33 930 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2013

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN (V) EN VAN BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

Aangeboden 21 mei 2014

INHOUDSOPGAVE BUITENLANDSE ZAKEN (V)

3

     

A.

Algemeen

7

 

Aanbieding en dechargeverlening

7

 

Leeswijzer

11

     

B.

Beleidsverslag

14

 

Beleidsprioriteiten (inclusief een tabel realisatie beleidsdoorlichtingen)

14

 

Belangrijke financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

27

     
 

Beleidsartikelen:

29

 

1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

29

 

2. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

32

 

3. Versterkte Europese samenwerking

36

 

4. Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede

40

 

7. Regulering van personenverkeer

41

 

8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

43

     
 

Niet-beleidsartikelen:

48

 

9. Geheim

48

 

10. Nominaal en onvoorzien

49

 

11. Algemeen

50

     
 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

54

     

C.

Jaarrekening

60

 

Verantwoordingsstaat

60

 

Samenvattende verantwoordingsstaat CBI

61

 

Jaarverantwoording Baten-lastenagentschap CBI per 31 december 2013

62

 

Saldibalans

67

 

Jaarrekening topinkomens

78

     

D.

Bijlagen

81

 

1. Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

81

 

2. Externe inhuur

82

 

3. Afkortingen

83

     

INHOUDSOPGAVE BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

85

   

E.

Algemeen

87

 

Aanbieding en dechargeverlening

87

 

Leeswijzer

91

     

F.

Beleidsverslag

95

 

Beleidsprioriteiten (inclusief een tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en overzicht garanties)

95

 

Belangrijke financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

110

 

Beleidsartikelen:

112

 

1. Een sterke internationale concurrentiepositie

112

 

2. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

118

 

3. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

120

 

4. Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede

124

 

5. Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

130

 

6. Beter beschermd en verbeterd milieu

135

 

7. Regulering van personenverkeer

140

 

8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

142

     
 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

144

     

G.

Jaarrekening

145

 

Verantwoordingsstaat

145

 

Saldibalans

146

 

Jaarrekening topinkomens

154

     

H.

Bijlagen

155

 

1. Sanctiebeleid en malversaties

155

 

2. Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

162

 

3. Afkortingen

164

JAARVERSLAG 2013 MET BETREKKING TOT DE BEGROTING VAN BUITENLANDSE ZAKEN (V)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2013 (in EUR mln)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2013 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2013 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2013 (in EUR 				  mln)

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) over het jaar 2013 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2013 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans;

  • 5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • 6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2013, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2013 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Inleiding

De jaarverslagenbegrotingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dienen in nauwe samenhang te worden bezien. De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

De begroting van Buitenlandse Zaken is in januari 2013 met een Incidentele Suppletoire Begroting gesplitst in een departementale begrotingsstaat voor Buitenlandse Zaken (V) en een begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (XVII). Als gevolg hiervan wordt voor ieder hoofdstuk een afzonderlijk jaarverslag opgesteld, met ieder een eigen verantwoordingsstaat, een saldibalans en een toelichting. Ook geldt dat voor beide jaarverslagen een separate controleverklaring wordt afgegeven waarbij de toleranties voor ieder verslag afzonderlijk gelden. Omdat er in 2013 nog sprake is van één begrotingswet voor Buitenlandse Zaken (BZ) en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) zijn beide verslagen in één document gebundeld; vanaf volgend jaar is dat gescheiden.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten waarin wordt ingegaan op de prioriteiten van Buitenlandse Zaken en de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2013. Daarnaast is een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen.

Het jaarverslag 2013 vormt in principe een spiegel van de begroting zoals deze op Prinsjesdag 2012 aan de Kamer is aangeboden. Echter, om recht te doen aan de ontstane situatie na Prinsjesdag 2012 waarin de begroting is gesplitst en Buitenlandse Handel is overgekomen van de begroting van Economische Zaken is besloten om het beleidsverslag in te richten volgens de memorie van toelichting 2014.

Vervolgens is artikelsgewijs op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2013, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke lessen getrokken zijn uit zowel opgedane ervaringen met de uitvoering van het beleid als welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van in 2013 afgerond evaluatieonderzoek.

Bij de opbouw van de toelichting van de beleidsartikelen is zoveel mogelijk aangesloten bij de Incidentele Suppletoire Begroting. Artikelen die bij de Incidentele Suppletoire Begroting zijn gesplitst tussen de begrotingsstaat BZ en BH&OS, zijn ook bij de opbouw van het beleidsartikel gesplitst.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2013 opgenomen. In de toelichting wordt ingegaan op de verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in 2013 voor zover deze niet zijn toegelicht in de Eerste of Tweede Suppletoire Begroting. Waar nodig is een verwijzing naar deze begrotingen opgenomen. Met de invoering van verantwoord begroten worden de tabellen met de budgettaire gevolgen van beleid rijksbreed uniform opgesteld. Om die reden zijn de kanalen en thema’s niet meer opgenomen in het jaarverslag. Vanwege het splitsen van de begroting en het daarmee verschuiven van beleidsuitgaven zijn hiermee ook de realisaties uit de voorgaande twee jaren geconverteerd naar de huidige indeling. Gebruikelijk is om de realisaties voor een periode van t-4 weer te geven, maar omdat in 2011 de indeling van de begroting is aangepast, is het alleen mogelijk om de realisatiecijfers voor 2011 en 2012 op te nemen. Ten slotte is vanwege de invoering van verantwoord begroten in 2013 dit het eerste jaarverslag waarbij in de tabel budgettaire gevolgen van beleid nader wordt ingegaan op de financiële instrumenten. Hierdoor ontbreken de realisatiecijfers op instrumentniveau voor de voorliggende jaren.

Voor de artikelen zijn verschillen in de realisatie ten opzichte van de vastgestelde Incidentele Suppletoire Begroting vanaf 10% op sub-artikel toegelicht, met een ondergrens van EUR 2 miljoen. Voor het niet-beleidsartikel 11 worden verschillen vanaf 1% toegelicht. Hierbij wordt ook verwezen naar de mutaties binnen de financiële instrumenten. Indien op basis van bovenstaand criterium geen toelichting wordt gegeven is ook de mutatie op het financiële instrument niet opgenomen. Bij de verplichtingen en ontvangsten is een afwijking groter dan 10% op artikelniveau toegelicht.

Om de leesbaarheid te waarborgen worden alleen de financiële instrumenten die meer dan 3 procent van het artikelonderdeel uitmaken opgenomen in de financiële tabel. Dat betekent dat er in sommige gevallen geen uitputtende opsomming is van de financiële instrumenten per artikelonderdeel. Bij het opstellen van de Incidentele Suppletoire Begroting is voor sommige uitgaven voor één instrument gekozen, terwijl in de realisatie blijkt dat uitgaven op meerdere instrumenten verwerkt zijn. Om de leesbaarheid van de tabellen financiële gevolgen van beleid te waarborgen, is ervoor gekozen om de realisatie onder te brengen bij het in de Incidentele Suppletoire Begroting genoemde instrument en niet op te splitsen.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na het beleidsverslag volgen de niet-beleidsartikelen 9–11, de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening van Buitenlandse Zaken en drie bijlagen: 1) overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken, 2) de externe inhuur, en 3) de afkortingen. Voor de bijlage sanctiebeleid en malversatie zie jaarverslag BH&OS.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken

Met de overgang van Buitenlandse Handel van Economische Zaken naar BH&OS zijn ook de bijbehorende apparaatsmiddelen overgeheveld. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van BZ en BH&OS wordt hier ook verslag over gedaan.

Groeiparagraaf

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam Verantwoord Begroten in de Tweede Kamer behandeld. De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In het voorliggende jaarverslag is hieraan vooral invulling gegeven door de begrotingsartikelen, die bij de Incidentele Suppletoire Begroting zijn verdeeld over de begrotingsstaat van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, ook bij de rol en verantwoordelijkheid te verdelen naar de verantwoordelijke Minister. Daarnaast zijn in het voorliggende jaarverslag alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften.

HGIS jaarverslag

Samen met de jaarverslagen van BZ en BH&OS wordt het HGIS-jaarverslag 2013 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de HGIS. In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij ieder jaarverslag. Omdat de begroting van Buitenlandse Zaken in januari 2013 met een Incidentele Suppletoire Begroting gesplitst is in een departementale Suppletoire Begrotingsstaat voor Buitenlandse Zaken (V) en een begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (XVII), neemt de ADR twee controleverklaringen op in het samenvattend auditrapport over 2013.

Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII is meegenomen. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaringen.

B. BELEIDSVERSLAG

BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Buitenlandse Zaken heeft zich in 2013 wereldwijd op een groot aantal terreinen ingezet voor de belangen van Nederland. In de Europese Unie is gewerkt aan het beheersen van de Eurocrisis en het oprichten van een bankenunie. Ook heeft Nederland de discussie over subsidiariteit een stimulans gegeven. Op het terrein van veiligheid heeft Nederland op een concrete manier een bijdrage geleverd aan het stabiliseren van de situatie in Afghanistan, aan het bestrijden van piraterij in en rond Somalië en is besloten tot het leveren van een belangrijke bijdrage aan de VN-missie in Mali. Het kabinet voerde, in het teken van economische diplomatie, 27 handelsmissies naar voor het Nederlands bedrijfsleven relevante landen, waaronder opkomende markten in Azië, Latijns-Amerika en Afrika. De leden van het kabinet, waaronder de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bezochten in 2013 een groot aantal landen om de bilaterale banden, zowel economisch als politiek, aan te halen.

In 2013 is begonnen met de implementatie van de internationaliseringsstrategieën van de Topsectoren. Deze kreeg vooral gestalte in de strategische reisagenda van het Kabinet en in de werkzaamheden van de ambassades en consulaten in het buitenland. De strategische reisagenda werd nog nauwer dan voorheen afgestemd op de wensen van het bedrijfsleven.

Met Duitsland vond een eerste regeringsconferentieplaats en met Israël en de Palestijnse Gebieden organiseerde Nederland bilaterale fora. In 2013 vierden we ook het bilaterale Nederland-Rusland jaar, dat ondanks een aantal incidenten toch op een goede en bevredigende manier kon worden afgerond.

Het jaar 2013 was ook het jaar waarin de kracht van diplomatie zich kon laten gelden bij het bereiken van het akkoord met Iran over zijn nucleaire programma, waarbij de EU een belangrijke rol speelde, en bij het akkoord over de vernietiging van chemische wapens in Syrië, waardoor een dreigend internationaal militair conflict kon worden afgewend.

Het buitenlands beleid van het kabinet werd in 2013 vorm gegeven aan de hand van een reeks kamerbrieven. De overkoepelende visie op het buitenlands beleid en op de diplomatieke dienst kreeg zijn beslag in de Kamerbrief van juni «Voor Nederland, wereldwijd: samen werken aan toonaangevende diplomatie». Daarin werd ook invulling gegeven aan de aanbevelingen van de adviescommissie modernisering diplomatie onder leiding van Arthur Docters van Leeuwen, en werd aangegeven hoe Buitenlandse Zaken invulling geeft aan de in het regeerakkoord voorziene bezuinigingen. Daarnaast werden ook op specifieke terreinen brieven aan de Tweede Kamer aangeboden.

In 2013 zijn de bezuinigingen en hervormingen als gevolg van de kabinetten Balkenende IV en Rutte I verder tot uitvoering gebracht. Door meer efficiëntie en versobering op het kerndepartement alsmede het inkrimpen en sluiten van posten is invulling gegeven aan de bezuiningsdoelstelling van EUR 30,5 miljoen die het departement voor 2013 moest behalen. In 2013 zijn de posten in La Paz, Managua, Guatemala, Lusaka en Ouagadougou gesloten waarmee de aangekondigde sluiting van 10 posten zijn beslag heeft gekregen. In 2012 gingen reeds vijf posten dicht. Daarnaast is er op basis van het tussenrapport over de modernisering van de diplomatie en de nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen («Wat de wereld verdient») een hervormingsagenda ontwikkeld. Er is geïnvesteerd in de versterking van de economische functie van het postennet. In Yangong is een handelskantoor opgericht en in Chongqing heeft een consulaat-generaal de deuren geopend. Daarnaast zijn verdere stappen gezet richting de omvorming van het departement naar een flexibele netwerkorganisatie. De komende jaren worden de hervormingen en de bezuinigingen verder ter hand genomen.

Internationale rechtsorde

Op 14 juni 2013 publiceerde het kabinet de beleidsbrief «Respect en recht voor ieder mens». Met een innovatieve aanpak wil het kabinet zijn inzet op mensenrechten versterken. De nieuwe aanpak bestaat onder meer uit trilaterale samenwerking (d.w.z. samen optrekken met andere ook niet-westerse landen), een zwaardere inzet van internet en sociale media, een geïntegreerde aanpak met vele partners (andere landen en NGO’s), geloofwaardigheid (met ook aandacht voor mensenrechten in Nederland en Europa) en nog betere samenwerking in EU-verband op mensenrechtenterrein. Met behulp van internetconsultaties konden individuen en organisaties vooraf input leveren voor de brief.

Nederland wil vooral verschil maken door inzet op mensenrechtenverdedigers, gelijke rechten voor lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT) en voor vrouwen. Daarnaast blijft het kabinet zich inzetten voor het tegengaan van ernstige schendingen, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, en mensenrechten en ontwikkeling en bedrijfsleven. Met betrekking tot mensenrechten en bedrijfsleven bracht het kabinet het «Nationaal actieplan bedrijfsleven en mensenrechten» uit.

Bij de inzet voor vrouwenrechten lag in 2013 de nadruk op internationale en lokale vrouwenorganisaties die zich sterk maken voor politieke en economische participatie van vrouwen en bestrijding van geweld tegen vrouwen, op activiteiten voor vrouwen, vrede en veiligheid in het kader van VN Resolutie 1325, en op versterking van UN Women. Ook verwierf Nederland steun voor het betrekken van Syrische vrouwen bij toekomstige onderhandelingen over Syrië. Nederland deed dit in nauwe samenspraak met Lakhdar Brahimi, de Speciale Gezant Syrië van de VN en de Arabische Liga. Met deze activiteiten wordt bijgedragen aan een betere wet- en regelgeving, effectievere preventiemechanismen en grotere toegang van vrouwen tot rechtshulp. Dit draagt bij aan het doel om geweld tegen vrouwen uit te bannen, wat belangrijk is willen vrouwen politiek, economisch en maatschappelijk actief kunnen zijn.

In 2013 werd de Nederlandse mensenrechtenprijs, de Mensenrechtentulp, in een nieuw jasje gestoken. Dit keer werd bijzondere aandacht besteed aan mensenrechtenverdedigers die op een innovatieve manier werken. Om de prijs een groter draagvlak te geven bij een breder publiek, kon voor het eerst door het publiek online worden gestemd op hun favoriete kandidaten. Hier is zeer veel gebruik van gemaakt: meer dan 10.000 mensen wereldwijd brachten in een periode van twaalf dagen hun stem uit. De Mensenrechtentulp 2013 werd op 11 december uitgereikt aan Aahung, een Pakistaanse organisatie die zich inzet voor de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van Pakistaanse jongeren en volwassenen. Een voor het mensenrechtenfonds uitgeschreven tender leverde veel goede projectvoorstellen op, waarvan er acht gefinancierd worden.

De EU-richtsnoeren voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de EU-richtsnoeren voor LHBT-rechten werden 24 juni 2013 aangenomen door de Raad van Ministers. Deze richtsnoeren geven de internationale mensenrechten standaarden aan en bieden een handvat aan EU-delegaties en ambassades van EU-lidstaten voor concrete bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging op lokaal niveau.

In de VN-mensenrechtenraad heeft Nederland met enkele andere landen het initiatief genomen voor een resolutie om kindhuwelijken tegen te gaan. Deze resolutie is met een groot aantal mede-ondertekenaars met consensus aangenomen. De Freedom Online Coalitie, waar Nederland afgelopen jaar voorzitter van was, organiseerde een geslaagde derde conferentie in Tunesië en een conferentie en marge de AVVN in New York. Georgië en Duitsland traden toe als lid.

Om de rechtsorde in de wereld te verbeteren heeft Nederland zich ook dit jaar sterk gemaakt voor effectievere internationale instellingen. Voor het Internationaal Strafhof stond 2013 vooral in het teken van de kritiek vanuit een aantal Afrikaanse landen op het functioneren van het Strafhof. Met het oogmerk om de steun voor het Strafhof onder Afrikaanse landen te behouden en te vergroten organiseerde Nederland (in samenwerking met het Hof) twee seminars in Afrika. Tijdens de jaarlijkse Vergadering van Statenpartijen zette Nederland zich met succes in voor behoud van de steun van de Afrikaanse landen en bleef de integriteit van het Statuut van Rome gewaarborgd. Daarnaast werden – mede dankzij een actieve rol van Nederland – ook voorstellen aangenomen die het functioneren van het Strafhof verbeteren.

Naast de versterking van de instituties is ook de uitwerking van internationaal aanvaarde principes van groot belang voor de internationale rechtsorde. In 2013 heeft Nederland zich als co-voorzitter van de Group of Friends on Responsibility to Protect (RtoP) actief ingezet voor de operationalisering van het RtoP-beginsel in VN-verband. Dit werd gerealiseerd door een dialoog met experts en kritische landen te organiseren en door financiering van het jaarlijkse rapport van de SGVN. De wijze waarop staten hun verantwoordelijkheid tot beschermen van de bevolking kunnen invullen stond in het rapport centraal. De ministeriële bijeenkomst die Nederland organiseerde en marge van de ministeriële week van de AVVN ging eveneens in op de rol van staten en de ondersteuning van de internationale gemeenschap daarbij. Nederland spande zich daarnaast met enkele andere EU-lidstaten en in overleg met EDEO (Europese Dienst voor Extern Optreden) in om de rol van de EU op het gebied van preventie van massale wreedheden verder vorm te geven.

Op 28 augustus 2013 bestond het Vredespaleis in Den Haag honderd jaar. In het kader van de viering daarvan heeft Nederland extra aandacht besteed aan de bevordering van de internationale rechtsorde door vreedzame geschillenbeslechting. De Minister van Buitenlandse Zaken organiseerde een ministeriële conferentie in het Vredespaleis, waarbij de Secretaris-Generaal van de VN, Ban Ki-moon, en verschillende ministers van Buitenlandse Zaken aanwezig waren. Tijdens de Algemene Vergadering van de VN werd samen met Liberia een Group of Friends (GoF) for the Peaceful Settlement of Disputes gelanceerd.

Nederland heeft zich daarnaast ingespannen voor het functioneren van verschillende internationale tribunalen. Nederland geeft financiële steun aan de berechting van oud-dictator Hissene Habre van Tsjaad door de Chambres africaines extraordinaires. Dit is de eerste keer dat een Afrikaanse dictator in Afrika zal worden berecht. De werkzaamheden van verschillende tribunalen (het Joegoslavië- en het Rwandatribunaal en het Speciaal Tribunaal voor Siera Leone) lopen ten einde. De zogenoemde «Restmechanismen» voor deze tribunalen zullen in Den Haag zetelen.

Nederland steunt ook interstatelijke initiatieven die de internationale rechtsorde bevorderen.

Nederland maakte zich samen met Argentinië, België en Slovenië ook in 2013 hard voor een Multilateraal Verdrag betreffende Rechtshulp en Uitlevering bij Internationale Misdaden (MVRUIM). Tijdens verschillende side-events, o.a. in Wenen gedurende de zitting van de Commission on Crime Prevention and Criminal Justice (CCPCJ) en tijdens de Vergadering van Statenpartijen van het Strafhof, heeft Nederland het belang van het verdrag toegelicht. Het aantal landen dat het initiatief actief steunt neemt toe.

Nederland streeft naar het verkrijgen van één van de vrijkomende zetels in de VN-Veiligheidsraad voor de periode in 2017–2018. In 2013 werd de campagne voor deze niet-permanente zetel geïntensiveerd onder het motto van «Kingdom of the Netherlands, your partner for peace, justice and development».

Vrede en Veiligheid

In 2013 bracht het kabinet de Internationale Veiligheidsstrategie (IVS) uit; voor het eerst worden hierin de verschillende aspecten van het internationale veiligheidsbeleid samen gebracht. De IVS dient als leidraad voor het buitenlands veiligheidsbeleid, in het licht van de veranderende wereld met enerzijds verschuivende internationale machtsverhoudingen en anderzijds nieuwe thema’s die de internationale veiligheidsagenda in toenemende mate bepalen. De financiële krapte dwingt tot een slimmere inzet van beperkte middelen. Het kabinet kiest voor de volgende accenten in het buitenlands- en veiligheidsbeleid: meer Europese verantwoordelijkheid, meer focus op instabiele regio’s in de buurt van Europa, preventie, ontwapening en wapenbeheersing, gebundelde inzet van diplomatie, krijgsmacht, handel en ontwikkelingssamenwerking, en meer samenwerking met de private sector.

De Trans-Atlantische samenwerking in de NAVO blijft een cruciale pijler in het Nederlandse veiligheidsbeleid. Nederland heeft voortgang geboekt in het debat in zowel NAVO- als EU-kader over intensivering van defensiesamenwerking, onder andere door concrete afspraken met Duitsland, België en Luxemburg. In de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 december 2013 hebben de staatshoofden en regeringsleiders de politieke wil uitgesproken nauwer samen te werken op het gebied van veiligheid en defensie. Met gelijkgezinden zijn voorstellen gedaan voor een doelgerichter aanpak van de NAVO Defence Planning Proces. Nederland heeft zich in NAVO-kader daarnaast sterk gemaakt voor het zo goed mogelijk betrekken van partners in allerlei partnerschapsactiviteiten, zoals training en oefening, capaciteiten en politieke consultaties.

Nederland heeft in 2013 de geïntegreerde benadering met betrekking tot crisisgebieden verder vormgegeven en uitgedragen, wat tot een effectievere inzet van civiele en militaire middelen bij deelname aan internationale missies leidde. Als gevolg van de crisis en de daaropvolgende Franse interventie, besloot de VN Veiligheidsraad op 25 april 2013 een VN-vredesmacht (MINUSMA) naar Mali te sturen. Op basis van een verzoek van de VN heeft Nederland besloten aan deze missie deel te nemen. Overwegingen daarbij waren onder meer dat de ontwikkelingen in Mali de instabiliteit aan de Europese zuidflank vergrootten en solidariteit met de Malinese bevolking. Bij de concrete invulling van de Nederlandse bijdrage is onder meer gekeken naar de behoeften van de VN, de nichecapaciteit die Nederland kon bieden en de samenhang met andere aspecten van de relatie met Mali. Er zal zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij de bilaterale OS-inspanningen. De Nederlandse hulpinspanningen worden zoveel mogelijk in lijn gebracht met de inspanningen voor MINUSMA.

Besloten werd tot verlenging van de bijdrage aan de anti-piraterij operaties rond Somalië: EU-Atalanta en NAVO Ocean Shield. Ook is capaciteit opgebouwd op land voor een regionale aanpak van piraterijbestrijding (EUCAP Nestor, RAPPICC, Counter Piracy Trustfund). Daarnaast is Nederland gestart met een personele bijdrage aan EUTM (EU trainingsmissie)-Somalië gericht op versterking van de Somalische veiligheidstroepen. Op verzoek van NAVO-bondgenoot Turkije zijn twee Patriotsystemen ontplooid ter bescherming van Turks grondgebied en de Turkse bevolking tegen Syrische raketdreiging.

Ook in 2013 werden vanuit het Stabiliteitsfonds diverse activiteiten ondersteund op het snijvlak van veiligheidsbeleid en ontwikkelingssamenwerking.

Door het voorspoedige verloop van de transitie op het gebied van opleidingen in Kunduz en het besluit van Duitsland om uit de provincie te vertrekken is de trainingsmissie in Kunduz per 1 juli 2013 beëindigd. In Afghanistan heeft de Nederlandse politietrainingsmissie in de Noord-Afghaanse provincie Kunduz een brede impuls gegeven aan het verbeteren van de rechtsstaat. Nederland heeft niet alleen agenten getraind maar ook rechters, advocaten en aanklagers. Daarbij was nadrukkelijk ook aandacht voor de positie van vrouwen. Hoewel de politietraining in 2013 is beëindigd, gaat het rechtsontwikkelingsprogramma door tot eind 2014.

Op het gebied van cyber security heeft Buitenlandse Zaken de verbinding gelegd tussen de nationale en de internationale cyberagenda. Nationaal werd de cyber security strategie 2.0 aangenomen waarin het bouwen van internationale coalities een belangrijke plaats heeft. Internationaal werd in VN- en OVSE-kader voortgang gemaakt met vertrouwenwekkende maatregelen en werd bekend dat Nederland de Internationale Cyber Space Conferentie 2015 zal organiseren.

Op het terrein van terrorismebestrijding ondernam Nederland nieuwe initiatieven om radicalisering tegen te gaan en om de rechtsstaat bij bestrijding van terrorisme te versterken. Zo nam Nederland in het kader van het Global Counter Terrorism Forum (GCTF) het initiatief om buitenlandse jihadistische strijders tegen te gaan en is bijgedragen aan curriculumontwikkeling voor het Centre on Rule of Law and CT in Malta.

Op het gebied van ontwapening heeft Nederland ideeën gelanceerd om transparantie en wederzijds vertrouwen te bevorderen in het kader van de NAVO-Rusland Raad en een geslaagd seminar georganiseerd over de rol van nucleaire wapens in militaire doctrines. In april 2013 vond een ministeriële bijeenkomst plaats in Nederland ter afsluiting van het Nederlandse Non Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI)-voorzitterschap. Op uitnodiging van de SGVN is Nederland lid geworden van de Group of Global Experts (GGE) voor het Fissile Material Cut-off Treaty (FMCT). In november 2013 bracht het kabinet de beleidsbrief Nucleaire Ontwapening en Non-Proliferatie uit.

De proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen was ook in 2013 een punt van zorg, waarbij in het bijzonder aandacht uitging naar het nucleaire programma van Iran. Nederland steunde de onderhandelingen tussen de E3+3 en Iran en het daaruit voortvloeiende interim-akkoord.

2013 stond verder in het teken van de voorbereidingen voor de NSS-top in 2014 in Nederland. Het wordt de derde NSS-top (volgend op Washington en Seoul), die als doel heeft terrorisme te voorkomen door vermindering van kwetsbaar nucleair materiaal; een betere beveiliging van nucleair materiaal, radiologische bronnen en nucleaire installaties; en een versterking van de internationale nucleaire beveiligingsarchitectuur. Hoofdonderhandelaars (zgn. Sherpa’s) van de 53 landen en 4 internationale deelnemers onderhandelden o.l.v. Nederlands voorzitterschap over het slotcommuniqué. Daarnaast werden Nederlandse initiatieven ontplooid, zoals ten aanzien van nuclear forensics en ten aanzien van committering aan uitvoering van internationale richtlijnen van het Internationaal Atoom energie Agentschap. Ook vanuit de Nederlandse industrie en de academische wereld werden voorbereidingen getroffen voor flankerende evenementen rond de top.

In september 2013 is besloten de individuele toetsing van vergunningaanvragen voor wapenexport naar Bahrein en Jemen met terughoudendheid te hervatten. Sinds de verslechtering van de interne situatie in Egypte medio 2013 en de conclusies van RBZ van 21 augustus 2013 betreffende export naar Egypte van goederen voor interne repressie en militaire goederen, houdt Nederland alle aanvragen voor export van militaire goederen naar Egypte tot nader order aan.

In 2013 is na jaren onderhandelen het Arms Trade Treaty (ATT) aangenomen. Nederland was vice-voorzitter van de slotconferentie.

In de NAVO is het overleg hervat over de modernisering van conventionele wapenbeheersing in Europa. Nederland levert hieraan een actieve bijdrage.

Arabische regio

De ontwikkelingen in 2013 in de Arabische regio en het Midden-Oosten, die elkaar in hoog tempo afwisselden, gingen helaas regelmatig gepaard met geweldsuitbarstingen en een groot aantal slachtoffers. Meest in het oogspringend is de burgeroorlog in Syrië, waarbij zeer veel slachtoffers vielen. De escalatie van het Syrisch conflict zette regionale sektarische spanningen verder op scherp en leidde tot een toename van de vluchtelingenstroom richting de omliggende landen en van het aantal strijders uit Libië, Irak, Iran en Libanon naar onder meer Syrië, waarmee een vicieuze cirkel dreigt te worden ingezet. Nederland heeft in 2013 EUR 33,6 miljoen ter beschikking gesteld voor humanitaire hulp inclusief opvang en ondersteuning van vluchtelingen in de regio. Het akkoord over de vernietiging van chemische wapens in Syrië is door Nederland verwelkomd. Nederland levert daar concrete bijdragen aan met financiële middelen en expertise.

Ook de omwenteling in Egypte kreeg veel aandacht. Nederland heeft de overheidssamenwerking op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en transitiesteun in augustus 2013 tijdelijk stopgezet, na de massale en gewelddadige botsingen tussen de Egyptische overheid en aanhangers van de voormalige president Morsi. De Minister van Buitenlandse Zaken bezocht Egypte op 7 augustus 2013. Hij bracht de Nederlandse zorgen over de transitie over en riep alle sleutelspelers op tot een inclusief, democratisch proces.

Een positieve ontwikkeling was de hervatting van de onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen over een alomvattend vredesakkoord. Eind 2013 werden bilaterale samenwerkingsfora met de Palestijnse Gebieden en Israël gelanceerd vanuit de gedachte dat een constructieve Nederlandse bijdrage aan een vrede tussen Israël en de Palestijnse Gebieden een investering in de lange termijn relatie met beide partners op tal van niveaus vereist. Dit initiatief is door beide partijen goed ontvangen. In 2015 vinden de fora plaats in Nederland.

In 2013 is ondersteuning van het democratische transitieproces door Nederland voortgezet, zowel via de Europese Unie als bilateraal, met name vanuit het Matra-zuid programma.

Het Matra-zuid programma is in 2013 in overeenstemming met de eerdere planning ingezet voor ondersteuning van maatschappelijke initiatieven, versterking van goed bestuur bij centrale overheden, het trainen van ambtenaren (waaronder jonge diplomaten) en het bevorderen van werkgelegenheid. De uitvoering van het onderdeel voor de ondersteuning van politieke partijen ligt sinds 2013 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Europese samenwerking

In maart 2013 is de Staat van de Unie, waarin de visie van het kabinet op Europa is verwoord, aan het parlement aangeboden.

Eurocrisis

De aandacht voor de eurocrisis was in 2013 onverminderd groot. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, met het Ministerie van Financiën voorop, heeft samen met andere betrokken ministeries een rol gespeeld bij de beleidsvorming ten aanzien van (Europese) maatregelen om de crisis aan te pakken, de gevolgen van de crisis in te dammen en de EU bestendiger te maken tegen toekomstige onevenwichtigheden. Nederland heeft een belangrijke rol gespeeld in de discussie over de toekomstige architectuur van de Eurozone (institutionele vormgeving, democratische legitimiteit).

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgde samen met andere ministeries voor de voorbereiding van de frequente bijeenkomsten van de Europese Raad waar versteviging van de architectuur van de Eurozone een prominent agendapunt was. Hierbij werd voortgebouwd op het rapport van Van Rompuy over de toekomst van de EMU uit december 2012, de mededelingen van de Commissie uit maart 2013 over een instrument voor convergentie en concurrentievermogen (de zgn. «Lidstaatcontracten») en ex-ante coördinatie van economische hervormingen alsmede de Kabinetsreacties hierop.

Ook de vervolmaking van de bankenunie domineerde de Europese agenda. In 2013 zijn belangrijke stappen gezet met het akkoord tussen de Raad en het EP over de richtlijn voor herstel en afwikkeling van banken en de richtlijn met betrekking tot depositogarantiestelsels. Bovendien heeft de Raad een akkoord bereikt over de oprichting van een Europees resolutiemechanisme (SRM), dat naast het Europese toezichtsmechanisme (SSM) een belangrijke bouwsteen is van de bankenunie.

Subsidiariteitsexercitie

In 2013 is de in lijn met het regeerakkoord interdepartementaal een subsidiariteitsexercitie uitgevoerd, waarbij Buitenlandse Zaken als coördinator optrad. Door alle ministeries is een inventarisatie gemaakt van onderwerpen die de EU beter zou moeten overlaten aan de nationale lidstaten. Hieruit is vervolgens een lijst met actiepunten en een aantal bredere aanbevelingen, gericht op het aanbrengen van een duidelijkere focus in de activiteiten van de Commissie, gedestilleerd. De lijst is door de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken aan de voorzitter van de Europese Commissie overhandigd en toegelicht. Buitenlandse Zaken is erin geslaagd nationaal brede politieke steun te verwerven en Nederland heeft bij andere lidstaten grote belangstelling gegenereerd voor het voeren van een debat op Europees niveau over deze thematiek, waarbij is afgesproken dat het onderwerp begin 2014 op de agenda van de Raad Algemene Zaken zal staan.

Meerjarig Financieel Kader

De onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (2014–2020) van de Europese Unie zijn in 2013 op voor Nederland succesvolle wijze afgerond. Nederland behoudt de korting op de Nederlandse EU-afdrachten van ruim EUR 1 miljard per jaar. Nederland heeft als drijvende kracht achter de coalitie van gelijkgezinde lidstaten eraan bijgedragen dat de EU-begroting is versoberd (voor het eerst een daling ten opzichte van de voorgaande periode) en gemoderniseerd, met een sterker accent op onderzoek en innovatie. BZ was in 2013 verantwoordelijk voor de inhoudelijke en strategische voorbereiding van twee Europese Raden over het MFK en de debatten daarover met de Tweede Kamer.

En marge van de onderhandelingen over het MFK viel in 2013 ook het besluit over het volume voor het Elfde Europees Ontwikkelingsfonds (2014–2020). BZ coördineerde de Nederlandse inzet ten aanzien van de verordeningen voor de verschillende instrumenten van het extern beleid van de Unie (waardoor de instrumenten voor het nabuurschapsbeleid, pre-toetredingssteun en ontwikkelingssamenwerking) voor de komende begrotingsperiode. Het LGO-besluit dat ziet op de betrekkingen tussen de EU en de landen en gebieden overzee, waaronder de zes Nederlandse LGO in de Cariben, kwam eveneens tot stand voor de periode 2014–2020.

Interne markt

Begin 2013 is het verdrag voor het unitair octrooi door de lidstaten ondertekend, een succesvolle afronding van een van de langst lopende Europese wetgevingsdossiers. Eind 2013 is het voor Nederland belangrijke financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 aangenomen met een totale begroting van iets meer dan 70 miljard euro. Ook werd het afgelopen jaar een grote meerderheid van de voorstellen uit de Akte voor de Interne Markt I aangenomen. Tijdens de Europese Raad in oktober werden bovendien ambitieuze conclusies aangenomen op het gebied van de interne markt, waaronder de digitale interne markt en interne markt voor diensten.

Institutionalia

Nederland heeft binnen de EU een belangrijke rol gespeeld in de gedachtenvorming over de versterking van de democratische legitimiteit van de Unie en het herstel van de institutionele balans. Ideeën hierover zijn onder andere neergelegd in de Staat van de Unie en de kabinetsreactie op het AIV advies over de relaties met het EP. Ook heeft Nederland in Europees kader het belang van de tijdige en adequate discussie hierover in aanloop naar de EP-verkiezingen en de nieuwe Commissie onderstreept en bevorderd.

Rechtsstatelijkheid

Nederland heeft een belangrijke trekkende rol gespeeld om de politieke dialoog over rechtsstatelijkheid binnen de EU niveau te bevorderen. Er zijn, mede door Nederlandse inzet, raadsconclusies aangenomen door de JBZ-Raad, waarin wordt gesteld dat er gesproken moet worden over manieren om het functioneren van de rechtsstaat in de EU te bevorderen. Inmiddels heeft de Commissie bij monde van Voorzitter Barroso in zijn State of the Union aangekondigd met voorstellen te zullen komen op dit terrein. Ook binnen de Raad van Europa was Nederland op dit terrein actief. In dit kader heeft de Minister van BZ in mei 2013 het Comité van Ministers van de Raad van Europa bezocht.

EU Asiel- en Migratiebeleid

Door ongunstige ontwikkelingen in Roemenië en Bulgarije en onvoldoende voortgang in het verwezenlijken van de Coöperatie en Verificatiemechanisme (CVM)-ijkpunten, is besluitvorming over Schengentoetreding op initiatief van Nederland en gelijkgestemde lidstaten opnieuw uitgesteld. Ten aanzien van EU-interne arbeidsmigratie werd door BZ met de Ministeries van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een gecoördineerde aanpak voor de bestrijding van de ongewenste neveneffecten van het vrije verkeer gerealiseerd. In 2013 is een EU-taskforce opgericht voor een geïntegreerde aanpak van de vluchtelingenproblematiek in het Middellandse-Zeegebied.

EU-Uitbreiding

Kroatië is op 1 juli 2013 toegetreden tot de EU. Dit werd voorafgegaan door een aantal rapporten van de Europese Commissie. Wat betreft de toetredingsonderhandelingen met Turkije ging in 2013 veel aandacht uit naar de opening van Hoofdstuk 22 tijdens een intergouvernementele conferentie in november 2013. De Raad had eerder in juni 2013 besloten daartoe eerst het voortgangsrapport van de Commissie af te wachten naar aanleiding van geweld dat door de Turkse autoriteiten werd toegepast rondom de ontruiming van Gezi park en de demonstraties die daaruit voortvloeiden. In 2013 besloot de Raad de toetredingsonderhandelingen met Servië in januari 2014 te openen. Ook werden onderhandelingen gestart over een Stabilisatie- en Associatieakkoord met Kosovo, nadat beide landen goede voortgang hadden geboekt in de normalisering van hun betrekkingen. De Europese Raad van december 2013 besloot, onder meer op verzoek van Nederland en een aantal gelijkgezinde lidstaten, aan Albanië nog geen kandidaatlidstatus te geven.

EU Nabuurschapslanden

In maart presenteerde de Commissie het jaarlijkse nabuurschapspakket met voortgangsrapportages over de tien zuidelijke en zes oostelijke nabuurschapslanden. BZ coördineerde een kabinetsappreciatie van dit pakket. Met de Tweede Kamer werd regelmatig gesproken over de Europese steun aan Egypte, onder andere naar aanleiding van een kritisch rapport van de Europese Rekenkamer. In november vond de Oostelijk Partnerschap-Top plaats. Nederland leverde in Benelux-verband inbreng ten behoeve van de Eindverklaring voor deze Top waar handels- en associatieakkoorden met Moldavië en Georgië werden geparafeerd. Eenzelfde akkoord met Oekraïne werd uiteindelijk niet getekend in Vilnius, omdat Oekraïne daar vooralsnog van af zag. Eind 2013 kende de Raad visumvrijheid toe aan Moldavië op basis van een succesvol afgerond visumliberalisatietraject.

EU Energiebeleid

Het jaar 2013 stond wat energie betreft in het teken van de Europese klimaatambities na 2020 en de totstandkoming van de interne energiemarkt. Het kabinet zet in op een CO2-reductie van tenminste 40% in 2030. De interne energiemarkt figureerde tot twee keer toe op de Europese Raad. Nederland drong aan op tijdige implementatie van alle wetgeving die het goed functioneren van de interne energiemarkt mogelijk moet maken. De externe dimensie van het Europese energiebeleid werd in 2013 naast de Energieraad opnieuw besproken in de Raad Buitenlandse Zaken, waarmee het geopolitieke karakter van de Europese energierelaties werd onderschreven.

De bevordering van duurzame energie- en grondstoffenvoorzieningszekerheid, werd vormgegeven vanuit geopolitiek, veiligheids-, handels- en ontwikkelingssamenwerkingsperspectief. In dit kader werd samengewerkt met een aantal consumerende en producerende landen en in EU kader gepleit voor preventieve diplomatie op global issues, waaronder grondstoffen en energie.

Nederland in de EU28

De bilaterale relaties met andere Europese landen werden in 2013 geïntensiveerd. Naast de vele contacten in de marge van Europese en internationale bijeenkomsten voerde de Minister van Buitenlandse Zaken in totaal 31 bilaterale consultaties met Europese collega’s (waarvan 17 van EU-landen). Een aantal van deze contacten vond in het kader van de goede Benelux-samenwerking samen met de Belgische en Luxemburgse ambtgenoten plaats.

De intensivering van de relatie met Duitsland werd voortgezet, met een Nederland-Duitse regeringstop in Kleef op 23 mei 2013. Met Vlaanderen vond op 8 oktober een regeringstop plaats. Ook met Frankrijk, het VK en Polen vonden in 2013 bilaterale conferenties plaats. De bilaterale Wittenburg-conferentie met Turkije werd wegens agenda technische redenen uitgesteld tot februari 2014. De diplomaten uitwisselingsprogramma’s met België en Duitsland werden voortgezet. Er waren ten slotte zeven succesvolle (kennismakings-) bezoeken van het Koninklijk Paar aan Europese landen.

Nederland-Rusland jaar

Het bilaterale Nederland-Ruslandjaar 2013 vormde, ondanks enkele incidenten, een goede investering in samenwerking met Russische partners op economisch, cultureel en politiek-maatschappelijk gebied. Daarbij is over een weer op een open manier gesproken over mensenrechten. De Nederlandse regering zich heeft via juridische – Zeerecht Tribunaal te Hamburg – en diplomatieke wegen ingespannen voor de vrijlating van de bemanning van het Greenpeace schip Artic Sunrise, alsook het schip zelf.

Koninkrijksrelaties

Nederland wenst de belangen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zichtbaar en herkenbaar in het buitenlands beleid van het Koninkrijk te integreren. Op 4 juni 2013 reisde de Minister van Buitenlandse Zaken met de Minister-President van Aruba en de Minister-President van Curaçao naar Venezuela. Hier ondertekenden de Minister-Presidenten, de Koninkrijksambassadeur te Caracas (namens Sint Maarten) en de Minister een MoU tussen de regering van het Koninkrijk en de regering Venezuela over intensivering van de samenwerking op het gebied van landbouw, watermanagement, milieu en energie. Aansluitend bracht de Minister van Buitenlandse Zaken een kennismakingsbezoek aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Hij besprak met de Landen de invulling van het buitenlands beleid van het Koninkrijk.

Eind november 2013 legde het Koninklijk Paar kennismakingsbezoeken af aan de Caribische landen van het Koninkrijk. Ook bezochten zij Colombia en Venezuela, twee buurlanden van het Koninkrijk. De Minister-Presidenten van de Caribische landen van het Koninkrijk maakten ook deel uit van de delegatie.

In 2013, net als voorgaande jaren, patrouilleerden schepen van de kustwacht en de marine van het Koninkrijk in het Caribisch gebied ten behoeve van rechtshandhaving in de Caribische regio. Op het gebied van drugsbestrijding werd samenwerking met de VS voortgezet op basis van het Forward Operating Locations (FOL)-verdrag en het Verdrag van San José. De evaluatie van de FOL-samenwerking over de periode 2010–2011 is 25 november 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Consulaire belangenbehartiging, en een versterkt beeld van Nederland in het buitenland

Er was in 2013 continue aandacht voor het verlenen van hulp aan Nederlanders die in het buitenland in nood verkeren en voor het snel en adequaat reageren op crises en natuurrampen, zoals Egypte, Zuid-Sudan en de Filipijnen. Evaluaties na iedere crisis van de gevolgde aanpak leidden tot verbeterde inzet van mensen en middelen, inclusief de tijdige en juiste aanpassing van de reisadviezen en heldere communicatie naar de burger.

De voortgang van de internationale samenwerking op consulair gebied, met name in EU-verband, verloopt moeizaam. Zo is er nog geen overeenstemming bereikt over de in 2013 bijgestelde EU-Richtlijn consulaire samenwerking, waar Nederland een groot voorstander van is. Gezien het internationale krachtenveld zal er naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn geen overeenstemming over worden bereikt. Nederland werkt daarom verder aan het ingezette proefproject consulaire samenwerking met gelijkgezinde EU lidstaten. Dit heeft onder meer geresulteerd in concrete afspraken over co-locatie van ambassades op 12 plaatsen, ten aanzien van nog 15 plaatsen vindt haalbaarheidsonderzoek plaats.

De aangekondigde Kamerbrief met het voorstel tot gedifferentieerde gedetineerdenbegeleiding wordt naar verwachting in het voorjaar van 2014 aan het parlement toegezonden.

De paspoortwet is in december 2013 gewijzigd, waardoor paspoorten en identiteitskaarten 10 jaar geldig worden. Op het moment van inwerkingtreding van de paspoortwet zal voor verstrekking van paspoorten in het buitenland aan niet-ingezetenen een kostendekkend tarief van EUR 130,00 worden gehanteerd. Het aantal grensgemeenten waar niet-ingezeten een paspoortaanvraag kunnen indienen is uitgebreid met twee, waaronder een speciale balie op Schiphol.

De inspanningen voor het maken van visumvertegenwoordigingsafspraken met andere Schengenstaten zijn voortgezet, met als belangrijkste doelen het behalen van efficiency, harmonisatie en verdergaande Europese samenwerking.

Het proces voor de ontwikkeling van de uitbreiding van de digitale dienstverlening, waaronder de digitalisering van het visumproces en de uitbreiding van de «reis-app» met landeninformatie die daardoor beter wordt ontsloten, is nog in volle gang.

Grotere internationale bekendheid met de Nederlandse cultuur

De zichtbaarheid en bekendheid van Nederland in Rusland is aanzienlijk vergroot dankzij de verschillende activiteiten in het kader van het bilaterale jaar. Veel activiteiten, met name die op gebied van theater en muziek, kennen een vervolg in 2014.

Ruim 60 Nederlandse ontwerpers, architecten en stedenbouwkundigen waren vertegenwoordigd op de Beijing Design Week 2013 (BJDW). Amsterdam was voor deze editie gekozen als gaststad. Onder de naam «Design goes Dutch» sloegen verschillende Nederlandse partijen de handen ineen (onder andere gemeente Amsterdam, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Agentschap NL en Het Nieuwe Instituut) om een uitgebreid programma te verzorgen waarin de samenwerking tussen de Nederlandse creatieve industrie en Chinese ontwerpers centraal stond. Chinese waardering gold vooral het feit dat in veel van de projecten is samengewerkt met Chinese experts en vertegenwoordigers uit de Chinese creatieve sector en dat deze samenwerking niet tot de BJDW beperkt bleef.

De «Delegates Lounge» binnen het VN-hoofdkwartier is een ontmoetingsplaats voor wereldleiders en duizenden politici, beleidsmakers en diplomatieke vertegenwoordigers van de 193 lidstaten van de Verenigde Naties (VN). De ruimte is in 2013 gerenoveerd en opnieuw ingericht door een Nederlands ontwerpteam samengesteld door ontwerpster Hella Jongerius. Dit vormde een uitgelezen kans Nederlandse design, architectuur en beeldende kunst op een internationaal podium te presenteren. Ook was dit een gelegenheid nieuwe economische impulsen te creëren voor de Nederlandse creatieve industrie, een sector die goed is voor 280.000 banen.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Artikel

Realisatie

   

Toelichting

Vindplaats

 

2011

2012

2013

   

Artikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

         

>

   

>

Conform begroting 2013 en planning periodieke beleidsdoorlichtingen

 

Artikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

         

1. De Nederlandse inzet t.b.v. een effectiever en meer politiek functioneren van de NAVO

 

 

Afgerond (TK 28 676, nr. 169), conform melding aan de Tweede Kamer in Jaarverslag 2011

Rapport

5. Energievoorzieningszekerheid

 

 

Afgerond (TK 31 271, nr. 7) conform melding aan de Tweede Kamer in Jaarverslag 2011

Rapport

Artikel 3 Versterkte Europese samenwerking

         

1. Versterking Europese samenwerking en Nederlandse positie

   

X

Rapport wordt in dec 2013 afgerond. Behandeling MR jan 2014

 

2. OS beleid van de Unie

   

Afgerond (TK 21 501-04, nr. 156)

Rapport

3. Vijf jaar top van Warschau

   

Afgerond (TK 21 501-20, nr. 597)

Rapport

Artikel 4 Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede

         
           

Artikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenlanden regulering van personenverkeer

         

1./2. Beleidskader consulaire dienstverlening

   

Afgerond (TK 32 734, nr. 10)

Rapport

Artikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

         

BELANGRIJKSTE FINANCIËLE ONTWIKKELINGEN OP HOOFDLIJNEN

Hieronder volgen de belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen per (niet-) beleidsartikel. Een gedetailleerd overzicht treft u aan in de daarop volgende financiële toelichting per beleidsartikel.

Realisatie begroting op hoofdlijnen (bedragen in miljoenen euro)
   

Realisatie 2012

Ontwerpbegroting 2013

Realisatie 2013

Verschil realisatie – OB

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

90

109

106

– 3

2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

254

253

226

– 27

3

Versterkte Europese samenwerking

6.649

7.580

7.495

– 85

4

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

2

2

0

– 2

7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

14

16

17

1

8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

45

43

54

11

9

Geheim

0

pm

0

0

10

Nominaal en onvoorzien

0

34

4

– 30

11

Algemeen

818

770

694

– 76

         

 

Toaal Begroting BZ

7.872

8.809

8.598

– 211

1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

De lagere realisatie op dit artikel is het gevolg van lagere uitputting van het mensenrechtenfonds ODA, op zowel de posten als het departement.

2. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

De lagere realisatie op dit onderdeel wordt in belangrijk mate veroorzaakt door een daling op veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden. Naar aanleiding van de daling van het BNP en het hieraan gekoppelde budget voor ontwikkelingssamenwerking zijn de uitgaven voor het Stabiliteitsfonds verlaagd. Daarnaast is het budget voor VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties verlaagd als gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte.

3. Versterkte Europese samenwerking

De lagere realisatie op het onderdeel Europese samenwerking is het gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte op de totale EOF begroting voor het jaar 2013. Het Nederlandse aandeel is daarmee evenredig afgenomen.

4. Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

De lagere realisatie wordt verklaard doordat voorziene activiteiten, als onderdeel van de financiële steun aan landen binnen de Nederlandse kiesgroep bij de WB/IMF, niet zijn uitgevoerd.

7. Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

Als gevolg van de aanschaf van een systeem waarmee visa en reisdocumenten online kunnen worden aangevraagd is de realisatie hoger uitgevallen dan verwacht.

8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

De hogere realisatie is het gevolg van een stijging in de kosten voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisatie in Nederland. Dit komt door een eenmalige betaling aan het Internationaal Strafhof voor de opleverkosten van de Haagse Arc, evenals de Nederlandse bijdrage aan de nieuwbouw van het ICC.

10. Nominaal en onvoorzien

De daling wordt veroorzaakt doordat de voorzieningen voor HGIS loon- en prijsbijstellingen zijn overgeboekt naar HGIS-artikelen binnen andere begrotingshoofdstukken.

11. Algemeen

De lagere realisatie op de apparaatskosten wordt enerzijds verklaard door lagere personele uitgaven als gevolg van de afslanking en sluiting van posten. Daarnaast zijn de kosten voor materiele uitgaven lager uitgevallen. In verband met de verhuizing naar een nieuwe locatie zijn er geen uitgaven gedaan aan grootschalig onderhoud van het ministerie. Investeringen op de posten zijn vooruitgeschoven, tot nadere invulling van de geplande bezuinigingen. Tevens zijn de kosten voor grootschalig onderhoud, huur en beveiliging lager uitgevallen dan verwacht.

BELEIDSARTIKELEN

Beleidsartikel 1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

A. Algemene doelstelling

Het bevorderen van een goed functionerende internationale rechtsorde, met een blijvende inzet op mensenrechten, als integraal onderdeel van het buitenlandbeleid.

Een sterke rechtsorde maakt de wereld op termijn stabieler, veiliger, vrijer en welvarender. Nog afgezien van een definieerbaar eigenbelang, is dit waar Nederland sinds jaar en dag voor staat en wil blijven staan. Dit vereist goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak, de strijd tegen straffeloosheid en een effectieve bescherming van de rechten van de mens. De inzet op mensenrechten blijft als geïntegreerd element een kerndoel van het Nederlands buitenlandbeleid en wordt nog duidelijker gekenmerkt door focus, selectiviteit en effectiviteit (zie mensenrechtenstrategie «Verantwoordelijk voor Vrijheid – Mensenrechten in het buitenlandbeleid» van voorjaar 2011).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De regering zet zich concreet in voor de bevordering van vrijheid en meningsuiting, waaronder in het bijzonder internetvrijheid, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, gelijke rechten voor mannen en vrouwen, de rechten van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders, de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers, en de bevordering van fundamentele arbeidsnormen en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De Minister heeft een stimulerende en uitvoerende rol:

  • Het ondersteunen van het stelsel van internationale organisaties is belangrijk om een stabiele internationale omgeving te scheppen ten behoeve van veiligheid, welvaart en vrijheid. Door regulering van internationale betrekkingen neemt de bestuurbaarheid toe en daarmee het produceren van gewenste uitkomsten. De financiële instrumenten kunnen beleidsmatig gebruikt worden om invloed te verkrijgen;

  • Aanzien van bescherming en bevordering van mensenrechten bestaat in essentie uit stimuleren en uitvoeren via bilaterale en multilaterale kanalen op voor Nederland prioritaire thema’s;

  • De Minister is verder verantwoordelijk voor interdepartementale regie ten behoeve van een coherente en consistente Nederlandse inzet in beheers- en bestuursraden van internationale organisaties ter bevordering van de internationale rechtsorde en mensenrechten.

C. Beleidsconclusies

Met de viering van 100 jaar Vredespaleis en de conferentie over vreedzame geschillenbeslechting met bijbehorende verklaring heeft de versterking van de internationale rechtsorde in 2013 een impuls gekregen. De beleidsdoelstellingen uit de begroting werden conform uitgevoerd. De campagnes voor de Nederlandse kandidaturen voor de VN mensenrechtenraad en Veiligheidsraad werden succesvol opgestart en uitgebouwd.

Bij de bescherming van de rechten van de mens vormde de beleidsbrief «Respect en recht voor ieder mens», een belangrijke mijlpaal. Daarin werd de innovatieve aanpak met betrekking tot deze hoeksteen van het buitenlands beleid uiteengezet en toegelicht. Andere beleidsdoelstellingen zijn als omschreven in de begroting uitgevoerd.

Het kabinet bracht een nationaal actieplan mensenrechten en bedrijfsleven uit.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten
(X EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

94.422

147.023

116.445

94.041

22.404

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

103.596

89.562

106.338

109.551

– 3.213

             

1.1

Een goed functionerende internationale rechtsorde

 

58.124

48.177

52.512

52.216

296

             

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Verenigde Naties

   

37.168

40.501

– 3.333

   

OESO

   

6.381

5.823

558

   

diversen

   

4.103

0

4.103

 

Subsidies

Carnegiestichting

   

4.860

4.800

60

             

1.2

Bescherming van de rechten van de mens

 

45.472

41.385

53.826

57.335

– 3.509

               
 

Bijdragenovereenkomst

waarvan landenprogramma's

   

20.085

19.792

293

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan OHCHR

   

8.050

8.650

– 600

 

Subsidies

waarvan Wereldomroep

   

13.500

14.000

– 500

   

waarvan diversen

   

12.191

14.893

– 2.702

E. Toelichting

Verplichtingen

De verhoging van het verplichtingenbudget bestaat uit een saldo van mutaties. Door het voornemen de subsidie aan de Carnegie Stichting eind 2013 voor een periode van vijf jaar (2014–2018) af te sluiten is het verplichtingenbudget hiervoor met EUR 22 mln gestegen. Dit was oorspronkelijk begin 2014 voorzien. Daarnaast is een verplichtingenbudget opgenomen voor centrale programma’s op het gebied van mensenrechten, evenals een verplichtingenbudget voor een bijdrage aan het Special Court Sierra Leone (SCSL) voor de behandeling van de beroepsprocedure van Charles Taylor. Tevens is het verplichtingenbudget toegenomen als gevolg van het eerder publiceren van de subsidie-tender voor het mensenrechtenfonds voor de periode 2014–2017. Deze stijging wordt gecompenseerd door het vervallen van de verplichting voor de Wereldomroep; deze verplichting is reeds eind 2012 aangegaan.

Beleidsartikel 2. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

A. Algemene doelstelling

Het bevorderen van de Nederlandse en internationale veiligheid en stabiliteit door doelgerichte bilaterale en multilaterale samenwerking. Humanitaire hulpverlening aan mensen in nood.

Veiligheid in de wereld vergroot de veiligheid van en in ons land. Veel van de grensoverschrijdende dreigingen waaraan Nederland bloot staat, zijn van een dusdanige omvang en complexiteit dat een aanpak in internationaal verband geboden is. Voorbeelden zijn de proliferatie van massavernietigingswapens, terrorisme en gewelddadig extremisme, piraterij, illegale wapenhandel en cyberdreigingen. Daarnaast hebben we te maken met ontwikkelingen op het wereldtoneel die een indirecte veiligheidsdreiging met zich meebrengen. Zwakke staatsstructuren elders kunnen een thuisbasis bieden aan terrorisme en georganiseerde misdaad, conflicten leiden potentieel tot migratie- en vluchtelingenstromen maar ook energie- en grondstoffenzekerheid brengt, naast de directe relevantie voor de Nederlandse economie, een belangrijke veiligheidsdimensie met zich mee.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Nederland blijft inzetten op de geïntegreerde benadering gericht op verbetering van veiligheid en stabiliteit als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling. De samenhangende inzet bestrijkt defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking en het strekt zich naast Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Defensie in toenemende mate uit tot de departementen Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Economische Zaken. Een regionaal perspectief op veiligheid en rechtsorde is in vele gevallen onontbeerlijk vanwege het grensoverschrijdend karakter van oorzaken en gevolgen van conflict. Daarnaast wordt de prominente rol van Nederland op het terrein van veiligheid en rechtsorde aangewend om multilaterale instellingen aan te zetten tot beter gecoördineerd optreden.

De rol van de Minister bestaat uit stimuleren en regisseren:

  • Het bevorderen van grotere veiligheid en stabiliteit. De Minister bevordert en bewaakt de coherentie en consistentie van de Nederlandse inzet in multilateraal verband, waaronder de EU, VN, NAVO en OVSE, maar ook ad hoc coalities zoals het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI);

  • Artikel 100-procedures ter voorbereiding van besluitvorming betreffende wereldwijde inzet van de krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties conform het Toetsingskader 2009, in nauwe afstemming met de Minister van Defensie;

  • Toepassing van terrorismesancties/Sanctieregeling 2007 als onderdeel van het sanctiebeleid, uitgevoerd in overeenstemming met de ministers van Financiën en Veiligheid en Justitie.

In het kader van een restrictief en transparant internationaal en Nederlands wapenexportbeleid draagt de Minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijkheid voor de buitenlandpolitieke toetsing van wapenexportaanvragen. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is eindverantwoordelijk voor het wapenexportbeleid.

C. Beleidsconclusies

Belangrijke resultaten die niet in de memorie van toelichting 2013 waren voorzien, betreffen de opstelling van de Internationale Veiligheidsstrategie en de besluitvorming over de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie MINUSMA in Mali.

Daarnaast heeft Nederland met financiële, personele en logistieke steun bijgedragen aan de Gemeenschappelijke OPCW/VN-missie die moet toezien op de verwijdering van chemische wapens uit Syrië.

Ten slotte is de trainingsmissie in Kunduz eerder beëindigd dan oorspronkelijk voorzien als gevolg van het voorspoedige verloop van de transitie op het gebied van opleidingen in Kunduz en het besluit van Duitsland om uit de provincie te vertrekken.

De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) constateerde in haar onderzoek naar het Nederlands buitenlandbeleid in Latijns-Amerika (2004–2010) dat alert is gereageerd op de veranderingen die zich in de regio Latijns-Amerika heeft voorgedaan. Dat geldt in het bijzonder voor de prioriteit die werd toegekend aan de politieke en economische betrekkingen met Brazilië. De constatering dat de aandacht voor Brazilië niet gepaard is gegaan met meer aandacht voor kansen in de Spaans-sprekende landen, werd echter niet gedeeld.

Ondanks de noodzakelijke bezuinigingen op postennet en departement blijft het kabinet anticiperen op de trend van groeiende invloed en zelfvertrouwen van Latijns-Amerika. Niet alleen omdat de regio een belangrijke groeimarkt is en omdat het Koninkrijk deel uitmaakt van de regio, maar ook omdat de Latijns-Amerikaanse landen op tal van terreinen, zoals mensenrechten, vrede en veiligheid en klimaat vaak gelijkgestemde partners zijn in een snel veranderende wereldorde.

In lijn met de aanbeveling in het IOB-rapport over de risico’s voor de betrekking met Latijns-Amerika die een verminderde aanwezigheid met zich meebrengt, gaat het kabinet deze risico’s matigen binnen de smalle marges van de beschikbare menskracht en middelen. Het kabinet gaat dit doen met een nadruk op flexibele inzet van posten en mensen, door gebruik te maken van niche-diplomatie binnen een nog scherpere beleidsfocus. Ook wordt maximaal gebruik gemaakt van onze netwerken en goodwill in de regio.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur (X EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

224.535

300.274

200.114

234.511

– 34.397

             

Uitgaven:

Instrument

       

             

Programma-uitgaven totaal

 

257.771

254.319

226.472

253.494

– 27.022

             

2.1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

 

12.630

15.945

23.321

20.721

2.600

             

 

Bijdragen internationale organisaties

NAVO

   

16.357

12.806

3.551

   

Diversen

   

6.459

4.925

1.534

 

Subsidies

Atlantische commissie

   

505

490

15

               
               

2.2

Bestrijding en terugdringing van het internationaal terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit

 

500

500

500

500

0

 

Susidies

Anti-terrorisme instituut

   

500

500

0

             

2.3

Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens, bevordering van ontwapening, wapenbeheersing en het voeren van een restrictief en transparant wapenexportbeleid

 

13.855

17.628

12.626

12.754

– 128

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

IAEA

   

6.918

7.317

– 399

   

Ontwapeningsorganisaties (CTBTO,OPCW etc.)

   

3.099

3.437

– 338

 

Opdrachten

NSS

   

2.609

2.000

609

               

2.4

Het bevorderen van energievoorzienings- en grondstoffenzekerheid

     

0

0

0

             

2.5

Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden

 

230.786

220.246

190.025

219.519

– 29.494

             

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

VN-contributie crisisbeheersingsoperaties

   

86.679

102.000

– 15.321

 

Bijdrageovereenkomst

MATRA

   

11.905

10.814

1.091

   

Landenprogramma's

   

91.441

99.058

– 7.617

               

Ontvangsten

 

1.347

1.183

2.057

1.167

890

             

2.10

Doorberekening Defensie diversen

 

0

165

167

167

0

               

2.50

Restituties contributies

 

1.347

1.018

1.890

1.000

890

E. Toelichting

Verplichtingen

De verlaging van de verplichtingen komt met name door het naar beneden bijstellen van het verplichtingenbudget van het Stabiliteitsfonds (ODA en non-ODA), waar uitgaven gedaan zijn ten laste van verplichtingen die reeds in eerdere jaren waren aangegaan. Daarnaast zijn ten aanzien van VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties, in lijn met de lagere uitgaven, ook de verplichtingen naar beneden bijgesteld.

