33 962 Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Nr. 109 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIK-FABER EN VAN VELDHOVEN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 34

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Aan artikel 5.45, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Het bevoegd gezag geeft daarbij uitgangspunten aan voor het redelijkerwijs in beschouwing nemen van die oplossingen.

II

Artikel 5.46 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Degene die een mogelijke oplossing als bedoeld in artikel 5.45, derde lid, heeft voorgedragen, kan daarbij verzoeken dat het bevoegd gezag daarover advies vraagt aan een onafhankelijke deskundige. Het bevoegd gezag kan ook ambtshalve een onafhankelijke deskundige verzoeken te adviseren.

  • 3. Het bevoegd gezag beslist of de voorgedragen mogelijke oplossingen redelijkerwijs in beschouwing moeten worden genomen.

III

In artikel 5.49 wordt na «verkenning» ingevoegd:, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op de door derden voorgedragen mogelijke oplossingen en de daarover door deskundigen uitgebrachte adviezen.

Toelichting

Met dit amendement wordt de maatschappelijke participatie bij projectbesluiten versterkt waarbij wordt aangesloten bij enkele bepalingen uit de Code Maatschappelijke Participatie. Dit interactieve proces is voor een belangrijk deel niet op wetsniveau te regelen en vraagt vooral een bestuurscultuur die open staat voor maatschappelijke initiatieven. Wel stimuleert dit amendement dat voorgedragen redelijke oplossingen dezelfde aandacht krijgen als oplossingen die zijn voorgesteld door het bevoegd gezag.

Dit wordt met dit amendement op verschillende manieren wettelijk geregeld.

Allereerst regelt het amendement dat het bevoegd gezag al bij de kennisgeving van het voornemen duidelijk maakt welke uitgangspunten worden gehanteerd bij de beoordeling van mogelijke oplossingen die redelijkerwijs in beschouwing worden genomen. Dit zorgt ervoor dat hierover al vroegtijdig duidelijkheid bestaat voor een ieder. Dit verhoogt ook de kansrijkheid van die burgerinitiatieven.

Daarnaast regelt dit amendement de mogelijkheid voor degene die de oplossing voordraagt om het bevoegd gezag te verzoeken om daarover onafhankelijk advies te vragen aan een onafhankelijke deskundige. Het voorgestelde artikel 5.46 regelt reeds dat de benodigde kennis en inzichten moeten worden vergaard over de mogelijke oplossingen. Met het voorgestelde artikel 5.46, tweede lid, wordt verder geregeld dat op verzoek van degene die de oplossing voordraagt of op verzoek van het bevoegd gezag door een onafhankelijke deskundige een advies kan worden uitgebracht over de voorgedragen oplossing. De onafhankelijke deskundige kan bijvoorbeeld de Commissie voor de milieueffectrapportage of de gemeentelijke adviescommissie zijn, maar ook een andere deskundige. Voor degene die de oplossing voordraagt sluit dit aan bij de bepaling in de Code Maatschappelijke Participatie waarin wordt gesteld dat initiatiefnemers het bevoegd gezag mogen vragen onafhankelijke experts te laten adviseren over de haalbaarheid. Hierbij zal de onafhankelijke deskundige gebruik kunnen maken van de criteria zoals die reeds worden gehanteerd bij het beoordelen van de vraag of in een MER die alternatieven zijn opgenomen die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen. Deze adviesmogelijkheid draagt bij aan een zorgvuldig besluitvormingsproces.

Verder wordt voor projectbesluiten in het nieuw voorgestelde artikel 5.46, derde lid, vastgelegd dat tijdens de verkenningsfase maatschappelijke oplossingen moeten worden beoordeeld op de vraag of ze redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen. De term «redelijkerwijs» is de juridische vertaling van het criterium «kansrijkheid» in de Code Maatschappelijke Participatie. Met deze term kan naar analogie gebruik worden gemaakt van de bestaande jurisprudentie inzake «redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven» in de zin van de m.e.r.-regelgeving. Uit deze jurisprudentie volgt dat alternatieven alleen redelijkerwijs in beschouwing moeten worden genomen, als hiermee het doel van het project kan worden gehaald en ze geen exorbitante kosten met zich brengen1.

Tegen een besluit die het bevoegd gezag neemt op grond van het voorgestelde derde lid van artikel 5.46, staat geen bezwaar en beroep open. Uitsluiting van bezwaar en beroep zal nog worden geregeld via aanpassing van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanpassing van deze bijlage wordt meegenomen in het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet.

Tot slot borgt dit amendement dat het bevoegd gezag bij het projectbesluit ook motiveert hoe het is omgegaan met de door burgers voorgedragen oplossingen en de daarover uitgebrachte adviezen.

Met deze voorzieningen worden de mogelijkheden van maatschappelijke participatie versterkt.

Dik-Faber Van Veldhoven


X Noot
1

Zie ten aanzien van het doelbereik bijvoorbeeld ABRvS 8 februari 2012, nr. 201100875/1/R2 (Windpark Noord-Oostpolder), ABRvS 26 februari 2014, nr. 201307139/1/R6 (Inpassingsplan N279 Noord) en ABRvS 13 maart 2013, nr. 201208110/1/R3 (Randweg Zundert). Zie ten aanzien van de kosten bijvoorbeeld ABRvS 13 oktober 2010, nr. 201001255/1/M2 (Zandmaas/Maasroute) en ABRvS 19 januari 2011, nr. 201006773/1/R2 (Rondweg N348 Zutphen-Eefde). Zie bijvoorbeeld ook ABRvS 23 juli 2007, nr. 201400906/1/R6 (Inpassingsplan «N345 rondweg Voorst»), waaruit blijkt dat het advies van de Commissie m.e.r. bijdraagt bij aan een zorgvuldige onderbouwing van het afvallen van mogelijke oplossingsrichtingen.

Naar boven