34 765 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met waardeoverdracht van klein pensioen en enige andere wijzigingen inzake waardeoverdracht (Wet waardeoverdracht klein pensioen)

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2017

Tijdens de behandeling van de Wet waardeoverdracht klein pensioen op dinsdag 7 november jl. in uw Kamer (Handelingen II 2016/17, nr. 18, Debat waardeoverdracht klein pensioen), heb ik toegezegd om voorafgaand aan de stemmingen een brief te sturen over een aantal onderwerpen.

Heel klein pensioen

Bij de heel kleine pensioenen gaat het om bedragen die leiden tot een uitkering van minder dan € 2 bruto per jaar of € 0,17 per maand. Het bedrag van een heel kleine pensioenaanspraak is van veel factoren afhankelijk, zoals het aantal deelnemingsjaren, de leeftijd en de rente. Uitgaande van een gemiddelde levensverwachting van 18 jaar op pensioendatum kan dit bedrag oplopen tot circa € 40. Vaak zal het bedrag echter vele malen lager zijn, afhankelijk van de persoonlijke situatie. Ter illustratie: het kan ook gaan om een bedrag lager dan € 1, bijvoorbeeld opgebouwd gedurende een dag vakantiewerk.

Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel zijn verschillende alternatieven voor het vervallen van heel kleine pensioenaanspraken, zoals waardeoverdracht of afkoop, de revue gepasseerd. Pensioenuitvoerders doen op dit moment al veel moeite om mensen bij het einde van de deelneming te wijzen op de (bestaande) mogelijkheid van individuele waardeoverdracht. Zeer weinig mensen maken daar gebruik van voor een heel klein pensioen. Twee jaar na einde van de deelneming kan de pensioenuitvoerder het heel kleine pensioen ook afkopen. Uit de huidige praktijk blijkt echter dat mensen vaak niet reageren op afkoopbrieven (of daar zelfs door geïrriteerd raken als het om heel kleine bedragen gaat), waardoor een poging tot afkoop lang niet altijd slaagt. Het kleine wordt dus niet altijd geëerd, om het met de woorden van de heer Omtzigt te zeggen.

Met het aanhouden van de heel kleine pensioenaanspraken in de administratie en het overdragen of afkopen van heel kleine pensioenaanspraken zijn onevenredig hoge kosten gemoeid. Voor de volledigheid verwijs ik daarvoor naar de onderstaande tabel uit de memorie van toelichting (Kamerstuk 34 765, nr. 3, p. 18).

Handeling

Kosten per handeling

Geslaagde afkoop bedrijfstakpensioenfondsen

€ 15–20

Geslaagde afkoop ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars

€ 100

Administratiekosten slapersaanspraak

€ 5–45 per jaar

Het overgrote deel zit bij de bedrijfstakpensioenfondsen, de kosten liggen hier rond € 5–10 per jaar per aanspraak.

Handmatige waardeoverdracht

€ 40–100, uitschieters naar € 400

Geautomatiseerde waardeoverdracht via WOW

< € 40

Nieuwe geautomatiseerde waardeoverdracht

Blijkt bij evaluatie, verwachting lager dan afkoop

Alle pensioenaanspraken, ongeacht de hoogte van het bedrag, worden op dezelfde zorgvuldige wijze behandeld bij waardeoverdracht of afkoop en dat heeft kosten tot gevolg. Hoe kleiner de pensioenaanspraak, hoe minder de kosten daartoe in verhouding staan. De afweging tussen het materiële belang van de heel kleine bedragen en de onevenredig hoge kosten heeft geleid tot het voorstel om de heel kleine pensioenaanspraken te laten vervallen. Uw Kamer heeft begrip voor deze afweging, zo heb ik in het debat kunnen constateren.

Het debat gehoord hebbend, voel ik mij door de Kamer gesteund om vast te houden aan het op termijn en op zorgvuldige wijze laten vervallen van de heel kleine pensioenaanspraken. Ik wil daarbij wel tegemoet komen aan het pleidooi van uw Kamer voor een laatste poging om het heel kleine pensioen bij de betreffende mensen te krijgen. Uw Kamer denkt daarbij aan een «laatstekansbrief» van de pensioenuitvoerder, zodat een heel klein pensioen alsnog kan worden afgekocht. Daarbij moeten wel de kosten die daaruit voortvloeien scherp in het oog worden gehouden omdat die anders weer ten nadele van het collectief komen, zoals onder meer mevrouw Lodders heeft opgemerkt. Daarbij merk ik op dat – aangezien gebruik kan worden gemaakt van de bestaande afkoopmogelijkheid van artikel 66 van de Pensioenwet – hierover geen revisierente verschuldigd is. Wel zal over het afkoopbedrag – net als nu al het geval is – inkomstenbelasting verschuldigd zijn.

Ik heb goed geluisterd naar de verschillende wensen van uw Kamer. Alles overwegende stel ik voor om daar als volgt aan tegemoet te komen:

  • 1. Het onderdeel «heel klein pensioen» van het wetsvoorstel zal later in werking treden, namelijk op 1 januari 2019. Op die manier is er voldoende tijd voor een eenmalige «opschoonactie» bij pensioenuitvoerders. Het tijdstip van inwerkingtreding zal worden vastgelegd in het inwerkingtredingsbesluit.