Uitgaven

Artikel 2.1

De stijging van de uitgaven voor goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid zijn gestegen met EUR 2,6 mln. Zoals toegelicht in de Tweede Suppletoire Begroting en de Decemberbrief wordt deze stijging met name veroorzaakt door het aangepaste betalingsritme voor de bijdrage aan de NAVO (voorschot contributie 2014) en een betaling voor de civiele pensioenen van de NAVO. Daarnaast is, zoals vermeld in de Tweede Suppletoire Begroting, sprake van een verhoging van het budget voor het Veiligheidsfonds als gevolg van een hogere bijdrage aan de OPCW vanwege de ontwikkelingen in Syrië.

Artikel 2.5

De uitgaven voor veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden zijn gedaald met EUR 30 mln. Zoals toegelicht in de Tweede Suppletoire Begroting is naar aanleiding van de daling van het BNP en het hieraan gekoppelde budget voor ontwikkelingssamenwerking besloten om de uitgaven voor het Stabiliteitsfonds te verlagen. Daarnaast is het budget voor VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties verlaagd, omdat de VN minder heeft uitgegeven voor crises en de liquiditeitsbehoefte daardoor lager was. Ten slotte daalden ook de uitgaven voor MATRA per saldo. Enerzijds waren de uitgaven voor MATRA Kap ODA hoger dan bij de begroting was voorzien, en waren ze lager op andere onderdelen, waaronder MATRA Europese samenwerking.

Beleidsartikel 3. Versterkte Europese samenwerking

A. Algemene doelstelling

Europa is en blijft voor Nederland van groot belang. Nederland investeert actief en constructief-kritisch in Europese samenwerking om voor Nederlandse burgers en bedrijven veiligheid, welvaart en vrijheid te garanderen, zowel binnen als buiten onze grenzen.

Nederland is één van de oprichters van de Europese Unie (EU) en maakt zowel geografisch, historisch, cultureel als economisch deel uit van Europa. Mondiale uitdagingen, zoals de financieel-economische crisis, georganiseerde criminaliteit, terrorisme, migratie, klimaatverandering en grondstoffen, waarvoor geen nationale oplossingen meer te vinden zijn, vergen een gezamenlijke aanpak. Nauwe Europese samenwerking op verschillende niveaus, binnen de EU maar ook in andere verbanden als bijvoorbeeld de Raad van Europa, is noodzakelijk om aan dergelijke uitdagingen het hoofd te kunnen bieden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Binnen de EU moet daartoe in het bijzonder gewerkt worden aan het bevorderen van de financiële stabiliteit (in het bijzonder in de Eurozone), groei en werkgelegenheid en het beschermen van onze buitengrenzen. Daarbij wordt niet alleen gehandeld vanuit coalitieverband met «gelijkgezinden», maar ook actief gezocht naar nieuwe partners op verschillende dossiers.

Met de jaarlijkse Staat van de Unie zet de regering een geïntegreerde visie neer op hoofdlijnen voor het Nederlandse Europabeleid.

De rol van de Minister is regisserend, financierend, stimulerend en uitvoerend:

  • De regisserende rol van de Minister bestaat uit het bevorderen en bewaken van de coherentie en de consistentie van het Nederlandse Europabeleid, inclusief de voorbereiding van de Europese Raden en horizontale en institutionele dossiers. Daarnaast heeft de Minister een regisserende rol bij het interdepartementaal afstemmen van de Nederlandse inzet in de verschillende vakraden;

  • De Minister heeft een stimulerende rol bij de Europese meerjarige begroting, ook wel het «Meerjarig Financieel Kader» genoemd;

  • De financierende rol van de Minister bestaat uit de Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting en aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF);

  • De uitvoerende rol van de Minister tot slot bestaat uit het vormgeven van het Europese externe beleid ten opzichte van derde landen, regio’s en ontwikkelingslanden; het onderhouden en intensiveren van de bilaterale relaties met andere Europese landen; en het bevorderen van een Europese waardengemeenschap.

C. Beleidsconclusies

Bij de in 2013 succesvol afgeronde onderhandelingen over het EU Meerjarig Financieel Kader (2014–2020) is de korting op de Nederlandse EU-afdrachten van ruim EUR 1 miljard per jaar behouden. De begroting is soberder en moderner, met een sterker accent op onderzoek en innovatie. Ook zijn belangrijke stappen ter versterking van de architectuur van de Eurozone, zoals het akkoord tussen de Raad en het EP over de richtlijn voor herstel en afwikkeling van banken en de richtlijn met betrekking tot depositogarantiestelsels. Bovendien heeft de Raad een akkoord bereikt over een Europees resolutiemechanisme (SRM), naast het Europese toezicht mechanisme (SSM) een belangrijke bouwsteen van de bankenunie. De ER heeft in oktober 2013 een krachtige impuls gegeven aan de interne markt, waaronder de digitale interne markt en interne markt voor diensten. Nederland heeft ook de subsidiariteitsdiscussie op de Europese agenda gezet. Besluitvorming over Schengentoetreding van Roemenië en Bulgarije is op initiatief van Nederland en gelijkgestemde lidstaten opnieuw uitgesteld. Nederland heeft met gelijkgezinden de bestrijding van de ongewenste neveneffecten van het vrije verkeer op de EU-agenda gezet. In 2013 is een EU-taskforce opgericht voor een geïntegreerde aanpak van de vluchtelingenproblematiek in het Middellandse-Zeegebied.

Nederland heeft een belangrijke trekkende rol gespeeld om de politieke dialoog over rechtsstatelijkheid binnen de EU niveau te bevorderen. Ook binnen de Raad van Europa was Nederland op dat punt actief, o.a. door deelname van de Minister van Buitenlandse Zaken aan het Comité van Ministers.

De bilaterale relaties met andere Europese landen werden in 2013 geïntensiveerd. Naast de vele contacten in de marge van Europese en internationale bijeenkomsten voerde de Minister van Buitenlandse Zaken in totaal 31 bilaterale consultaties met Europese collega’s (waarvan 17 van EU-landen). Een aantal van deze contacten vond plaats in het kader van de goede Benelux-samenwerking.

De IOB evalueerde het Europees Ontwikkelingsbeleid 1998–2012 en de invloed die Nederland hierop heeft kunnen uitoefenen. De evaluatie en de kabinetsreactie werden in juni 2013 naar het parlement gezonden. Vastgesteld werd dat de Europese ontwikkelingssamenwerking goed aansluit op de Nederlandse, en dat Nederland op een aantal terreinen in staat is geweest de inhoud van het EU-beleid te beïnvloeden (bijvoorbeeld ten aanzien van EU-begrotingssteun en beleidscoherentie voor ontwikkeling). De inspectie concludeerde voorts dat de kwaliteit van het beheer van EU-middelen is verbeterd, maar dat er meer inzicht moet komen in de resultaten en de impact van inspanningen, vooral waar het regionale programma’s betreft. BZ heeft de bevindingen van IOB ingebracht in de vormgeving van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds (EOF-11). Het parlement moet nog instemmen met de ratificatie van het Intern Akkoord voor EOF-11 in 2014.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking (X EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

6.580.210

6.505.187

7.339.239

7.412.138

– 72.899

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

6.743.443

6.648.435

7.495.364

7.580.467

– 85.103

               

3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

 

6.566.670

6.493.512

7.324.987

7.389.682

– 64.695

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

BNP-afdracht

   

4.593.513

4.309.168

284.345

   

BTW-afdracht

   

320.711

339.447

– 18.736

   

Landbouwheffingen

   

271.695

253.000

18.695

   

Invoerrechten

   

2.139.068

2.488.067

– 348.999

               

3.2

Een effectief, efficient en cohorent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio's, inclusief ontwikkelingslanden

 

163.233

140.716

156.125

177.177

– 21.052

             

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

EOF

   

156.125

177.177

– 21.052

             

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

 

9.680

9.989

10.142

9.748

394

             

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Raad van Europa

   

10.142

9.748

394

               

3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 28

 

3.860

4.218

4.110

3.860

250

             

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Benelux bijdrage

   

4.110

3.860

250

               

Ontvangsten

 

656.972

642.559

592.213

685.267

– 93.054

               

3.10

Perceptiekostenvergoedingen

 

656.729

642.298

591.817

685.267

– 93.450

               

3.30

Restitutie Raad van Europa

 

243

261

396

0

396

E. Toelichting

Uitgaven

Artikel 3.2

Zoals toegelicht in de Tweede Suppletoire Begroting is de verlaging het gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte op de totale EOF begroting voor 2013. Het Nederlands aandeel is daarmee evenredig afgenomen.

Ontvangsten

Artikel 3.1

Zoals eerder gemeld in de Tweede Suppletoire Wet ontvangt Nederland 25% van de afgedragen douaneontvangsten als perceptiekostenvergoeding. Doordat de afdracht van douaneontvangsten neerwaarts zijn bijgesteld, zijn ook de perceptiekostenvergoedingen neerwaarts bijgesteld.

Beleidsartikel 4. Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede

A. Algemene doelstelling

Het bestrijden van structurele armoede en het bevorderen van duurzame economische groei en zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden.

Duurzame economische groei en een overheid die deze groei mogelijk maakt en doeltreffend armoedebeleid voert, leiden tot zelfredzaamheid. Meewegen van ontwikkelingsbelangen in nationale en internationale beleidsvoering – beleidscoherentie voor ontwikkeling – voorkomt negatieve gevolgen van niet-hulpbeleid op ontwikkeling. Hiermee worden ontwikkelingslanden op termijn minder afhankelijk van hulp.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een financierende rol:

  • Er wordt technische assistentie verleend aan een aantal landen waarmee Nederland een Kiesgroep vormt bij de Wereldbank.

C. Beleidsconclusies

Uit efficiency overwegingen is besloten om vanaf 2014 de middelen voor technische assistentie aan de kiesgroep landen over te hevelen naar hoofdstuk IX b van de begroting.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede (X EUR 1.000)
   

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

– 1.494

0

193

0

193

             

Uitgaven:

         
             

Programma-uitgaven totaal

5.761

2.401

286

2.300

– 2.014

           

4.2

Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden

5.761

2.401

286

2.300

– 2.014

E. Toelichting

Uitgaven

Als onderdeel van de financiële steun aan acht van de twaalf landen binnen de Nederlandse kiesgroep bij de WB/IMF zijn onder andere financiële bijdragen toegezegd aan het Ministerie van Financiën van Moldavië. Binnen de oorspronkelijke projectperiode tot 31 december 2012 is door vertraging in de uitvoering van een drietal activiteiten de realisatie sterk bij de uitgavenramingen achtergebleven. Een toegestane budget-neutrale verlenging tot 31 december 2013 heeft er niet toe geleid dat de voorziene activiteiten alsnog zijn uitgevoerd.

Beleidsartikel 7. Regulering van personenverkeer

A. Algemene Doelstelling

Het verlenen van bijstand aan Nederlanders in nood in het buitenland en zorg dragen dat Nederlanders in het buitenland aan benodigde (reis)documenten kunnen komen.

De Minister levert zijn bijdrage aan een gereguleerd personenverkeer door visa af te geven, algemene en individuele ambtsberichten op te stellen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft bij welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer een uitvoerende en regisserende rol.

Indicator als resultaatverantwoordelijke: Het percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen 15 dagen wordt afgehandeld (in de periode van 1.1.2013 t/m 31.12.2013) bedroeg 87,8%, tegen 86% in 2012. De streefwaarde is 75%. Ook de gemiddelde behandeltermijn is in 2013 verbeterd, en afgenomen tot 9,41 dagen (in 2012: 10,48 dagen). Voor het Schengengebied is de standaard die door de EU visumcode wordt gehanteerd 15 dagen. Deze periode kan in bijzondere gevallen worden verlengd tot 60 dagen. NB: De doorlooptijd is het aantal dagen dat zit tussen het indienen van een ontvankelijke visumaanvraag tot aan het moment van bekendmaken of uitreiken van de beslissing op de aanvraag.

  • Nederlanders in het buitenland krijgen bijstand in situaties waar zij zichzelf niet kunnen helpen of niet door anderen kunnen worden geholpen. Het gaat daarbij om zaken als evacuaties in crisissituaties, bijstand aan gedetineerden en het afgeven van nooddocumenten;

  • Daarnaast speelt de Minister een rol in de regulering van het personenverkeer van vreemdelingen naar en van Nederland. De belangrijkste activiteiten op dit terrein zijn de afgifte van visa, afgifte van Nederlandse reisdocumenten in het buitenland, het afnemen van inburgeringsexamens en het legaliseren van documenten;

  • Ook worden, op verzoek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, ambtsberichten uitgebracht en wordt de samenwerking met niet-EU-Lidstaten gefaciliteerd. Er wordt samengewerkt met een groot aantal binnen- en buitenlandse partners. In de meeste gevallen is sprake van rechtstreekse dienstverlening aan de individuele burger;

  • De afgifte van visa vindt plaats in het kader van de Schengenovereenkomst.

C. Beleidsconclusies

De voor 2013 beoogde beleidsresultaten zijn grotendeels gerealiseerd. Ten aanzien van consulaire samenwerking in EU-verband blijkt het realiseren van voortgang bij voortduring lastig. Nederland blijft zich hiervoor met een aantal EU-lidstaten intensief inzetten, mede met het oog op het komende EU-voorzitterschap Nederland in de eerste helft van 2016. Ook blijft Nederland verder werken aan het ingezette proefproject consulaire samenwerking met gelijkgezinde EU lidstaten.

Ook de beoogde digitalisering van de consulaire- en visumprocessen blijkt complexer dan verwacht. Door technische problemen blijft de voortgang achter op schema. Gezien het grote belang van het bewerkstelligen van een betere dienstverlening voor de burger, voor wie digitalisering essentieel is, zal hierop vol blijven worden ingezet.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 7 Regulering van personenverkeer (X EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

13.270

14.871

15.488

15.964

– 476

             

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

15.073

13.591

16.961

15.964

997

               

7.1

Op basis van eigen verantwoordelijkheid consulaire dienstverlening bieden aan Nederlanders in het buitenland

 

13.938

12.432

15.853

14.809

1.044

               
 

Subsidies

EPAFRAS

   

600

600

0

   

Reclassering Nederland

   

599

600

– 1

             

 

Opdrachten

Informatiesystemen

   

8.137

7.000

1.137

   

Inkoop reisdocumenten

   

3.729

3.500

229

   

Diversen

   

2.788

3.109

– 321

               

7.2

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

 

1.135

1.159

1.108

1.155

– 47

               

Ontvangsten

 

41.003

40.015

48.264

41.300

6.964

               

7.10

Consulaire dienstverlening

 

41.003

40.015

48.264

41.300

6.964

E. Toelichting

Ontvangsten

Zoals gemeld in de Decemberbrief is er sprake van hogere consulaire ontvangsten dan verwacht. De consulaire ontvangsten zijn toegenomen door een stijging van het aantal aanvragen, in het bijzonder visumaanvragen.

Beleidsartikel 8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

A. Algemene Doelstelling

Culturele diplomatie versterkt de positie van Nederland, zowel in cultureel, buitenlandpolitiek als economisch opzicht.

De regering stimuleert een internationaal niveau van Nederlandse topinstellingen en benadrukt verbanden tussen cultuur, economie en diplomatie. Cultuur, inclusief erfgoed, vertelt een verhaal waar anderen zich aan kunnen relateren. In de Nederlandse buitenlandpolitiek wordt deze kracht van cultuur actief benut, bijvoorbeeld tijdens vieringen, staatsbezoeken en handelsmissies. Culturele diplomatie is ook moderne diplomatie: voor het werk van onze vertegenwoordigingen in het buitenland is het van belang in contact te zijn met buitenlandse cultuurdragers. Bloggers, filmmakers, schrijvers en andere cultuurmakers behoren vaak tot de voorhoede van maatschappelijke trends. Een impuls aan cultuur en sport kan behalve artistieke en sportieve ontwikkelingen ook sociale en economische ontwikkelingen stimuleren, ook in conflictsituaties.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De uitvoering van het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft regieverantwoordelijkheid voor:

  • Beleidsvorming en uitvoering ten aanzien van het Internationaal Cultuurbeleid;

  • Afstemming met culturele fondsen en ondersteunende instellingen over internationale activiteiten. De algemene aansturing van deze fondsen en instellingen is de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris OCW;

  • Beleidsvorming en uitvoering op het gebied van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed;

  • Synergie tussen cultuur en het buitenlandpolitieke- en economische beleid.

Daarnaast heeft de Minister een uitvoerende rol op de volgende onderdelen:

  • Aansturing van de posten en van de culturele instituten in Parijs en Jakarta;

  • Verdeling van cultuurmiddelen over de posten;

  • Aansturing van de Stichting Internationale Culturele Activiteiten voor culturele programmering van vieringen met Turkije en Rusland;

  • Buitenlandse Bezoekersprogramma’s;

  • Promotie van Nederlandse kunst in het buitenland (in het bijzonder Nederlands topsegment en opkomend talent) en identificatie van internationale kansen en ontwikkelingen voor de Nederlandse culturele sector;

  • Aansturing van het Nederlands-Vlaams Huis «de Buren».

Daarnaast heeft de Minister een financierende rol door middel van de bijdragen in ondersteunende gastlandsfeer aan organisaties in Den Haag. Nederland neemt een bijzondere positie in als gastland van vele internationale organisaties en internationale hoven en tribunalen. Als gastland heeft Nederland de verantwoordelijkheid de in Nederland gevestigde instellingen te ondersteunen opdat deze onafhankelijk, veilig en efficiënt kunnen functioneren. Als coördinerend ministerie houdt Buitenlandse Zaken onder meer toezicht op de uitvoering van verdragen en afspraken met de organisaties, onderhoudt de contacten met de andere overheidsorganen inzake beveiliging en veiligheid en heeft het samen met het Ministerie van Veiligheid & Justitie een structuur opgezet om de hoven en tribunalen te faciliteren met bijvoorbeeld visa-verlening en transport van getuigen en verdachten. Ook wordt samengewerkt met het oog op huisvesting van de organisaties.

C. Beleidsconclusies

De viering van het bilaterale jaar met Rusland in 2013 kende een prominente culturele pijler, een platform om de contacten en samenwerking tussen Nederlandse en Russische culturele organisaties te intensiveren, te bestendigen en te verbreden. De Nederlandse zichtbaarheid was groot met het multidisciplinaire culturele festival Orange Days op scheepswerf Novaja Gollandia (Nieuw Holland) in Sint-Petersburg (1-14 juli) en de Dutch Days in Moskou (11-15 september) met tegelijkertijd een Mondriaantentoonstelling in de Nieuwe Tretjakovgalerij.

Ruim 60 Nederlandse ontwerpers, architecten en stedenbouwkundigen waren vertegenwoordigd op de Beijing Design Week 2013 (BJDW). Amsterdam was voor deze editie gekozen als gaststad. Onder de naam «Design goes Dutch» sloegen verschillende Nederlandse partijen de handen ineen (onder andere gemeente Amsterdam, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Agentschap NL en Het Nieuwe Instituut) om een uitgebreid programma te verzorgen waarin de samenwerking tussen de Nederlandse creatieve industrie en Chinese ontwerpers centraal stond.

In 2013 werd een nieuwe vierjarige opdracht gegeven aan het stimuleringsfonds voor de creatieve industrie. Dit programma is een vervolgprogramma op «Dutch Design Fashion Architecture» (DDFA) ter ondersteuning van de internationale reputatie en marktverruiming voor Nederlandse creatieve industrie.

In 2013 werd de sluiting van het Institut Néerlandais afgewikkeld. Bij de uitvoering van andere voorgenomen activiteiten op het gebied van het vergroten van de internationale bekendheid van de Nederlandse cultuur deden zich in 2013 geen bijzonderheden voor.

Ter verkrijging van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties heeft de ministerraad de «Notitie Gastlandbeleid» aanvaard. In deze notitie werd nog eens vastgelegd wat de focus is van het gastlandbeleid, en welke prioriteit het kabinet daar aan verleent. De notitie had als oogmerk het stroomlijnen van de samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen en het vastleggen van het gebruikte instrumentarium.

Met de Carnegie Foundation werd in 2013 een nieuwe overeenkomst getekend, volgens welke de jaarlijkse subsidie voor 4 jaar is vastgelegd op EUR 4.4 miljoen. Deze subsidie stelt de stichting in staat het Vredespaleis te beheren, ten behoeve van gebruikers PCA (Permanente Hof van Arbitrage) en IGH (Internationaal Gerechtshof).

In 2013 werd de International Development Law Organization (IDLO) binnengehaald als geheel nieuwe internationale organisatie. Met het reeds aanwezige NATO Communications and Information (NCI) Agency werd een overeenkomst getekend waardoor de vestiging in Den Haag in de komende jaren zal groeien tot ruim 700 expats, werkzaam op het gebied van IT en (beveiligde) communicatie.

Bij het meten van communicatie- en beleidseffecten deden zich geen bijzonderheden voor. Qua uitvoering en beoogde resultaten op het vlak van onderzoek deden zich ook geen bijzonderheden voor. Daarentegen werd op het gebied van strategische beleidscommunicatie naar buitenlandse doelgroepen boven verwachting gepresteerd. Dit is onder andere af te leiden uit de succesvolle inzet van online-kanalen waarbij een groei in het aantal Facebookpagina’s van posten naar 120 (met meer dan 200.000 fans) en het aantal formele Twitteraccounts van BZ naar 102 (met meer dan 60.000 volgers) is gerealiseerd. Op het vlak van voorlichting voor ontwikkelingssamenwerking en met betrekking tot publieksdiplomatie deden zich geen bijzonderheden voor.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland (X EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

18.494

42.322

41.425

41.362

63

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

41.431

45.272

54.122

43.439

10.683

               

8.1

Grotere buitenlandse bekendheid met de nederlandse cultuur

 

6.336

7.094

5.818

7.246

– 1.428

               
 

Subsidies

Instituut Neerlandais

   

1.411

1.407

4

   

Gemeenschappelijk cultureel erfgoed

   

4.407

1.000

3.407

             

8.2

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

 

14.115

18.571

27.822

13.775

14.047

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan Internationaal Strafhof

   

22.998

10.000

12.998

   

waarvan Libanon tribunaal

   

3.688

3.600

88

               

8.3

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijze, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid

 

20.980

19.607

20.482

22.418

– 1.936

             

 

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

7.273

7.527

– 254

 

subsidies

waarvan Clingendael

   

2.487

2.520

– 33

 

Opdrachten

POBB

   

3.262

3.458

– 196

   

waarvan bezoeken hoogwaardigheidsbekleders en CD

   

3.113

1.665

1.448

   

waarvan voorlichting

   

3.836

5.340

– 1.504

               

Ontvangsten

 

774

774

774

790

– 16

               

8.30

Doorberekening Defensie diversen

 

774

774

774

790

– 16

E. Toelichting

Uitgaven

Artikel 8.2

Zoals aangegeven in de Tweede Suppletoire Begroting 2013, zijn de uitgaven voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland gestegen als gevolg van een éénmalige betaling aan het Internationaal Strafhof voor de opleverkosten van de Haagse Arc (de huidige locatie). Daarnaast zijn de uitgaven gestegen omdat de Nederlandse bijdrage aan de nieuwbouw van het ICC-gebouw in één keer is voldaan.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 9. Geheim
Niet-beleidsartikel 9 Geheim (X EUR 1.000)
   

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

0

559

– 30

pm

– 30

             

Uitgaven

10

480

163

pm

163

E. Toelichting

n.v.t.

Niet-beleidsartikel 10. Nominaal en onvoorzien
Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

96

18

3.758

33.597

– 29.839

             

Uitgaven:

96

18

3.758

33.597

– 29.839

             

Nominaal en onvoorzien

96

18

3.758

33.597

– 29.839

E. Toelichting

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie houdt verband met de kasmutatie zoals hieronder beschreven.

Uitgaven

Het grootste deel van dit artikel bestaat uit een voorziening voor HGIS/loon-, prijs en koersontwikkelingen en onvoorzien. Via overboekingen naar HGIS-artikelen op diverse begrotingen werden middelen uit dit artikel voor deze doelen ingezet. Het deel van de middelen dat hiervoor niet is ingezet werd in de Tweede Suppletoire Begroting als onderuitputting gemeld. Aan het artikel werd EUR 3,6 miljoen toegevoegd in verband met de garantiestelling die de Staat der Nederlanden is aangegaan voor de Arctic Sunrise en haar opvarenden zoals opgenomen in de uitspraak van het International Tribunal of the Law of the Sea van 22 november 2013. Daarnaast werden verhogingen en verlagingen als gevolg van bijstellingen van de inflatieraming (pBBP) op dit artikel verwerkt.

Niet-beleidsartikel 11. Algemeen

Regeerakkoord Rutte-Verhagen

Als onderdeel van de taakstelling op het Rijk van het kabinet Rutte-Verhagen dient Buitenlandse Zaken structureel EUR 85 miljoen te bezuinigen op apparaatsuitgaven. Deze structurele bezuiniging is als gevolg van het Begrotingsakkoord 2013 opgehoogd tot EUR 90,5 miljoen. Conform planning is van deze besparing in 2013 EUR 30,5 in 2013 gerealiseerd, verdeeld over het postennet en het kerndepartement.

Postennet

Door het postennet slanker en sterker te maken nemen de uitgaven voor het postennet af, met als doel een flexibele en moderne inzet. Als vervolg op de sluiting van posten in 2012 zijn in 2013 ook de posten in Guatemala, Managua, La Paz, Ouagadougou en Lusaka gesloten. Als investering in de economische functie van het postennet is een handelskantoor in Yangong opgericht evenals een consulaat-generaal in Chongqing. Het aantal uitgezonden medewerkers is afgenomen, ten gevolge van de focus en flexibilisering op de posten. De bezuinigingen zijn tevens ingevuld door versobering van de arbeidsvoorwaarden en efficiencymaatregelen op de posten. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door de regionalisering van back office taken op consulair en financieel terrein in regionale service organisaties (RSO’s).

Kerndepartement

De bezuinigingen op het kerndepartement zijn ingevuld door krimp en herinrichting van de beleidskern, centralisatie van de bedrijfsvoering, versobering en efficiencymaatregelen. Versobering is onder anderen ingevuld op dienstreizen en representatie. Daarnaast zijn besparingen behaald door automatisering en digitalisering van het archief, en rijksbrede samenwerking in de vorm van shared service organisaties.

Regeerakkoord Rutte-Asscher

Bij het Regeerakkoord Rutte-Asscher is een taakstelling gelegd op Buitenlandse Zaken (structureel EUR 60 miljoen) en het HGIS postennet (structureel EUR 40 miljoen). Naar aanleiding van de motie Sjoerdsma 1 wordt de taakstelling op het HGIS postennet gehalveerd. Middels de Kamerbrief «Voor Nederland, Wereldwijd» 2 is invulling gegeven aan de bezuinigingen en investeringen. In 2014 zal de eerste besparing op het postennet ter realisatie van de taakstelling uit het Regeerakkoord Rutte-Asscher worden uitgevoerd. Daarnaast is bij Regeerakkoord besloten de directie Buitenlandse Economische Betrekkingen over te hevelen naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken, wat eind 2012 is uitgevoerd.

Niet-beleidsartikel 11 (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

695.730

817.218

688.056

702.951

– 14.895

             

Uitgaven:

695.617

818.372

694.372

770.219

– 75.847

             

Apparaatsuitgaven

695.617

818.372

694.372

770.219

– 75.847

             

11.1.1

Personeel

   

454.208

457.505

– 3.297

 

Eigen personeel

   

445.153

450.084

– 4.931

 

Inhuur extern

   

9.055

7.421

1.634

             

11.1.2

Materieel

   

240.164

312.714

– 72.550

 

waarvan ICT

   

37.820

32.264

5.556

 

waarvan bijdragen aan SSO's

   

32.032

29.709

2.323

             

Ontvangsten

121.763

19.224

115.293

58.626

56.667

             

11.10

Diverse ontvangsten

33.017

19.224

44.290

58.626

– 14.336

             

11.20

Koersverschillen

88.746

0

71.003

0

71.003

Toelichting

Uitgaven

Om de apparaatsuitgaven toe te lichten wordt onderscheid gemaakt tussen personele- en materiele kosten, op het departement evenals de posten.

De daling in de personele uitgaven is een saldo van lagere personele kosten op de posten, tegenover hogere personele kosten op het departement. Zoals vermeld in de Tweede Suppletoire Begroting dalen de uitgaven per saldo als gevolg van een afname van het personeelsbestand op de posten, door afslanking en sluiting van posten. De kosten voor lokaal personeel zijn toegenomen als gevolg van ontslagvergoedingen evenals lokale loonontwikkeling. Netto zijn de personeelskosten op de posten lager dan voorzien. Daarnaast is er, zoals gemeld in de Eerste Suppletoire Wet, sprake geweest van een overheveling naar het Ministerie van Defensie voor de beveiliging van ambassades in hoog-risico landen, uitgevoerd door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB).

In verband met de verhuizing van het ministerie naar een nieuwe locatie in 2016 vallen de materiele uitgaven lager uit. Tot de verhuizing worden geen uitgaven gedaan aan grootschalig onderhoud. Investeringen op de posten zijn vooruitgeschoven vanwege de lopende invulling van de geplande bezuinigingen op het postennet. Tevens zijn de kosten voor planmatig onderhoud en investeringen in huisvesting het buitenland lager dan voorzien, evenals kosten voor huur en beveiliging. Een deel van de uitgaven zal worden doorgeschoven naar 2014 en worden aangemeld als eindejaarsmarge. Daarnaast is een bedrag van EUR 3,6 miljoen overgeheveld naar het artikel nominaal en onvoorzien. Zie hiervoor de toelichting onder dit artikel. Daartegenover staat een toename in de kosten voor ICT, als gevolg van de harmonisering van de Rijksbrede kostensoortdefinitie. De uitgaven voor ICT zijn groter dan geraamd doordat deze nu uitgaven omvat die voorheen niet onder de noemer ICT vielen. Dit betreft een technische verwerking. Zoals vermeld in de Eerste Suppletoire Wet zijn er tevens investeringen gedaan op het gebied van digitalisering van de archieven en het opzetten van een database voor internationale instellingen in Den Haag. Ook zijn er investeringen gedaan voor de uitrol van Het Nieuwe Werken.

Ontvangsten

Artikel 11.1

De daling van diverse ontvangsten betreft een saldo. Zoals vermeld in de Tweede Suppletoire Begroting zijn de diverse ontvangsten OS overgeheveld naar het artikel Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede (art. 4.21) van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Hier staat tegenover dat een deel van de ontvangsten uit huisvesting wordt opgenomen in de eindejaarsmarge. Daarnaast is er een stijging door een hogere realisatie op de post compensabele ontvangsten. Dat komt vooral door hogere opbrengsten uit verkochte roerende goederen door de posten evenals de gebruiksvergoeding van de andere departementen.

Artikel 11.2

De stijging in koersverschillen wordt verklaard doordat alle betalingen in buitenlandse valuta om administratieve redenen het gehele jaar worden verwerkt tegen een vaste wisselkoers. Voor de USD was deze vaste koers in 2013 USD 1,25 per EUR.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven en -kosten Ministerie van Buitenlandse Zaken (bedragen x EUR 1 000)
 

realisatie

begroting

 

2012

2013

2013

Kerndepartement (uitgaven)

818.372

694.372

770.219

Baten-lastendienst CBI (kosten)

20.906

27.035

31.542

Kengetallen personeel
 

begroting

2013

realisatie

2013

Personeel

   

Loonkosten departement

   

Gemiddelde bezetting

1.580

1.678

Gemiddelde prijs

80.000

83.841

Toegelicht begrotingsbedrag

126.371

140.684

     

Loonkosten posten

   

Gemiddelde bezetting

1.073

926

Gemiddelde prijs

99.000

95.657

Toegelicht begrotingsbedrag

106.196

88.564

     

Totaal loonkosten ambtelijk personeel (A)

   

Gemiddelde bezetting

2.652

2.604

Gemiddelde prijs

87.684

88.042

Toegelicht begrotingsbedrag

232.567

229.249

     

Vergoedingen uitgezonden personeel (B)

   

Gemiddelde bezetting

1.073

926

Gemiddelde kosten

69.882

78.762

Toegelicht begrotingsbedrag

74.962

72.922

     

Loonkosten lokaal personeel (C)

   

Gemiddelde bezetting

2.280

2.179

Gemiddelde prijs

41.000

39.662

Toegelicht begrotingsbedrag

93.470

86.413

     

Overige personeelsuitgaven (D)

47.422

56.570

     

Totaal artikel 11.1.1. Eigen personeel (A-D)

448.421

445.153

NB: De kengetallen zoals opgenomen in de kolom «begroting 2013» zijn afkomstig uit de ontwerpbegroting 2013 waarbij in de gemiddelde bezetting geen rekening is gehouden met de overgang van de BEB eind 2012 vanuit Economische Zaken. In de realisatie is deze overgang wel meegenomen in de cijfers.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering. Op basis van de bestuurlijke informatievoorziening uit het management control systeem – waaronder de begrotings- en jaarplancyclus en de managementactiepuntenlijst (MAC-lijst) – bewaakt BZ of de doelstellingen op doelmatige en rechtmatige wijze worden gerealiseerd.

Waar nodig wordt bijgestuurd.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de bedrijfsvoeringvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar 2013 hebben voorgedaan en waarvan de informatieverstrekking voor het inzicht en de oordeelsvorming door de Tweede Kamer van belang is. Op basis van de Rijksbegrotingsvoorschriften informeren wij u ook over: toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer (AR) n.a.v. het rapport van bevindingen bij het jaarverslag 2012, frauderisico’s, aanschaf ICT-diensten, lopende ICT-projecten, betaalgedrag en het Audit Committee.

Rechtmatigheid

Uit controle door de Auditdienst Rijk (ADR) over 2013 is gebleken dat er geen fouten zijn op artikelen van hoofdstuk V «Buitenlandse Zaken» die gerapporteerd dienen te worden.

Totstandkoming van de beleidsinformatie

Ondanks de splitsing van de BZ begroting in een departementale Suppletoire Begrotingsstaat voor Buitenlandse Zaken (V) en een begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (XVII) begin 2013, is de totstandkoming van de beleidsinformatie goed verlopen.

Verantwoord begroten

In verband met de invoering van de nieuwe begrotingssystematiek Verantwoord Begroten per 2013 dient voor iedere financiële verplichting het gebruikte financiële instrument juist te zijn vastgelegd in Piramide (financiële administratie systeem). Gedurende het jaar en tijdens de controle werd duidelijk dat BZ een aantal vragen omtrent sturing, monitoring en verantwoording op instrumentenniveau nader dient uit te werken met de betrokken actoren.

Beleidsformulering

Begin 2013 is het onderzoek afgerond naar de inhoudelijke kwaliteit en het totstandkomingsproces van beleidsnotities. Diverse beleidsdocumenten zijn bekeken aan de hand van het Integraal Afwegingskader (IAK) voor beleid en regelgeving. In 2013 heeft BZ het IAK op diverse manieren binnen de organisatie onder de aandacht gebracht. Dit komt de kwaliteit van beleidsformulering ten goede.

Evaluaties

De opsplitsing van de BZ begroting, de integratie van het Directoraal-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen in BZ en de opnieuw geformuleerde beleidsdoelen hebben geleid tot de Evaluatieprogrammering BZ en de Evaluatieprogrammering BH&OS. Om de kwaliteit van decentrale evaluaties te verbeteren heeft BZ in 2013 een raamovereenkomst met 8 consortia getekend, die op verzoek van BZ evaluaties kunnen uitvoeren.

Financieel en materieel beheer

Frauderisico’s

BZ besteedt bij bijeenkomsten voor verschillende doelgroepen (CdP’s, controllers) regelmatig aandacht aan zowel integriteit van de eigen medewerkers (interne aangelegenheden), als malversaties door derden (externe aangelegenheden) en de maatregelen om deze te voorkomen en te signaleren. Hieronder worden deze maatregelen nader toegelicht.

Integriteitsschendingen

De kernwaarden van de nieuwe BZ missie onderstrepen integriteit nadrukkelijk. Begin 2013 is de nieuwe Gedragscode Integriteit BZ geïntroduceerd. Ten behoeve van de naleving hiervan zijn de volgende maatregelen getroffen:

  • Van de leidinggevenden wordt verwacht dat zij een voorbeeldfunctie vervullen, het onderwerp integriteit bespreekbaar maken en er blijvend aandacht aan schenken. Ter ondersteuning is de informatievoorziening verbeterd en zijn integriteitsinstrumenten digitaal beschikbaar gemaakt;

  • De interne meldprocedure is herzien; de informatie hierover is uitgebreid;

  • Er is een protocol opgesteld om op uniforme wijze te communiceren over integriteitsonderzoeken, zodat de organisatie kan leren van schendingen.

Door het invoeren van regionalisering zijn op steeds minder posten waardepapieren in omloop. Posten en Regionale Service Organisaties (RSO’s) voeren regelmatig tussentijdse controles op waardepapieren uit. De concerncontroller ziet hier op toe. Door middel van verbijzonderde interne controles signaleert en voorkomt de concerncontroller het oneigenlijk gebruik van specifieke vergoedingen. Ook heeft de concerncontroller maatregelen genomen om de functiescheiding die het systeem voor de financiële administratie afdwingt, te kunnen garanderen. Het betreft maatregelen in het toegangs-, bevoegdheden en autorisatiebeheer.

De jaarlijkse opgave van interne integriteitsschendingen geschiedt via de Jaarraportage Bedrijfsvoering Rijk, onderdeel integriteit.

Malversaties

Een malversatie betreft het opzettelijk verstrekken van onjuiste informatie, fraude, corruptie of het betalen van smeergelden. Medewerkers beschrijven risico’s en risico-inperkende maatregelen (met specifieke aandacht voor het fraude- en corruptierisico) in het Beoordelingsmemorandum (Bemo) voordat het besluit tot financiering van een activiteit plaatsheeft. De risicoafweging omvat de aard van de activiteit, de context waarin de activiteit zal worden uitgevoerd, het financieel belang en de uitvoerende organisatie. Als ondanks de genomen maatregelen bij de uitvoering toch sprake is van een (vermoeden) van malversatie, dan wordt de Minister zo snel mogelijk geïnformeerd, wordt er onderzoek gedaan en treedt zo nodig het sanctiebeleid in werking. BZ monitort of het sanctiebeleid tot het beoogde resultaat leidt.

In de bijlage bij het jaarverslag van Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) is een overzicht met bewezen gevallen van malversaties opgenomen.

Informatiebeveiliging

BZ voldeed eind 2013 nog niet geheel aan de rijksnormen voor informatiebeveiliging zoals samengevat in de Baseline Informatiebeveiliging Rijk (BIR:2012). BZ dient het overkoepelende beleid nog te actualiseren en de implementatie van het Security Information and Event Management (SIEM) systeem af te ronden. Na actualisatie van het beleid zal de informatiebeveiliging en privacy bij uitbesteding van IT-diensten beter geborgd zijn binnen BZ.

De ADR heeft vastgesteld dat de in 2012 geconstateerde kwetsbaarheden op het gebied van borging van expertise van functioneel beheer, het proces van toegangsbeheer van het financiële administratie systeem Piramide, het uitvoeren van interne controles en logging en monitoring, en het tijdig verwerken van kritische tabellen in Piramide, op orde zijn gebracht. Ook is in 2013 een handboek functioneel beheer t.b.v. het Enterprise Resource Planning (ERP) systeem van BZ ontwikkeld en in gebruik genomen waarmee, met het oog op de toekomst, het beheer inzichtelijk is gemaakt.

Vervanging ERP-systeem

In 2013 is de business case vastgesteld voor de vervanging van het ERP-systeem van BZ waarin het financiële administratie systeem (Piramide), het personeelsinformatiesysteem (PINS) en het Reis-en Declaratiesysteem (RDS) is opgenomen. Voor de vervanging van het financiële administratie systeem heeft BZ in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) een onderzoek opgestart naar de mogelijkheden tot hergebruik van het SAP-systeem van I&M. Voor de vervanging van het RDS loopt een separaat onderzoek. Om de garantie door Oracle (de leverancier van het huidige ERP-systeem van BZ) op het ERP-systeem tot en met 2016 te borgen, is in 2013 onderzoek verricht naar de minimaal noodzakelijke up-grade maatregelen.

Vertrouwensfuncties

In het Rapport bij het BZ Jaarverslag 2012 beval de AR aan actief te monitoren op het terugdringen van het aantal medewerkers in een vertrouwensfunctie zonder geldige Verklaring van Geen Bezwaar (VGB). In 2013 heeft BZ opvolging gegeven aan deze aanbeveling.

Interne beheersing Regionale Service Organisaties (RSO’s) en posten

In 2013 hebben de RSO’s meer aandacht en prioriteit kunnen geven aan risicoanalyse en interne controle. De risicoanalyse voor posten en RSO’s is gestandaardiseerd en opgenomen in de betreffende regelgeving. Alle RSO’s hebben, waar nodig met ondersteuning door de concerncontroller, zorg gedragen voor de uitvoering van de risicoanalyse op de posten in de regio. De uitgevoerde risicoanalyses worden vertaald naar regionale interne controleplannen. Inmiddels is deze voor twee RSO’s gereed en in uitvoering. De regelgeving met betrekking tot de tussentijdse controles van de liquide middelen (TCLM’s) is geactualiseerd en aangepast aan de geregionaliseerde situatie. De uitvoering van TCLM’s is gemonitord door de concerncontroller. Hieruit blijkt dat met name de kwaliteit van de uitvoering een aandachtspunt blijft.

Regionalisering

Het regionaliseringsproces is versneld uitgerold: alle 8 RSO’s zijn inmiddels operationeel. Mede hierdoor hebben RSO’s de handen vol aan uitvoering van de primaire processen (het voeren van de financiële administratie en de consulaire backoffice). Om de RSO’s te ondersteunen, heeft de concerncontroller in 2013 tijdelijke capaciteit beschikbaar gesteld. Per 1 juli 2013 is de projectorganisatie regionalisering opgeheven en is de regie belegd bij de Stuurgroep Regionalisering. De behoefte aan regie blijft bestaan, doordat nog niet alle projectactiviteiten volledig zijn afgerond en structurele coördinatie en processturing/bewaking nodig blijft. Het toezicht op de RSO’s is belegd bij de lijnorganisatie. Het stroomlijnen van toezicht vraagt nog verdere aandacht.

Aanschaf ICT

De aanschaf van ICT-diensten en -producten was in 2013 conform de Instructie Rijksdienst, dat het gebruik van open standaarden van de lijst van het College Standaardisatie voorschrijft.

Elektronisch bestellen en factureren

Momenteel past BZ het project Elektronisch bestellen en factureren (EBF) bij een aantal directies als pilot toe. De opgeleverde software voldoet echter nog niet aan de eisen van de gebruikersorganisatie binnen BZ, waardoor het project is vertraagd ten opzichte van de oorspronkelijke planning en een organisatiebrede uitrol nog niet aan de orde kan zijn. Om te voldoen aan de eis 80% van de facturen digitaal te verwerken, zijn maatregelen getroffen.

Met de I(delivery)-organisatie zijn nieuwe resultaatgerichte afspraken gemaakt om te borgen dat de gebruikersorganisatie beschikt over acceptabele software.

BZ is aangesloten op Digipoort (elektronisch loket van de overheid voor ondernemers) en leveranciers kunnen elektronische facturen aanleveren. In de praktijk is gebleken dat aansluiting voor leveranciers op Digipoort lastig is. BZ heeft de beheerorganisatie Logius (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) hierop geattendeerd.

Beheer vastgoed

Het proactieve vastgoedbeleid van BZ, waarin zowel beleidsmatige- als bedrijfseconomische argumenten leiden tot een strategische meerjarenplanning, is ondersteunend aan de moderniseringsagenda en aan een betere kostenbeheersing van de totale vastgoedportefeuille. Een belangrijke voorwaarde voor realisatie hiervan is de beschikking over een goed werkend geautomatiseerd systeem voor vastgoedbeheer. Dit Real Estate Managementinformatiesysteem (REMIS) is in in 2013 gedeeltelijk geïmplementeerd. Mede dankzij REMIS is het vastgoedbeheer, inclusief de overwegingen om panden aan te kopen/aan te houden/af te stoten, verbeterd.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Oprichting 3W en DBV

Op 15 april 2013 is 3W (Wereld Wijd Werken) van start gegaan als shared service organisatie voor de ondersteunende diensten in het buitenland; vanaf september 2013 is sprake van een volledige start van 3W. De overheveling van taken (afkomstig van een viertal directies van BZ) naar 3W is goed verlopen. De Directie Bedrijfsvoering (DBV) is 1 december 2013 opgericht en vervult een regie- en kaderstellende rol. De inrichting van DBV komt voort uit het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst (CRD), dat op het gebied van bedrijfsvoering streeft naar «ontdubbeling van uitvoering en toezicht» bij ministeries. De taak van DBV is om integrale besluiten te nemen op het gebied van bedrijfsvoering, BZ van advies te dienen op gerelateerde dossiers en door middel van regie op de uitvoerende organisaties de bedrijfsvoering ten behoeve van BZ «in de lucht» te houden. In opdracht van BZ is de ADR gevraagd onderzoek te doen naar optimalisatie van de controlfunctie bij de directies 3W en DBV.

Digitalisering archief

In 2013 is de digitalisering van het archief binnen BZ verder ter hand genomen. De meeste aandacht is hierbij uitgegaan naar de technische uitrol van het nieuwe digitale archiefsysteem Sophia. Begin 2013 is de noodzaak gesignaleerd om bij de uitrol van Sophia extra instructie/uitleg te verstrekken ten aanzien van de digitale archivering van de «Activiteitencyclus». Er is een standaard ordeningsstructuur voor het digitale activiteitendossier vastgesteld. Ook heeft BZ eenduidige instructies geformuleerd over hoe om te gaan met activiteitendossiers. Medio 2013 zijn, naar aanleiding van een uitgevoerde themacontrole, corrigerende maatregelen getroffen om een volledig en deugdelijk archief te garanderen. Directies en posten is gevraagd acties te ondernemen om te garanderen dat de activiteitendossiers, mede ten behoeve van de accountantscontrole 2013, op orde zijn. Hierbij is als vangnetmaatregel opgenomen dat de dossiers op papier toegankelijk en volledig zijn, indien digitalisering om welke reden dan ook niet haalbaar is.

Het overzicht van het kwaliteitssysteem over het 1ste en 2de kwartaal 2013 geeft aan dat de kwaliteit van de papieren archieven op de posten verder is toegenomen. De laatste post waarbij het archief niet op orde was en waarbij de omgevingsfactoren zorgelijk waren, is medio juni 2013 voorzien van het digitale archief. Gestart is met het doorontwikkelen van het kwaliteitssysteem naar een integrale kwaliteitsmonitoring op het digitale archief van geheel BZ. Eind 2013 is een eerste versie van dit systeem opgeleverd, waarop ADR en de concerncontroller een review hebben uitgevoerd. Uit deze review bleek dat de integrale kwaliteitsmonitoring op het digitale archief nog niet operationeel is en verdere aandacht behoeft.

Modernisering diplomatie

In 2013 heeft het SG/DG beraad de Kamerbrief «Voor Nederland, Wereldwijd» uitgewerkt in een plan van aanpak voor hervormingen en bezuinigingen. Onderdelen van dit plan van aanpak zijn minder beleids- en beheerslast, Het Nieuwe Werken en het stroomlijnen van beleid en uitvoering.

Minder beleids- en beheerslast, hervorming controletoren

Eén van de onderdelen van dit plan betreft «minder beleids- en beheerslast en de controletoren hervormd». Dit onderdeel kent twee eindresultaten:

  • Vermindering van de beleids- en beheerslast door de reductie van interne regelgeving op het terrein van bedrijfsvoering en beleid, meer sturen op verdiend vertrouwen en profiteren van de verbetering van de programma uitvoering;

  • Het realiseren van een financiële functie binnen BZ die efficiënt en toegerust is op de ontwikkelingen binnen het Rijk en binnen BZ in 2018.

Om deze resultaten te realiseren zijn programmaplannen uitgewerkt.

Het Nieuwe Werken

In september 2013 heeft BZ «Het Nieuwe Werken» (HNW) voor haar medewerkers ingevoerd.

Inmiddels is op meerdere verdiepingen in het BZ-pand een kantooromgeving voor HNW gerealiseerd.

Stroomlijnen van beleid en uitvoering

BZ is in 2013 gestart met een onderzoek naar mogelijkheden om beleids- en uitvoerende taken te stroomlijnen. Daarmee zoekt BZ aansluiting bij rijksbrede ontwikkelingen, specifiek de hervormingsagenda Rijksdienst. Dit traject kent als eindresultaat een «optimale organisatie van de uitvoering van financiële programma’s van BZ, ter verbetering van kwaliteit, effectiviteit en efficiency». Doel is zodoende te komen tot een inrichting van beleid en uitvoering, waarin BZ de kennis, ervaring en vaardigheden ten aanzien van de beleidsuitvoering goed kan borgen, mensen en middelen efficiënt kan inzetten, en processen gestroomlijnd zijn.

Betaalgedrag

In 2013 is gemiddeld 92,6% van het aantal facturen binnen 30 dagen betaald. Hiermee voldoet BZ aan de Rijksbrede norm van minimaal 90%.

Audit Committee (AC)

Het AC van BZ, onder voorzitterschap van de SG, is in 2013 zeven keer bijeen gekomen. Het AC is signalerend – op basis van risicoanalyse – en adviserend aan het SG/DG-beraad ten aanzien van zwakke plekken/risico’s in de bedrijfsvoering. In de operationele AC’s (3 in 2013) zijn de bevindingen en de aanbevelingen van ADR en AR gemonitord. In de strategische AC’s (4 in 2013) is meer vooruit gekeken en zijn grote thema’s besproken om risico’s te borgen.

C. JAARREKENING

VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2013 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V)(Bedragen x EUR 1.000)
   

(1)

(2)

(3)

Art

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

 

8.809.031

787.150

 

8.597.836

758.601

 

– 211.195

– 28.549

                   

 

Beleidsartikelen

 

8.005.215

728.524

7.712.904

7.899.543

643.308

– 85.112

– 105.672

– 85.216

                     

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

94.041

109.551

 

116.445

106.338

 

22.404

– 3.213

 

2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

234.511

253.494

1.167

200.114

226.472

2.057

– 34.397

– 27.022

890

3

Versterkte Europese samenwerking

7.412.138

7.580.467

685.267

7.339.239

7.495.364

592.213

– 72.899

– 85.103

– 93.054

4

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

0

2.300

 

193

286

 

193

– 2.014

 

7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

15.964

15.964

41.300

15.488

16.961

48.264

– 476

997

6.964

8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

41.362

43.439

790

41.425

54.122

774

63

10.683

– 16

                     
                     
 

Niet-beleidsartikelen

 

803.816

58.626

691.784

698.293

115.293

– 44.764

– 105.523

56.667

                     

9

Geheim

pm

pm

 

– 30

163

 

– 30

163

 

10

Nominaal en onvoorzien

33.597

33.597

 

3.758

3.758

 

– 29.839

– 29.839

 

11

Algemeen

702.951

770.219

58.626

688.056

694.372

115.293

– 14.895

– 75.847

56.667

BATEN-LASTENAGENTSCHAP CBI

Samenvattende verantwoordingsstaat 2013 inzake baten-lastenagentschap CBI
(bijdragen x EUR 1.000)
 

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisaties 2013

Verschil realisaties en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisaties 2012

Baten-lastenagentschap CBI

       

Totale baten

32.197

26.948

– 5.249

21.544

Totale lasten

31.542

26.986

– 4.356

20.906

Saldo van baten en lasten

655

– 38

– 893

638

         

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

350

61

– 289

1.573

JAARVERANTWOORDING BATEN-LASTENAGENTSCHAP PER 31 DECEMBER 2013

Het Centrum tot Bevordering van de Import (CBI) uit ontwikkelingslanden is sinds 1 januari 1998 een baten-lastenagentschap van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De hoofddoelstelling is het verrichten van diensten die de concurrentiepositie van exporteurs in ontwikkelingslanden op de internationale en met name de Europese markt helpt versterkten. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van de operationele doelstelling 4.3: «Nederland draagt bij aan ontwikkeling van de private sector die leidt tot duurzame economische groei en die bijdraagt aan verbetering van de uitgangspositie van de armen».

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap (Bedragen x EUR 1.000)

Omschrijving

(1)

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2013

(2)

Realisatie 2013

(3)=(2)-(1)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2013

(4)

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

29.512

25.520

– 3.992

21.158

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

2.685

1.424

– 1.261

386

Rentebaten

0

4

4

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

32.197

26.948

– 5.249

21.544

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

221

161

– 60

393

Waarvan eigen personeel

166

121

– 45

 

Waarvan externe inhuur

55

40

– 15

 

– materiële kosten

30.909

26.593

– 4.316

20.195

Waarvan apparaat ICT

200

397

197

 

Waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

0

 

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

0

0

0

0

– materieel

212

232

20

317

Overige lasten

     

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

0

0

0

1

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

31.542

26.986

– 4.356

20.906

         

Saldo van baten en lasten

655

– 38

– 893

638

Toelichting

Omzet moederdepartement

Voor negen modules zijn de prijzen in 2013 verlaagd. Deze verlaging heeft kunnen plaatsvinden doordat in 2011 is begonnen met een nieuwe werkwijze: integrale benadering van programma’s. Dit heeft geleid tot kostenefficiëntie. In 2013 zijn, in overleg met de eigenaar en hoofdopdrachtgever van het CBI, de prijzen van negen modules naar beneden bijgesteld. In het geval de oude prijzen zouden zijn gehanteerd, dan zouden de opbrengsten van het CBI EUR 1,3 miljoen hoger zijn dan nu het geval is. Daarnaast is een kleinere hoeveelheid producten – de modules – volledig uitgevoerd.

Omzet derden

Projecten van derden hebben een langere opstartperiode dan verwacht. Hierdoor is de omzet ook lager dan begroot.

Materiele kosten

Doordat de productie van het aantal modules lager is dan gepland, zijn de materiele kosten ook minder hoog dan gepland. Een aantal modules in uitvoering is via de balanspost onderhanden werken meegenomen naar het jaar 2014.

In de oorspronkelijke begroting 2013 zijn abusievelijk de materiele kosten voor ICT (ad. EUR 200.000) dubbel meegenomen. Dit is in de kolom waarin het verschil tussen de realisatie en de oorspronkelijke begroting wordt aangegeven gecorrigeerd.

Personele kosten

Met de introductie van het huidige kostprijs model worden de toerekenbare personele kosten direct ten laste van de producten geboekt. Het betreft hier enkel de indirecte personele kosten. Als gevolg hiervan is fluctuatie mogelijk binnen deze post.

Saldo van baten en lasten

De eerder genoemde prijsverlaging heeft een negatief effect op het saldo van baten en lasten. Hierdoor is het saldo EUR 1,3 miljoen lager uitgevallen.

Omzet verdeeld naar modules (in EUR)
 

p x q

2013

Omzet module A

83.000 x 5

415.000

Omzet module B

37.000 x 3

111.000

Omzet module C

6.700 x 229

1.534.300

Omzet module E

19.000 x 76

1.444.000

Omzet module H

43.000 x 226

9.718.000

Omzet module J

5.400 x 287

1.549.800

Omzet module K

1.300 x 2.571

3.342.300

Omzet module M

129.000 x 21

2.709.000

Omzet module N

68.000 x 2

136.000

Omzet module P

34.000 x 4

136.000

Omzet module Q

34.000 x 2

68.000

Omzet module S

63.000 x 12

756.000

Omzet module T

63.000 x 5

315.000

Omzet module V

354.000 x 1

354.000

Omzet module X

354.000 x 8

2.832.000

Omzet module Y

100.000 x 1

100.000

Totaal

 

25.520.400

Balans per 31 december 2013 (Bedragen x EUR 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

4

7

– overige materiële vaste activa

265

425

Debiteuren

689

233

Nog te ontvangen

2.586

2.510

Liquide middelen

11.283

3.666

Totaal activa

14.827

6.841

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

1.161

2.023

– afstorting surplus EV

0

– 1.500

– onverdeeld resultaat

– 38

638

Voorzieningen

0

0

Voorraden/Onderhanden werken

10.299

4.052

Crediteuren

629

981

Nog te betalen

2.776

647

Totaal passiva

14.827

6.841

Toelichting

Het boekjaar 2013 wordt afgesloten met een negatief saldo van EUR 37.822. Dit verlies wordt gedekt met de aanwezig algemene reserve. Verdere efficiëntie – zonder dat de effectiviteit daaronder gaat leiden – dient ervoor te zorgen dat in de toekomst verliezen worden vermeden.

Liquide middelen

De post liquide middelen bevat 1) de rekening courant positie van het CBI bij de Rijkshoofdboekhouding, 2) een projecten bankrekening en 3) een zeer geringe kaspositie. De projecten bankrekening wordt gebruikt ten behoeve van opdrachten die niet ten behoeve van de hoofdopdrachtgever DGIS worden uitgevoerd. Dit betreffen opdracht van andere onderdelen van de rijksoverheid, andere overheden en organisaties. De projecten bankrekening bevat een saldo van EUR 8,2 miljoen.

In totaliteit bevat de post liquide middelen een bedrag van EUR 10 miljoen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken inzake voorschotten op ontvangen opdrachten.

Nog te betalen

De post Nog te betalen bevat een bedrag van EUR 2,2 miljoen aan ontvangen voorschotten ten behoeve van het Netherlands Trust Fund bij het International Trade Centre in Geneve. Ditzelfde bedrag staat ook vermeld onder de post Nog te ontvangen (aan de debetzijde) van de balans als vordering van het CBI aan het International Trade Centre. CBI is budgethouder van dit fonds namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Ontwikkeling EV (in EUR)

Jaartal

Jaaromzet

Gemiddelde omzet

laatste 3 jaar

Eigen vermogen

2011

18.287.629

21.832.037

2.022.800

2012

21.543.704

23.216.030

1.160.802

2013

26.943.840

22.258.391

1.122.980

Kasstroomoverzicht over 2013 (Bedragen x EUR 1.000)
   

(1)

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(2)

Realisatie

(3)=(2)-(1)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

0

3.376

3.376

2.

Totaal operationele kasstroom

600

– 276

– 876

3a.

Totaal investeringen (-/-)

0

– 69

– 69

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

8

8

3.

Totaal investeringskasstroom

0

– 61

– 61

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

   

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

0

0

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

600

3.039

2.439

Toelichting

De stand per 1 januari 2013 van de rekening courant bij de Rijkshoofdboekhouding veroorzaakt met name het verschil tussen begroting en realisatie. Daarnaast is het verschil in operationele kasstroom te verklaren door een afnemende saldo van de post crediteuren en een oplopend saldo van de post debiteuren.

Investering waren in het jaar 2013 niet voorzien. Echter vervanging van computerapparatuur heeft geleid tot een afwijking in de investeringskasstroom.

Doelmatigheids indicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2013

Omschrijving Generiek Deel

Realisatie

     

Oorspronkelijke begroting

 

2010

2011

2012

2013

2013

Kostprijzen per module

         

A- Strategische conferentie groot

83.000

83.000

83.000

83.000

83.000

B- Strategische conferentie klein

37.000

37.000

37.000

37.000

37.000

C- Bedrijfsaudit en actieplan

8.200

7.380

7.790

6.700

8.200

D- Bedrijfsontwikkeling

26.000

26.000

26.600

15.000

26.000

E- Export capaciteit opbouw

28.000

25.200

25.200

19.000

28.000

F- Certificaat

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

G- Markttoegang regionaal

23.000

23.000

23.000

23.000

23.000

H- Markttoegang EU

43.000

38.700

40.850

43.000

43.000

J- Trainingen EU

5.400

5.400

5.400

5.400

5.400

K- Training doellanden

1.500

1.500

1.500

1.300

1.500

L- Online trainingen

125

125

125

0

125

M- Markt intelligentie

140.000

140.000

140.000

129.000

140.000

N- Export intelligentie

100.000

100.000

100.000

68.000

100.000

P- Tailored intelligentie

40.000

40.000

40.000

34.000

40.000

Q- Business intelligentie

40.000

40.000

40.000

34.000

40.000

R- Import intelligentie

40.000

40.000

40.000

34.000

40.000

S – Sectorale analyse

63.000

63.000

63.000

63.000

63.000

T- BSO diagnose en interventieontwerp

63.000

63.000

63.000

63.000

63.000

U- BSOD import intelligentie beperkt

169.000

169.000

169.000

169.000

169.000

V- BSOD import intelligentie regulier

354.000

354.000

354.000

354.000

354.000

W- BSOD exportontwikkeling- en promotie beperkt

169.000

169.000

169.000

169.000

169.000

X- BSOD exportontwikkeling- en promotie regulier

354.000

354.000

354.000

354.000

354.000

Y- ITC accountmanagement

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

15

12

12

12

12

Saldo van baten en lasten (%)

5%

5%

5%

– 0.1%

5%

           

Impact kwaliteitsindicatoren

         

Totaal gerealiseerde export EU/EFTA 1

302.237

414.393

204.409

167.000

Exportgroei door bedrijven die deelnemen aan CBI programma’s1

5.463.193

Aangegeven verbeterde dienst onder cliënten 2

80%

28%

71%

60%

Kennis over de EU-markt 3

95%

75%

Hogere export c.q. effectievere dienstverlening 4

95%

89%

60%

X Noot
1

Het meten van export van de deelnemende bedrijven is op instigatie van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangepast opdat de onafhankelijkheid van deze (monitoring) gegevens verbetert. Met de nieuwe methode wordt gedurende de uitvoering van programma’s rechtstreeks bij de deelnemende bedrijven de export gemeten. Daarnaast heeft deze nieuwe werkwijze als voordeel dat sneller gegevens kunnen worden gepresenteerd.

In 2013 is deze nieuwe methode ingevoerd. De respons van de deelnemende bedrijven is lager dan verwacht. Het ligt in de lijn der verwachting dat de gerapporteerde exporten de komende jaren een forse stijging laten zien in het geval de respons toeneemt.

De totaal gerealiseerde export EU/EFTA geeft weer de in 2012 gerealiseerde exporten per deelnemer.

De exportgroei geeft weer de toe- of afname van export in 2012 gerelateerd aan het referentiejaar van de respondenten. Het referentiejaar is het jaar voor deelname aan een programma van het CBI.

Ter validatie van monitoringsinformatie wordt één jaar na afronding van een programma een externe onafhankelijke evaluatie uitgevoerd die onder andere meet wat de gerealiseerde export is geweest.

X Noot
2

Dit percentage is afkomstig uit de onafhankelijke evaluatie van onze BSOD programma’s in Latijns Amerika. In deze evaluatie hebben cliënten van de BSO’s aangegeven of het CBI programma verbeterde diensten heeft opgeleverd. Het hier weergegeven percentage is het aantal cliënten die hier bevestigend op hebben geantwoord. Wij achten het echter noodzakelijk om nieuwe resultaatindicatoren vast te stellen. Een evaluator schreef hierover: «the quality norm seems to be too general and hard to measure accurately. The interpretation may vary and could lead to misleading evaluations.»

