33 962 Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Nr. 80 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID DIK-FABER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 25

Ontvangen 11 juni 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel 17.8 wordt «De burgemeester en de wethouders» vervangen door: De leden van het gemeentebestuur.

II

Artikel 17.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de laatste volzin.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het college van burgemeesters en wethouders vraagt de commissie advies:

    • a. voordat het met betrekking tot een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid:

      • 1°. beslist op een aanvraag, of

      • 2°. adviseert over een aanvraag of ontwerpbesluit,

    • b. in door de gemeenteraad aangewezen gevallen.

3. Er worden vijf leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan de commissie tevens advies vragen over:

    • a. andere aanvragen om een omgevingsvergunning dan de aanvragen, bedoeld in het eerste lid, en

    • b. het ontwikkelen van beleid voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

  • 4. De commissie baseert haar advies, voor zover van toepassing, op de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de beleidsregels, bedoeld in artikel 4.19. Bij een advies over een rijksmonumentenactiviteit neemt de commissie de uitgangspunten, bedoeld in artikel 5.21, in acht.

  • 5. De adviezen van de commissie zijn deugdelijk gemotiveerd en worden schriftelijk openbaar gemaakt.

  • 6. De door de commissie gehouden vergaderingen zijn openbaar. Een vergadering of een gedeelte daarvan is niet openbaar in gevallen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in artikel 10, tweede lid, van die wet genoemde belangen.

  • 7. De commissie zendt de gemeenteraad elk jaar een verslag over de door haar verrichte werkzaamheden.

Toelichting

Dit amendement bevat enkele nadere bepalingen rond de taken van de gemeentelijke adviescommissie en de te volgen procedure bij het vaststellen van adviezen.

De Omgevingswet verplicht in artikel 17.9 een gemeentelijke adviescommissie die als primaire taak heeft te adviseren over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit. Een gemeentelijke welstandscommissie dan wel een stadsbouwmeester zoals thans geregeld in artikel 8, zesde lid, van de Woningwet is echter niet meer verplicht volgens het wetsvoorstel.

Met de eerste nota van wijziging is de naam «commissie voor de monumentenzorg» gewijzigd in «gemeentelijke adviescommissie» om aan te geven dat de commissie ook een bredere taak kan krijgen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan advisering over gemeentelijke monumenten of over welstand. Deze mogelijkheid voor een bredere taak blijkt ook uit de woorden «in ieder geval» in het eerste lid.

Allereerst wordt in dit amendement voorgesteld in het eerste lid te benadrukken dat de gemeentelijke adviescommissie onafhankelijk is. Dit sluit aan bij de huidige definitie van de welstandscommissie in de Woningwet, artikel 1, onder m. Weliswaar is in artikel 17.8 geregeld dat burgemeester en wethouders geen lid zijn van een adviescommissie, maar met deze bepaling is gegarandeerd dat ook gemeenteraadsleden geen lid zijn van deze commissie.

Ten tweede wordt in het tweede lid, onder b, van artikel 17.9 voorgesteld dat de gemeenteraad kan bepalen in welke gevallen het college, voor zover niet in deze wet bepaald, ook advies moet vragen aan de gemeentelijke adviescommissie.

Met het voorgestelde derde lid wordt verduidelijkt dat de advisering van de commissie zich kan verbreden tot de gehele kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dit sluit aan bij de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 156, nr. 1) waarin het accent verschuift van conserverend naar behoud door ontwikkeling en het niet meer alleen gaat over het behoud van gebouwen of stads- en dorpsgezichten, maar tevens over het behouden van waardevolle cultuurhistorische landschappen en structuren. Onderdeel van genoemde beleidsbrief was daarom ook het bevorderen van Commissies Ruimtelijke Kwaliteit.

Afhankelijk van de invulling door de gemeente kan door deze aanpassingen de gemeentelijke adviescommissie een adviescommissie gericht op monumentenzorg zijn of een commissie die gericht is op de omgevingskwaliteit, waaronder de monumentenzorg.

Er is in het verleden kritiek geweest op het functioneren van gemeentelijke welstandscommissies omdat de adviezen willekeurig zouden zijn en gebaseerd zouden zijn op uitgangspunten die op het moment dat de bouwaanvraag werd ingediend niet kenbaar waren. In 2002 is daarom in de Woningwet vastgelegd dat zo’n commissie moet werken op basis van expliciet door de gemeenteraad vastgesteld (welstands)beleid, en geen andere criteria mag hanteren dan de criteria uit dat beleid. Bovendien wordt openbaar vergaderd, de adviezen staan op schrift, zijn gemotiveerd en ook openbaar en jaarlijks wordt openbaar aan de gemeenteraad in een jaarverslag verantwoording afgelegd van het advieswerk (Woningwet artikel 12a en 12b). Het is voor de professionaliteit en het draagvlak van de commissie die op grond van artikel 17.9 wordt ingesteld, noodzakelijk dat vergelijkbare randvoorwaarden worden opgenomen. Dit wordt geregeld met het voorgestelde vierde tot en met zevende lid. In de tweede volzin van het vierde lid is tevens een bepaling over de uitgangspunten voor rijksmonumentenactiviteiten overgenomen die in het wetsvoorstel is opgenomen in het eerste lid. Dit is geen inhoudelijke wijziging, maar deze bepaling is door de overige voorgestelde aanpassingen van het artikel hier meer op zijn plaats.

Dik-Faber

Naar boven