34 765 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met waardeoverdracht van klein pensioen en enige andere wijzigingen inzake waardeoverdracht (Wet waardeoverdracht klein pensioen)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 27 september 2017

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave:

I

ALGEMEEN

1

1.

Inleiding

2

2.

Regeling klein pensioen

3

2.1

Probleemschets

4

2.2

Regeling waardeoverdracht van kleine pensioenen

4

2.3

Extra taak pensioenregister

7

2.4

Aandachtspunten voor de evaluatie na drie jaar

7

3.

Regeling heel klein pensioen

7

3.1

Mobiliteitsrichtlijn

9

4.

Collectieve waardeoverdracht en bezwaarrecht bij aanpassing aan fiscale pensioenrichtleeftijd

9

5.

Regeldruk

10

5.1

Evaluatie

10

5.2

Regeling heel klein pensioen

10

6.

Toetsen

11

7.

Bijlage 1 Problematiek in cijfers

11

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel Wet waardeoverdracht klein pensioen, dat beoogt om versnippering van de pensioenopbouw te beperken, ingelegde pensioengelden hun pensioenbestemming te laten behouden en hoge administratieve lasten die gemoeid zijn met de uitvoering van kleine pensioenen terug te dringen. De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet waardeoverdracht klein pensioen. Zij hebben enkele vragen hierover.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet waardeoverdracht klein pensioen. Deze leden achten het zeer noodzakelijk dat er een oplossing komt voor de problematiek van kleine pensioenen. Nu worden veel kleine pensioenen op of vlak voor de pensioendatum afgekocht met alle gevolgen van dien voor de belastingheffing en toeslagen. De leden van de CDA-fractie hebben daarom meermaals gepleit voor aanpassing van de regels met betrekking tot de afkoop van kleine pensioenen.

De leden van de D66-fractie hebben het wetsvoorstel gelezen. Over een aantal onderdelen van het voorstel hebben zij nog verhelderende vragen, die van belang zijn voor een beter begrip van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet waardeoverdracht klein pensioen.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering aangeeft dat met het mogelijk maken van automatische waardeoverdracht van een klein pensioen van een gewezen deelnemer naar zijn of haar nieuwe pensioenuitvoerder, de mogelijkheid tot afkoop van kleine pensioenen overbodig wordt, anders dan op de pensioendatum. Blijft het afkopen van kleine pensioenen wel mogelijk voor pensioenuitvoerders die niet meedoen met het systeem van automatische waardeoverdracht? Kan de regering toelichten welke overwegingen en factoren een rol spelen bij het besluit van een pensioenuitvoerder om al dan niet mee te doen aan het systeem van waardeoverdracht van kleine pensioenen?

De leden van de VVD-fractie delen de mening van de Raad van State, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars dat nu al te voorzien is dat waardeoverdracht niet in alle gevallen mogelijk zal zijn. Waarom wordt er gewacht tot de evaluatie van het wetsvoorstel om te overwegen om onder bepaalde voorwaarden afkoop van kleine pensioenen als terugvaloptie toe te staan? Kan de regering toelichten waarom zij er niet direct voor kiest om dit mogelijk te maken?

Kan de regering een toelichting geven op de conclusie van de Raad van State dat de positie van de deelnemer onvoldoende betrokken is? De leden van de VVD-fractie vinden keuzevrijheid een belangrijk uitgangspunt voor de deelnemers. Kan de regering aangeven of een deelnemer af kan zien van automatische waardeoverdracht als een pensioenuitvoerder zich hiervoor heeft gemeld? Zo nee, welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag?

De leden van de PVV-fractie vragen de regering naar het draagvlak onder pensioendeelnemers voor dit voorstel. De leden van de PVV-fractie vragen of de regering scenario’s heeft overwogen, waarbij afkoop van kleine pensioenen in bepaalde gevallen mogelijk blijft.

De leden van de SP-fractie vragen de regering in welke sectoren veel afkoop van kleine pensioenen voorkomt. Kan een overzicht worden gegeven van het aantal afkopen verdeeld over verschillende sectoren van de afgelopen vijf jaar?

2. Regeling klein pensioen

De leden van de CDA-fractie achten het juist dat de regels rondom de afkoop van kleine pensioenen worden aangepast. Wel vragen zij of de aanpassing niet onnodig ingewikkeld is. Zo mag de pensioenuitvoerder kiezen of hij wel of niet het kleine pensioen overdraagt, want dit is geen plicht. De keuze om wel of niet over te dragen wordt niet gemotiveerd. Waarom heeft de regering niet gekozen voor verplichte overdracht? Welke afweging denkt de regering dat pensioenuitvoerders gaan maken?

Een andere complicerende factor is dat het recht op waardeoverdracht voor de pensioenuitvoerder alleen beperkt is tot het ouderdomspensioen. Het partner- en wezenpensioen blijven achter bij de oorspronkelijke uitvoerder, waardoor dit pensioen nog steeds versnipperd blijft. De leden van de CDA-fractie achten het onbegrijpelijk dat het ouderdomspensioen door de regering los gezien wordt van het partner- en wezenpensioen. Kan de regering aangeven welke «andere omstandigheden» ervoor zorgen dat deze vormen van pensioen niet mee kunnen lopen in het wetsvoorstel? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de uitruilmogelijkheden tussen ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen en vice versa, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Dit recht is immers verankerd in de Pensioenwet, maar lijkt nu geblokkeerd te worden.

Verder is er geen termijn voor de overdracht van het kleine pensioen. De uitvoerder die overdraagt moet binnen een jaar na beëindiging van de dienstbetrekking een verzoek doen aan de potentieel ontvangende uitvoerder. Als die uitvoerder niet reageert of als er nog geen ontvangende uitvoerder is, kan dat verzoek later (nogmaals) gedaan worden. Dit betekent dat de ex-werkgever jaren later nog een bericht kan krijgen dat hij moet bijbetalen. Waarom heeft de regering hiervoor gekozen? Kan de regering aangeven welke risico’s op bijbetaling een ex-werkgever nu ineens loopt nu oude waardeoverdrachten alsnog massaal kunnen plaatsvinden?

De regering beschrijft dat bij de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP) 84% van de «slapers» een pensioen onder de afkoopgrens heeft. Dat is logisch, aangezien in de uitzendsector weinig pensioen wordt opgebouwd. Kan de regering aangeven hoe dit percentage zich verhoudt tot de rest van de pensioensector?

De pensioenregeling van STiPP (bij wijze van voorbeeld) is immers dusdanig beperkt dat het niet te vermijden is dat een deelnemer daar een matig pensioen opbouwt. Op basis van cijfers in de eigen brochure van STiPP komt een 40-jarige, met een inkomen van € 2.000 per 4 weken, pas in de 55e week boven de afkoopgrens. Bijna 60% van de uitzendkrachten is korter dan 13 maanden uitzendkracht (bron: uitzendmonitor ABU 2016, tabel 2.7), dus het is niet zo raar dat er bij STiPP veel kleine aanspraken zijn. Kan de regering hierop reageren?

Nu is een grote beperkende factor bij waardeoverdracht volgens de regering de opschortende werking bij onderdekking van pensioenfondsen. Dat geldt dan niet alleen voor kleine pensioenen, maar alleen voor kleine pensioenen geldt op grond van het wetsvoorstel geen opschortende werking bij onderdekking. De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom in het wetsvoorstel in de overdrachtswaarde geen rekening gehouden wordt met onderdekking? Waarom veronderstelt de regering dat automatische waardeoverdracht geen grote gevolgen zullen hebben op de vermogensposities van pensioenuitvoerders? Als de onderdekking geen beperkende factor is, speelt de door de regering genoemde evenwichtigheid immers een belangrijke rol. Bij een fonds met veel rechten boven de afkoopgrens is het logischer om het pensioen over te dragen ongeacht de dekkingsgraad dan bij een fonds met veel kleine aanspraken. Een automatische overdracht kan bij dat laatste fonds immers voor de achterblijvende deelnemers een groot financieel risico betekenen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hierop te reageren en te heroverwegen om de dekkingsgraad niet mee te laten wegen.

Het wetsvoorstel is vooral geschreven vanuit het belang van de pensioenuitvoerder en niet zozeer vanuit het belang van de deelnemer. Die komt pas na vele pagina’s een keer om de hoek kijken. De gewezen deelnemer krijgt een stopbrief waarop staat dat zijn pensioen overgedragen kan worden. Maar hij krijgt kennelijk geen bericht wanneer zijn pensioen ook daadwerkelijk overgedragen wordt, laat staan een berekening van hoe de overdrachtswaarde is vastgesteld. Toch kan het om bedragen van € 10.000 euro gaan. Kan de regering aangeven of zij het gewenst acht dat er een gestandaardiseerde berekening beschikbaar is van de waardeoverdracht?

Het wetsvoorstel geldt ook voor bestaande kleine aanspraken. Kan de regering nader toelichten waarom zij deze terugwerkende kracht rechtvaardig acht, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de D66-fractie vragen hoe, direct na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, bepaald wordt naar welk pensioenfonds de aanspraak van een deelnemer met een klein pensioen overgedragen wordt. Het kan immers zo zijn dat een deelnemer (kleine) aanspraken heeft bij meerdere fondsen. Naar welk fonds worden de aanspraken van deze deelnemer overgedragen? Kan de deelnemer dit zelf kiezen? Als automatisch overgedragen wordt naar het fonds of de fondsen waaraan de deelnemer op dit moment actief deelneemt, hoe wordt er dan mee omgegaan als de deelnemer op dit moment bij geen enkel fonds actief deelnemer is?

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de regeling klein pensioen. Hoe staat de regering tegenover het idee om een klein pensioen te gebruiken als financiële dekking om eerder te stoppen met werken? Is het mogelijk om de waarde van het klein pensioen niet over te dragen naar het huidige pensioenfonds en niet af te kopen, maar uit te laten keren in een korte (pre-pensioen) periode?

2.1 Probleemschets

De leden van de SP-fractie vragen de regering te reageren op het feit dat veel mensen hun pensioen niet ophalen zoals blijkt uit de artikelen uit het Algemeen Dagblad van 25 september 2017 met de titels «Ouderen vergeten pensioen» en «Ik wist niet dat je je moest melden». Welk deel van de geschatte € 350 miljoen zijn naar verwachting kleine pensioenen danwel hele kleine pensioenen? Vanaf welk bedrag wordt er intensiever gezocht door pensioenfondsen?

2.2 Regeling waardeoverdracht van kleine pensioenen

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een inschatting kan geven van de kosten voor pensioenuitvoerders die gemoeid zijn met het administreren van kleine pensioenen waar geen automatische waardeoverdracht voor mogelijk blijkt. Is de automatische waardeoverdracht verplicht voor pensioenuitvoerders die meedoen met dit systeem? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel pogingen tot automatische waardeoverdracht moet een pensioenuitvoerder verplicht uitvoeren? Wordt dit in de wet of per algemeen maatregel van bestuur vastgelegd, en in het geval van het laatste, waarom is daarvoor gekozen? Welke kosten zijn gemoeid met het herhaaldelijk (jaarlijks) opnieuw proberen te maken van een match? Waar zijn de kosten opgenomen van de «mislukte» matches, voor zowel de bestaande als nieuwe gevallen? Kan een pensioenuitvoerder na een X aantal pogingen zelf de afweging maken of verdere pogingen tot automatische waardeoverdracht nog kostenefficiënt zijn? Zo nee, hoe wordt hier het belang van de deelnemers van de pensioenuitvoerder mee gediend, aangezien de overige deelnemers in de pensioenregeling de kosten hiervoor moeten dragen?

In het wetsvoorstel lezen de leden van de VVD-fractie dat onderdekking van pensioenfondsen bij automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen geen beperkende factor is, door de relatief lage bedragen die hier voor pensioenuitvoerders per geval aan de orde zijn en doordat in de overdrachtswaarde met de onderdekking geen rekening wordt gehouden. Als een deelnemer zelf tot waardeoverdracht verzoekt, kan de overdragende pensioenuitvoerder dit weigeren op basis van een lage dekkingsgraad. Kan de regering nader toelichten waarom de voorwaarden wel gehandhaafd worden bij overdracht op verzoek van de deelnemer en niet in het geval dat de pensioenuitvoerder zelf kiest voor overdracht?

Kan de regering aangeven om hoeveel kleine pensioenen het zou kunnen gaan bij een voorbeeld pensioenfonds? En kan de regering in dit geval een cijfermatig inzicht geven wat er gebeurt bij een verplichte waardeoverdracht van klein pensioen bij een pensioenfonds waar verhoudingsgewijs veel kleine pensioenen zijn opgebouwd en er een dekkingsgraad van onder de 100% zou zijn?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er is gekozen om wettelijk vast te stellen dat de eerste poging tot automatische waardeoverdracht binnen een jaar ondernomen moet worden, gelet op het feit dat de regering aangeeft dat de overdracht niet te snel moet gebeuren. Wat is naar schatting van de regering het slagingspercentage van de waardeoverdracht binnen een jaar? Kan de regering uitgebreid toelichten waarom er niet wordt vastgehouden aan de wachttijd van twee jaar waarin pensioendeelnemers de tijd hebben om zelf een verzoek tot waardeoverdracht in te dienen, eventueel naar een pensioenfonds waar ze eerder al een pensioenaanspraak hebben opgebouwd? Dit zou de keuzevrijheid van pensioendeelnemers vergroten. De overdracht naar de volgende pensioenuitvoerder is tenslotte niet in alle gevallen het meest gewenst. De regering stelt dat door tussenkomst van de deelnemer de efficiencywinst grotendeels teniet wordt gedaan, waardoor waardeoverdracht minder vaak zal plaatsvinden. Kan de regering een cijfermatige onderbouwing geven van de mogelijke verloren efficiencywinst als de deelnemer wel de keuze krijgt naar welke pensioenuitvoerder zijn of haar kleine pensioen wordt overgedragen? Kan de regering nader toelichten hoe het belang van de deelnemer zich verhoudt tot het aan de deelnemer onthouden van de keuze of een klein pensioen naar een volgende of vorige pensioenuitvoerder wordt overgedragen? Kan de regering cijfermatig onderbouwen wat de kosten voor een dergelijke bedenktijd van twee jaar zouden zijn?

Kan de regering toelichten aan wat voor regels zij denkt om een gefaseerde aanpak voor automatische waardeoverdracht te bewerkstelligen voor bestaande kleine pensioenen? Wanneer wordt de algemene maatregel van bestuur die dit regelt verwacht? De leden van de VVD-fractie zullen bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel het initiatief nemen tot het introduceren van een voorhangbepaling voor de algemene maatregel van bestuur. Wordt er bij de waardeoverdracht van bestaande kleine pensioenen rekening gehouden met een te lage dekkingsgraad van sommige pensioenfondsen? In de memorie van toelichting valt te lezen dat afkoop van kleine pensioenen tienduizenden keren voor komt, met zeer grote aantallen in bepaalde sectoren. Kan de regering in beeld brengen wat de financiële gevolgen voor pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 100% zijn, als alle bestaande kleine pensioenen zouden worden overgedragen en specifiek ingaan op een pensioenfonds waar kleine pensioenen in zeer grote aantallen voorkomt? En kan de regering ingaan op wat de gevolgen voor de deelnemers zijn die achterblijven als kleine pensioenen automatisch worden overgedragen bij een pensioenfonds met een lage dekkingsgraad (minder dan 100%)? Zo nee, welke informatie heeft zij hiervoor nodig en wanneer verwacht zij hierover te beschikken?

Op basis van welke argumenten verwacht de regering dat een systeem van automatische waardeoverdracht kleine pensioenen geen grote gevolgen zal hebben voor de vermogenspositie van pensioenfondsen?

Kan de regering een uitgebreide toelichting geven waarom de regeling op voorhand niet geldt voor de netto-pensioenregeling en het partner- of wezenpensioen of partnerpensioen bij scheiding? Wat zijn de gevolgen van deze keuze voor deze groepen?

De leden van de PVV-fractie vragen de regering uitgebreider toe te lichten hoe de keuzevrijheid van de pensioendeelnemer is geborgd bij het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie lezen dat ook in geval van onderdekking waardeoverdracht plaats zal vinden. Op dit moment is waardeoverdracht tussen fondsen niet mogelijk als één of beide fondsen in onderdekking verkeren. De Nederlandsche Bank (DNB) geeft aan dat «bulkoverdrachten» tot ongewilde financiële consequenties kunnen leiden. Wat voor gevolgen heeft het voor een fonds in onderdekking als daar in een kleine periode, bijvoorbeeld na invoering van dit wetsvoorstel, een groot aantal aanspraken wordt overgedragen naar een ander fonds? En wat heeft het voor gevolgen voor de deelnemers? Kan de regering deze vragen ook beantwoorden voor het geval waarbij een fonds in onderdekking een groot aantal inkomende overdrachten te verwerken krijgt in een korte periode? Zijn berekeningen gemaakt voor de fondsen met veel kleine aanspraken wat voor gevolgen de inwerkingtreding van het wetsvoorstel zou hebben? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen en een nadere duiding geven?

