33 946 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer in verband met de maximering van het pensioengevend loon en in verband met enkele wijzigingen van technische aard (Wet maximering pensioengevend loon Appa)

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 14 november 2014

De regering dankt de leden van de fractie van het CDA voor de gestelde vragen over het bovengenoemde wetsvoorstel. De regering beantwoordt deze vragen in de verwachting dat daarmee niets meer in de weg staat aan een tijdige afwikkeling van het voorstel, zodat het met ingang van 1 januari 2015 inwerking kan treden.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze er een overgangsregeling geldt voor thans zittende politieke ambtsdragers die op basis van de huidige wetgeving ook boven de € 100.000 een pensioenvormend loon mogen doen gelden, zodat de Staat der Nederlanden in de toekomst niet geconfronteerd zal worden met allerlei procedures op grond van artikel 1 Eerste Protocol EVRM.

Met ingang van 1 januari 2015 wordt – op grond van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen – het fiscale kader voor de opbouw van pensioenaanspraken van werknemers gewijzigd. Concreet wordt per die datum in de Wet op de loonbelasting 1964 het pensioengevend inkomen gemaximeerd op € 100.000 (bedrag 2015) en wordt het maximumopbouwpercentage per dienstjaar voor pensioenen op basis van het middelloon verlaagd naar 1,875% en voor pensioenen op basis van het eindloon naar 1,657%. De fiscale maatregel heeft dus geen effect op eerdere pensioenopbouw die heeft plaatsgevonden over een pensioengevend salaris boven de grens van € 100.000.

In het wetsvoorstel wordt de pensioenopbouw op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers aan deze fiscale maatregel aangepast. Dat betekent dat pensioenopbouw tot en met 31 december 2014 in het geheel niet door deze fiscale maatregel wordt getroffen. Er is dus geen overgangsrecht noodzakelijk voor de op het moment van inwerkingtreding zittende politieke ambtsdragers. Om deze reden is de regering van oordeel dat het wetsvoorstel de toets aan artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) kan doorstaan omdat er geen sprake is van een inbreuk op eerder verworven eigendom.

Voorts vragen de leden van de fractie van het CDA of, en zo ja, in hoeverre ambtsdragers erop achteruit gaan indien dit voorstel wordt aangenomen. Ook vragen deze leden of er financiële consequenties zijn voor het pensioen van politieke ambtsdragers en wat de effecten zijn indien het voorstel niet zou worden aangenomen, terwijl de regeling wel voor andere Nederlanders geldt. Tot slot vragen deze leden of de huidige werkgeverslasten na de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel zullen worden uitgekeerd als loon.

De pensioenopbouw boven een pensioengevend salaris van € 100.000 wordt beëindigd. De pensioenbijdrage wordt tegelijkertijd verlaagd. Als deze aanpassing niet wordt doorgevoerd, is het pensioen van politieke ambtsdragers niet in lijn met het per 1 januari 2015 geldende fiscale kader voor werknemers op grond van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen.

De pensioenen op grond van de Appa zijn niet fonds- maar begrotingsgefinancierd. Dat wil zeggen dat de opgebouwde pensioenaanspraken na de pensioendatum van een politieke ambtsdrager uit de begroting van het betrokken bestuursorgaan worden betaald. Dat heeft tot gevolg dat er tijdens de opbouwfase geen werkgeverspremie aan een pensioenfonds hoeft te worden afgedragen. Als de pensioenuitkeringen zullen afnemen als gevolg van de beperking van de pensioenopbouw per 1 januari 2015, zal er daarom op de langere termijn sprake zijn van een daling van lasten voor het bestuursorgaan.

Op de bezoldiging van politieke ambtdragers wordt een fictieve werknemerspremie ingehouden. De hoogte van deze inhouding is in de Appa gelijk aan de werknemerspremie van een overheidswerknemer in de sector Rijk. Dit vanuit de gedachte dat ook van een politieke ambtsdrager zelf een bijdrage in de pensioenopbouw mag worden verwacht. In het wetsvoorstel is opgenomen dat voor deze inhouding voor het ouderdoms- en het nabestaandenpensioen rekening wordt gehouden met de grens van het maximale pensioengevend loon. Dat betekent dat met ingang van 1 januari 2015 geen inhouding meer zal plaatsvinden over loon gelegen boven de grens van het maximale pensioengevend loon. Dat heeft een hoger netto loon tot gevolg van de politieke ambtsdragers met een bezoldiging die is gelegen boven de grens van het maximale pensioengevend loon.

Als bij overheidswerknemers als gevolg van de fiscale maatregelen de werkgeversbijdrage daalt, kan het zijn dat deze vrijval wordt benut in het arbeidsvoorwaardenoverleg. Een eventuele stijging van het salaris als gevolg van afspraken in het arbeidsvoorwaardenoverleg in de sector Rijk werken één op één door in de bezoldiging van politieke ambtsdragers.

De leden van de fractie van het CDA stellen nog het volgende aan de orde. Ter compensatie van de verminderde mogelijkheden met betrekking tot het pensioenvormend loon is het geenszins onaannemelijk dat werknemers met ingang van 1 januari 2015 gecompenseerd zullen worden, bijvoorbeeld door salarisverhoging of verhoging van eenmalige uitkeringen, teneinde alsnog voor een verhoogd pensioen te kunnen zorgen. Dit is voor de publieke sector echter niet zonder meer mogelijk. In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie of er geen ongelijkheid wordt geschapen die negatief uit kan pakken voor politieke ambtsdragers, voor zover het hun pensioenvoorzieningen betreft.

Alle werknemers met een pensioengevend salaris boven het gestelde maximum worden gelijkelijk fiscaal behandeld. Als gevolg van een lagere werknemersbijdrage en een automatische doorwerking van een salarisaanpassing van werknemers in de sector Rijk worden politieke ambtsdragers op dezelfde wijze behandeld als overheidwerknemers. In dat opzicht is binnen de publieke sector geen verschil tussen werknemers en politieke ambtsdragers.

De leden van de CDA-fractie zijn van oordeel dat derhalve ook de pensioenvoorzieningen expliciet zouden moeten worden betrokken bij een algeheel principieel debat omtrent de specifieke positie van politieke ambtsdragers en hun financiële vooruitzichten. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan onderschrijven dat politieke ambtsdragers in het algemeen meer risico lopen buiten hun schuld vervroegd werkloos te worden en zou dat wellicht niet een afwijkende pensioenvoorziening rechtvaardigen.

De regering is het eens met de CDA-fractie dat politieke ambtsdragers meer risico lopen buiten hun schuld vervroegd werkeloos te worden. Aan een politiek ambt kan abrupt een einde komen. Het is bij uitstek de uitkeringsregeling waarin de bijzondere positie van een politieke ambtsdrager tot uitdrukking moet worden gebracht. Bij onverhoopt aftreden is een vangnet in de vorm van een overbrugging naar een nieuwe werkkring van groot belang. De regering ziet niet de noodzaak de bijzondere positie van een politiek ambtsdragers tot uitdrukking te laten komen in een pensioenregeling die ziet op een inkomensvoorziening pas na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Een politiek ambt is steeds meer een tussenstap geworden in een carrière. De Appa kent een recht op waardeoverdracht waardoor er geen breuken in de pensioenopbouw meer hoeven plaatsvinden. Bestendige beleidslijn is dan ook om de pensioenvoorziening in de Appa zo veel als mogelijk te laten aansluiten bij de pensioenvoorziening van overheidswerknemers en de bijzondere positie tot uiting te laten komen in de uitkering na aftreden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven