34 666 Wijziging van de Wet ruimtelijke ordening en de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (afschaffing actualiseringsplicht bestemmingsplannen en beheersverordeningen)

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING1

Vastgesteld 13 maart 2018

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben nog een aantal vragen.

In de memorie van toelichting schrijft de regering dat zij met het wetsvoorstel wil voorkomen dat een grote hoeveelheid bestemmingsplannen moet worden geactualiseerd, terwijl die kort daarna opnieuw – als onderdeel van de grootschalige ombouw en samenvoeging – omgevormd moeten worden tot één omgevingsplan.2 Heeft de regering dan nu reeds informatie over de mate waarin gemeenten van plan zijn massaal over te schakelen, en thans voorbereiding treffen voor een snelle herziening, gelet op het feit dat het – interactief – opstellen van een omgevingsvisie en omgevingsplan een jarenlange doorlooptijd kent, en de Omgevingswet in 2021 in werking treedt? Indien dat het geval is, verzoeken de leden van de PvdA-fractie deze informatie met de Kamer te delen.

Van rechtswege zal na inwerkingtreding van de Invoeringswet Omgevingswet het geldende omgevingsplan, dat aanvankelijk zal bestaan uit alle geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen gezamenlijk, als juridisch bindend document functioneren. Daarmee voldoen zij nog niet aan alle nieuwe wettelijke vereisten, maar vormen zij wel de harde kern van het ruimtelijk kader. Deze plannen/verordeningen moeten dan wel raadpleegbaar zijn via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (hierna: DSO), gelet op de eisen die de regering stelt aan de digitale toegankelijkheid van het omgevingsrecht. Is het uitstel dat nu verleend wordt wel gewenst, gezien het streven dat het DSO onmiddellijk en volledig kan functioneren op het moment van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zo vragen de leden van de PvdA.

Heeft de regering afspraken gemaakt met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG), in het kader van het onderhavige wetsvoorstel, over de mate waarin en intensiteit waarmee gemeenten de transformatie naar het DSO en Omgevingswetstelsel uitvoeren?

De regering schermt met het argument dat het schrappen van de actualiseringsplicht extra ruimte schept voor gemeenten om koers te houden met de implementatie van de Omgevingswet. Welke prestatieafspraken heeft de regering met de VNG gemaakt om deze ruimte metterdaad in te zetten voor deze implementatie?

De nota naar aanleiding van het verslag spreekt over transitiemijlpalen en een transitieperiode tot 20293, maar de leden van de PvdA-fractie willen graag helderheid over de toegankelijkheid en informatiebeschikbaarheid bij inwerkingtreding van de Omgevingswet, gekoppeld aan het DSO, op de nu voorziene datum 2021. Wil de regering de transitieprestatieafspraak voor 2021 toelichten: wat betekent dit voor het operationeel zijn van het DSO en de digitale beschikbaarheid van bestemmingsplannen/beheersverordeningen in het bijzonder?

De regering schrijft in de nota naar aanleiding van verslag: «Het wetsvoorstel brengt geen verandering in de mogelijkheid dat een gemeente, al dan niet op verzoek, een bestemmingsplan aanpast in verband met een (door een aanvrager gewenste) nieuwe ontwikkeling. [...] Ook tegen het besluit op een aanvraag, om af te zien van wijziging van het bestemmingsplan, kan beroep worden aangetekend. Voor een herhaalde aanvraag geldt hetzelfde. Ook degene die belang heeft bij een voorgenomen wijziging van een bestemmingsplan waarvoor het gemeentebestuur een ingezette procedure niet voortzet vanwege het vervallen van actualiseringsverplichting, kan een verzoek indienen om de betrokken wijziging alsnog vast te stellen en tegen een afwijzing in rechte opkomen. Het wetsvoorstel brengt al met al dus geen wijziging in de positie van belanghebbenden.»4

Voorts schrijft de regering in de nota naar aanleiding van het verslag: «Iemand die belang heeft bij een bepaalde aanpassing kan wel een verzoek indienen om een bestemmingsplan in overeenstemming met een instructieregel te brengen. Als de raad het verzoek niet beantwoordt of afwijst, kan daartegen in rechte worden opgekomen."5

De leden van de PvdA-fractie zetten vraagtekens bij deze conclusies, omdat in alle genoemde gevallen de burger, de ondernemer of de maatschappelijke organisatie zelf de last op zich moet nemen om tot erkenning van rechten te komen inzake planologische borging. Dit verhoudt zich slecht tot de dienstverlenende rol van de overheid en het dictum van de motie-Verheijen c.s.6 die aangenomen is in de Eerste Kamer bij de plenaire behandeling van de vier ontwerpbesluiten behorende bij de Omgevingswet. Heeft de regering in dezen de belangen van burgers wel voldoende recht gedaan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Is de regering het met hen eens dat de administratieve en juridische kosten eenzijdig bij de burger worden neergelegd? Zo nee, waarom niet?

Er zijn voor alle gemeenten wettelijke verplichtingen, zoals de basisregistraties, waaronder het bijhouden van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). Daarnaast is er INSPIRE, de Europese richtlijn7 voor het harmoniseren van kaartmateriaal. Met de wijziging van de Bekendmakingswet wordt het straks verplicht om alle kennisgevingen en bekendmakingen van de overheid voor burgers en bedrijven digitaal toegankelijk te maken. Overheden publiceren alle kennisgevingen en bekendmakingen. Deze publicaties zijn straks, via verplicht gebruik van DROP (Decentrale Regelgeving en Officiële Publicaties), op één weblocatie te raadplegen. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aan te geven in welke mate deze verplichte ontsluiting van digitale informatie overlapt met de informatie die opgenomen is/wordt in de digitale toegankelijkheid van de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 6 april 2018.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Nooren

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Sent (PvdA), Vos (GL), P. van Dijk (PVV), Atsma (CDA), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Jorritsma-Lebbink (VVD) (vicevoorzitter),N.J.J. van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Nooren (PvdA) (voorzitter), Pijlman (D66), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV),Van der Sluijs (PVV), Van Zandbrink (PvdA)

X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 34 666, nr. 3, p. 1.

X Noot
3

Kamerstukken II 2017/18, 34 666, nr. 5, p. 5.

X Noot
4

Kamerstukken II 2017/18, 34 666, nr. 5, p. 7–8.

X Noot
5

Kamerstukken II 2017/18, 34 666, nr. 5, p. 8.

X Noot
6

Kamerstukken I 2016/17, 33 118, S.

X Noot
7

Richtlijn 2007/2/EG.

Naar boven