De leden van de D66-fractie concluderen dat deelnemers een keuzemogelijkheid die nu bestaat, namelijk de mogelijkheid tot afkoop, verliezen. Hoewel het voordeel van het wetsvoorstel is dat ingelegd pensioen haar pensioenbestemming behoudt, kan dit voor veel deelnemers toch voelen als een nadeel. De deelnemer verliest immers invloed op de bestemming van de middelen op korte termijn. In de huidige situatie zou een deelnemer met het vrijgevallen pensioengeld zelf beleggingskeuzes kunnen maken of simpelweg extra kunnen consumeren. Is de regering met de leden van de D66-fractie van mening dat een deel van de deelnemers niet blij zal zijn met deze wetswijziging? Op welke manier zal hierover worden gecommuniceerd? Ligt deze verantwoordelijkheid bij de fondsen, of ziet de regering ook een taak voor de rijksoverheid? Is het met betrekking tot de automatische overdracht een optie om deelnemers een keuze te geven, waarbij bij niet-reageren de nuloptie is dat waardeoverdracht plaatsvindt? Met andere woorden, is het mogelijk een opt-out in te bouwen in de wet? Is onderzocht hoeveel meerkosten dit met zich meebrengt? Zo ja, kan de regering dit specificeren?

De leden van de D66-fractie lezen dat zowel DNB, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) als de Raad van State graag de mogelijkheid van afkoop willen behouden als terugvaloptie wanneer meerdere pogingen tot overdracht niet slagen. Is de regering bereid deze mogelijkheid te laten bestaan?

De leden van de D66-fractie lezen dat het Pensioenfonds Horeca & Catering (PH&C) heeft aangegeven meer tijd, namelijk twee jaar, nodig te hebben voor de overdracht van kleine pensioenen dan de regering voorstelt. PH&C geeft onder meer aan dat veel «slapers» na een tijd weer actief deelnemer worden, en dat er tijd overheen gaat voor informatie over het niet meer actief zijn van een deelnemer het pensioenfonds via de loonaangifteketen bereikt. De leden van de D66-fractie vragen om een reactie op deze argumenten van PH&C voor het verlengen van de termijn, en een motivatie voor het kiezen van een termijn voor één jaar. PH&C is één van de fondsen met een grote concentratie van kleine pensioenen.

De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt omgegaan met een werknemer die langdurig in het flexibele segment van de arbeidsmarkt verkeert. Hoe gaat de clustering van kleine pensioenaanspraken precies? Is het laatste pensioenfonds leidend of het langstdurende pensioenfonds?

De leden van de SP-fractie vrezen dat de optelsom van veel kleine aanspraken toch grote financiële gevolgen kan hebben. Kan de regering aangeven wanneer zij de financiële gevolgen voor de uitvoerders in beeld heeft gebracht? Kan er op zijn minst een schatting van worden gegeven bij de beantwoording van deze vragen?

2.3 Extra taak pensioenregister

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven of de voorziene inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2018 haalbaar is voor alle artikelen van de wet? Zo ja, hoe weegt de regering de waarschuwing van de Pensioenfederatie dat pensioenuitvoerders een jaar nodig zullen hebben om hun administratieve systemen en communicatie met deelnemers gereed te maken voor automatische waardeoverdracht? Wat is de actuele stand van zaken wat betreft de transitie van het pensioenregister naar een nieuwe uitvoeringsorganisatie en wat betekent dit voor de mogelijkheden van uitvoering van het voorliggende voorstel door het pensioenregister? Zo nee, voor welke artikelen voorziet de regering mogelijkerwijs een latere inwerkingtreding en wat zijn hier de gevolgen van voor de uitvoering van de wet?

De leden van de D66-fractie lezen dat het pensioenregister een sleutelrol vervult om de overdrachten tot een succes te maken. In antwoord op eerdere schriftelijke vragen die betrekking hadden op het pensioenregister heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat het pensioenregister qua capaciteit voor het ontwikkelen van nieuwe functies prioriteit geeft aan de wettelijke vereisten (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 794). In hoeverre is er capaciteit bij het pensioenregister aanwezig om de uitbreidingen die nodig zijn om dit wetsvoorstel tot een succes te maken? In hoeverre is uitbreiding van de capaciteit nodig? Hoe hoog zijn de kosten die hiermee gemoeid zijn?

2.4 Aandachtspunten voor de evaluatie na drie jaar

De leden van de D66-fractie hechten in algemene zin aan de evaluatie van wetten. In dit specifieke geval zal er in de eerste periode sprake zijn van een «big bang», aangezien de reeds opgebouwde kleine pensioenaanspraken in een kleine periode overgedragen zullen worden. De leden van de D66-fractie vragen in de evaluatie rekening te houden met deze speciale eerste periode.