X Noot
3

In 2013 heeft CBI in navolging van de hiertoe gemaakte afspraak met de opdrachtgever voor het eerst een klanttevredenheidsonderzoek uit laten voeren. Het hier gerapporteerde resultaat is afkomstig uit dit onderzoek en geeft het aantal exporteurs weer dat aangeeft dat het product marktintelligentie heeft bijgedragen aan toegenomen kennis over de EU-markt.

X Noot
4

In voorgaande jaren werd op deze indicator gerapporteerd op basis van evaluaties die na afloop van trainingen onder deelnemers werden gehouden. In 2013 werden deze evaluaties vervangen door het eerdergenoemde klanttevredenheidsonderzoek. Hierin is niet gericht naar deze indicator gevraagd, waardoor het niet mogelijk is om hier resultaten te rapporteren die vergelijkbaar zijn met voorgaande jaren.

Wij hebben het voornemen om in 2014 in overleg met de opdrachtgever nieuwe resultaatindicatoren vast te stellen die beter aansluiten bij het evaluatieprotocol.

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2013 EN TOELICHTING MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN BEGROTING BUITENLANDSE ZAKEN (V)

I Saldibalans per 31 december 2013

 

x EUR 1.000

 

x EUR 1.000

 

2013

2012

 

2013

2012

1

Uitgaven ten laste van de begroting

8.597.828

7.872.422

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

758.600

709.197

3

Liquide middelen

46.862

34.490

4a

Rekening-courant RHB

7.894.442

7.199.630

4

Rekening courant RHB (begrotingsreserves)

135.083

0

5

Begrotingsreserves

135.083

0

6

Intra-comptabele vorderingen

42.492

15.983

7

Intra-comptabele schulden

34.140

14.068

Intra-comptabele activa

8.822.265

7.922.895

Intra-comptabele passiva

8.822.265

7.922.895

 

10

Extra-comptabele vorderingen

16.707

19.738

10a

T.r. extra-comptabele vorderingen

16.707

19.738

11a

T.r. extra comptabele schulden

174

330

11

Extra comptabele schulden

174

330

12

Voorschotten

301.221

360.800

12a

T.r. voorschotten

301.221

360.800

14a

T.r. openstaande verplichtingen

982.496

1.175.646

14

Openstaande verplichtingen

982.496

1.175.646

Extra-comptabele activa

1.300.598

1.556.514

Extra-comptabele passiva

1.300.598

1.556.514

 

Totaal activa

10.122.863

9.479.409

Totaal passiva

10.122.863

9.479.409

II Inleiding

1. Algemeen

Per 1/1/2013 is de balans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gesplitst in Buitenlandse Zaken (BZ) (V) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) (XVII). Dit betreft de begroting van Buitenlandse Zaken. Bij het splitsen van de saldibalans zijn enkele uitgangspunten gekozen. Per hoofdstuk zullen de uitgangspunten kort worden toegelicht.

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Zaken worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2013, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Onder het intracomptabele deel zijn alle liquide middelen van het Ministerie opgenomen (met uitzondering van de RHB rekening van BH&OS). De uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, zijn verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste c.q. ten gunste van de begrotingen van BZ in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen. Deze post geeft inzicht in de toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. Voor wat betreft de uitgaven in 2013 is 95% gerealiseerd in Euro, 3% in US dollar en 2% in 100 andere vreemde valuta.

De corporate rate 2013 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,80 EUR. Voor 2014 is deze 0,76 EUR.

De balansposten per 31 december worden gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. Intracomptabel betreft dit de liquide middelen, extracomptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Voor de geconditioneerde vorderingen geldt de historische waarde of de lagere (meest recent bekende) asset waarde.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2013

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 8.597.828 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Uitgaven ten laste van de begroting

8.597.828

7.872.422

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BZ in het jaar 2013 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk.

Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2013 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 758.600 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Ontvangsten ten gunste van de begroting

758.600

709.197

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2013 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

3 Liquide middelen (debet 46.862 x EUR 1.000)

De liquide middelen omvatten girale en chartale gelden, alsmede gelden onderweg en hebben betrekking op het Departement en de Vertegenwoordigingen in het buitenland. Het treasury beleid is er, met betrekking tot de gelden van Hoofdstuk V van de Rijksbegroting, op gericht te komen tot een optimale beheersing van de geldomvang en een kostenminimalisatie ten aanzien van bankkosten en rente derving. Hierbij spelen aspecten als liquiditeitenbeheer, valutarisicobeheer, debiteuren- en crediteurenbeheer een grote rol.

Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven met betrekking tot BH&OS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BH&OS te verrekenen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

3.1 Kassaldi

3.220

3.923

3.2 Banksaldi

47.639

31.411

3.3 Gelden onderweg

– 3.997

– 844

Totaal

46.862

34.490

3.1 Kassaldi (debet 3.220 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Reguliere kassaldi

1.297

1.718

Noodreserve posten

1.923

2.205

Totaal

3.220

3.923

Uit oogpunt van een adequaat liquiditeitenbeheer wordt ernaar gestreefd de hoogte van de kassaldi zoveel mogelijk te beperken en kasbetalingen te beperken. Naast de normale kassaldi worden op 38 Vertegenwoordigingen contanten in voorraad gehouden in verband met eventuele calamiteiten.

Enkele Vertegenwoordigingen worden regelmatig voorzien van contanten, omdat giraal bankverkeer niet mogelijk is. Het merendeel van de kassaldi wordt in vreemde valuta aangehouden.

3.2 Banksaldi (debet 47.639 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Banksaldo

47.639

31.411

Van het in het buitenland aanwezige banksaldo stond een bedrag van EUR 15,0 mln uit in EUR 9,2 mln in USD en 23,4 mln in overige vreemde valuta.

De substantiële stijging ten opzichte van vorig jaar is deels te wijten aan geplande terug stortingen die op de valreep niet gerealiseerd konden worden, de reservering voor een aantal betalingen in transit en de opening van een nieuwe rekening ten behoeve van de bankgarantie voor The Arctic Sunrise (EUR 3,6 mln).

3.3 Gelden onderweg (credit 3.997 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Kruisposten

424

30

Betalingsopdrachten Vertegenwoordigingen

– 821

– 874

Bankgaranties

– 3.600

0

Totaal

– 3.997

– 844

Betalingsopdrachten Vertegenwoordigingen betreft uitgegeven cheques die per 31 december nog niet zijn afgeschreven van de bankrekeningen van de Vertegenwoordigingen. De stijging in de kruisposten wordt veroorzaakt door twee overschrijvingen die niet meer in 2013 verwerkt konden worden.

De bankgarantie heeft betrekking op het dossier van de Arctic Sunrise. Voor dit bedrag staat ook een tegoed bij de RHB open.

4a Rekening-courant RHB (credit 7.875.071 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Rekening-courant RHB

7.874.617

10.049.729

Te verrekenen tussen BZ en BH&OS

– 19.285

– 2.850.101

Totaal

7.894.442

7.199.630

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

Door de splitsing van de balans tussen BH&OS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Gedurende het jaar wordt er per maand achteraf een verrekening gemaakt tussen de RHB rekening BH&OS en BZ. Omdat dit alleen achteraf plaats kan vinden zal er per eindejaar altijd een nog te verrekenen bedrag overblijven.

Deze verrekening vond in 2012 nog niet plaats vandaar het relatief hoge te verrekenen bedrag voor vorig boekjaar. Het nog te verrekenen bedrag voor 2013 zal meegenomen worden in de eerste verrekening van 2014.

4 Rekening-courant RHB (begrotingsreserve) (debet 135.083 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Begrotingsreserve FOM

102.083

0

Begrotingsreserve FEB

33.000

0

Totaal

135.083

0

De begrotingsreserves komen in zijn geheel tot uitdrukking op de balans van BZ. Voor toelichting zie hoofdstuk 5.

5 Begrotingsreserve (credit 135.083 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Begrotingsreserve FOM

102.083

0

Begrotingsreserve FEB

33.000

0

Totaal

135.083

0

Met de Faciliteit Opkomende Markten (FOM) stimuleert BH&OS investeringen van Nederlandse ondernemingen in opkomende markten door het verstrekken van een garantie aan de Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) voor (middel)lange termijnfinancieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven.

Voor de FOM wordt bij de Rijkshoofdboekhouding een begrotingsreserve aangehouden. Op deze begrotingsreserve worden de aan de Staat verschuldigde provisies en door de Staat ontvangen bedragen (o.a. recuperaties op uitbetaalde schades) gestort. Daarnaast worden de door het Rijk verschuldigde bedragen (schades) onttrokken aan de reserve.

Als gevolg van het economische klimaat waren de schadedeclaraties in de jaren 2008–2012 hoger dan de ontvangsten uit premies. Hierdoor is de begrotingsreserve voor de FOM afgenomen van EUR 115 mln in 2008 tot EUR 90 mln eind 2012. Dit heeft een negatief effect op de borgstellingsruimte, omdat het plafond gekoppeld is aan de hoogte van de reserve. De verhouding tussen de reservering en de borgstellingsruimte is 1:2. De borgstellingsruimte is dus afgenomen van EUR 230 mln in 2008 tot EUR 180 mln eind 2012. Daarom is in 2013 EUR 11,9 mln gestort in de begrotingsreserve.

De FEB reserve is gevormd bij de overgang van het instrument SENO/GOM naar het Ministerie van financiën waar dit instrument onderdeel is geworden van de reguliere EKV. De toenmalig bestaande reserve t.b.v. «SENO/GOM» is voor het grootste deel meeverhuisd naar het Ministerie van financiën. Een gedeelte van 40 mln. is achtergebleven bij EZ ter financiering van het instrument Pachage4Growth. Sinds de vorming van de reserve is er EUR 7 mln opgenomen waardoor de begrotingsreserve nu een saldo van EUR 33 mln vertoont. In 2013 hebben er zich geen mutatie voorgedaan in de reserve.

Per 1 januari 2013 bedroegen de begrotingsreserves van de FOM (EUR 90 mln) en FEB (EUR 33 mln).

Hoewel beleidsmatig het instrument begrotingsreserve toe te rekenen valt onder de BH&OS begroting is er wel voor gekozen deze op te nemen op BZ balans omdat het hier enkel de liquide middelen van de begrotingsreserve betreft.

6 Intra-comptabele vorderingen (debet 42.492 x EUR 1.000)

Onder deze post zijn de vorderingen opgenomen, die zijn ontstaan als gevolg van uitgaven ten behoeve van derden.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

6.1 Ministeries

12.886

10.127

6.2 Persoonlijke rekeningen

502

461

6.3 Externe debiteuren

25.986

2.686

6.4 Overige vorderingen

3.118

2.709

Totaal

42.492

15.983

Alle intra-comptabele vorderingen worden verantwoord op de balans van BZ. Voor toelichting op stijging 6.3 zie hoofdstuk 7 inzake schuld ICC-lening.

Onderstaand overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2013

2012

2011

2010 en ouder

Direct opeisbaar ministeries

12.886

11.950

636

300

0

Direct opeisbaar persoonlijke rekeningen

259

228

4

25

2

Direct opeisbaar externe debiteuren

5.441

3.926

96

37

1.382

Direct opeisbaar overige vorderingen

3.066

2.742

222

51

51

Totaal direct opeisbare vorderingen

21.652

18.846

958

413

1.435

Op termijn opeisbare vorderingen

20.545

       

Geconditioneerde vorderingen

295

       

Totaal

42.492

       

Het oude saldo op de direct opeisbare externe debiteuren heeft voor het overgrote deel betrekking op één debiteur. Analyse heeft in 2013 plaatsgevonden en zal begin 2014 worden afgewikkeld.

6.1 Ministeries (debet 12.886 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Ingevorderd

10.640

8.767

In te vorderen

2.246

1.360

Totaal

12.886

10.127

Het ingevorderde bedrag kent de volgende onderverdeling per crediteur:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Economische Zaken

5.017

3.971

Defensie

3.503

2.680

V&J

845

966

I&M

251

464

BZK

359

312

Financiën

278

182

Overige

387

192

Totaal

10.640

8.767

Het in te vorderen bedrag per ministerie is als volgt verdeeld:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Economische Zaken

1.198

624

Defensie

681

434

V&J

139

86

I&M

87

44

Financiën

14

82

Overige

127

90

Totaal

2.246

1.360

6.3 Externe debiteuren (debet 25.986 x EUR 1.000)

Deze categorie vorderingen heeft betrekking op derden zoals particulieren, bedrijven en dergelijke. Het betreft onder meer vorderingen die ontstaan zijn met betrekking tot uitgaven in het kader van dienstverlening. Deze vorderingen ontstaan zowel op het Departement als op de Vertegenwoordigingen in het buitenland.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

In te vorderen ICC

20.520

19

In te vorderen overige externe crediteuren

3.541

603

Ingevorderd

1.925

2.064

Totaal

25.986

2.686

Een toelichting op de stijging van de vordering van het ICC treft u onder hoofdstuk 7. De stijging in de overige externe debiteuren is het gevolg van één grote vordering die eind 2013 is opgevoerd.

Onder deze categorie worden vorderingen opgenomen die niet in de overige categorieën vallen. Hieronder vallen ook vorderingen ontstaan naar aanleiding van een uitgave, die ter plaatse op de Vertegenwoordiging verrekend wordt.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Te vorderen BTW

2.435

1.992

Ter plaatse te verrekenen uitgaven buitenland

0

391

Diverse vorderingen

683

326

Totaal

3.118

2.709

7 Intra-comptabele schulden (credit 34.140 x EUR 1.000)

Hieronder vallen schulden ontstaan door ontvangsten en inhoudingen die met derden verrekend zullen worden.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Nog af te dragen loonheffing en premies

8.827

8.587

Af te lossen ICC-lening

20.500

0

Ter plaatse te verrekenen

757

719

Silent partnerships

2.379

3.818

Diverse overige schulden

1.677

944

Totaal

34.140

14.068

De stijging van «Af te lossen ICC-lening» is gelijk aan de toename van de vorderingen op de externe debiteuren. Het feit dat het ICC een deel van de lening heeft opgenomen veroorzaakt enerzijds een toename van de vordering op het ICC en anderzijds een schuld aan het Ministerie van Financiën.

In 2013 heeft het ICC voor het eerst gebruik gemaakt van het bouwdepot van EUR 200 mln dat beschikbaar is gesteld voor de nieuwbouw. In totaal heeft het ICC in 2013 voor een bedrag van EUR 20,5 mln aan trekkingen verricht. Aflossing vangt aan uiterlijk direct na gereedkoming van de nieuwbouw Strafhof.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele schulden en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2013

2012

2011

en ouder

Direct opeisbare schulden

34.140

30.564

3.543

33

10 Extra-comptabele vorderingen (debet 16.707 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Afhankelijk van de begroting waarop het teruggevorderde bedrag betrekking heeft wordt de vordering toegewezen aan de balans van BZ of BH&OS.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Diverse extra-comptabele vorderingen

16.707

19.738

Totaal

16.707

19.738

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2013

2012

2011

2010

en ouder

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

1.084

0

0

0

1.084

Direct opeisbaar overige vorderingen

11.685

10.739

600

9

337

Geconditioneerde vorderingen

3.938

       

Totaal

16.707

       

Diverse extra-comptabele vorderingen

De post diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Ingevorderde voorschotten

7.741

8.312

Vorderingen RSS

1.084

1.211

(Huur) Waarborgsommen

2.674

2.933

Buiteninvordering gestelde vorderingen

977

92

Invorderingen m.b.t. lokaal personeel

287

4.986

Overige

3.944

2.204

Totaal

16.707

19.738

11 Extra-comptabele schulden (credit 174 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Diverse extracomptabele schulden

174

330

De extracomptabele schuld bestaat uit het te verrekenen bedrag uit de reis en vertaalenveloppe van het EU Raadsbudget en worden in zijn geheel verantwoord op de balans van BZ.

12 Extra-comptabele voorschotten (debet 301.221 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen. Afhankelijk van de begroting waarop het voorschot is verstrekt wordt het voorschot op de BZ of de BH&OS balans verantwoord.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Voorschotten

278.296

345.194

Voorschot loonheffing lokale krachten

16.370

8.300

Voorschot Loyalis

2.088

2.495

Aanloopvoorschotten

4.467

4.811

Totaal

301.221

360.800

Ouderdomsanalyse (x 1.000 EUR)

31 december 2013

31 december 2012

Verstrekt in 2003

0

804

Verstrekt in 2004

2.627

3.654

Verstrekt in 2005

0

0

Verstrekt in 2006

0

0

Verstrekt in 2007

0

0

Verstrekt in 2008

0

11.628

Verstrekt in 2009

2.289

16.779

Verstrekt in 2010

9.792

29.690

Verstrekt in 2011

18.760

56.862

Verstrekt in 2012

93.714

241.383

Verstrekt in 2013

174.039

 

Totaal

301.221

360.800

De opbouw van stand per ultimo 2012 naar ultimo 2013 is als volgt:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Openingsbalans

360.800

268.703

Bij: Verstrekte voorschotten

190.590

252.088

Af: Verantwoorde voorschotten

243.703

181.562

Bij: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

– 6.466

21.571

Eindbalans

301.221

360.800

Ten opzichte van 2012 zijn er aanzienlijk minder voorschotten verstrekt en zijn er relatief veel voorschotten verantwoord.

Herwaardering vindt plaats op de open voorschotten in vreemde valuta. Van het openstaande voorschotsaldo staat 182 mln uit in Euro en EUR 119 mln in vreemde valuta. Het overgrote deel van de voorschotten in vreemde valuta staat uit in USD (EUR 102 mln).

14 Openstaande verplichtingen (credit 982.496 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Openingsbalans

1.175.646

1.244.783

Bij: Aangegane verplichtingen 1

8.404.679

7.803.284

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 2

8.597.829

7.872.421

Eindbalans

982.496

1.175.646

X Noot
1

Bij de rapportage van de openstaande verplichtingen 2012 zijn de mutaties in de garantieverplichtingen ten onrechte meegenomen. In dit saldo is die correctie verwerkt.

X Noot
2

idem

Met ingang van boekjaar 2003 wordt in de verplichtingenstroom ook de bijstelling op de verplichtingen aangegaan in voorgaande boekjaren meegeteld. In verslagjaren voor 2003 werd dit type bijstelling apart in de toelichting op de saldibalans gepresenteerd als «negatieve bijstelling».

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen

Convenant Ministerie van Defensie:

  • In 2009 is een convenant getekend voor een periode van drie jaar met het Ministerie van Defensie inzake de inzet van KMAR bij de beveiliging van Nederlandse vertegenwoordigingen met een hoog risico op veiligheid. Het Convenant wordt ieder jaar stilzwijgend verlengd, tenzij één van de partijen schriftelijk het stilzwijgen doorbreekt.

JAARREKENING TOPINKOMENS

Topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen

Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed

Functie(s)

Aard van functie

Naam

Beloning (in EUR)

Belastbare vaste en variabele onkosten vergoeding (in EUR)

Werkgeversdeel van voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (in EUR)

Datum aanvang van dienst verband in het boekjaar

Datumeinde dienst verband in het boekjaar

Omvang dienst

verband (in FTE)

Interim

Motivering overschrijding norm (indien van toepassing)

Ministerie van Buitenlandse Zaken

SG

Topfunctionaris

Bos MA, mw R.V.M.

143.805

11.855

26.038

01/01

31/12

1,00

n.v.t.

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

DGBEB

Topfunctionaris

Smits, drs S.J.H.

142.544

6.400

25.251

01/01

31/12

1,06

n.v.t.

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

DGCB

Gewezen topfunctionaris

Daalen, mw drs M.T.G. van

73.647

3.066

11.992

01/01

30/06

1,00

n.v.t.

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

DGES

Topfunctionaris

Groot, drs R.E. de

141.205

6.902

23.983

01/01

31/12

1,00

n.v.t.

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

DGIS

Topfunctionaris

Swartbol, drs R.

140.215

6.132

23.983

01/01

31/12

1,00

n.v.t.

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

DGPZ

Topfunctionaris

Geerts, drs W.J.P.

71.259

3.066

10.653

01/07

31/12

1,00

n.v.t.

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

DGPZ

Gewezen topfunctionaris

Oosterom, drs K.J.G. van

81.114

3.593

14.054

01/01

01/08

1,00

n.v.t.

n.v.t.

Overige functionarissen van wie de bezoldiging de norm overschrijdt

Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed

Functie(s)

Beloning (in EUR)

Belastbare vaste en variabele onkosten vergoeding (in EUR)

Werkgeversdeel van voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (in EUR)

Datum aanvang van dienstverband in het boekjaar

Datumeinde dienstverband in het boekjaar

Omvang dienstverband (in FTE)

Interim

Motivering overschrijding norm (indien van toepassing)

Ministerie van Buitenlandse Zaken

n.v.t.

               
Uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband

Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed

Laatste functie

Aard van functie

Naam

Eerdere functies tijdens dienstverband

Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband

Jaar van beëindiging dienstverband

Interim

Motivering overschrijding norm (indien van toepassing)

Ministerie van Buitenlandse Zaken

n.v.t.

             

Toelichting van het ministerie bij het WNT-overzicht

De Minister van BZK heeft bij brief van 27 februari 2014 aan de Tweede Kamer laten weten dat hij een ministeriële regeling over de WNT (inclusief beleidsregels toepassing WNT) heeft opgesteld. In de begeleidende brief is aangegeven dat het niet mogelijk is gebleken een sluitende oplossing te vinden voor de uitvoeringsproblematiek ten aanzien van de vermelding van de gegevens over personen die anders dan op grond van een dienstbetrekking een functie vervullen als niet-topfunctionaris (externe niet-topfunctionarissen). De Minister van BZK heeft daarom voor het verslagjaar 2013 als gedragslijn bepaald dat niet volledig aan de verplichting tot openbaarmaking kan en hoeft te worden voldaan. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft overeenkomstig deze gedragslijn uitvoering gegeven aan de WNT. Dit leidt tot een onzekerheid in de verantwoording vanwege het ontbreken van een praktisch toepasbare normstelling voor dit onderdeel van het WNT-overzicht. De onzekerheid betreft uitsluitend het achterwege laten van de vermelding van de gegevens over externe niet-topfunctionarissen.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: AFGERONDE EVALUATIE- EN OVERIGE ONDERZOEKEN

Soort onderzoek

 

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

           

1a. Beleidsdoorlichtingen

1

Mensenrechtenbeleid

1

2013

2014

 
 

2

Versterking Europese samenwerking en Nederlandse positie

3

 

2013

Rapport beschikbaar na behandeling MR begin 2014

 

3

OS beleid van de Unie

3

 

2013

Rapport

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

4

Democratische transitie in de Arabische regio (Matra zuid)

2

2013

2014

 

2. Overig onderzoek

5

Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)

2

 

2013

Rapport

Algemene toelichting

Nadere informatie, inclusief de tekst van evaluatieonderzoeken zelf, is via een zoekopdracht te vinden op de website van de rijksoverheid, www.Rijksoverheid.nl onder Ministeries > Ministerie van Buitenlandse Zaken > Documenten en publicaties > Rapporten.

Specifieke toelichting

Ad. 2. Deze doorlichting is in 2013 afgerond. Behandeling in de ministerraad zal begin 2014 plaatsvinden.

Ad. 5. Dit onderzoek is afgerond en opvraagbaar

BIJLAGE 2: INHUUR EXTERN

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Verslagjaar 2013 (bedragen x € 1.000)

 
 

Programma- en apparaatskosten

 
 

Kerndepartement

CBI

Kerndept + CBI

1. Interim-management

150

63

213

2. Organisatie- en Formatieadvies

204

3

206

3. Beleidsadvies

95

 

95

4. Communicatieadvisering

420

 

420

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

869

66

935

       

5. Juridisch Advies

768

117

885

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

98

 

98

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

313

101

414

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

1.180

218

1.397

       

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

7.007

875

7.882

Ondersteuning bedrijfsvoering

7.007

875

7.882

     

Totaal uitgaven inhuur externen

9.055

1.158

10.214

       
       

Inhuur externen buiten mantelcontracten 2013

Kerndepartement

CBI

Kerndept + CBI

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

0

0

Toelichting:

n.v.t.

   
       

Toelichting

     

Uitgaven ambtelijk personeel

   

217.149

Uitgaven externe inhuur

   

10.214

Totaal van de personele uitgaven

   

227.363

       

percentage inhuur

   

4,49%

Rapportage overschrijding maximumtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In bovenstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2013 door het ministerie (in Nederland) buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisatie van het rijk afgesproken maximumuurtarief van EUR 225 (exclusief BTW).

BIJLAGE 3: AFKORTINGEN

(FOL)-verdrag

Forward Operating Locations verdrag

ADR

Auditdienst Rijk

AIV

Adviesraad Internationale Vraagstukken

ATT

Arms Trade Treaty

AVVN

Algemene Vergadering Verenigde Naties

BH&OS

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

BNP

Bruto Nationaal Product

BSB

Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten

BSOD

Business Support Organisation Development

CBI

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden

CCPCJ

Commission on Crime Prevention and Criminal Justice

DGBEB

Directoraal Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen

EDEO

Europese Dienst voor Extern Optreden

EMU

Economische en Monetaire Unie

EOF

Europees Ontwikkelings Fonds

EU

Europese Unie

EUCAP Nestor

Regional Maritime Capacity Building Mission in the Horn of Africa and the Western Indian Ocean

EUTM-Somalië

EU Trainings Mission Somalië

FMCT

Fissile Material Cut-off Treaty

FMO

Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden

FOM

Faciliteit Opkomende Markten

GCTF

Global Counter Terrorism Forum

GGE

Group of Global Experts

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

IAK

Integraal Afwegingskader

ICB

Internationaal Cultuurbeleid

ICC

International Criminal Court

IGH

Internationaal Gerechtshof

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

IVS

Internationale Veiligheidsstrategie

JBZ-Raad

Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

LGO

Landen en gebieden overzee

LHBT

Lesbisch, Homo-, Bi- en Transseksueel

MATRA

Maatschappelijk Transformatie

MFK

Meerjarig Financieel Kader

MINUSMA

UN Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali

MVRUIM

Multilateraal Verdrag betreffende Rechtshulp en Uitlevering bij Internationale Misdaden

NAVO

Noord-Atlantsiche Verdrags Organisatie

NGO

Non-Gouvernementele Organisatie

NPDI

Non Proliferation and Disarmament Initiative

NPDI

Non-Proliferation and Disarmament Initiative

NSS

Nuclear Security Summit

OPCW

Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons

OVSE

Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

PCA

Permanente Hof van Arbitrage

RAPPICC

Regional Anti-Piracy Prosecutions Intelligence Coordination Centre

REMIS

Real Estate Managementinformatiesysteem

RSO’s

Regionale Service Organisaties

RtoP

Responsibility to Protect

SCSL

Special Court Sierra Leone

SGVN

Secretaris-Generaal Verenigde Naties

SRM

Europees resolutiemechanisme

SSM

Europese toezichtsmechanisme

TCLM’s

Tussentijdse controles van de liquide middelen

VGB

Verklaring van Geen Bezwaar

VN

Verenigde Naties

JAARVERSLAG 2013 MET BETREKKING TOT DE BEGROTING VAN BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2013 (in EUR mln)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2013 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2013 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2013 (in EUR 				  mln)

E. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) over het jaar 2013 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking decharge te verlenen over het in het jaar 2013 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans;

  • 5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • 6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2013, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2013 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Inleiding

De jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dienen in nauwe samenhang te worden bezien. De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

De begroting van Buitenlandse Zaken is in januari 2013 met een Incidentele Suppletoire Begroting gesplitst in een departementale begrotingsstaat voor Buitenlandse Zaken (V) en een begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (XVII). Als gevolg hiervan wordt voor ieder hoofdstuk een afzonderlijk jaarverslag opgesteld, met ieder een eigen verantwoordingsstaat, een saldibalans en een toelichting. Ook geldt dat voor beide jaarverslagen een separate controleverklaring wordt afgegeven waarbij de toleranties voor ieder verslag afzonderlijk gelden. Omdat er in 2013 nog sprake is van één begrotingswet voor Buitenlandse Zaken (BZ) en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) zijn beide verslagen in één document gebundeld; vanaf volgend jaar is dat gescheiden.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten waarin wordt ingegaan op de prioriteiten van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking en de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2013. Daarnaast is een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht garanties.

Het jaarverslag 2013 vormt in principe een spiegel van de begroting zoals deze op Prinsjesdag 2012 aan de Kamer is aangeboden. Echter, om recht te doen aan de ontstane situatie na Prinsjesdag 2012, waarin de begroting is gesplitst en Buitenlandse Handel is overgekomen van de begroting van Economische Zaken, is besloten om het beleidsverslag in te richten volgens de memorie van toelichting 2014.

Vervolgens is artikelsgewijs op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2013, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke lessen getrokken zijn uit zowel opgedane ervaringen met de uitvoering van het beleid, als welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van in 2013 afgerond evaluatieonderzoek.

Bij de opbouw van de toelichting van de beleidsartikelen is zoveel mogelijk aangesloten bij de Incidentele Suppletoire Begroting. Voor het artikel 1, dat betrekking heeft op Buitenlandse Handel, is de algemene doelstelling en de rol en verantwoordelijkheid deels overgenomen van de MvT 2013 van EZ. Artikelen die bij de Incidentele Suppletoire Begroting zijn gesplitst tussen de begrotingsstaat BZ en BH&OS, zijn ook bij de opbouw van het beleidsartikel gesplitst.

Kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren zijn – daar waar zinvol en haalbaar – naast en in de teksten bij de beleidsartikelen opgenomen om de voortgang op de doelstellingen van het beleidsprogramma te laten zien.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2013 opgenomen. In de toelichting wordt ingegaan op de verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in 2013 voor zover deze niet zijn toegelicht bij de eerste of Tweede Suppletoire Begroting. Waar nodig is een verwijzing naar deze begrotingen opgenomen. Met de invoering van verantwoord begroten worden de tabellen met de budgettaire gevolgen van beleid rijksbreed uniform opgesteld. Om die reden zijn de kanalen en thema’s niet meer opgenomen in het jaarverslag. Vanwege het splitsen van de begroting en het daarmee verschuiven van beleidsuitgaven zijn hiermee ook de realisaties uit de voorgaande twee jaren geconverteerd naar de huidige indeling. Gebruikelijk is om de realisaties voor een periode van t-4 weer te geven, maar omdat in 2011 de indeling van de begroting is aangepast, is het alleen mogelijk om de realisatiecijfers voor 2011 en 2012 op te nemen. Ten slotte is vanwege de invoering van verantwoord begroten in 2013, dit het eerste jaarverslag waarbij in de tabel budgettaire gevolgen van beleid nader wordt ingegaan op de financiële instrumenten. Hierdoor ontbreken de realisatiecijfers op instrumentniveau voor de voorliggende jaren.

Voor de artikelen zijn verschillen in de realisatie ten opzichte van de vastgestelde Incidentele Suppletoire Begroting vanaf 10% op sub-artikel toegelicht, met een ondergrens van EUR 2 miljoen. Hierbij wordt ook verwezen naar de mutaties binnen de financiële instrumenten. Indien op basis van bovenstaand criterium geen toelichting wordt gegeven is ook de mutatie op het financiële instrument niet opgenomen. Bij de verplichtingen en ontvangsten is een afwijking groter dan 10% op artikelniveau toegelicht.

