33 962 Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Nr. 81 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIK-FABER EN VAN VELDHOVEN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 27

Ontvangen 11 juni 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel 16.34, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de:

    • a. toepassing van het derde lid,

    • b. procedure voor de raadpleging, bedoeld in het vijfde lid.

Toelichting

Artikel 16.34, derde lid, van het wetsvoorstel regelt dat voor kleine gebieden op lokaal niveau of voor kleine wijzigingen van een plan of programma het bevoegd gezag alleen dan een milieueffectrapport opstelt als dat plan of programma aanzienlijke milieueffecten kan hebben.

De zinsneden in het wetsvoorstel zijn gelijkluidend aan artikel 3, derde lid, van de Smb-richtlijn. Onduidelijk is echter wat onder «kleine gebieden op lokaal niveau» of «kleine wijzigingen» wordt verstaan. In de Guidance van de Europese Commissie over de Smb-richtlijn wordt uiteengezet dat dit per lidstaat uitgewerkt moet worden zodat rekening gehouden kan worden met de verschillen tussen de lidstaten1; wat klein is voor de ene lidstaat hoeft dat immers voor een andere niet te zijn. Bovendien kan de wijziging zelf klein zijn, maar kunnen de effecten groot zijn. Zo kan het toestaan van een biovergister in een plan een kleine wijziging van een bestemmingsplan buitengebied zijn, waarvan de gevolgen in cumulatie groot kunnen zijn. Een ander voorbeeld is het vaststellen van een conserverend plan, waarbij niet-benutte vergunningsruimte opnieuw wordt bestemd. Ook kan het gaan om de wijziging van een klein gedeelte van het bestemmingsplan, waarbij bijvoorbeeld een afvalverbrandingsinstallatie met mogelijk grote milieugevolgen wordt toegestaan. Als over dergelijke gevallen geen duidelijkheid bestaat, kan dit tot grote verschillen in de uitvoering leiden. Dit betekent dat voor bedrijven per gemeente moet worden gekeken of eenzelfde activiteit als een kleine wijziging afgedaan wordt.

De kern van artikel 16.34 is dat er voor een plan of programma voor het gebruik van kleine gebieden of kleine wijzigingen niet altijd een plan-MER gemaakt hoeft te worden, maar dat eerst kan worden beoordeeld of dat plan aanzienlijke milieueffecten met zich kan brengen. Op grond van artikel 16.34, vijfde lid, wordt deze beoordeling uitgevoerd aan de hand van de criteria van bijlage II van de smb-richtlijn.

Dit amendement voorziet er in dat in een algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de toepassing van het derde lid. Zo kan nader worden aangegeven wanneer sprake is van kleine gebieden en kleine wijzigingen, zodat de rechtspraktijk dit niet zelf hoeft in te vullen en er voldoende rechtszekerheid en duidelijkheid aan overheden, burgers en bedrijven wordt gegeven.

Bij de uitwerking in een algemene maatregel van bestuur zou aangesloten kunnen worden bij de drempelwaarden in het huidige onderdeel D van het Besluit mer. Deze drempelwaarden zijn sinds de veroordeling van Nederland door het Europese Hof (HvJ 15 oktober 2009, C-255/08) indicatief geworden. Zij geven voor de praktijk een duidelijk houvast wat in ieder geval niet onder de uitzondering van kleine wijzigingen en kleine gebieden moet worden verstaan. Of onder die drempelwaarde toch een plan-mer moet worden gedaan kan vanzelfsprekend worden beoordeeld aan de hand van de criteria van bijlage II van de smb-richtlijn.

Dik-Faber Van Veldhoven


X Noot
1

Uitvoering van richtlijn 2001/42 betreffende de beoordeling van de gevolgen van het milieu van bepaalde plannen en programma’s, blz. 14.

Naar boven