3. Regeling heel klein pensioen

In het wetsvoorstel lezen de leden van de VVD-fractie dat aanspraken die leiden tot een uitkering vanaf de pensioendatum van minder dan bruto € 2 per jaar of € 0,17 per maand komen te vervallen. Hoeveel hele kleine pensioenaanspraken zijn er op dit moment in totaal volgens deze definitie? Wordt deze grens geïndexeerd? Zo ja, wat gebeurt er met pensioenen die door de indexatie van het grensbedrag onder de definitie van hele kleine pensioenen komen te vallen? Zijn pensioenuitvoerders die meedoen aan het systeem van automatische waardeoverdracht verplicht om hele kleine pensioenaanspraken te laten vervallen? Mogen pensioenuitvoerders die niet meedoen aan het systeem van automatische waardeoverdracht dit ook? Kan de regering cijfermatig onderbouwen wat de kosten zouden zijn als deelnemers gedurende twee jaar na uittreding uit een pensioenregeling de mogelijkheid behouden om de waarde van hele kleine pensioenaanspraken over te dragen naar een pensioenfonds waar zij op dat moment of in het verleden een grotere aanspraak hebben opgebouwd? Kan de regering met cijfers onderbouwen hoe groot het kostenvoordeel is dat teniet wordt gedaan wanneer een wachttijd van twee jaar wordt ingebouwd voor het vervallen van zeer kleine pensioenen?

Heeft de regering overwogen om een heel klein pensioen na beëindiging van de opbouw, de opgebouwde aanspraak automatisch af te kopen, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de overwegingen geweest om dit niet op te nemen?

Kan de regering aangeven of het gestelde in de memorie van toelichting dat er geen fiscale gevolgen voor deelnemer of gewezen deelnemer zijn juist is? De leden van de VVD-fractie wijzen er op dat in de Pensioenwet de definitie van afkoop wordt aangepast, maar de fiscaliteit kent een eigen regime. In de Wet op de loonbelasting 1964 is opgenomen dat zodra een aanspraak ingevolge een pensioenregeling niet meer als zodanig is aan te merken de aanspraak meteen belast is. Uit jurisprudentie blijkt dat als een aanspraak gedeeltelijk niet aan de voorwaarde voldoet de gehele aanspraak belast is. Graag een toelichting op het gestelde.

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat bij een pensioen van minder dan € 2 per jaar de kosten niet opwegen tegen de hoogte van het pensioen. De regering stelt nu voor dat deze pensioenen komen te vervallen. Waarom worden deze pensioenen niet automatisch afgekocht (al dan niet via de werkgever)? Ook al is het een zeer klein pensioen, het is wel eigendom van de deelnemer. Dit geldt des te meer nu de regering schrijft dat «veel mensen bij meerdere fondsen hele kleine pensioenen» hebben.

De leden van de CDA-fractie lezen dat deelnemers een stopbrief krijgen en dat in de stopbrief staat dat het pensioen heel klein is en dus vervalt. Deze leden denken dat dit een brief is die bij sommige deelnemers de wenkbrauwen zal doen fronsen en enkele deelnemers echt kwaad zal maken. Die zien dat ze een pensioenrecht hadden dat zeg € 40 euro waard was, dat dat recht vervalt en dat ze daar niets aan kunnen doen.

In de berekeningen van de regering is de besparing van het niet uitbetalen van het pensioen minimaal ten opzichte de bespaarde administratieve lasten. Waarom is er dan niet voor gekozen dat deze mensen de afkoopsom gewoon gestort krijgen op hun bankrekening en dat de Staatssecretaris van Financiën goedkeurt dat dit verder geen fiscale gevolgen heeft?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering ook nader te motiveren waarom gekozen is voor de grens van € 2? Waarom niet € 3 of de gemiddelde kostprijs van het administreren? Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat dit een willekeurig gekozen bedrag is en het lijkt wel alsof de regering een knop aanbrengt waar dan later aan gedraaid zou kunnen worden door de grens omhoog te brengen. Kan de regering tevens aangeven waarom de regeling facultatief is voor pensioenuitvoerders, als de kosten van deze zeer kleine pensioenen «in geen verhouding staan tot het materiele belang voor de deelnemer»?

Bestaande hele kleine pensioenen mogen vervallen, mits dit in overeenstemming is met de evenwichtige belangenafweging. Wanneer is hier sprake van, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Aan het vervallen van de hele kleine aanspraak zijn volgens de regering geen fiscale gevolgen voor de deelnemer verbonden. Kan de regering dit nader toelichten? En kan de regering daarbij tevens ingaan op het negatief loon en de werking van de omkeerregel?

Kan de regering uitgebreider motiveren waarom niet gekozen is voor het alternatief van restitutie van premies bij deelnemers die zeer kort (bijvoorbeeld korter dan een jaar) deelnemen aan een pensioenregeling?

De leden van de D66-fractie vragen een nadere toelichting op het verschil in behandeling tussen bestaande heel kleine pensioenaanspraken en na inwerkingtreding van het wetsvoorstel te ontstane hele kleine pensioenaanspraken. Waarom is er voor gekozen om de laatste categorie van rechtswege te laten vervallen, terwijl de bestaande aanspraken pas dan vervallen wanneer het pensioenfonds daartoe besluit? Welke risico’s brengt dit mee voor het fonds?

Voorts vragen de leden van de D66-fractie een nadere onderbouwing van het voorstel om hele kleine pensioenen te laten vervallen. Hoeveel zijn de meerkosten van het laten uitbetalen van deze aanspraken ten opzichte van het laten vervallen? Zijn meerkosten de belangrijkste overweging om een onderscheid te maken tussen hele kleine pensioenen (laten vervallen) en kleine pensioenen (overdragen)?

De leden van de D66-fractie vragen ook naar een risicoinschatting voor de staat met betrekking tot het van rechtswege laten vervallen van nieuw te ontstane hele kleine pensioenaanspraken. In hoeverre is dit risico gemitigeerd? Is het risico voor de staat bij nieuwe aanspraken anders dan voor een individueel pensioenfonds bij bestaande aanspraken? Zo ja, waarom?

De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de regeling heel klein pensioen. Is het mogelijk dat een deelnemer heel veel kleine pensioenen heeft opgebouwd en de optelsom van al die hele kleine pensioenen een redelijk pensioen oplevert? Zo ja, waarom is het niet mogelijk om de hele kleine pensioenen te clusteren alvorens tot verval over te gaan?

3.1 Mobiliteitsrichtlijn

Het wetsvoorstel voorziet in een uitzondering voor het laten vervallen van zeer kleine pensioenaanspraken wanneer deelnemers bij de pensioenuitvoerder melden dat zij naar het buitenland verhuizen, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan de regering uitgebreid toelichten waarom een deelnemer die naar het buitenland verhuist in een betere positie zou moeten verkeren dan een deelnemer die in Nederland blijft wonen? Waarom wordt het in dat geval wel proportioneel geacht dat de kosten voor het administreren van het zeer kleine pensioen ten laste komen van de overige deelnemers aan de pensioenregeling? Vervalt de zeer kleine aanspraak bij terugkomst in Nederland alsnog? Zo ja, hoe wordt de pensioenuitvoerder hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?

4. Collectieve waardeoverdracht en bezwaarrecht bij aanpassing aan fiscale pensioenrichtleeftijd

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel uitvoeringskosten er worden bespaard door de aanpassing van het individuele bezwaarrecht. Hoe vaak werd er gebruik gemaakt van het individuele bezwaarrecht? Welke overwegingen worden hiervoor gegeven? Is het terugconverteren mogelijk bij de omzetting van tijdelijk ouderdomspensioen? Zo nee, is het individuele bezwaarrecht in dat geval van toepassing?

Het wetsvoorstel regelt dat het individuele bezwaarrecht komt te vervallen bij collectieve herrekening van de pensioenleeftijd bij kleine pensioenen. De leden van de CDA-fractie vragen of deze wijziging inhoudt dat opgebouwde aanspraken zonder instemming van de werknemer aangepast kunnen worden. Zo ja, kan de regering aangeven waarom de administratieve vereenvoudiging hier zwaarder weegt dan de rechtspositie van deelnemers? Immers voor individuele vervroeging van de pensioenleeftijd worden andere factoren gebruikt dan voor het collectief uitstellen van aanspraken naar een latere leeftijd. De leden van de CDA-fractie vrezen dat dit deelnemers direct in hun inkomen treft, aangezien de gemiddelde uittreedleeftijd nog altijd onder de 65 jaar ligt. Deze leden verzoeken de regering nader in te gaan op de rechtvaardigheid van de maatregel en de individuele inkomensgevolgen.

Dit deel van het wetsvoorstel lijkt ook vooral geschreven vanuit het gemak van het pensioenfonds en niet van de deelnemer. Want hier wordt een recht ingeperkt, zonder een duidelijke analyse welke rechten waarvoor zijn opgetuigd, zo menen de leden van de CDA-fractie. Daarom verzoeken deze leden de regering te reflecteren op de casus van een deelnemer die eerder met pensioen wil en een deel van zijn pensioenaanspraken wil gebruiken om het gat op te vullen dat hij als kostwinner heeft door het vervallen van de AOW-partnertoeslag. Kan de regering regelen dat hij te allen tijde een deel van zijn pensioengeld kan gebruiken om specifiek dat gat te vullen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of het werken met één pensioenleeftijd werkbaar is wanneer deze gekoppeld is met de levensverwachting.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering een voorbeeld kan geven waarbij het uiteindelijke pensioenresultaat van een deelnemer leidt tot een verschil ten opzichte van de situatie dat omzettingen van de pensioenleeftijd niet hadden plaatsgevonden?

5. Regeldruk

De leden van de PVV-fractie vragen de regering met cijfers te onderbouwen hoe de efficiencywinst is opgebouwd.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de kosten per handeling bij bedrijfstakpensioenfondsen veel lager zijn dan bij ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars (tabel 2)? Wat waren de beweegredenen van een aantal grote fondsen om niet mee te zullen doen aan het nieuwe systeem? Wat voor gevolgen heeft dit besluit voor deze fondsen en voor het systeem?

5.1 Evaluatie

De leden van de PVV-fractie vragen de regering waarom zij heeft gekozen voor een evaluatiemoment na drie jaar (en niet een eerder moment).

5.2 Regeling heel klein pensioen

De leden van de PVV-fractie vragen de regering waarom de invoering reeds in 2018 gepland is en of dit pensioenuitvoerders in staat stelt alle veranderingen tijdig te implementeren

De leden van de PVV-fractie vragen voorts waarom de regering ervoor heeft gekozen om bestaande en nieuwe kleine pensioenen niet gelijk te laten lopen met de inwerkingtreding van de waardeoverdracht. Voorts vragen de leden van de PVV-fractie wat de consequenties zouden zijn van het gelijk laten lopen van zowel bestaande als nieuwe kleine pensioenen bij de inwerkingtreding van de bepalingen over automatische waardeoverdracht.

De leden van de D66-fractie hebben de vraagtekens die de Raad van State zet bij de fiscale behandeling bij het vervallen van het hele kleine pensioen («kruimelpensioen») met interesse gelezen. Zij zien graag nader toegelicht welke financiële gevolgen de voorgestelde behandeling heeft voor de staat. Klopt het dat, omdat de hele kleine pensioenen vervallen aan de collectieve pot, deze middelen via de uitkering aan andere deelnemers alsnog belast worden? Ook vragen zij te reageren op het voorstel van de Raad van State om een wachttijd voor het laten vervallen van de hele kleine pensioenen te introduceren, om zo de aanspraken van deelnemers te beschermen. Hoe beoordeelt de regering deze suggestie?

De leden van de SP-fractie vragen of een deelnemer nog acties kan ondernemen als de deelnemer niet wilt dat de hele kleine afspraken vervallen? Zo ja, welke acties kan de deelnemer nemen? Zo nee, waarom niet?

6. Toetsen

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering de uitvoeringstoets van de Belastingdienst niet heeft meegestuurd met het wetsvoorstel. Heeft de Belastingdienst een uitvoeringstoets gedaan en zo ja, kan de regering de reactie van de Belastingdienst aan de Kamer doen toekomen?

De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering de adviezen van de Raad van State en DNB naast zich neerlegt wanneer het gaat over een te treffen voorziening voor eenzijdige afkoop waarin de automatische waardeoverdracht na een voorgeschreven aantal pogingen niet is geslaagd. Waarom wordt er niet voor gekozen om juist bij de evaluatie te bezien om hoeveel gevallen het gaat en de nog op te stellen voorziening eventueel te schrappen?

7. Bijlage 1 Problematiek in cijfers

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de cijfers. Kan de regering aangeven hoeveel kleine pensioenen van de 9,2 miljoen «slapers» zijn?

De fungerend voorzitter van de commissie, Bosman

Adjunct-griffier van de commissie, Haveman

Naar boven