderde inzichten wordt er met het CEF niet meer gewerkt met een subsidie, maar met een arrangement. Een arrangement is een meer passende vorm voor het CEF, aangezien het een internationale organisatie is.

6.5 Evaluatie- en overig onderzoek

Artikel 1 – Belastingen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Toezicht, Opsporing en Massale processen

2017

2017

 
 

Dienstverlening

2020

2020

 
 

Toeslagen

2021

2021

 
 

Toezicht, Opsporing en Massale processen

2022

2022

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Doorschuiving inkomen uit aanmerkelijk belang

2020

2020

 
 

Verruiming schenkingsvrijstelling eigen woning

2020

2020

 
 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

 

Fiscale monitor

Jaarlijks

 

www.belastingdienst.nl

 

Werkkostenregeling

2017

2017

 
 

Accijns teruggaaf LNG

2018

2018

 
 

Overdrachtsbelasting

2018

2018

 
 

Evaluatie autobrief II

2018

2018

 
 

Middelingsregeling

2018

2018

 
 

Vrijstellingen nettolijfrenten en nettopensioen

2019

2019

 
 

Assurantiebelasting

2019

2019

 
 

Vrijstelling oldtimers

2019

2019

 
 

Energiebelasting

2020

2020

 
 

BPM en MRB

2020

2020

 
 

Erf- en schenkbelasting

2021

2021

 
 

Kansspelbelasting

2021

2021

 
 

Vrijgestelde en fiscale beleggingsinstelling

2021

2021

 
 

Bankenbelasting

2021

2021

 

Artikel 2 – Financiële markten

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Beleid maken voor een stabiele werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven

2017

2017

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie Wet beloningen financiële ondernemingen

2017

2018

 
         

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

     
 

Evaluatie provisieverbod

2017

2017

 
 

Onderzoek ARK naar Monitoring maatregelen kredietcrisis

Doorlopend

 

http://kredietcrisis.rekenkamer.nl/nl/over-deze-site/publicaties

 

National Risk Assessment witwassen 1

2016

2017

 
 

National Risk Assessment terrorisme financiering 1

2016

2017

 
 

Beleidsmonitor terrorisme financiering

2016

2018

 
 

Beleidsmonitor witwassen 2

2016

2017

 
 

Ex ante analyse naar de economische veiligheid van de NL betaal- en effecteninfrastructuur

2017

2017

 
 

Witwaspiramide

2016

2017

 
 

Onderzoek ontwikkelingen in de markt voor uitvoering premieregelingen

2017

2018

 
 

National Risk Assessment witwassen 2

2017

2018

 
 

National Risk Assessment terrorisme financiering 2

2017

2018

 
 

Beleidsmonitor witwassen 3

2017

2018

 
 

Evaluatie Basic

2018

2018

 
 

Evaluatie doeltreffendheid en effecten art.4:24a Wft

2021

2022

 

Artikel 3 – Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Optimaal financieel resultaat bij realisatie van publieke doelen. In het bijzonder bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat

2020

2020

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

 

Onderzoek ARK naar Monitoring maatregelen kredietcrisis

Doorlopend

 

http://kredietcrisis.rekenkamer.nl/nl/over-deze-site/publicaties

 

Evaluaties staatsaandeelhouderschap bij permanente staatsdeelnemingen

Doorlopend

   

Artikel 4 – Internationale financiële betrekkingen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Een bijdrage leveren aan een gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economisch ontwikkeling

2020

2020

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

Artikel 5 – Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Het verzekeren van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan Nederlandse export en buitenlandse investeringen die zonder deze verzekering niet tot stand zouden zijn gekomen, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit

2022

2022

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

 

CBS-onderzoek inzake bijdrage publieke exportkredietverzekering aan economie

Jaarlijks

 

https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2016/40/bijdrage-publieke-exportkredietverzekering-aan-economie

Artikel 6 – BTW-compensatiefonds

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol

2021

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

Artikel 11 – Financiering staatsschuld

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijk rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting

2019

2019

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

Artikel 12 – Kasbeheer

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd

2018

2018

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

Overig

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Begrotingsbeleid

2020

2020

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

 

Jaarlijkse beoordeling Nederlands Stabiliteitsprogramma door EFC/Ecofin

Jaarlijks

 

http://www.europa-nu.nl/id/vj11473teazf/aanbeveling_van_de_raad_over_het

 

Jaarlijks IMF-artikel IV consultatie

Jaarlijks

 

http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/fin/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/03/19/concluding-statement-imf.html

6.6 Lijst van afkortingen

A

 

ACM

Autoriteit Consument en Markt

ACP-landen

Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen

ADSB

Atradius Dutch State Business

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AGS

Aangiftesysteem

AIIB

Asian Infrastructure Investment Bank

ANBI

Algemeen nut beogende instelling

ANFA

Agreement on Net Financial Assets

ANVS

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

ATAD

Anti Tax Avoidance Directive

AVG

Algemene Verordening Gegevensbescherming

Awb

Algemene wet bestuursrecht

Awir

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

Awr

Algemene wet inzake rijksbelastingen

   

B

 

BBP

Bruto binnenlands product

BCF

BTW-compensatiefonds

BEPS

Base Erosion and Profit Shifting

BERB

Bedrijfseconomische Resultaatsbepaling

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BF

Regeling Bijzondere Financiering

Bgfo

Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen

BIV

Besluit Inbeslaggenomen voorwerpen

BNI

Bruto nationaal inkomen

Btw

Belasting over de toegevoegde waarde

   

C

 

CAOP

Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCP

Central Counterparty

CDFD

College Deskundigheid Financiële Dienstverlening

CEA

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding

CEF

Centre for Excellence in Finance

CFATF

Caribbean Financial Action Task Force

CP

Commercial Paper

CPB

Centraal Planbureau

CRD

Capital Requirement Directives

CSA

Credit Support Annex

CW

Comptabiliteitswet

   

D

 

DBFM(O)

Design-Build-Finance-Maintain(-Operate)

DGS

Depositogarantiestelsel

DNB

De Nederlandsche Bank

DRZ

Domeinen Roerende Zaken

DSL

Dutch State Loan

DTC

Dutch Treasury Certificate

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

DWU

Douanewetboek van de Unie

   

E

 

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECB

Europese Centrale Bank

ECOFIN

Economic and Financial Affairs Council

EDF

European Development Fund

EER

Europese Economische Ruimte

EFSF

European Financial Stability Facility

EFSI

Europese Fonds voor Strategische Investeringen

EFSM

European Financial Stabilisation Mechanism

EIB

European Investment Bank

Ekv

Exportkredietverzekering

EMU

Europese Monetaire Unie

Eonia

Euro Overnight Index Average

ERM-II

Exchange Rate Mechanism

ESA

European System of Accountants

ESM

European Stability Mechanism

ESR

Europees Stelsel van Rekeningen

EU

Europese Unie

   

F

 

FATF

Financial Action Task Force

FD

Fiscaal dienstverlener

FEC

Financieel Expertise Centrum

FIOD

Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

   

I

 

IASB

International Accounting Standards Board

IBRD

International Bank for Reconstruction and Development

IDA

International Development Association

IFC

International Finance Corporation

IFI

Internationale Financiële Instelling

IH

Inkomensheffing

IMF

Internationaal Monetair Fonds

   

K

 

KNM

Koninklijke Nederlandse Munt

   

L

 

LSI

Landelijke Stuurgroep Interventieteams

   

M

 

MAR

Making Available Regulation

MFK

Meerjarig Financieel Kader

MIF

Multilateral Interchange Fee

MIGA

Multilateral Investment Guarantee Agency

MKB

Midden- en kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke kosten-batenanalyse

MLI

Multilaterale instrument

MVO

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

   

N

 

NAB

New Arrangements to Borrow

NBA

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

NHT

Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij

voor Terrorismeschaden

NLFI

NL Financial Investments

   

O

 

OB

Omzetbelasting

OCT-landen

Overseas Countries and Territories

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OFM

Overige fiscale maatregelen

   

P

 

PE

Permanente educatie

PPS

Publiek-private samenwerking

PRGT

Poverty Reduction and Growth Trust

   

R

 

RIEC

Regionale Informatie en Expertise Centrum

RIV

Regeling Investeringsverzekering

RMB

Regeling Materieelbeheer

RPE

Regeling periodiek evaluatieonderzoek

RRB

Renterisicobedrag

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

   

S

 

SAMO

Stichting Afwikkeling Maror-gelden

SDR

Special Drawing Rights

SENO-GOM

Stichting Economische Samenwerking Nederland Oost-Europa en Garantiefaciliteit voor Opkomende Markten

SMP

Securities Markets Programme

SRB

Single Resolution Board

SRF

Single Resolution Fund

SRM

Single Resolution Mechanism

SSM

Single Supervisory Mechanism

SSO

Shared Service Organisatie

   

U

 

UBO

Ultimate Beneficial Owners

   

V

 

Vpb

Vennootschapsbelasting

VwEU

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

   

W

 

WAKO

Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen

Wam

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Wft

Wet op het financieel toezicht

WOZ

Waardering onroerende zaken

Wwft

Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme

   

Z

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

6.7 Trefwoordenlijst

Agentschap

Een onderdeel van de rijksoverheid waarvoor afwijkende beheersregels gelden gericht op het bevorderen van bedrijfsmatig werken. Er zijn twee soorten agentschappen: verplichtingen-kasagentschappen en baten-lasten agentschappen. Het Ministerie van Financiën heeft geen agentschappen.

Apparaatsuitgaven

Uitgaven voor personeel en materieel die nodig zijn om de organisatie te doen functioneren.

Begrotingsreserve

Een voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden.

Belastingplan

In het Belastingplan presenteert het kabinet voorstellen voor fiscale wijzigingen. Het Belastingplan wordt jaarlijks op Prinsjesdag aangeboden aan het parlement.

Bruto Binnenlands Product

De som van de beloningen van de productiefactoren in het Nederlandse productieproces, plus het saldo van de indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies.

Collectieve sector

Het totaal van de subsectoren Rijk, overige publiekrechtelijke lichamen en sociale fondsen.

Comptabiliteitswet 2001

In de Comptabiliteitswet 2001 is het beheer van de financiën van het Rijk vastgesteld. De diverse hoofdstukken in deze wet gaan in op onder andere de begroting, het begrotingsbeheer en de bedrijfsvoering van het Rijk, het toezicht van de Ministers en de verantwoording van het Rijk.

EMU-saldo

Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de sector Overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector, is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid.

EMU-schuld

Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen tussen deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een brutoschuldbegrip.

Europees Stelsel van Rekeningen

Het Europees Stelsel van Rekeningen is het systeem van nationale rekeningen en regionale rekeningen dat de lidstaten van de EU hanteren. Deze regelgeving schrijft onder andere voor hoe het begrotingssaldo en de overheidsschuld bepaald moeten worden.

Extrapolatie

Bij de bepaling van de meerjarenramingen wordt gebruik gemaakt van extrapolaties. Extrapolaties dienen aan een aantal uitgangspunten te voldoen: zo moeten ze beleidsarm zijn, wordt voor de economische groei aangesloten bij de gemiddelde ontwikkeling uit de kabinetsperiode en wordt rekening gehouden met bestaande wettelijke regelingen.

Geïntegreerd middelenbeheer

Het bundelen van publieke middelen gericht op een doelmatig kasbeheer. Publieke middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde heffing(en).

Gemeentefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven.

Juridisch-verplichte uitgaven

Uitgaven die volgen uit een verplichting die ontstaat op grond van een verdrag, wet, koninklijk besluit, ministeriële regeling, beschikking, verbintenis of een andere op controleerbare wijze vastgelegde afspraak tussen dienstonderdelen.

Kassaldo

Het kassaldo is het bedrag dat het Rijk jaarlijks tekort komt of als overschot ontvangt en dat dus geleend of uitgezet moet worden.

Kasstelsel

Begrotingsstelsel waarbij het moment van geldbetalingen en ontvangsten criterium is voor de toerekening van de financiële consequenties van overheidshandelen aan een begrotingsjaar.

Loon-en prijsbijstelling

Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van loon- en prijsstijgingen.

Miljoenennota

Nota die de Minister van Financiën namens de regering op de derde dinsdag van september van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar ter informatie indient bij de Staten-Generaal.

Najaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten. De Minister van Financiën zendt deze nota uiterlijk 1 december van het lopende begrotingsjaar aan de Staten-Generaal.

Nationale schuld

Vaste en vlottende schuld van de Staat zoals die samenhangt met het artikel Financiering staatsschuld en het artikel Kasbeheer in deze begroting.

Niet-belastingontvangsten

Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de gasbaten (exclusief vennootschapsbelasting) en incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.

Ontwerpbegroting

Begrotingsvoorstel dat (ter autorisatie) bij de Staten-Generaal wordt ingediend op de derde dinsdag van september van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar.

Overheidsgaranties

Een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet.

Provinciefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven.

Rechtspersoon met een wettelijke taak

Rechtspersonen met een Wettelijke Taak worden geheel of gedeeltelijk met publiek geld bekostigd en oefenen een wettelijke taak uit. RWT's kunnen tevens ZBO zijn, maar er bestaan ook RWT's die geen ZBO zijn en ZBO's die geen RWT zijn.

Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek

De RPE stelt, op basis van artikel 38 van de Comptabiliteitswet, nadere eisen aan het onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid.

Rijksbegroting

Alle begrotingen van De Koning, de Hoge Colleges van Staat, de ministeries en de begrotingsfondsen samen.

Risicoregelingen

Een verzamelterm voor instrumenten met een bepaald risico. Voorbeelden zijn garanties, leningen en achterborgstellingen.

Slotwet

Laatste wijzigingswet van de begroting, ingediend op de derde woensdag in mei na het begrotingsjaar, waarbij de geraamde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten formeel in overeenstemming worden gebracht met de werkelijke verplichtingen, uitgaven en ontvangsten.

Sociale fondsen

Organen die zijn belast met de uitvoering van sociale verzekeringswetten. De uitvoering houdt in betaling van uitkeringen en voorzieningen, die worden gefinancierd uit premies en eventueel rijksbijdragen.

Staatsschuld

Het totaal van de uitstaande geldelijke leningen van de Staat (vaste en vlottende schuld) is de bruto staatsschuld. De staatsschuld is niet gelijk aan de EMU-schuld, wat een breder begrip is.

Suppletoire begrotingen

Voorstellen voor wijzigingen van de in de vastgestelde begrotingswetten aangegeven budgetten voor verplichtingen, uitgaven en ontvangsten voor het lopende begrotingsjaar. De eerste suppletoire begrotingen, die tegelijk met de Voorjaarsnota worden uitgebracht, verschijnen uiterlijk op 1 juni; de tweede suppletoire begrotingen, uitgebracht met de Najaarsnota, verschijnen uiterlijk op 1 december van het lopende begrotingsjaar. Suppletoire begrotingen worden door het parlement geautoriseerd.

Taakstelling

Opdracht aan een Minister tot het bewerkstelligen van uitgavenverlagingen tot een bepaalde omvang.

Technische mutatie

Begrotingswijziging met een boekhoudkundig aard. Een voorbeeld van een technische mutatie is het «leegboeken» van een artikel bij wijziging van de artikelindeling.

Uitgavenkader

Een jaarlijks uitgavenplafond, waarin de netto-uitgaven (uitgaven minus de niet-belastingontvangsten) voor de gehele kabinetsperiode zijn vastgelegd. Het totaalkader is onderverdeeld in drie deelkaders: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en het Budgettair Kader Zorg.

Vermoedelijke Uitkomsten

Ten tijde van de Miljoenennota voorziene uitkomsten van de begrotingsuitvoering van het lopende jaar.

Verplichtingenstelsel

Begrotingsstelsel waarbij het moment van aangaan van een verplichting criterium is voor de toerekening van de financiële consequenties van overheidshandelen aan een begrotingsjaar.

Voorjaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Ontwerpbegroting. De Voorjaarsnota moet uiterlijk op 1 juni van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Zelfstandig bestuursorgaan

Publiekrechtelijke organen waaraan de uitoefening van een publiekrechtelijke taak wordt opgedragen, zonder dat sprake is van (volledige) ondergeschiktheid aan de Minister, alsmede privaatrechtelijk vormgegeven organen die met openbaar gezag zijn bekleed.


X Noot
1

Kamerstukken II 2016–2017, 31 935, nr. 32.

X Noot
2

Kamerstukken II 2016–2017, 34 550 IX, nr. 28.

X Noot
3

Kamerstukken II 2012–2013, 33 400 IX, nr. 8.

X Noot
4

Kamerstukken II 2016–2017, 34 620 IX, nr. 2.

X Noot
5

Kamerstukken II 2016–2017, 34 730 IX, nr. 2.

X Noot
6

Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 330.

X Noot
7

Met de BES-eilanden worden de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoeld. De BES-eilanden zijn een bijzondere gemeente van Nederland met de status van openbaar lichaam.

X Noot
8

Seno staat voor Stichting economische samenwerking Nederland Oost-Europa en Gom voor Garantiefaciliteit opkomende markten.

X Noot
9

Zie voor gerealiseerde en geplande beleidsdoorlichtingen ook www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties

X Noot
10

Kamerstukken II 2014–2015, 34 000, nr. 36.

X Noot
11

Kamerstukken II 2015–2016, 32 013, nr. 124.

X Noot
12

Kapitaal dat door een internationale organisatie kan worden ingeroepen, als deze niet kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen. In het geval van Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) gaat het vooral om garantiekapitaal wat door deelnemende landen is afgegeven.

X Noot
13

Kamerstuk II 2016–2017, 21 501-07, nr. 1398

X Noot
14

Kamerstukken II 2016–2017, 31 935, nr. 32

X Noot
15

Voor de IH en Vpb is gekozen voor een indicator op tijdige aangifte die het gezamenlijke resultaat voor die belastingmiddelen meet. Reden daarvoor is de uitstelregeling voor belastingconsulenten (Becon regeling) die voor de IH en Vpb gezamenlijk geldt. De streefwaarde is gebaseerd op het tot nu gevoerde beleid voor het versturen van een uitnodiging tot aangifte.

X Noot
16

Het nalevingstekort betreft de gemiste belastingontvangsten door onvolledige of onjuiste

aangifte.

X Noot
18

Kamerstukken II 2016–2017, 25 087, nr. 130.

X Noot
19

De tax gap is het verschil tussen de belastingen die op grond van de wet verschuldigd zijn en de daadwerkelijke belastingontvangsten. Onder de tax gap vallen inningsverlies, fraude en per ongeluk gemaakte fouten in een aangifte.

X Noot
20

Bezwaarschriften en klachten moeten worden behandeld binnen de termijnen genoemd in artikel 7:10 Awb. Als niet binnen zes weken uitspraak kan worden gedaan, kan eenzijdig de termijn met hoogstens zes weken worden verdaagd. Belangrijk voor de praktijk is dat in overleg met de belastingplichtige verder uitstel mogelijk is als deze daarmee instemt (artikel 7:10, lid 4 Awb).

X Noot
21

Deze nieuwe indicator vervangt de tot 2016 gehanteerde indicatoren voor bereikbaarheid, klanttevredenheid (oud) en kwaliteit. Wel blijven metingen op het gebied van bereikbaarheid en kwaliteit intern plaatsvinden.

X Noot
22

In de vorige begroting is abusievelijk de term «financieel dienstverlenersconvenant» gebruikt. De juiste term is «fiscaal dienstverlenersconvenant».

X Noot
23

Voor kinderopvangtoeslag wordt een grens van € 1.000 aangehouden. Bij de toekenningen van kinderopvangtoeslag gaat het veelal om hogere bedragen dan bij andere toeslagen.

X Noot
24

Ter illustratie context Douane 2016: 12,4 miljoen containers (TEU), 63,6 miljoen aankomende en vertrekkende passagiers, 128,6 miljoen aangifteregels import en ca. 3 miljoen inkomend en 4 miljoen uitgaande koerierszendingen.

X Noot
25

Bewijs van Goede Dienst is door het Ministerie van Economische Zaken in het leven geroepen als een beproefd meetinstrument voor gemeenten en andere overheidsorganisaties om de dienstverlening aan ondernemers te verbeteren en biedt mogelijkheden om de klanttevredenheid onder ondernemers te verhogen. In het Bewijs van Goede Dienst staan randvoorwaarden en normen waaraan de Douane is getoetst. Het Bewijs geeft inzicht in dienstverlening van de Douane aan bedrijven door te toetsten op 10 normen die het bedrijfsleven belangrijk vindt voor de dienstverlening van de Douane. Vervolgens zijn die tien normen meetbaar gemaakt en is per norm een score vastgesteld. Voorbeelden van normen zijn: minimale verstoring van de logistieke processen, consistente besluitvorming, minimale verstoring geautomatiseerde systemen.

X Noot
26

Niet op tijd betaald is na de eerste aanmaning. Deze indicator heeft betrekking op het zogenoemde niet-compliante deel van de ontvangsten. Dit niet-compliante deel betrof 1,6% in 2016 (zie de indicator «Tijdige betaling van belastingen en premies» bij de Algemene doelstelling).

X Noot
27

Indien de 20e in het weekend of op een feestdag valt, wordt het voorschot van de toeslag de eerstvolgende werkdag uitbetaald.

X Noot
28

Design-Build-Finance-Maintain-(Operate)

X Noot
29

Het productassortiment dat ADSB namens de Staat aanbiedt betreft onder andere: kapitaalgoederenverzekering, werkkapitaaldekking en exportkredietgarantie (ekg). Zie voor een volledige beschrijving van het productassortiment de website van ADSB: www.atradiusdutchstatebusiness.nl/index.html

X Noot
30

De Arrangement on Officially Supported Export Credits. De meeste OESO-lidstaten en de EU nemen hieraan deel.

X Noot
31

Kamerstukken II 2016–2017, 31 935, nr. 33.

X Noot
32

Conform afspraken in het financieel akkoord uit 2013 tussen het Rijk en decentrale overheden, zie ook Kamerstuk II 2012–2013, 33 400 B, nr. 7.

X Noot
33

Kamerstukken II 2001–2002, 28 035, nr. A.

X Noot
34

IMF Revised guidelines for public dept management – april 2014.

X Noot
35

Kamerstukken II 2015–2016, 31 935, nr. 25.

X Noot
36

Een renteswap is een contract tussen twee partijen waarin wordt overeengekomen om gedurende (een deel van) de looptijd een vaste rente te ruilen tegen een variabele rente of andersom (meestal 3 of 6 maanden).

X Noot
39

Kamerstukken II 2014–2015, 31 935, nr. 20

X Noot
40

In een markt met voldoende liquiditeit kunnen grote aan- en verkooporders verhandeld worden zonder dat dit een substantieel effect op de prijs (koers) heeft.

X Noot
41

Een gemiddelde waarde van minimaal € 25 mld. is op langere termijn nodig om een voldoende liquide geldmarkt te onderhouden.

X Noot
42

CP is een geldmarktinstrument dat wordt uitgegeven en verhandeld op discontobasis. CP kent flexibele uitgiftemomenten en looptijden. Bovendien bestaat de mogelijkheid CP uit te geven in vreemde valuta. CP is een aanvulling op het DTC programma voor wat betreft schuldbewijzen met kortere looptijden.

X Noot
43

Kamerstukken II 2001–2002, 28 035, nr. A.

X Noot
44

Kamerstukken II 2013–2014, 33 416, nr. G.

X Noot
45

Kamerstukken II 2012–2013, 33 675, nr. 2.

X Noot
46

Kamerstukken II 2012–2013, 20 668.

X Noot
47

Een rekening waarover in de regel giraal betalingsverkeer wordt afgewikkeld en waaruit (een deel van) de onderlinge financiële verhouding is op te maken tussen de houder van de rekening en de instelling alwaar de rekening wordt aangehouden.

X Noot
48

Een deposito is geld dat door een belegger voor een bepaalde rentevaste periode tegen een rentevergoeding is ondergebracht bij een bank of in het geval van geïntegreerd middelenbeheer bij de schatkist van de rijksoverheid. De looptijd van een deposito kan variëren van een dag (zogeheten daggeld) tot meerdere jaren.

X Noot
49

Het overzicht van moties en toezeggingen is geactualiseerd tot het zomerreces.

X Noot
50

Twee maal per jaar wordt een fiscale moties- en toezeggingenbrief aan de Eerste en Tweede Kamer verstuurd.

Naar boven