  • 2. Voor de eenmalige «opschoonactie» denk ik aan het volgende. In de periode tot 1 januari 2019 kunnen deelnemers gebruikmaken van de mogelijkheid van individuele waardeoverdracht en pensioenuitvoerders van het recht op afkoop. De deelnemers kunnen hierop gewezen worden door de rijksoverheid en pensioenuitvoerders. Dit kan in de vorm van een algemene campagne of op de persoon toegesneden informatieverstrekking. Ik zal daarover nadere afspraken maken met de pensioensector.

  • 3. Pensioenuitvoerders kunnen op termijn overwegen om ook voor de bestaande heel kleine pensioenen eenmalig een poging tot automatische waardeoverdracht te doen, alvorens de heel kleine pensioenaanspraken te laten vervallen.

Inzicht in overdrachtswaarde

De heer Omtzigt (CDA) heeft vragen gesteld over de waarborgen voor de deelnemers. Per motie (Kamerstuk 34 765, nr. 16) verzoekt hij de regering ervoor te zorgen dat deelnemers het recht hebben om de achterliggende berekeningen van de waarde van de kleine pensioenaanspraak die wordt overgedragen binnen twee weken op verzoek te ontvangen.

In de Pensioenwet en bijbehorende lagere regelgeving is vastgelegd hoe pensioenuitvoerders de overdrachtswaarde bij een waardeoverdracht moeten berekenen1. Omdat pensioenregelingen onderling verschillen, verandert de aanspraak als de waarde ervan van de ene pensioenuitvoerder naar de andere pensioenuitvoerder wordt overgedragen. Voor de deelnemer is het belangrijk dat hij van de nieuwe uitvoerder een toezegging krijgt waarvan de actuariële waarde gelijk is aan de toezegging die hij bij zijn oude uitvoerder had. Dit is wettelijk geregeld.

De verwachting is dat pensioenuitvoerders in de praktijk welwillend zullen omgaan met verzoeken van deelnemers die deze berekeningen opvragen. Ik kan mij niet voorstellen dat een pensioenuitvoerder geen gehoor geeft aan een dergelijk verzoek van een deelnemer. Pensioenuitvoerders hebben het belang van de deelnemers centraal staan en maken bijvoorbeeld op verzoek ook proefberekeningen bij echtscheiding. Ik wijs er op dat het gaat om een ingewikkelde berekening aan de hand van een formule in lagere regelgeving. Het is de vraag of deelnemers die uitwerking kunnen toetsen.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is al aangegeven dat in lagere regelgeving vastgelegd zal worden dat de deelnemer bij einde deelneming via de stopbrief geïnformeerd wordt over de waardeoverdracht. Om transparantie op het punt van inzicht in de overdrachtswaarde te waarborgen en gelet op de betreffende motie nr. 16 van de heer Omtzigt, zal ik tevens in de lagere regelgeving, op basis van artikel 70a, zesde lid, van het wetsvoorstel, opnemen dat een pensioenuitvoerder op verzoek de achterliggende berekeningen van de overdrachtswaarde van de kleine pensioenaanspraak bij automatische waardeoverdracht dient te verstrekken. Het conceptbesluit treft u in de bijlage aan (zie ook hierna onder «Voorhangbepaling»)2.

Voorhangbepaling

Mevrouw Lodders (VVD) heeft een amendement ingediend over een voorhangbepaling ten aanzien van communicatie (Kamerstuk 34 765, nr. 9). Ik heb dit amendement ontraden omdat ik het een zwaar instrument vind. Ik heb toegezegd uw Kamer te informeren over de betreffende communicatiebepalingen in het besluit. Als bijlage bij deze brief vindt U het complete conceptbesluit dat momenteel ter toets voorligt bij de diverse toezichthouders (waarin het bovengenoemde punt over inzicht in de overdrachtswaarde is toegevoegd in artikel 17e, zevende lid). Het besluit is in nauwe samenspraak met de pensioensector tot stand gekomen ten behoeve van een goede uitvoeringspraktijk.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Op grond van artikel 71, vierde lid en (het nieuwe) artikel 70a, derde lid Pensioenwet waarborgt de ontvangende pensioenuitvoerder dat de actuariële waarde van de door de deelnemer te verwerven pensioenaanspraken ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende waarde van de over te dragen pensioenaanspraken. Op grond van artikel 25 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is de overdrachtswaarde van pensioenaanspraken ten minste gelijk aan de contante waarde van de over te dragen pensioenaanspraken op de overdrachtsdatum en wordt berekend op basis van het standaardtarief. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op waardeoverdracht van kleine pensioenaanspraken op grond van (het nieuwe) artikel 17e, zesde lid van het hiervoor genoemde Besluit. Het standaardtarief wordt berekend op basis van marktwaardering. In de artikelen 18 en 19 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling staat omschreven hoe de berekeningen van het standaardtarief en de pensioenaanspraken geschieden. Voor de formules verwijs ik naar artikel 2 in bijlage 2 van de hiervoor genoemde Regeling.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven