33 969 Wijziging van de Wet strategische diensten in verband met de uitvoering van het op 2 april 2013 te New York tot stand gekomen Wapenhandelsverdrag (Trb. 2013, 143)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 17 juli 2014

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. De voorgestelde wijziging van de Wet strategische diensten in verband met de uitvoering van het op 2 april 2013 te New York tot stand gekomen Wapenhandelsverdrag (Trb. 2013, 143) vloeit voort uit het de ratificatie van het VN-verdrag dat de handel in conventionele wapens ratificeert.

Gezien het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexportbeleid zal er in de praktijk voor Nederland weinig veranderen, zo is te lezen in de Memorie van Toelichting. Twee artikelen worden samengevoegd. Verder is er een toevoeging dat een wapenexportvergunning wordt geweigerd als dit voortvloeit uit internationale verplichtingen. De leden van de VVD-fractie hebben nog twee verduidelijkende vragen.

Ten eerste vernemen de leden van de VVD-fractie graag een inschatting van de regering of er gevallen denkbaar zijn waarin een wapenexportvergunning nu nog wel kan worden afgegeven en na deze wetswijziging niet meer? Deze leden zien graag een toelichting met zo mogelijk voorbeelden tegemoet.

Een tweede punt betreft het advies van de Raad van State waarin aandacht wordt gevraagd voor de vertaling van «shall not authorize any transfer of conventional arms», wat is vertaald als «internationale verplichtingen». De Raad van State adviseert om de weigeringsgrond imperatief te formuleren. Waarom is hier niet voor gekozen? En welke mogelijke consequenties heeft het niet overnemen van deze wijziging, ook in relatie tot het vorige punt dat betrekking had op een verdere werking van dit verdrag dan het EU Gemeenschappelijk Standpunt?

Naar boven