34 741 Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het pseudonimiseren van het persoonsgebonden nummer van een onderwijsdeelnemer ten behoeve van het bieden van voorzieningen in het kader van het onderwijs en de begeleiding van onderwijsdeelnemers

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 7 november 2017

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij achten het van belang dat een eenvoudigere, minder privacygevoelige mogelijkheid wordt gecreëerd om leerlingen toegang te geven tot digitale leermiddelen. Genoemde leden hebben enkele vragen. De leden van de fracties van SP, GroenLinks en de PvdA sluiten zich bij deze vragen aan.

Het is een feit van algemene bekendheid dat scholen en gemeenten niet of onvoldoende aan de voor hen toepasselijke privacywetgeving voldoen. Toch heeft de regering tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer de verwachting uitgesproken dat gemeenten en scholen ook na invoering van de onderhavige wetswijziging in staat zullen zijn om te voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming die op 25 mei 2018 in werking treedt. Waarop baseert de regering zich bij deze verwachting? Kan de regering in dit verband aangeven op welke criteria gemonitord en geëvalueerd gaat worden? Kan de regering een tijdige signalering garanderen als scholen en leveranciers ondanks deze wet onvoldoende zouden gaan werken via het pseudoniem? Hoe zal de regering in voorkomend geval ingrijpen?

De regering heeft als reactie op het commentaar van de Raad van State een vijfjaarlijkse wetsevaluatie aangekondigd. Daarnaast heeft de regering een motie van de Tweede Kamer (nr. 7 van het lid Westerveld van 4 oktober 2017) overgenomen, waarin wordt opgeroepen om bovenop de vijfjaarlijkse evaluatie ook nog jaarlijks een stand van zaken-overzicht te geven over de implementatie van deze wet en om hierbij de bescherming van persoonsgegevens van alle onderwijsdeelnemers te betrekken, alsmede de ontwikkelingen die op dit vlak hebben plaatsgevonden en hoe hierop wordt ingespeeld. Wat was de reden van de regering om genoemde motie over te nemen? Acht de regering deze veelheid aan evaluatiemomenten en -criteria proportioneel? Welke inspanning zal ter zake worden gevergd van veldpartijen en departement? Wat zijn de geraamde kosten van implementatie van deze wet en wat zijn de kosten van de evaluaties, inclusief de kosten voor de instellingen?

De leden van de VVD-fractie achten het van belang dat de wijze van pseudonimiseren, dus de techniek die in het kader van de uitvoering van dit wetsvoorstel wordt toegepast, ook leidt tot de nodige digitale veiligheid. Kan de regering hierop ingaan? Hoe weet de regering dat de toegepaste technieken om tot pseudonimiseren te komen sterk genoeg zijn? Hoe gemakkelijk is het om op basis van de gepseudonimiseerde gegevens tot de werkelijke identiteitsgegevens te komen?

De regering voorziet implementatie per schooljaar 2018/2019. Voorkomen moet worden dat leerlingen in het nieuwe schooljaar gedupeerd worden door een mogelijk gebrekkige toegang tot digitale leermiddelen doordat systemen moeten worden aangepast. Op grond waarvan meent de regering dat invoering inclusief proeftesten in genoemd schooljaar voor de betrokken instellingen uitvoerbaar is?

De Onderwijsraad heeft aanbevolen dat er standaarden komen voor digitale veiligheid op scholen. De regering heeft in een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer toegezegd hierover te overleggen met de PO-raad en VO-raad. Inmiddels is een convenant gesloten tussen sectororganisaties en leveranciers en is een standaard voor digitale beveiliging ontwikkeld. Kan de regering aangeven of, en zo ja, op grond waarvan zij deze standaard voldoende acht en hoe het inmiddels staat met de uitwerking ervan met het oog op haalbaarheid van invoering per schooljaar 2018/2019?

In het kader van consistentie van beleid zouden de leden van de VVD-fractie graag van de regering vernemen hoe de in dit wetsvoorstel voorgestelde regeling zich verhoudt tot de wijze waarop een en ander is geregeld in de andere onderwijssectoren. Genoemde leden hebben vernomen dat de problematiek ook speelt rond Studielink en brancherapportages voor bijvoorbeeld Vereniging Hogescholen en MBO-Raad. Persoonsgegevens zijn daar niet inzichtelijk, terwijl informatie op brancheniveau wel geëvalueerd moet kunnen worden. Genoemde leden hebben begrepen dat daar momenteel de methode van omnummeren wordt gebruikt. Overweegt de regering om de systematiek voor alle onderwijssectoren gelijk te trekken?

Om de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel te kunnen beoordelen hebben de leden van de VVD-fractie behoefte aan nader inzicht in de financieringsafspraken over de digitale infrastructuur. In het hoger onderwijs kwam tot dit jaar het gebruik voor digitale voorzieningen, zoals DigiD en mijnoverheid.nl, voor rekening van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De kosten daarvan zijn echter door de toenemende digitalisering van de dienstverlening zo gestegen, dat in de ministerraad besloten is deze, vooruitlopend op de Wet generieke digitale infrastructuur, per 1 januari 2018 te gaan doorbelasten aan de eindgebruikers, via een prijs per tik (in het geval van DigiD is een tik dan een login bij DigiD). Dit besluit is recent uitgewerkt en er is een prijs vastgesteld, zo hebben genoemde leden vernomen. Het betekent dat OCW jaarlijks een rekening ontvangt voor het aantal DigiD-logins bij DUO, die dus worden berekend op basis van een p*q (aantal logins keer prijs). Graag vernemen de leden van de VVD-fractie of dit juist is. Gaat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op zijn beurt deze kosten doorberekenen aan de instellingen? Zo ja, hoe hoog worden deze kosten dan voor de individuele instellingen? Is bij de uitvoering van het onderhavige wetsvoorstel ook een dergelijk kostenbeslag te verwachten? Zo ja, welk kostenbeslag is hier dan voor de individuele instellingen mee gemoeid? Wat betekent dit voor de totale kosten van invoering van onderhavige wetswijziging?

De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Vries-Leggedoor

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), De Vries-Leggedoor (CDA) (voorzitter), Ganzevoort (GL), Martens (CDA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Gerkens (SP), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Köhler (SP), Nooren (PvdA), Pijlman (D66), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Schnabel (D66) (vice-voorzitter), Bikker (CU), Klip-Martin (VVD), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV)

Naar boven