Om de leesbaarheid te waarborgen worden alleen de financiële instrumenten die meer dan 3 procent van het artikelonderdeel uitmaken opgenomen in de financiële tabel. Dat betekent dat er in sommige gevallen geen uitputtende opsomming is van de financiële instrumenten per artikelonderdeel. Bij het opstellen van de Incidentele Suppletoire Begroting is voor sommige uitgaven voor één instrument gekozen, terwijl in de realisatie blijkt dat uitgaven op meerdere instrumenten verwerkt zijn. Om de leesbaarheid van de tabellen financiële gevolgen van beleid te waarborgen, is ervoor gekozen om de realisatie onder te brengen bij het in de Incidentele Suppletoire Begroting genoemde instrument en niet op te splitsen.

Verschillen op beleidsprioriteiten van de Minister voor BH&OS die niet aan het kwantitatieve criterium voldoen, worden ook toegelicht. In de verantwoording over 2013 gaat het om de volgende prioriteiten: vrede en veiligheid (artikel 3.1), voedselzekerheid (artikel 4.1), SRGR (artikel 5.4) en water (artikel 6.2).

Conform de toezegging van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, gedaan tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag en de Slotwet 2012 d.d. 26 juni 2013, worden opmerkelijke verschillen tussen bedragen die begroot zijn (zoals gemeld in de HGIS nota 2013, bijlage 5A) en de realisaties in het kader van de Meerjarige Strategische Plannen in partnerlanden toegelicht. Een toelichting op deze opmerkelijke verschillen is onder de betreffende beleidsartikelen opgenomen. De realisaties op de landenprogramma’s zijn opgenomen in het HGIS jaarverslag.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na het beleidsverslag volgen de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening van BH&OS en drie bijlagen: 1) het sanctiebeleid en malversaties, 2) overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken en 3) de afkortingen. Voor de bijlage externe inhuur wil ik u verwijzen naar het jaarverslag van het moederdepartement, Buitenlandse Zaken.

Voor zowel het overzicht over de topinkomens als voor het overzicht over de externe inhuur geldt dat verslag hierover is opgenomen in het jaarverslag van BZ.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid en de totstandkoming van de beleidsinformatie.

Met de overgang van Buitenlandse Handel van Economische Zaken naar BH&OS zijn ook de bijbehorende apparaatsmiddelen overgeheveld. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van BZ en BH&OS wordt hier ook verslag over gedaan.

Groeiparagraaf

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam Verantwoord Begroten in de Tweede Kamer behandeld. De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In het voorliggende jaarverslag is hieraan vooral invulling gegeven door de begrotingsartikelen, die bij de Incidentele Suppletoire Begroting zijn verdeeld over de begrotingsstaat van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, ook bij de rol en verantwoordelijkheid te verdelen naar de verantwoordelijke Minister. Daarnaast zijn in het voorliggende jaarverslag alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften.

HGIS jaarverslag

Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken (BZ) en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS), wordt het HGIS-jaarverslag 2013 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij ieder jaarverslag. Omdat de begroting van Buitenlandse Zaken in januari 2013 met een incidentele Suppletoire Begroting gesplitst is in een departementale Suppletoire Begrotingsstaat voor Buitenlandse Zaken (V) en een begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (XVII), neemt de ADR twee controleverklaringen op in het samenvattend auditrapport over 2013.

Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII is meegenomen. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaringen.

F. BELEIDSVERSLAG

BELEIDSPRIORITEITEN

Nederland in de wereld en met de wereld

In het regeerakkoord «Bruggen slaan» is besloten tot een nieuwe, geïntegreerde aanpak van handel en ontwikkelingssamenwerking. Dit nieuwe beleidsterrein is ondergebracht bij één Minister, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In 2013 is de nieuwe aanpak voor ontwikkelingssamenwerking, handel & investeringen en internationale publieke goederen aan de Kamer gepresenteerd in vorm van de notitie «Wat de wereld verdient», en zijn er forse stappen gezet in de uitwerking van deze nieuwe agenda.

Veranderende wereld

De veranderende omstandigheden in de wereld vragen om een nieuwe, geïntegreerde aanpak. In de strijd tegen armoede is de laatste decennia belangrijke vooruitgang gerealiseerd. Zo behoort een aantal – waaronder zeer grote – ontwikkelingslanden inmiddels tot de categorie middeninkomenslanden. Deze landen zijn op economische en geopolitiek vlak een significante rol gaan spelen. Naar verwachting gaan Latijns-Amerika, Azië en Afrika 60% van de wereldeconomie vormen in 2060. Vanwege de steeds verdere fragmentatie van productieketens weten ook steeds meer landen aansluiting te vinden op de groei van de wereldeconomie. Dat zijn veranderingen waar landen als Nederland zich aan moeten aanpassen. Tegelijkertijd ontstaan er ook kansen. De toenemende welvaart in een groeiend aantal ontwikkelingslanden biedt ruimere handels- en investeringsmogelijkheden. Ook vergroot het de kansen op een gelijkwaardiger samenwerking in de aanpak van wereldwijde problemen en in het voorzien van internationale publieke goederen. Dit laat onverlet dat er nog grote uitdagingen liggen zoals op het terrein van armoedebestrijding en het behalen van alle Millennium Development Goals. De inkomensongelijkheid is in veel middeninkomenslanden toegenomen. Zo woont driekwart van de mensen die in extreme armoede leven, in middeninkomenslanden. De nu welvarendere hulpontvangende landen stellen zich assertiever op dan vroeger en stellen andere eisen aan hulp. Dat vraagt om een nieuwe blik op armoedebestrijding. Daarom staat duurzame inclusieve groei centraal in het nieuwe beleid, zodat iedereen van de groeiende welvaart kan profiteren.

In de brief «Wat de wereld verdient» zijn de contouren neergezet voor de moderne combinatie van handel, hulp en investeringen. Er zijn drie ambities geformuleerd: uitbannen van armoede in één generatie, duurzame en inclusieve groei en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland. Om dit te bereiken onderscheiden we drie soorten relaties met onze partners: hulprelaties met de landen die hun armoedeproblemen niet zelf kunnen oplossen, overgangsrelaties voor lage- en middeninkomenslanden waar we hulp en handel combineren en handelsrelaties met de voornamelijk ontwikkelde landen waar we een handels- en investeringsagenda voeren.

Uitwerking

In 2013 is er een start gemaakt met de nadere uitwerking van de notitie «Wat de wereld verdient». Zo gaat de notitie «Ondernemen voor ontwikkeling» nader in op de verbetering van het ondernemingsklimaat in lage en middeninkomenslanden en op de invulling van het Dutch Good Growth Fund en zet de brief «Ondernemen op buitenlandse markten» het handelsinstrumentarium uiteen. Daarnaast is uitgewerkt hoe de samenwerking met het maatschappelijk middenveld er de komende jaren uit komt te zien in de brief «Samenwerking met het maatschappelijk middenveld in een nieuwe context», zijn de ambities op het vlak van informatieverstrekking en voorlichting over de OESO richtlijnen en maatschappelijk verantwoord ondernemen ten behoeve van duurzame en inclusieve groei verwoord in «MVO loont» en is, in samenwerking met de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, invulling gegeven aan het Budget Internationale Veiligheid.

Uiteraard is in 2013 ook verder gewerkt aan het verbeteren van de economische relaties met onze partners door middel van de 27 economische missies die het kabinet dit jaar heeft geleid. Deze missies gingen onder andere naar opkomende markten die moeilijk toegankelijk zijn voor bedrijven, maar ook naar ontwikkelingslanden waar we een duurzame handelsrelatie mee willen opbouwen.

Internationale Publieke Goederen (IPG’s) vormen het raamwerk voor de modernisering van internationale samenwerking en financieringskaders. IPG’s verbinden Nederlands eigenbelang met internationale gemeenschappelijke belangen. De nota «Wat de Wereld Verdient» richt zich op het bereiken van concrete resultaten in de thema’s handel, veiligheid en rechtsorde, voedselzekerheid, water, klimaat en migratie. Arme ontwikkelingslanden zijn vaak kwetsbaar voor grensoverschrijdende kwesties maar hebben daarover weinig inspraak. De Nederlandse inzet is erop gericht hun positie en belangen in internationale organisaties te versterken.

Post 2015 en modernisering OS

In aanloop naar de post-2015 agenda, heeft Nederland benadrukt dat er aandacht moet blijven voor millennium doelen die achterlopen. Het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten bij de totstandkoming van de post-2015 ontwikkelingsagenda is, mede dankzij de rol van Nederland in het tot stand brengen van Europese steun, in de Raadsconclusies meegenomen.

In internationale fora heeft Nederland aandacht gevraagd voor de noodzaak de ODA-definitie aan te passen aan de huidige tijd. Mede op aandringen van Nederland is de OESO-DAC een onderzoek en een debat gestart over de modernisering van de ODA-definitie en -systematiek. Nederland ijverde tevens met succes voor het opnemen van de noodzaak het ODA-raamwerk in brede zin te moderniseren, dat wil zeggen inclusief private stromen en fiscale bronnen in ontwikkelingslanden, in de Raadsconclusies over ontwikkelingsfinanciering post-2015.

EU-OS

In 2013 werden belangrijke, concrete stappen gezet in het kader van gezamenlijke programmering tussen EU en lidstaten, waaronder in twaalf Nederlandse partnerlanden. Ethiopië, Ghana, Rwanda en Burundi lopen voorop: in deze landen zijn al gezamenlijke programmeringsdocumenten opgesteld. De Meerjarige Strategisch Plancyclus die Nederland hanteert, heeft een voortschrijdend karakter gekregen om zo beter te kunnen aansluiten bij een gezamenlijke programmering.

Nederland heeft met behulp van de posten en gelijkgezinde lidstaten een kritische rol op zich genomen vooral ten aanzien van begrotingssteun die de EU verstrekt. Nederland kon zo de voorwaarden, waaronder stabiliteitssteun aan Mali en Zuid-Soedan wordt verstrekt, aanscherpen en wist de ontwikkelingsprojecten die de Unie in Gambia wilde uitvoeren aan nadere voorwaarden te verbinden.

Duurzame handel en investeringen

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor MVO

Eind 2013 is in Bali, Indonesië, een WTO-akkoord bereikt over handelsfacilitatie met daarbij landbouw en ontwikkelingselementen. De Minister heeft zich tijdens verschillende Raden en in bilaterale gesprekken ingezet voor dit historische akkoord. Nog niet eerder in het bestaan van de WTO is er overeenstemming bereikt over het wegnemen van handelsbarrières in de wereldwijde handelsstromen. Specifiek wordt nu de douaneafhandeling in de 160 WTO-landen transparanter en eenduidiger ingericht. Dit is een voordeel voor vele ontwikkelingslanden, maar zeker ook voor een handelsland als Nederland. Het akkoord draagt verder ook bij aan de geloofwaardigheid van de WTO als onderhandelingsforum en versterkt de rol van de WTO als hoeder van het wereldhandelssysteem.

In juni zaten de Minister en de Bengaalse Minister van Handel de eerste consultatieve werkgroep voor van lokale autoriteiten en internationale donoren over donorcoördinatie in de textielindustrie. De bijeenkomst werd bijgewoond door de Bengaalse regering, werkgeversorganisaties, internationale organisaties en ambassadeurs van de VS, Canada, het VK, Zweden, Denemarken, Duitsland en Frankrijk. Zij verwelkomden het Nederlandse initiatief tot coördinatie van inspanningen en onderstreepten de noodzaak van actie voor een langere periode.

In de Beleidsbrief «MVO loont» heeft de Minister samen met de Minister van Economische Zaken nieuwe ambities verwoord op het vlak van de informatieverstrekking en voorlichting over de OESO Richtlijnen. In 2013 zijn bedrijven bij handelsmissies voorgelicht over de relevantie van de richtlijnen in het land waar de missie naar toe gaat. Ook vonden er gesprekken plaats met de textielsector, de energiebedrijven en met de financiële sector over de concrete invulling van de OESO Richtlijnen in de bedrijfsvoering van deze sectoren. De OESO Richtlijnen zijn ook de basis van alle IMVO-kaders voor financiële buitenlandregelingen. Samen met de Minister van EZ, helpt de Minister het bedrijfsleven bij de volgens de OESO Richtlijnen noodzakelijke oriëntatie op risico’s voor mens en milieu in de productieketen van sectoren (Sector Risico Analyse). Daarnaast heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een speciale vertegenwoordiger voor MVO ter beschikking gesteld aan de OESO voor een periode van vier jaar.

In het Nationaal Actieplan Ruggie (Actieplan voor de «VN Guiding Principles on Business and Human Rights») is de relatie tussen het Nederlandse handelsbeleid en investeringsbeschermingsbeleid en mensenrechten beschreven.

In maart 2013 heeft Nederland tijdens een zeer succesvolle Plenary meeting van de Voluntary Principles on Safety and Human Rights (VP’s) het voorzitterschap van de VP’s overgedragen aan Zwitserland. De Nederlandse lobby voor de vestiging van een permanent secretariaat, als logisch vervolg op de in 2012 door Nederland gefaciliteerde oprichting van de rechtspersoonlijkheid voor de VP's naar Nederlands recht, is opgeschort. Reden hiervoor is dat er onder de leden van de VP’s »nog onvoldoende draagvlak bleek te bestaan voor eigen permanente secretariaatsondersteuning in plaats van inhuur van ondersteuning op ad-hoc basis.

In 2013 zijn de onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Canada, en resp. Georgië en Moldavië afgerond. Deze akkoorden, alsook het eind 2012 afgesloten akkoord met Singapore, zijn nog in de fase van «legal scrubbing» en kunnen daarna worden ondertekend, vastgesteld en voorlopig worden toegepast. De onderhandelingen met India en Maleisië zijn in 2013 gestagneerd, maar de verwachting is dat die in 2014 weer worden hervat. Het uitonderhandelde akkoord tussen de EU en Oekraïne is helaas niet ondertekend door beide partijen. De onderhandelingen met Japan respectievelijk de VS zijn conform verwachting gestart in 2013. Tijdens de Raad in november 2012 heeft de Minister zich ingespannen voor het onderhandelingsmandaat van de Raad van de Europese Commissie om met Japan te gaan onderhandelen. Tijdens de Raad in juni 2013 heeft de Minister dat wederom gedaan, maar dan voor het mandaat om met de VS te gaan onderhandelen.

Zoals ook aangegeven in de brief over de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s), zet de Minister zich in om de impasse in de onderhandelingen tussen de EU en de ACS-landen over EPA`s te doorbreken. Als «honest broker» heeft de Minister in 2013 gekeken hoe voor drie regio’s mogelijke oplossingen tot stand kunnen worden gebracht om de onderhandelingen in 2014 succesvol af te kunnen ronden. Ingezet werd op stakeholdersbijeenkomsten, in de regio en in Nederland, het opstellen van regiospecifieke analyses en onderzoek naar flankerend beleid.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken won de rechtszaak die het Erasmus Medisch Centrum had aangespannen over de beoordeling of de uitvoer van een manuscript over het door de lucht overdraagbaar maken van het vogelgriepvirus die onder de vergunningplicht valt of als fundamenteel wetenschappelijk onderzoek is aan te merken en daarmee vrijgesteld zou zijn van exportcontrole. In 2013 sloot de Nuclear Supplier Group (NSG) het werk van de Dedicated Meeting of Technical Experts (DMTE) af. Deze groep voerde in de periode 2010–2013, onder Nederlands voorzitterschap, een fundamentele herziening van de NSG controlelijsten uit.

Versterkte Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid

In 2013 werden 27 ministeriële economische missies georganiseerd om Nederlandse bedrijven te ondersteunen bij het zaken doen op buitenlandse markten. Dat is fors meer dan voorgaande jaren waarin de teller onder de 20 bleef en ook veel meer dan eerst was gepland (17). Dit is conform het kabinetsbeleid en de vraag vanuit het bedrijfsleven om een actieve inzet op economische diplomatie. Bij de economische missies lag in 2013 nog meer dan voorheen de nadruk op de opkomende markten omdat juist in die markten het grootste deel van de toekomstige economische groei zal plaatsvinden. In totaal gingen 800 bedrijven mee en zijn er volgens de eerste cijfers 191 contracten en overeenkomsten uit voortgekomen met een verwachte opbrengst van EUR 167 miljoen. Succesverhalen zijn onder andere een grote order voor Dutch Flower Growers in China en voor Schouten Food products in India.

Niet alleen uitgaande, maar ook inkomende (economische) missies zijn van belang om de internationalisering van het Nederlands bedrijfsleven te versterken. In 2013 werden de eerste stappen gezet om samen met de Dutch Trade Board (DTB, overlegorgaan met bedrijfsleven en centrale en decentrale overheden over internationaal ondernemen) een strategie te ontwikkelen voor inkomende bezoeken. Doel is om een actief uitnodigingsbeleid te ontwikkelen voor buitenlandse delegaties, als onderdeel van de strategische aanpak focuslanden en zorg te dragen dat buitenlandse bezoeken kabinetsbreed goed worden ontvangen. In het kader van deze strategie zijn de topsectoren gevraagd twee landen aan te wijzen voor inkomende bezoeken waarbij de overheid ze ondersteunt. Daarnaast werd ook economische diplomatie ingezet om buitenlandse bedrijven naar Nederland te halen. De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) werd hiervoor ingezet. De nadruk lag op het aantrekken van hoogwaardige, strategische investeringen in de topsectoren, met speciale aandacht voor hoofdkantoren en R&D-centra. De NFIA maakte ondanks de crisis een goed jaar door en haalde voor EUR 1.658 miljoen aan buitenlandse investeringen binnen, een absoluut record. Deze investeringen zijn goed voor 8.472 banen. Dit zijn veelal hoogwaardige investeringen (hoofdkantoren en R&D centra in de topsectoren) die bijdragen aan het innovatieve vermogen van Nederland.

Om de positie van het Nederlandse bedrijfsleven in opkomende markten te versterken is in 2013 het instrumentarium verbeterd. Zo is in 2013 de landenfocus van de financieringsregeling Finance for International Business (FIB) uitgebreid, evenals die van de subsidieregeling Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies, Kennisverwerving (DHK). DHK kan op de nodige interesse van het bedrijfsleven rekenen en de eerste resultaten zijn inmiddels zichtbaar. Verstrekte subsidies hebben geleid tot vervolgopdrachten voor Nederlandse MKB-bedrijven. Daarnaast is de toegankelijkheid van de Exportkredietverzekering (EKV) in 2013 in overleg met het bedrijfsleven verbeterd, zodat meer exporttransacties kunnen worden verzekerd. Mede door deze verbeterde toegankelijkheid zijn in 2013 aanzienlijk meer transacties in verzekering genomen dan voorgaande jaren.

In 2013 zijn ook de eerste stappen gezet om te komen tot één loket voor bedrijfsleven bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), waar verschillende EZ en BH&OS/BZ instrumenten op het terrein van onder andere innovatie, internationaal en duurzaamheid onder komen te vallen. RVO onderhoudt nauwe contacten met andere organisaties die internationale handel bevorderen zoals banken, brancheorganisaties, VNO-NCW, MKB-Nederland, Fenedex en NCH. Hierdoor worden ondernemers sneller doorverwezen naar die organisatie die het beste ondersteuning kan bieden. Het loket wordt in 2014 volledig operationeel.

De in 2012 opgestarte Transitiefaciliteit (aanpak gericht op de overgang van OS naar een economische relatie in de voormalige partnerlanden Zuid-Afrika, Vietnam en Colombia) heeft in 2013 geleid tot contacten en opdrachten voor het Nederlands bedrijfsleven, zoals een aan Nederland gegunde opdracht voor herstel en versterking van een kanaal in Colombia. Het kanaal is van groot sociaaleconomisch belang en de werkzaamheden moeten 1,5 miljoen bewoners beschermen tegen ernstige overstromingen. Op basis van deze ervaringen zijn in 2013 stappen gezet om in de acht overgangslanden uit «Wat de wereld verdient» invulling te geven aan de koppeling van handel en OS.

In 2013 is begonnen met de implementatie internationaliseringsstrategieën van de topsectoren. Deze kreeg vooral gestalte in de strategische reisagenda van het Kabinet en in de werkzaamheden van de ambassades en consulaten in het buitenland. De strategische reisagenda werd nog nauwer dan voorheen afgestemd op de wensen van het bedrijfsleven. Extra aandacht was er voor nieuwe opkomende markten in landen als Ethiopië, Kenia en Myanmar. Een belangrijk programma om bedrijven uit de topsectoren in bepaalde landen te positioneren is het programma Partners for International Business (PIB). Bedrijven, ambassades en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) stellen samen doelen vast en maken meerjarige afspraken over wat elk van hen gaat doen om die doelen te bereiken. Eind 2013 liepen er 30 PIB-trajecten in verschillende landen. Daarnaast konden de topsectoren gebruik maken van het programma strategische beurzen. Onder dit programma mag elke topsector twee strategische beurzen in het buitenland aanwijzen waarop de overheid zorgt voor een Holland Paviljoen (en zo aandacht voor de topsector genereert). In 2013 zijn er 15 strategische beurzen georganiseerd.

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

Nederland heeft zich onverminderd ingezet voor de verbetering van de voorwaarden voor succesvol ondernemen in ontwikkelingslanden door programma’s op het gebied van infrastructuur, financiële sector ontwikkeling, marktontwikkeling, wet- en regelgeving en kennis en kunde.

In het kader van het vergroten van toegang tot financiële diensten blijkt de pilot fase van het Health Insurance Fund (HIF) in Nigeria zeer succesvol. Er zijn inmiddels ruim 90.000 Nigerianen uit de lage inkomensgroepen in de informele sector die een ziektekostenverzekering hebben. Daarbij is in wetgeving vastgelegd dat de staat tenminste 600.000 mensen met lage inkomens volgens deze systematiek gaat verzekeren in samenwerking met een lokale ziektekostenverzekeraar.

Binnen dit onderwerp staan zowel het versterken van belastingdiensten in de OS partnerlanden als het helpen tegengaan van belastingontwijking centraal. Het is een nieuw programma, dat in 2013 is gestart. Het bestrijden van belastingontwijking is een belangrijk onderdeel van de coherentie-agenda van de Minister. Op beide terreinen zijn in 2013 veelbelovende resultaten behaald. Zo is met drie partnerlanden een meerjarig technisch assistentie programma opgezet, waarbij het Ministerie van Financiën/de Nederlandse belastingdienst en het International Bureau of Fiscal Documentation technische assistentie gaan verlenen ter versterking van de belastingdienst en de douane. Daarnaast is ondersteuning met een detachering van het Secretariaat van het programma Tax Inspectors Without Borders in Parijs van start gegaan in november 2013. Dit programma helpt ontwikkelingslanden bij boekonderzoeken van multinationals. Met het Ministerie van Financiën is verder afgesproken alle 23 ontwikkelingslanden waarmee Nederland een verdrag heeft of onderhandelt, aan te bieden anti-misbruik bepalingen op te nemen, zoals aangekondigd in een brede beleidsbrief aan de Kamer van 30 augustus 2013. In 2013 zijn de eerste aanbiedingen door Financiën aan landen gedaan. Zambia is zelfs een geheel nieuw verdrag aangeboden.

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

In 2013 is in samenwerking met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties het DGGF vormgegeven. Het DGGF gaat financiering (leningen, garanties, aandelenparticipaties) bieden aan bedrijven die internationaal actief willen worden in opkomende en ontwikkelingsmarkten in Afrika, Latijns Amerika en Azië. Het fonds omvat drie onderdelen, ieder met een eigen doelgroep. Spoor een ondersteunt Nederlandse MKB-bedrijven, die willen investeren in lage- en middeninkomenslanden, spoor twee gaat zich richten op de financiering van de MKB-sector in lage- en middeninkomenslanden en spoor drie stimuleert ontwikkelingsrelevante exporttransacties van het Nederlandse MKB. Het DGGF gaat per 1 juli 2014 van start; bij RVO is per 1 januari al wel het informatieloket voor het DGGF geopend.

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

Toename van voedselzekerheid

Ondanks dat wereldwijd 3% minder mensen honger hebben dan vorig jaar, blijft aandacht voor voedselzekerheid van groot belang. Nog steeds hebben 842 miljoen mensen te kampen met honger en dat is ongeveer één op de acht mensen. Ook in 2013 werden acties ondernomen samen met kennisinstellingen en bedrijven voor een duurzame voedselproductie en het vergroten van de toegang tot goede voeding.

Onder de in 2012 gelanceerde Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV) zijn 29 publiek-private partnerschappen (PPP’s) geselecteerd die de komende jaren voor een bedrag van ruim EUR 200 miljoen in voedselzekerheid zullen investeren (waarvan EUR 110 miljoen uit eigen bijdragen van betrokken partners). Beoogde resultaten zijn zeer divers, variërend van vertienvoudiging van de pindaproductie van 50.000 boeren en boerinnen in Malawi tot het verschaffen van toegang tot financiële diensten aan 200.000 kleine agrarische ondernemers in Congo.

In de partnerlanden wordt ingezet op verhoging van de voedselproductie, vooral door de opbrengst per productie-eenheid toe te laten nemen. Dit gebeurt door betere beschikbaarheid van zaaizaad, kunstmest, landbouwvoorlichting en landbouwkredieten. Door betere organisatie, opslag, verwerking en vermarkting van producten worden na-oogstverliezen verminderd. Het aantrekken van agribusiness investeerders is hierbij instrumenteel.

Het kennisbeleid gericht op het betrekken van Nederlandse kennis en kunde bij het voedselzekerheidsprogramma heeft flinke stappen gemaakt. Het kennisplatform voedselzekerheid is van start gegaan. Daarin werken partijen uit de «Dutch Diamond» (bedrijven, overheid, maatschappelijke organisaties en overheid) samen aan een zichtbaar kennisprofiel van Nederland en de identificatie van nieuwe onderzoeksthema’s. Twee instrumenten voor onderzoek zijn opengesteld rond de grote internationale uitdagingen op dit beleidsterrein (Global Challenges Programme) en rond lokale uitdagingen voor praktijkorganisaties en bedrijven in ontwikkelingslanden (Applied Research Fund). Toekenningen vonden plaats voor onderzoek in Uganda (cashew) en Burundi (voedselgewassen).

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

In 2013 zijn programma’s gestart waarin wordt samengewerkt met Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Een voorbeeld hiervan is de Dutch Disaster Risk Reduction Facility die samen met de topsector Water is gerealiseerd. Deze faciliteit maakt het mogelijk snel te reageren op specifieke verzoeken van landen om inzet van Nederlandse waterexpertise na water gerelateerde rampen of ter voorkoming daarvan. Hierdoor raken Nederlandse bedrijven ook vroegtijdig in beeld voor vervolgopdrachten. De faciliteit wordt zowel publiek als privaat gefinancierd.

Onder het Fonds Duurzaam Water zijn daarnaast dertien publiek private projecten in uitvoering genomen die zowel een bijdrage leveren aan een vergrote toegang tot drinkwater en sanitatie, als aan efficiënt watergebruik in de landbouw; deze projecten hebben EUR 50 miljoen aan investeringen uit de watersector gegenereerd.

De Nederlandse waterdiplomatie heeft meer aandacht gekregen in 2013. Nederland heeft onder andere meegewerkt aan de totstandkoming van een informele groep EU landen die zicht inzet voor uitbreiding van het lidmaatschap van het UNECE waterverdrag en de inwerkingtreding van het VN waterlopenverdrag. Nederland was in 2013 ook de organisator van de VN Wereld Water Dag, dat in het teken stond van watersamenwerking. Op basis van feedback van aanwezige partijen werd input geleverd voor de post-2015 ontwikkelingsagenda op het gebied van water.

Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

De impact van waterschaarste en bodemdegradatie op economische groei, maar ook op stabiliteit en conflict, wordt geadresseerd in een programma dat is gestart in de Sahel en de Hoorn van Afrika. In semi-aride gebieden van Burkina Faso, Mali, Niger, Ethiopië en Kenia worden succesvolle lokale initiatieven gericht op verbeterd waterbeheer, herstel van bodemvruchtbaarheid en verhoging van de landbouwproductie, opgeschaald naar aanpalende regio’s.

Samen met het Initiatief Duurzame Handel is een programma gestart waar met bedrijven en maatschappelijke organisaties wordt gewerkt aan duurzame exploitatie van grondstoffen op basis van een gebiedsgerichte aanpak. In enkele growth corridors in Afrika, waar economische groei gepaard gaat met vervuiling en uitputting van natuurlijke hulpbronnen, worden initiatieven ondersteund die bijdragen aan duurzame ontwikkeling in deze corridors.

Nederland is in 2013 lid geworden van de Tropical Forest Alliance 2020, een alliantie van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties die zich inzet voor het reduceren van tropische ontbossing als gevolg van de productie van palmolie, soja, vlees, papier en pulp. Tot slot is een begin gemaakt met het integreren van klimaatadaptatie en -mitigatie in de bilaterale en multilaterale OS-programmering, als dwarsdoorsnijdend thema. Dit was bijzonder relevant op het gebied van water en voedselzekerheid.

Sociale vooruitgang

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan verspreiding van HIV/aids

Nederland was in 2013 opnieuw een standvastige pleitbezorger en investeerder op het gebied van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) door actieve inzet op: (1) meer kennis en keuzevrijheid van jongeren op het gebied van seksualiteit; (2) verbeterde toegang tot medicijnen en voorbehoedsmiddelen; (3) betere gezondheidszorg rond zwangerschap en bevalling, inclusief abortus; en (4) meer respect voor seksuele rechten van kwetsbare groepen.

Bij de uitvoering van het SRGR-beleid is in 2013 specifiek aandacht besteed aan de problematiek rond kindhuwelijken. Dit heeft mede geresulteerd in de aanname van resoluties over kindhuwelijken en gedwongen huwelijken in de Mensenrechtenraad en in de Derde Commissie. Nederland kon zich ook profileren als een belangrijke speler op het terrein van mensenrechten en SRGR tijdens de internationale conferentie die in Noordwijk werd georganiseerd in samenwerking met UNFPA en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten.

In aanloop naar de post-2015 agenda, heeft Nederland benadrukt dat er aandacht moet blijven voor millennium doelen die achterlopen. Millennium doelen voor het terugdringen van zuigelingen-, kind- en moedersterfte zijn nog niet bereikt. Daarnaast staat de internationale consensus over gendergelijkheid en seksuele gezondheid en rechten onder zware druk. In 2013 heeft Nederland zich dan ook sterk gemaakt om SRGR en gender te verankeren in de post-2015 agenda.

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

Bij de inzet voor vrouwenrechten lag in 2013 de nadruk op internationale en lokale vrouwenorganisaties die zich sterk maken voor politieke en economische participatie van vrouwen en bestrijding van geweld tegen vrouwen; op activiteiten voor vrouwen, vrede en veiligheid in het kader van VN Resolutie 1325; en op versterking van UN Women. Ook verwierf Nederland steun voor het betrekken van Syrische vrouwen bij toekomstige onderhandelingen over Syrië. Nederland deed dit in nauwe samenspraak met Lakhdar Brahimi, de Speciale Gezant Syrië van de VN en de Arabische Liga. Met deze activiteiten wordt bijgedragen aan een betere wet- en regelgeving, effectievere preventiemechanismen en grotere toegang van vrouwen tot rechtshulp. Dit draagt bij aan het doel om geweld tegen vrouwen uit te bannen, wat belangrijk is willen vrouwen politiek, economisch en maatschappelijk actief kunnen zijn.

Versterkt maatschappelijk middenveld

De Minister heeft in het najaar van 2013 haar visie geformuleerd hoe in de toekomst een versterkt maatschappelijk middenveld wordt nagestreefd. Vanaf 2016 wendt de Minister het budget Versterken Maatschappelijk Middenveld aan voor versterken van de capaciteit te pleiten en maatschappelijke organisaties in lage- en middeninkomenslanden te beïnvloeden. Politieke ruimte voor organisaties om deze rol te spelen is daarbij een voorwaarde. Nederland is gestart met het voeren van een actieve agenda op dit terrein. Zo verwierf Nederland in 2013 het voorzitterschap van het TaskTeam on CSO Development Effectiveness and Enabling Environment van de OESO/DAC. Als gevolg hiervan werd Nederland uitgenodigd lid te worden van de Working Group on Enabling and Protecting Civil Society van de Community of Democracies, een werkgroep opgezet door bilaterale donoren. Hiermee heeft Nederland internationaal een goede uitgangspositie om de ambities die voor 2014 zijn geformuleerd waar te maken.

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

Kennisinstellingen spelen een belangrijke rol, niet alleen waar het onderzoek betreft op het gebied van hulp (via de kennisplatforms), maar ook bij het versterken van opleidings- en trainingscapaciteit in lage- en middeninkomenslanden. Ter ondersteuning van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid en als aanjagers van grensverleggend onderzoek op het gebied van hulp en handel, zijn in 2013 kennisplatforms opgezet. Naast de vier kennisplatforms voor elk van de prioriteiten van beleid is er een overkoepelend platform opgezet dat onderzoekt hoe economische groei in Afrika eerlijker (inclusiever) en duurzamer gemaakt kan worden. De eerste uitkomsten hiervan worden in 2014 verwacht.

Daarnaast is de tweede fase van the Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE) en the Netherlands Fellowship Programmes (NFP) van start gegaan, ter versterking van de capaciteit van het hoger (beroeps)onderwijs en toename van het aantal goed opgeleide mensen in OS-landen. Met steun van deze programma’s worden zowel studenten als professionals verder opgeleid voor toekomstige functies in partnerlanden als CEO’s, ministers en diplomaten. Afgezien hiervan bieden deze programma’s ook een opening om emancipatie in lage- en middeninkomenslanden te bevorderen door onder andere een quota voor vrouwelijke deelnemers aan beurzenprogramma’s te hanteren.

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Humanitaire hulp

In 2013 heeft Nederland wereldwijd op effectieve wijze humanitaire hulp verleend. Vroegtijdige beschikbaarstelling van core bijdragen aan met name het VN-noodhulpfonds CERF en het Internationale Comité van het Rode Kruis droeg in grote mate bij aan het leveren van efficiënte, effectieve en flexibele hulp waar deze het hardst nodig was. Daarnaast werd bijgedragen aan rampenrisicovermindering («DRR») en aan chronische en acute crises, zoals de escalerende burgeroorlog in Syrië (EUR 33,6 miljoen) en de tyfoon Haiyan in de Filippijnen (EUR 6 miljoen).

Voorkomen en terugdringen van conflictsituaties

Daarnaast stond het jaar 2013 in het kader van de verdere operationalisering en uitvoering van het programma onder het speerpunt veiligheid en rechtsorde (V&R). Daarbij stonden conflictsensitiviteit, flexibiliteit, langdurige betrokkenheid en in achtneming van lokale prioriteiten en lokale systemen centraal.

Ten aanzien van het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties heeft Nederland via NGO’s, de EU en multilaterale organisaties ingezet op conflictpreventie en -bemiddeling. De EU heeft een systeem voor early warning opgezet en Nederland stimuleert om ook een systeem voor early action in gebruik te nemen. Nederland heeft bijgedragen aan conflictbeheersing via personele en financiële bijdragen aan missies, aan de VN veiligheidsstrategie voor Oost-DRC en aan het werk van de VN-gezant voor de Grote Meren. Daarnaast droegen bilaterale programma’s in fragiele staten bij aan het creëren van kansen op economische ontwikkeling, waardoor aan twee zijden van de nexus veiligheid-ontwikkeling wordt gewerkt.

Nederland heeft ook in 2013 de geïntegreerde benadering met betrekking tot crisisgebieden uitgedragen, omdat is gebleken dat een gedeelde analyse en doelstelling leiden tot een meer effectieve inzet van civiele en militaire middelen. Hiertoe is de samenwerking met, met name de ministeries van Defensie en Veiligheid en Justitie, verder geïntensiveerd. Gezamenlijke opwerktrajecten voor missies zijn de standaard geworden.

Wederopbouwprocessen in fragiele staten verlopen vaak moeizaam en onvoorspelbaar. Hierbij is het motto van Nederland: geen risico’s mijden, maar weloverwogen risico’s nemen en inspringen op «windows of opportunity». Naast VN organisaties, werden in 2013 in het kader van een omvangrijke tender uit 2012, 29 nationale en internationale NGO’s in staat gesteld in de periode 2012–2015 wederopbouwactiviteiten te ontplooien in prioritaire landen en regio’s. De activiteiten zijn met name gericht op het bevorderen van legitieme overheden, inclusieve politieke processen en het opbouwen van vredesdividend.

Rechtsstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van de overheid en inclusieve processen

Bij rechtsstaatontwikkeling is de focus meer komen te liggen op het sociaal contact tussen overheid en burger. Dienstverlening en accountability stonden centraal bij de rechtsordeprogramma’s. In Uganda en Rwanda heeft Nederland de samenwerking tussen de verschillende actoren van de justitiesector bevorderd, om de onderlinge samenhang van hun inspanningen te vergroten.

De grotere nadruk op de transitie van Humanitaire Hulp naar Wederopbouw kwam tot uitdrukking in het besluit om een nieuwe relatie aan te gaan met NGO’s voor chronische crises. In plaats van losstaande humanitaire hulpprojecten komen er (semi)-permanente partnerschappen met NGO’s in de Hoorn van Afrika en het Grote Merengebied die zullen werken aan de early recovery.

Als gevolg van de crisis en de daaropvolgende Franse interventie in Mali, besloot de VN Veiligheidsraad op 25 april 2013 een VN-vredesmacht (MINUSMA) naar het land te sturen. Op basis van het verzoek van de VN heeft Nederland de mogelijkheden om aan deze missie bij te dragen, geïnventariseerd. Daarbij is gekeken naar de behoeften van de VN, de nichecapaciteit van Nederland en het bredere Nederlandse beleid (OS, politiek handel) ten aanzien van Mali. In december 2013 besloot de regering tot deelname aan MINUSMA in beginsel tot eind 2015.

De Nederlandse politietrainingsmissie heeft in de Noord-Afghaanse provincie Kunduz een brede impuls gegeven aan het verbeteren van de rechtsstaat. Nederland heeft niet alleen agenten getraind maar ook rechters, advocaten en aanklagers. Daarbij was nadrukkelijk ook aandacht voor de positie van vrouwen. Hoewel de politietraining in 2013 is beëindigd, gaat het rechtsprogramma door tot eind 2014.

Het Budget Internationale Veiligheid (BIV) is een nieuw instrument, dat direct voortvloeit uit het regeerakkoord. Hiermee wordt het belang van vredes- en crisisbeheersingsoperaties voor ontwikkelingslanden onderstreept. Met het BIV geeft de regering verder vorm aan de geïntegreerde aanpak van defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking in (post)conflictlanden. In 2013 is naast het opstellen van het beleidsmatige kader, gestart met de identificatie van missies, programma’s en activiteiten die voor financiering uit het BIV in aanmerking komen. Belangrijke stappen die in 2013 zijn gezet zijn de voorbereiding van de Nederlandse bijdrage aan de VN-vredesmissie MINUSMA in Mali, evenals de verlenging van de antipiraterijmissies Ocean Shield en Atalanta bij de Hoorn van Afrika.

Versterkte kaders voor ontwikkeling

Versterkte multilaterale betrokkenheid

Nederland is vol overtuiging lid van een aantal internationale organisaties en draagt financieel bij aan hun werk. In 2013 is gekeken of de effectiviteit en de beleidsmatige relevantie van multilaterale organisaties die door Nederland worden ondersteund, nog voldoende is. De scorecards van 2013 zijn voor de meeste organisaties positief, dat wil zeggen dat ze volgens Nederland relevant en effectief zijn. De onderlinge samenwerking kan echter wel beter. Zich hierop baserend drong Nederland in 2013 binnen de bestuursorganen van de internationale organisaties aan op vergroting van de effectiviteit van deze instellingen en de onderlinge samenwerking.

Nederland blijft lid van UNIDO. Het wetsvoorstel tot opzegging van het Nederlandse lidmaatschap van de VN organisatie voor industriële ontwikkeling van Ontwikkelingslanden, stuitte op bezwaren van de Eerste Kamer en werd door de Minister ingetrokken. Uw Kamer wordt hierover in 2014 nader geïnformeerd.

In 2013 kreeg de permanente huisvesting bij de OESO van het secretariaat van het Multilateral Organisation Perfomance Assessment Network (MOPAN) zijn beslag. Binnen MOPAN evalueert Nederland met 16 andere donorlanden het functioneren van multilaterale organisaties en het behaalde ontwikkelingsresultaat. De scorercards worden hiervoor als input gebruikt. Dit permanente secretariaat leidt naar verwachting tot verbeterde organisatorische effectiviteit van het netwerk en inhoudelijke uitwisseling en synergie met OESO/DAC.

Overig armoedebeleid

In 2013 droeg Nederland bij aan de internationale beleidsvorming rond de post-2015 agenda (zie ook het kopje Post 2015 en modernisering OS). De IDA-middelenaanvulling is succesvol afgerond. De Nederlandse bijdrage was gericht op het verkrijgen van een lange-termijn visie, het verbeteren van de inzet in fragiele staten, en het betrekken van nieuwe donoren. Hetzelfde geldt voor de middelenaanvulling van het Asian Development Fund (ADF). Met het oog op de bezuinigingen is er voor gekozen om de Nederlandse bijdrage aan IDA met 10% te verlagen en voor het ADF met 15%.

Ook is een bijdrage geleverd aan de African Legal Support Facility om de juridische capaciteit en onderhandelingsvaardigheden van de Afrikaanse landen op het gebied van schulden (onder andere aasgierfondsen), maar ook het uitonderhandelen van commerciële contracten te versterken en is een bijdrage verleend aan de technische assistentie programma’s van het IMF om het financieel beheer (onder andere belastingen, capaciteitsopbouw, tegengaan illegale geldstromen) in ontwikkelingslanden te versterken.

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

Op 3 en 4 oktober 2013 nam Nederland deel aan de tweede VN High Level Dialogue on Migration and Development (HLD) plaats waarmee het belang van migratie voor ontwikkeling en de noodzaak tot internationale samenwerking werd onderstreept. De Declaration of the HLD bevat belangrijke verwijzingen naar de bijdrage van migranten aan ontwikkeling, het belang van het Global Forum on Migration and Development en de kwetsbare positie van vrouwelijke migranten. Daarnaast werd door de Secretaris Generaal Ban Ki-Moon een actieplan gepresenteerd.

Nederland heeft in 2013 de schaduwkanten van het vrij verkeer op succesvolle wijze in EU-verband geagendeerd. Een concreet resultaat is het vastleggen van ketenaansprakelijkheid in de bouwsector in het kader van de richtlijn inzake de handhaving van de detacheringsrichtlijn.

Open data

In 2013 is bijgedragen aan de verdere verdieping van Open Data & Transparantie door de toevoeging van de (geo-)locatie van activiteiten. Daarnaast zijn de open data op www.rijksoverheid.nl/opendata/ontwikkelingssamenwerking toegankelijker gemaakt, door ze op een gebruikersvriendelijker manier aan te bieden. Tenslotte is een actieve bijdrage geleverd aan het interdepartementale actieplan «Open Government Partnership», getrokken door het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Fragmentatie

De regering streeft naar een vermindering van het aantal activiteiten dat uit het budget voor BH&OS wordt gefinancierd. In 2013 is het aantal activiteiten verminderd met 15%, waarmee de ingezette lijn van 2012 wordt voortgezet.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Artikel

Realisatie

 

Toelichting

Vindplaats

 

2011

2012

2013

   

Artikel 1 Een sterke internationale concurrentiepositie

         

>

   

>

Conform begroting 2013 en planning periodieke beleidsdoorlichtingen

 

Artikel 2 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

         

Steun aan fragiele staten

   

Afgerond

(TK 31 787, nr. 9)

Rapport

Beleid Latijns Amerika

   

Afgerond

(MR van 20/12/2013)

Rapport

Artikel 3 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

         

>

   

>

Conform begroting 2013 en planning periodieke beleidsdoorlichtingen

 

Artikel 4 Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede

         

Begrotingssteun

 

 

Afgerond (TK 31 271, nr. 6)

Rapport

Private Sector Ontwikkeling

   

X

Rapport beschikbaar na behandeling MR begin 2014

 

Artikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

         
           

Basic Education

   

Afgerond (TK 31 271, nr. 4)

Rapport

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, Aids

   

 

Rapport

Artikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu

         

Duurzame toegang tot veilig drinkwater en elementaire sanitaire voorzieningen

 

 

Afgerond (TK 31 271, nr. 5)

Rapport

           

Artikel 7 Regulering van personenverkeer

         

Consulaire dienstverlening doorgelicht 2007–2010

   

Afgerond (TK 32 734, nr. 10)

Rapport

           

Artikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

         

>

   

>

Conform begroting 2013 en planning periodieke beleidsdoorlichtingen

 
Risico van de Staat, te verlenen garanties, vervallen garanties (bedragen x EUR 1.000)

Artikel waarop garantie wordt verantwoord

Omschrijving garantie

Soort garantie

Risico van de Staat

Verleende garanties

Vervallen garanties

Risico van de Staat

     

ultimo 2012

in 2013 (realisaties)

in 2013 (realisaties)

ultimo 2013 (verslagjaar)

4.02

Garanties IS-NIO

Kredietgarantie

256.387

 

4.325

252.062

4.02

Garanties IS-Raad van Europa

Deelnemingen

176.743

   

176.743

4.02

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

Deelnemingen

1.951.849

 

97.080

1.854.769

4.02

Garanties IS-OPCW

Exploitatie

0

   

0

 

TOTAAL

 

2.384.979

0

101.405

2.283.574

Uitgaven en ontvangsten (bedragen x EUR 1.000)

Artikel waarop garantie wordt verantwoord

Omschrijving garantie

Soort garantie

Uitgaven

Ontvangsten

Uitgaven

Ontvangsten

     

realisatie 2012

realisatie 2012

realisatie 2013

realisatie 2013

4.01 (uitgaven) en 4.10 (ontvangsten)

Garanties IS-NIO

Kredietgarantie

1.504

502

776

1.640

 

TOTAAL

 

1.504

502

776

1.640

De mutaties in 2013 zijn een uitvloeisel van der herwaardering van de garanties tegen de per 31 december 2013 geldende corporate rate voor zowel de USD alsook de SDR.

BELANGRIJKSTE FINANCIËLE ONTWIKKELINGEN OP HOOFDLIJNEN

Hieronder volgen de belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen per beleidsartikel. Een gedetailleerd overzicht treft u aan in de daarop volgende financiële toelichting per beleidsartikel.

Realisatie begroting op hoofdlijnen (bedragen in miljoenen euro)
   

Realisatie 2012

Ontwerpbegroting 2013

Realisatie 2013

Verschil realisatie – OB

1

Een sterke internationale concurrentiepositie

 

89

87

– 2

2

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

6

5

0

– 5

3

Grote veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

511

516

527

11

4

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

846

922

929

7

5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

1.132

1.100

1.115

15

6

Beter beschermd en verbeterd milieu

362

398

326

– 72

7

Regulering van personenverkeer

14

9

8

– 1

8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

31

29

25

– 4

       

Toaal Begroting BHOS

2.902

3.068

3.018

– 50

1. Een sterke internationale concurrentiepositie

De hogere realisatie komt in grote mate door een betaling van EUR 11 mln ten gunste van de Faciliteit Opkomende Markten (FOM). Dit wordt gecompenseerd met lagere uitgaven voor Package4Growth non-ODA en het Finance International Business.

2. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

De lagere realisatie wordt verklaard doordat de bijdrage aan de International Labour Organization reeds in 2012 is voldaan. Hierdoor is in 2013 geen betaling meer gedaan.

3. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

De hogere realisatie is in grote mate het gevolg van extra noodhulp aan Syrië, de Filipijnen en de Centraal Afrikaanse Republiek, evenals een eenmalige verhoging van de algemene vrijwillige bijdrage aan de UNHCR. Daartegenover staat een lagere uitgave in Afghanistan en Zuid-Soedan binnen het thema wederopbouw.

4. Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

Binnen artikel 4 is de realisatie van uitgaven aan voedselzekerheid, met name de landenprogramma’s, en effectief armoedebeleid hoger dan verwacht, wat wordt gecompenseerd met lagere realisatie aan private sector ontwikkeling. De realisatie valt hoger uit als gevolg van het parkeerkarakter van dit artikel (in de begroting was de negatieve BNP-aanpassing op dit artikel geparkeerd; in de realisatie valt deze weg), waarbij wijzingen in het totale ODA-budget op dit artikel worden opgevangen. Daartegenover staat een lagere realisatie door het schrappen van algemene begrotingssteun aan Mali en het opschorten van sectordoorsnijdende programma’s voor Suriname. De lagere realisatie binnen subartikel private sector ontwikkeling is voornamelijk het gevolg van lagere bijdrage aan ORET-ORIO door de lagere liquiditeitsbehoefte.

5. Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

De hogere realisatie is in belangrijke mate het gevolg van de eenmalige bijdrage aan het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT). Zoals gemeld in de Decemberbrief 2013 is EUR 28 mln ter beschikking gesteld aan het KIT in het kader van de beëindiging van de subsidie en de transitie naar een zelfstandig voort te zetten organisatie. Daarnaast is de overschrijding veroorzaakt door een hogere liquiditeitsbehoefte bij de SRGR-landenprogramma’s in Bangladesh en Ethiopië. De betaling voor het SRGR-fonds zijn tevens naar voren gehaald om de budgettaire druk op 2014 te verlichten. Dit wordt gecompenseerd met een lagere realisatie op het onderwijs-landenprogramma in Zambia als gevolg van een vertraging van het National Implementation Framework (NIF III). Ook de uitgaven aan landenprogramma’s op het thema gezondheidszorg vallen lager uit in verband met sluiting van de post in Ouagadougou en betalingen die reeds in 2012 zijn gedaan in Dar Es Salaam. Daarnaast zijn de bijdragen NUFFIC, Global Alliance for Vaccines and Immunisation (GAVI) en het Health Insurance Fund (HIF) lager dan geraamd.

6. Beter beschermd en verbeterd milieu

Op zowel het thema milieu als water is de realisatie lager uitgevallen dan voorzien. Dit is het gevolg van vertraging in de uitvoering van een aantal landenprogramma’s voor beide thema’s. Daarnaast is er vertraging opgetreden in de uitvoering van het door FMO beheerde Access to Energy Fund en het Scaling up renewable energy programming (SREP) van de Wereldbank.

7. Regulering van personenverkeer

Op het onderdeel migratie en ontwikkeling is een lagere realisatie doordat er nog geen co-financieringsovereenkomsten voor drie projecten kon worden aangegaan, omdat de contracten tussen de Europese Commissie en de uitvoerders eind 2013 nog niet rond waren. Het betreft de projecten regional protection and development program Middel East, Silk routes project, phase II, en het mobiliteitspartnerschap met Marokko.

8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

De lagere realisatie op dit onderdeel is in belangrijke mate het gevolg van een vervroegde betaling aan de UNESCO. Deze bijdrage is reeds in 2012 uitgevoerd, waardoor in 2013 geen betaling is gedaan.

BELEIDSARTIKELEN

Beleidsartikel 1. Een sterke internationale concurrentiepositie

A. Algemene doelstelling

Een sterke positie op buitenlandse markten

De internationale economische omstandigheden bleven somber in 2013, en als open handelsland merken we dat in Nederland. De wereldhandelsgroei bleef beperkt tot 1,5%: erg laag in historisch perspectief. Ook onze belangrijkste handelspartners, de eurozone in het bijzonder, hebben last van de recessie (het IMF verwacht voor 2013 dat uiteindelijk 0,4% krimp wordt geboekt in de eurozone). De Nederlandse uitvoer (exclusief energie) groeide ondanks de moeilijke omstandigheden met 0,5%. Aan het eind van 2013 verschenen de eerste tekenen van economisch herstel. De wereldhandel lijkt langzaam weer op te krabbelen en ook de economieën van onze belangrijkste handelspartners trokken eind 2013 weer voorzichtig aan. Nederland sluit zo een moeilijk jaar af met een blik op voorzichtig economisch herstel. Voor duurzame economische groei in Nederland blijft het van belang steeds steviger aan te haken op verder gelegen markten met bovengemiddeld groeipotentieel. Omdat juist ook in die markten barrières bestaan voor het Nederlands bedrijfsleven blijft Nederland zich inzetten voor een internationaal gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven, alsmede inzet op soepele markttoegang. Daarnaast blijft de monitoring van de kredietverlening aan internationale exporteurs en investeerders een belangrijk aandachtspunt. Inzet is om structureel een sterkere positie te verkrijgen op snelgroeiende markten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft – in samenwerking met vakdepartementen – vorm aan de economische diplomatie. Daarbij worden nationale en internationale netwerken assertief ingezet met als oogmerk het verzilveren van marktkansen en het wegnemen van belemmeringen voor Nederlandse ondernemers op buitenlandse markten. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de diplomatieke vertegenwoordigingen van Nederland in het buitenland.

Kengetal

2010

Ambitie 2013

Grootste ontvangers Buitenlandse Directe investeringen

   

– Positie van Nederland

8

Top-10

Grootste exporteurs goederen

   

– Positie Nederland

5

Top-5

Bron: UN COMTRADE, UNCTAD

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen export- en investeringsbevordering, marktfacilitatie en markttoegang.

Uitvoeren

  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken met het Koninklijk Huis, bewindslieden en topambtenaren;

  • Het behandelen van klachten van bedrijven en burgers over oneerlijke concurrentie waar Nederlandse bedrijven in het buitenland mee te maken hebben (Meldpunt Handelsbelemmeringen);

  • Het monitoren en bevorderen van markttoegang in derde landen via de EU markttoegangstrategie;

  • De exportcontrole op strategische goederen en sancties in het kader van de EU, het Wassenaar Arrangement, de Australië group, de Nuclear Suppliers Group, Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons en de Missile Technology Control Regime;

  • Het organiseren van economische missies met aandacht voor IMVO;

  • Het in verzekering nemen van exporttransacties samen met de Minister van Financiën.

Regisseren

  • Op basis van Nederlandse belangen bijdragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer via de World Trade Organisation (WTO)/Doha ronde, vrijhandelsakkoorden en investeringsbeschermingsovereenkomsten;

  • Opstellen en bewaken van de Nederlandse economische diplomatieke inzet en economische belangen in het buitenland, in samenwerking met de binnenlandse economische partners (o.a. via de Dutch Trade Board), in het bijzonder de topsectoren, en in samenwerking met de Minister van Economische Zaken;

  • Het versterken van de internationale economische rechtsorde in het kader van de WTO en de OESO;

  • Bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers op MVO door goede afspraken te maken in de OECD Working Party on Responsible Business Conduct. Nederland levert het voorzitterschap via een speciaal vertegenwoordiger voor de OESO Richtlijnen;

  • Het behouden van draagvlak voor globalisering door realistische invulling van ketenverantwoordelijkheid;

  • Het faciliteren van ambities om synergie te bereiken tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven;

  • Het mede vormgeven van een nieuwe WTO onderhandelingsagenda;

  • Het bevorderen van kaders voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights;

  • Opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet naar economisch belangrijke markten;

  • Het vormgeven – in samenwerking met het Ministerie van Economische zaken – van de internationale agenda van de topsectoren;

  • Het aansturen van het economische deel van het postennet in samenwerking met de Minister van Economische Zaken;

  • Het aantrekken van buitenlandse bedrijven.

NB. In de beschrijving van de rollen zoals hierboven beschreven is rekening gehouden met: 1) de invlechting van het DG Buitenlandse Economische Betrekkingen in het Ministerie van Buitenlandse Zaken per 5 november 2012 (het voormalige DG Internationale Betrekkingen van EZ), 2) het gegeven dat de Directie Europa niet is meeverhuisd naar BZ. Daarnaast is rekening gehouden met de nieuwe rolbeschrijvingen, zoals gehanteerd in de MvT 2014, voor zover deze een vollediger beeld van de rollen bieden dan voorheen het geval was.

C. Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Door de overgang naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn extra inspanningen geleverd voor de nieuwe beleidsagenda voor hulp, handel en investeringen. Onderdeel van die agenda is het nieuwe Dutch Good Growth Fund. In het kader van die nieuwe beleidsagenda zijn verschillende extra inspanningen geleverd die vooraf niet konden worden voorzien. Zo zijn bijvoorbeeld op het gebied van IMVO nieuwe ambities verwoord op het vlak van de informatieverstrekking en voorlichting over de OESO richtlijnen; vinden samen met het bedrijfsleven oriëntaties plaats op risico’s voor mens en milieu in de productieketen van sectoren (Sector Risico Analyse); en wordt het Nationaal Contactpunt voor de OESO Richtlijnen versterkt.

In het kader van de nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen zijn in 2013 meer handelsmissies uitgevoerd dan vooraf verwacht (27; 10 meer dan verwacht). Binnen het financieel instrumentarium valt op dat in 2013 aanzienlijk meer transacties in verzekering zijn genomen via de Export Krediet Verzekering (EKV) dan in voorgaande jaren. Dit valt waarschijnlijk samen met de verbeterde toegankelijkheid waaraan samen met het bedrijfsleven is gewerkt.

Het is nog onbekend of de ambitie om tot de top-vijf van de grootste exporteur en de top-tien van de grootste ontvanger van investeringen gehaald is. Cijfers over 2013 zijn nu nog niet beschikbaar. In 2012 was Nederland 5e exporteur en 14e ontvanger van investeringen. De daling van de 8e naar de 14e plek in 2012 werd veroorzaakt door de snelle groei van opkomende markten, zoals China en Brazilië. Op handelspolitiek vlak zijn enkele gehoopte doorbraken tot stand gekomen. Bijzonder is bijvoorbeeld dat eind 2013 in Bali, Indonesië een WTO-akkoord is bereikt over handelsfacilitatie met daarbij landbouw en ontwikkelingselementen. Dit is het eerste handelsakkoord op multilateraal niveau in meer dan 20 jaar met grote positieve impact op de geloofwaardigheid van de WTO als hoeder van het wereldhandelssysteem.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 1 Een sterke internationale concurrentiepositie (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

0

0

129.742

75.116

54.626

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

0

0

86.893

89.197

– 2.304

             

1.1

Een sterke internationale concurrentiepositie

     

86.893

89.197

– 2.304

             

 

Subsidies

waarvan Prepare2start/Starters International Business (SIB)

   

7.637

6.147

1.490

   

waarvan overig Programmatische Aanpak

   

12.648

4.589

8.059

   

waarvan 2g@there

   

6.922

6.462

460

   

waarvan transitiefaciliteit (TF), demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en kennisverwerving

   

4.800

10.000

– 5.200

   

waarvan Package4growth

   

3.272

5.000

– 1.728

 

Leningen

waarvan Finance for International Business (FiB)

   

2.025

7.500

– 5.475

 

Garanties

waarvan Faciliteit Opkomende Markten (FOM)

   

11.949

 

11.949

 

Bijdragen aan agentschappen

waarvan Agentschap NL

   

26.989

33.106

– 6.117

 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

waarvan WTO, OESO

   

5.675

4.870

805

               

Ontvangsten

 

0

0

1.833

14.315

– 12.482

               

1.10

Een sterke internationale concurrentiepositie

gemengde kredieten

   

1.804

681

1.123

   

Ontvangsten uit reserve

     

12.500

– 12.500

   

Diverse ontvangsten

   

29

1.134

– 1.105

E. Toelichting

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie vloeit met name voort uit een technische overheveling van reeds door het Ministerie van Economische Zaken aangegane verplichtingen naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze openstaande verplichtingen zijn overgenomen als gevolg van de overplaatsing van het Directoraat Generaal Buitenlands Economische Betrekkingen. Daarnaast is EUR 11,9 mln gestort in de begrotingsreserve van de Faciliteit Opkomende Markten (FOM).

Uitgaven

Als gevolg van het economische klimaat waren de schadedeclaraties in de jaren 2008–2012, voor de Faciliteit Opkomende Markten (FOM), hoger dan de ontvangsten uit premies. De begrotingsreserve voor de FOM is hierdoor afgenomen van EUR 115 mln in 2008 tot EUR 90 mln eind 2012. Daarom is er in 2013 EUR 11,9 mln in de begrotingsreserve gestort.

Ontvangsten

Door de lagere uitgaven voor met name de instrumenten Package4Growth non-ODA en Finance for International Business, is het in 2013 niet nodig geweest een onttrekking aan de begrotingsreserve te doen. Als gevolg hiervan is de realisatie op de ontvangsten EUR 12,5 miljoen lager dan geraamd. Deze middelen blijven in de begrotingsreserve beschikbaar voor het instrument Finance for International Business.

Indicator

Realisatie 2012

Streefwaarde 2013

Realisatie 2013

Bron

Aantal bedrijven dat internationaliseert met behulp van één van de producten gericht op (individuele) begeleiding van bedrijven

n.v.t.

450

187

(= 42%)

RVO

Het instrument Starters International Business (SIB) biedt startende exporteurs de mogelijkheid om samen met de Kamers van Koophandels en andere organisaties een actieplan voor export op te stellen. De streefwaarde van 450 bedrijven dat succesvol internationaliseert met behulp van één van de producten gericht op (individuele) begeleiding van bedrijven is voor uitvoeringsjaar 2013 niet gerealiseerd. De initiële raming van het aantal bedrijven dat zou instromen – en daarmee het aantal uitgegeven vouchers – viel tegen als gevolg van (re)organisatie aspecten in de uitvoering (onder andere de fusie van de Kamers van Koophandel en Syntens). Uiteindelijk zijn in 2013 480 vouchers uitgegeven in plaats van de geraamde 600. Daarnaast bleek het internationaliseringspercentage van 75% – waar bij de ontwikkeling van het instrument van is uitgegaan- lager uit te vallen (ongeveer 42% op basis van kwartaal 1, 2 en 3 en een schatting voor het 4de kwartaal). SIB is gericht op de bewustwording van (on)mogelijkheden bij startende exporteurs en brengt de voorwaarden van duurzame internationalisering in kaart (Go Abroad Well Prepared). De toegevoegde waarde van een SIB traject zit veelal in het in kaart brengen van de ontbrekende kennis en de benodigde vervolgstappen voor bedrijven om succesvol te kunnen internationaliseren. Dit kan in de effectmeting echter niet uitgedrukt worden als een concrete internationalisering. Daarnaast vindt een effectmeting plaats 3 maanden na afloop van een traject en hierdoor is de meting over het vierde kwartaal van 2013 nog niet beschikbaar. Dit heeft er toe geleid dat de sturingsindicator is aangepast en voor de begroting 2014 ook is gewijzigd in «Aantal adviesvouchers voor bedrijven ten behoeve van een succesvolle en duurzame internationalisering met behulp van een van de producten gericht op (individuele) begeleiding van bedrijven».

Indicator

Realisatie 2012

Streefwaarde 2013

Realisatie 2013

Bron

Aantal convenanten met clusters van bedrijven (waarvan tenminste 80% binnen de topsectoren en focuslanden)

12

20

18

RVO

Doel van deze faciliteit is de structurele positionering van clusters van Nederlandse bedrijven, met name uit topsectoren, op voor Nederland kansrijke markten te ondersteunen om zo de Nederlandse concurrentiekracht te versterken. Daarbij geldt als hoofdlijn, dat een cluster van bedrijven (eventueel aangevuld met kennisinstellingen) gebruik kan maken van deze faciliteit, als zij een grote en langdurige kans op een buitenlandse markt ziet en tegen marktbelemmeringen aanloopt. Vooral in de eerste drie maanden van 2013 waren er minder aanvragen dan verwacht. Later in het jaar 2013 werd deze achterstand weer enigszins ingehaald. De start van 2014 laat een ander beeld zien.

Beleidsartikel 2. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

A. Algemene doelstelling

Het bevorderen van een goed functionerende internationale rechtsorde als integraal onderdeel van het buitenlandbeleid.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De regering zet zich concreet in voor de bevordering van fundamentele arbeidsnormen. De rol van de Minister bestaat uit stimuleren en uitvoeren:

  • via bilaterale en multilaterale kanalen van prioritaire thema’s.

C. Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot bijstelling aan het licht gekomen. Onder dit artikel valt alleen de verplichte bijdrage aan het ILO.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 2 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

10.823

5.679

133

5.335

– 5.202

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

10.823

5.679

132

5.335

– 5.203

             

2.1

Een goed functionerende internationale rechtsorde

 

693

212

132

294

– 162

             

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

     

132

294

– 162

             

2.2

Bescherming van de rechten van de mens

 

10.130

5.467

0

5.041

– 5.041

             

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

ILO

   

0

5.041

– 5.041

E. Toelichting

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie houdt verband met de kasmutatie zoals hieronder beschreven.

Uitgaven

Artikel 2.2

Zoals in de Eerste Suppletoire Begroting is toegelicht wordt de daling veroorzaakt doordat de bijdrage aan de International Labour Organization (ILO) al in 2012 is betaald. Hierdoor hoeft voor 2013 geen bijdrage meer worden gedaan.

Beleidsartikel 3. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

A. Algemene doelstelling

Het bevorderen van de Nederlandse en internationale veiligheid en stabiliteit door doelgerichte bilaterale en multilaterale samenwerking. Humanitaire hulpverlening aan mensen in nood.

Veiligheid in de wereld vergroot de veiligheid van en in ons land. Veel van de grensoverschrijdende dreigingen waaraan Nederland bloot staat, zijn van een dusdanige omvang en complexiteit dat een aanpak in internationaal verband geboden is. Zo hebben we te maken met ontwikkelingen op het wereldtoneel die een indirecte veiligheidsdreiging met zich meebrengen. Zwakke staatsstructuren elders kunnen een thuisbasis bieden aan terrorisme en georganiseerde misdaad, conflicten leiden potentieel tot migratie- en vluchtelingenstromen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Nederland blijft inzetten op de geïntegreerde benadering gericht op verbetering van veiligheid en stabiliteit als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling. De samenhangende inzet bestrijkt defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking en het strekt zich naast Defensie in toenemende mate uit tot de departementen Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Economische Zaken. Uitgangspunt hierbij is om door gezamenlijk uitwisselen van deskundigheid, planning, monitoring en evaluatie de samenwerking tussen gouvernementele en non-gouvernementele partijen te verbeteren. Nadruk ligt hierbij op de bevordering van veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in (post-) conflictlanden.

Een regionaal perspectief op veiligheid en rechtsorde is in vele gevallen onontbeerlijk vanwege het grensoverschrijdend karakter van oorzaken en gevolgen van conflict. Daarnaast wordt de prominente rol van Nederland op het terrein van veiligheid en rechtsorde aangewend om multilaterale instellingen aan te zetten tot beter gecoördineerd optreden.

De rol van de Minister bestaat uit stimuleren en regisseren:

  • Het bevorderen van grotere veiligheid en stabiliteit. De Minister bevordert en bewaakt de coherentie en consistentie van de Nederlandse inzet in multilateraal verband.

C. Beleidsconclusies

Opgemerkt kan worden dat de door de regering gestelde doelen inzake grotere veiligheid en stabiliteit in 2013 actief zijn nagestreefd. De uitvoering van het beleid is volgens plan verlopen. Wel is als gevolg van de bezuinigingen besloten het veiligheids- en rechtsordeprogramma in Midden-Amerika af te bouwen.

Wat betreft goed bestuur zijn in 2013 de beoogde resultaten behaald. Zoals aangegeven in de brief «Wat de wereld verdient», vindt de invulling van de bezuiniging onder andere plaats door de bestedingen op doorsnijdende thema’s als goed bestuur versneld af te bouwen. Waar relevant is goed bestuur geïntegreerd binnen de speerpunten. In 2013 publiceerde de IOB een evaluatie van het Nederlandse fragiele statenbeleid over de periode 2005–2011. De evaluatie ondersteunt op hoofdlijnen het staande beleid. De lessen die uit de evaluatie naar voren zijn gekomen, zoals het verdiepen van de theoretische grondslagen van het beleid en een versterkte aandacht voor contextanalyses, worden meegenomen bij de ontwikkeling en uitvoering van het beleid op het gebied van vrede, veiligheid en rechtsorde. In samenwerking met partners uit het maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen en internationale organisaties, is het ministerie binnen het Kennisplatform Veiligheid en Rechtsorde reeds begonnen de aanbevelingen en aandachtspunten van het IOB-rapport te adresseren.

De IOB publiceerde in 2013 tevens de studie «Linking Relief and Development: More than old solutions for old problems». Een van de in de studie genoemde grote uitdagingen betreft het dichten van de kloof tussen humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking. Om deze kloof te overbruggen zijn in 2012 de afdeling Humanitaire Hulp en het cluster Wederopbouw van de Eenheid Fragiele Staten samengegaan in één afdeling; hierdoor is meer synergie tussen de verschillende thema’s ontstaan. Tevens is in de tweede helft van 2013 een nieuw NGO-financieringsmechanisme voor chronische crises ontwikkeld. Dit mechanisme bevat zowel wederopbouw- als humanitaire componenten, die in lijn zijn met de ontwikkelingsprioriteiten van het betreffende land. Voor de periode 2014–2016 is er EUR 30 miljoen voor het mechanisme beschikbaar (EUR 10 miljoen per jaar).

IOB constateerde in haar onderzoek naar het Nederlands buitenlandbeleid in Latijns-Amerika (2004–2010) dat het buitenland beleid alert heeft gereageerd op de veranderingen die zich in de regio Latijns-Amerika heeft voorgedaan. Dat geldt in het bijzonder voor de prioriteit die werd toegekend aan de politieke en economische betrekkingen met Brazilië. De constatering dat de aandacht voor Brazilië niet gepaard is gegaan met meer aandacht voor kansen in de Spaanssprekende landen, werd echter niet gedeeld. Ondanks de noodzakelijke bezuinigingen op postennet en departement blijft het kabinet anticiperen op de trend van groeiende invloed en zelfvertrouwen van Latijns-Amerika.

Niet alleen omdat de regio een belangrijke groeimarkt is en omdat het Koninkrijk deel uitmaakt van de regio, maar ook omdat de Latijns-Amerikaanse landen op tal van terreinen, zoals mensenrechten, vrede en veiligheid en klimaat vaak gelijkgestemde partners zijn in een snel veranderende wereldorde. In lijn met de aanbeveling in het rapport over de risico’s voor de betrekking met Latijns-Amerika die een verminderde aanwezigheid met zich meebrengt, gaat het kabinet deze risico’s mitigeren binnen de smalle marges van beschikbare menskracht en middelen. Het kabinet gaat dit doen met een nadruk op flexibele inzet van posten en mensen, door gebruik te maken van niche diplomatie binnen een nog scherpere beleidsfocus en door hierbij maximaal gebruik te maken van onze netwerken en goodwill in de regio.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 3 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

371.922

701.594

559.660

438.000

121.660

               

Uitgaven:

           
               

Programma-uitgaven totaal

instrument

532.364

511.063

527.379

516.006

11.373

             

3.1

Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden

 

267.109

252.870

293.487

303.939

– 10.452

               
 

Bijdragenovereenkomst

waarvan landenprogramma's veiligheid en rechtsorde

   

209.118

217.843

– 8.725

   

waarvan landenprogramma's goed bestuur

   

28.114

38.296

– 10.182

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNICEF

   

41.629

30.000

11.629

   

waarvan IDEA/IDLO

   

4.371

7.500

– 3.129

 

Subsidie

waarvan programma politieke partijen

   

4.355

5.150

– 795

   

waarvan gemeente-initiatieven

   

5.900

5.150

750

               

3.2

Effectieve humanitaire hulp

 

265.255

258.193

233.892

212.067

21.825

               
 

Subsidie/Bijdragen (inter)nationale organisaties

Noodhulpprogramma's

   

101.892

85.067

16.825

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

CERF/UNOCHA

   

45.000

45.000

0

   

UNHCR

   

38.000

33.000

5.000

   

Wereldvoedselprogramma

   

36.000

36.000

0

   

UNRWA

   

13.000

13.000

0

E. Toelichting

Verplichtingen

De stijging van het verplichtingenbudget op dit artikel bestaat uit een saldo. Het overgrote deel van de stijging wordt veroorzaakt door noodhulp, vanwege het feit dat nieuwe verplichtingen zijn aangegaan ten aanzien van CERF (Central Emergency Response Fund) en nieuwe meerjarige verplichtingen ten aanzien van ICRC (International Committee of the Red Cross). Daarnaast wordt dit veroorzaakt door wederopbouw, waar het decentrale verplichtingenbudget hoger is uitgevallen. Dit wordt met name verklaard door een toename van het verplichtingenbudget in Zuid-Soedan. Voorts is, zoals gemeld in de Tweede Suppletoire Begroting, sprake van een verhoging van het verplichtingenbudget voor UNRWA, omdat voor 2012 een eenjarige committering was aangegaan zodat voor 2013 alsnog een bedrag diende te worden opgenomen. Er is sprake van verlagingen, met name ten aanzien van het centrale budget van wederopbouw, aangezien in eerdere jaren aangegane verplichtingen zijn verlaagd op basis van de realisatie van de uitgaven, als gevolg van de bezuinigingen op het speerpunt Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden vanaf 2014. Ook ten aanzien van Goed bestuur decentraal zijn de in eerdere jaren aangegane verplichtingen verlaagd, vanwege de versnelde afbouw van Goed bestuur vanaf 2014.

Uitgaven

Landenprogramma’s

Conform de toezegging aan de Kamer is in het jaarverslag een passage opgenomen waarin aangegeven wordt of de geplande uitgaven aan een landenprogramma lager/hoger uitvallen. Dit gebeurt, zoals in de leeswijzer is aangegeven, bij het betreffende beleidsartikel. Er is sprake van een aantal verhogingen en verlagingen bij de landenprogramma’s binnen het thema wederopbouw. De verlagingen worden met name veroorzaakt door lagere uitgaven in Afghanistan (EUR 10 mln) en Zuid-Soedan (EUR 19 mln). De verhogingen worden met name veroorzaakt door de hogere bijdrage aan het Pegase Programma (salarissen Palestijnse ambtenaren) in Ramallah en door hogere uitgaven in Mali op het gebied van veiligheid en rechtsorde.

Artikel 3.1

De uitgaven voor het speerpunt veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden zijn EUR 10 miljoen lager uitgevallen dan in de begroting voorzien. Een deel van de mutaties is eerder toegelicht in de Decemberbrief. Daarnaast is er, zoals hierboven toegelicht, sprake van een aantal verhogingen en verlagingen bij de landenprogramma’s binnen het thema wederopbouw (onder veiligheid en rechtsorde). Ook bij de landenprogramma’s ten aanzien van goed bestuur is sprake van verlaging, met name in Mozambique en Suriname. Dit komt door de versnelde afbouw van goed bestuur. Voor het overige is in de begroting een hogere raming opgenomen dan uiteindelijk is gerealiseerd. Hier lagen geen specifieke programma’s aan ten grondslag. Ook wat betreft het centrale budget voor goed bestuur is sprake van een verlaging. Dit komt eveneens door het versneld afbouwen van het goed bestuur programma. De verhoogde uitgaven ten aanzien van UNICEF worden verklaard doordat, naar aanleiding van onderuitputting in 2012 binnen het Education and Peacebuilding Fonds, overeengekomen is om deze bedragen in 2013 en 2014 te voldoen.

Artikel 3.2

Op artikel 3.2 is EUR 22 miljoen meer uitgegeven. Deze stijging is grotendeels veroorzaakt door extra noodhulp aan Syrië. Het restant is een gevolg van een verhoging van de algemene vrijwillige bijdrage aan de UNHCR en, zoals toegelicht in de Decemberbrief, extra noodhulp aan de Filipijnen en de Centraal Afrikaanse Republiek.

Beleidsartikel 4. Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede

A. Algemene doelstelling

Het bestrijden van structurele armoede en het bevorderen van duurzame economische groei en zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden.

Duurzame economische groei en een overheid die deze groei mogelijk maakt en doeltreffend armoedebeleid voert, leiden tot zelfredzaamheid. Meewegen van ontwikkelingsbelangen in nationale en internationale beleidsvoering – beleidscoherentie voor ontwikkeling – voorkomt negatieve gevolgen van niet-hulpbeleid op ontwikkeling. Hiermee worden ontwikkelingslanden op termijn minder afhankelijk van hulp.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een financierende rol:

  • De Minister financiert diverse programma’s gericht op duurzame economische ontwikkeling en armoedevermindering, uitgevoerd door multilaterale instellingen, internationale organisaties, lokale overheden, centrale programma uitvoerders, via ambassades of via publiek-private partnerschappen;

  • Daarnaast vindt niet-geoormerkte financiering plaats van verschillende multilaterale instellingen die een sleutelrol spelen bij de aanpak van armoedebestrijding vraagstukken.

De Minister heeft een regisserende rol:

  • De regisserende rol van de Minister komt tot uiting in het coördineren van verschillende initiatieven op het gebied van private sector ontwikkeling, voedselzekerheid en armoedebeleid;

  • In multilateraal verband speelt de Minister een effectieve rol in het debat over grotere effectiviteit en hervorming van armoedebestrijding en over onder andere innovatieve financiering, marktontwikkeling en markttoegang;

  • Daarnaast speelt de Minister een centrale rol in het ontsluiten van de Nederlandse kennis en kunde op gebied van voedselzekerheid, bijvoorbeeld door het stimuleren van samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector.

De Minister heeft een stimulerende rol:

  • Op gebied van voedselzekerheid wordt ingezet via intensieve samenwerking en een mix van doelgerichte activiteiten en instrumenten (bilateraal, multilateraal, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en de private sector). De totale inzet op het gebied van private sector ontwikkeling is via de steun aan diverse nationale en internationale programma’s die het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden stimuleren. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken;

  • Op het gebied van armoedebestrijding bestaat de stimulerende rol van de Minister ook uit het bevorderen van effectief, resultaatgericht en transparant armoedebeleid, zodat belastinggelden verantwoord worden besteed en samenwerking met private en maatschappelijke partners beter gefundeerd.

C. Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Wel liet het Initiatief Duurzame Handel (IDH) uitzonderlijke resultaten zien, waarbij in het theeprogramma het inkomen van ruim 350.000 kleine boeren en landarbeiders in de afgelopen 4 jaren met minstens 25% omhoog is gegaan. In het katoenprogramma zijn daarnaast 90.000 boeren bereikt, die daardoor meer winst – tussen de 8 en 35% – zijn gaan maken. Het IDH cacaoprogramma laat ook grote productiviteits- en inkomstenverbeteringen zien (>50 %). Het thema landrechten is in 2013 door de politieke aandacht voor landroof centraler op de agenda gekomen. Zo investeerde Nederland in Rwanda, Benin en Mozambique in verbetering van de landrechten van boeren en boerinnen. In Rwanda zijn inmiddels 4,5 miljoen landtitels uitgegeven, waarvan 24% aan vrouwen.

Naar aanleiding van de dramatische gebeurtenissen in de textiel industrie in Bangladesh is besloten om de inspanningen op het gebied van MVO en arbeidsomstandigheden in 2013 te intensiveren. Nederland coördineert, middels de ingestelde taskforce, de inzet van donoren op politiek niveau, draagt met OS middelen bij aan het ILO programma voor de textielsector in Bangladesh en werkt samen met relevante brancheorganisaties, maatschappelijke organisaties en internationale organisaties.

In december 2013 heeft het IOB de beleidsdoorlichting van het beleid gericht op private sector ontwikkeling afgerond. Het rapport is beschikbaar na behandeling in de MR begin 2014.

Naar aanleiding van het IOB-rapport «Working with the Worldbank; Evaluation of Dutch World Bank policies and funding (2000–2011)» zijn stappen gezet om de Nederlandse Trust Fund portefeuille te consolideren. Dit moet leiden tot het vergroten van de beleidscoherentie en het terugdringen van de bestaande fragmentatie. Hier zijn concrete afspraken met het management van de Wereldbank Groep over gemaakt.

Naast de gebruikelijke HIPC en MDRI compensatie is EUR 1,9 miljoen schuldverlichting verleend aan Birma/Myanmar.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

773.548

1.648.290

316.105

749.287

– 433.182

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

823.828

846.230

928.802

921.679

7.123

               

4.1

Voedselzekerheid

 

20.386

277.589

340.290

303.105

37.185

               
 

Bijdragenovereenkomst

waarvan landenprogramma's

   

133.229

113.992

19.237

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan IFDC/CGIAR/IFPRI

   

38.523

33.600

4.923

   

waarvan IFC/FMO

   

41.466

46.390

– 4.924

   

waarvan IFAD

   

24.000

0

24.000

   

waarvan PPP (IDH en Agentschap)

   

35.106

69.243

– 34.137

 

Subsidie

waarvan NUFFIC

   

15.000

15.000

0

   

waarvan Agriterra

   

15.100

12.310

2.790

   

waarvan Solidaridad

   

6.437

0

6.437

             

4.2

Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden

 

425.952

264.266

308.876

256.936

51.940

             

 

Bijdragenovereenkomst

waarvan Landenprogramma's

   

39.245

83.474

– 44.229

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan WB/Afdb

   

44.402

44.402

0

   

waarvan UNDP

   

57.500

55.500

2.000

   

waarvan UNCEF

   

34.000

34.000

0

   

waarvan Multilatere banken en fondsen

   

126.738

119.139

7.599

 

Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen in BNP en/of toerekeningen

     

0

– 82.017

82.017

               

4.3

Private sector ontwikkeling

 

371.651

298.152

268.311

354.678

– 86.367

               
 

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

18.543

58.366

– 39.823

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Marktontwikkeling via WB/WTO/WHO/IFC

   

34.773

34.831

– 58

   

Financiele sector ontwikkeling via WB/FMO/AfDB

   

15.608

11.514

4.094

   

PIDG

   

0

7.743

– 7.743

   

Diversen

   

19.009

24.450

– 5.441

 

Subsidie

PUM

   

15.622

12.540

3.082

   

MOL fonds via FMO

   

33.880

26.484

7.396

 

Bijdragen aan agentschappen

ORIO

   

25.927

66.200

– 40.273

   

Bedrijfsleveninstrumentarium

   

73.307

79.043

– 5.736

   

CBI

   

31.642

25.026

6.616

               
               

4.4

Effectieve Nederlandse handels- en investeringsbevordering

 

5.839

6.223

11.325

6.960

4.365

               
 

Bijdragen aan agentschappen

NBSO

   

11.325

6.960

4.365

               

Ontvangsten

 

65.699

57.045

78.619

57.363

21.256

             

4.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

 

34.523

25.869

59.248

57.363

1.885

               

4.21

Diverse ontvangsten OS

 

31.176

31.176

19.371

0

19.371

E. Toelichting

Verplichtingen

De lagere realisatie van verplichtingen is het saldo van verschillende mutaties. Voor het voedselzekerheidsprogramma zijn de verplichtingen hoger uitgevallen dan begroot. Zoals ook bij Tweede Suppletoire Wet is vermeld is de stijging veroorzaakt door nieuwe programma’s binnen de partnerlanden op het gebied van landbouwmanagement, visserij, tuinbouw en voedselzekerheid in enge zin. Binnen de publiek private partnerschappen zijn diverse committeringen aangegaan als uitwerking van één van de vier pijlers binnen het thema, deze zijn hoger uitgevallen dan begroot. De committeringen die zijn aangegaan voor het nieuwe kennisprogramma voor voedselzekerheid en private sector development zijn eveneens hoger uitgevallen dan begroot. Om budgettaire redenen heeft een decommittering op FMO MASSIF+ plaatsgevonden.

De verplichting voor de dertiende middelenaanvulling voor de African Development Bank is in 2013 niet aangegaan, omdat het door Nederland te ondertekenen Instrument of Commitment niet in 2013 is ontvangen. Daarnaast is in 2012 een tweejarige verplichting voor de United Nations Development Programme (UNDP) aangegaan, waardoor deze in 2013 komt te vervallen. De realisatie is tevens lager als gevolg van de neerwaartse bijstelling van de garantieverplichtingen van NIO-leningen (kapitaalmarktleningen) van zowel de aflossing als de rente voor de komende jaren. Dit komt mede door de schuldverlichting voor Myanmar die in 2013 heeft plaatsgevonden.

Voor het ORET-ORIO programma zijn de verplichtingen lager uitgevallen dan begroot. Binnen het ORET programma heeft een vrijval van middelen plaatsgevonden en binnen het ORIO programma heeft de tweede call for proposals geen doorgang gevonden. De verplichtingen voor het Infrastructure Development Fund (MOL fonds FMO) zijn hoger uitgevallen dan begroot vanwege nieuwe realisaties. Het programma gericht op duurzame economische ontwikkeling is vanwege budgettaire redenen geschrapt. Als gevolg hiervan is het verplichtingenniveau neerwaarts bijgesteld. Binnen de pijler «kennis en kunde» van private sector ontwikkeling is het verplichtingenniveau naar beneden bijgesteld als gevolg van een lagere behoefte aan verplichtingenruimte.

Uitgaven

Landenprogramma’s

Conform de toezegging van de Minister aan de Kamer is in het jaarverslag een passage opgenomen waarin aangegeven wordt of de geplande uitgaven aan een landenprogramma lager/hoger uitvallen. Dit gebeurt, zoals in de leeswijzer is aangegeven, bij het betreffende beleidsartikel. De lagere realisatie op de landenprogramma’s binnen artikel 4.2 wordt voor een groot deel verklaard door het schrappen van algemene begrotingssteun ten behoeve van Mali. Daarnaast hebben sectordoorsnijdende programma’s voor Suriname geen doorgang gevonden als gevolg van het opschorten van de betaling van de verdragsmiddelen. De landenprogramma’s op het gebied van ondernemingsklimaat tonen een lagere realisatie. Als gevolg van de lokale omstandigheden hebben activiteiten op dit terrein in Mali geen doorgang gevonden. In Zambia is vanwege gebrek aan voortgang het programma Public Sector Development Programme III stopgezet, en in Ghana hebben de voorstellen van de National Health Insurance Authority en de Public Procurement Authority niet tot financiering geleid. Tot slot is het geraamde budget voor ondernemingsklimaat in Burundi en Rwanda voor een groot deel ingezet op programma’s op het gebied van voedselzekerheid.

Artikel 4.1

De uitgaven voor de landenprogramma’s op het terrein van voedselzekerheid zijn hoger uitgevallen dan begroot. Zoals ook in de Eerste Suppletoire Begroting is vermeld zijn de uitgaven met name in Burundi, Bangladesh, Rwanda en Mozambique gestegen. Daarnaast zijn ook middelen overgeheveld vanuit artikel 4.3 en is een aantal geplande uitgaven voor 2012 doorgeschoven naar 2013. De betaling aan IFAD betreft een doorlopende verplichting van EUR 20 mln en een betaling aan IFAD van EUR 4 mln, deze laatste in het kader van landrechten onder het UNhabitat programma. Doordat IFAD bij de begroting niet in de tabel was opgenomen, laat het jaarverslag een mutatie zien van EUR 24 mln. Deze uitgaven waren echter al wel in de raming opgenomen bij de begroting maar niet dusdanig zichtbaar zijnde als IFAD uitgaven. Ook is er een bijdrage aan Solidaridad gedaan die nog niet bij begroting was voorzien. Binnen de centrale programma’s is sprake van een gemengd beeld. Door een verminderde behoefte aan budgetruimte binnen de uitwerking van de speerpuntpijler «verbetering ruraal ondernemingsklimaat» is het uitgavenniveau neerwaarts bijgesteld. Voor de programma’s CGIAR en GAFSP was er een hogere liquiditeitsbehoefte waardoor de uitgaven zijn gestegen. Daarnaast is voor MASSIF+ een betaling uit 2012 doorgeschoven naar 2013 waardoor de uitgaven eveneens zijn gestegen. Aanvullend hierop is EUR 10 mln vanuit artikel 6.1 (duurzaam milieugebruik wereldwijd) naar artikel 4.1 overgeheveld om klimaataspecten binnen het voedselzekerheidsprogramma op te nemen. Hier tegenover staat een daling van de uitgaven doordat de bevoorschotting aan IDH geen doorgang heeft gevonden.

Artikel 4.2

De stijging van het budget bestaat uit een saldo van mutaties. Enerzijds is de hogere realisatie met name het gevolg van het parkeerkarakter van dit artikel en is technisch van aard. Wijzigingen in het totale ODA-budget (BNP-cijfers) evenals aanpassingen in de toerekeningen (onder andere EKI en de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen) worden op dit artikel opgevangen. In 2013 was dit een neerwaartse BNP-bijstelling, die in de realisatie wegvalt. Als gevolg valt de realisatie op het artikel hoger uit dan verwacht. De hogere realisatie komt tevens door een bijdrage aan de African Legal Support Facility van EUR 2,5 mln in 2013. Hier staat daling van de uitgaven tegenover als gevolg van het schrappen van algemene begrotingssteun ten behoeve van Mali. Zoals vermeld in de Tweede Suppletoire Begroting daalt het budget voor landenprogramma’s omdat de sectordoorsnijdende programma’s voor Suriname geen doorgang vinden als gevolg van het opschorten van de betaling van de verdragsmiddelen. Daarnaast is de bijdrage aan het assistent-deskundige programma, op basis van de liquiditeitsbehoefte, verlaagd. Tevens is het Nederlandse aandeel in schuldverlichting voor Myanmar lager dan geraamd, en verdeeld over meerdere jaren. De kosten voor garantiebetalingen leningen NIO en rentesubsidies OS-leningen zijn daarnaast lager uitgevallen. Tot slot zijn er minder kleine ODA-activiteiten uitgevoerd door de posten dan geraamd.

Artikel 4.3

De daling van de uitgaven wordt veroorzaakt door een saldo van mutaties. Door een verlaagde behoefte aan budgettaire ruimte binnen het landenprogramma ter verbetering van het ondernemingsklimaat zijn de budgetten neerwaarts bijgesteld. Daarnaast is de voorgenomen bijdrage 2013 voor de Private Infrastructure Development Group (PIDG) niet doorgegaan. Voor ORET-ORIO is het budget neerwaarts bijgesteld als gevolg van een vertraagde ontwikkelfase van projecten en de uitvoering hiervan. Daar staat tegenover dat de uitgaven voor het Infrastructure Development Fund (MOL fonds FMO) zijn gestegen, doordat er nieuwe verplichtingen zijn aangegaan. Daarnaast is de betaling voor het eerste half jaar van 2014 aan het PUM programma al in 2013 gedaan. Tevens zijn de uitgaven voor het CBI gestegen, door een additionele opdracht aan het CBI.

Artikel 4.4

De overschrijding van de uitgaven wordt veroorzaakt door een voorschot voor de Nederlands Business Support Offices (NBSO’s) voor 2014, dat reeds in 2013 is verstrekt aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Ontvangsten

De stijging in de ontvangsten is een saldo van mutaties. Zoals bij Tweede Suppletoire Begroting is vermeld heeft een overheveling plaatsgevonden van de ontvangsten op de begroting van Buitenlandse Zaken naar de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daar staat tegenover dat de realisatie van de ontvangsten OS lager is dan voorzien.

Beleidsartikel 5. Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

A. Algemene doelstelling

Bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van duurzame sociale en economische ontwikkeling door de mogelijkheden en kansen te vergroten van mensen, mannen én vrouwen, om zich te ontplooien en door een maatschappelijk middenveld te versterken dat stem geeft aan groepen uit de samenleving en zorgt voor het nodige tegenwicht voor de overheid, ondernemingen en instituties.

De investering in menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling draagt rechtstreeks bij aan vijf van de acht millenniumdoelstellingen. Ook is het een noodzakelijke voorwaarde voor zelfredzaamheid en duurzame economische ontwikkeling. Door te investeren in onderwijs, in seksuele gezondheid, in gendergelijkheid en in sterke maatschappelijke organisaties wordt bevorderd dat mensen, mannen én vrouwen, jongens en meisjes, zich optimaal kunnen ontplooien en een gezond en productief leven kunnen leiden dat bijdraagt aan de sociale en economische ontwikkeling van hun land.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een stimulerende rol op de volgende gebieden:

  • Op het gebied van hoger onderwijs geeft de Minister een financiële impuls aan de versterking van hoger onderwijs via NICHE en NFP, innovatieve onderwijsactiviteiten ter ondersteuning van de speerpunten in de partnerlanden, het Global Partnership for Education en het Kennisplatform Development Policies;

  • Het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden wordt gesteund met een financiële impuls, via onder meer MFS-II, VMP en SNV;

  • Het behalen van MDG 5 en 6 en het versterken van seksuele gezondheid wordt gesteund met een financiële impuls van EUR 400 miljoen via het ondersteunen van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven en overheden;

  • Voor het speerpuntdoorsnijdende thema gender heeft de Minister een stimulerende rol op het gebied van het bevorderen van leiderschap, macht en zelfredzaamheid van vrouwen. Een financiële impuls van EUR 42 miljoen wordt ingezet via onder andere het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) programma.

Daarnaast heeft de Minister tevens een regisserende rol:

  • Nederland stemt internationaal af in onder andere EU en OESO/DAC verband, om de constructieve rol van het maatschappelijk middenveld in ontwikkeling te faciliteren;

  • Nederland is een actief pleitbezorger voor seksuele en reproductieve gezondheidsrechten (SRGR) en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora met een actieve rol in de voorbereidingen voor ICPD+20, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden en in de samenwerking met NGO’s;

  • Nederland heeft een actieve rol als pleitbezorger voor vrouwenrechten, onder meer in multilaterale fora (VN, OESO/DAC), in de bilaterale dialoog en via ondersteuning van NGO’s.

C. Beleidsconclusies

Het Nederlandse beleid voor SRGR droeg ook in 2013 bij aan het behalen van de Millenniumdoelen. Dit wordt onderbouwd door de beleidsdoorlichting van de Nederlandse investeringen in SRGR in de periode 2007–2012, uitgevoerd door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het IOB-rapport concludeert dat de consistente pleitbezorging voor en investering in SRGR aantoonbaar heeft bijgedragen aan verbetering van kennis over SRGR, met name onder jongeren; grotere beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen en SRGR-gerelateerde medicijnen zoals aidsremmers; toename in het gebruik van SRGR-diensten; en daling in moedersterfte en sterfte aan hiv/aids. Het rapport roept het ministerie op meer aandacht te besteden aan ongelijkheden in toegang tot voorbehoedsmiddelen en diensten, ondersteuning van veilige abortus en risicogroepen voor hiv-transmissie en versterking van de evaluatiepraktijk in de SRGR-sector. Voor deze verbeterpunten is een belangrijke rol weggelegd voor het Kennisplatform SRGR dat in 2013 formeel van start ging. Dit Kennisplatform richt zich op vergroting van de evidence base van het Nederlandse SRGR-beleid, waarvoor nauw wordt samengewerkt met de onderzoekswereld, het maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven. Het rapport wijst tevens op het belang van consistentie in beleid. Eén van de hoofdbevindingen van de evaluatie is dat dankzij het consistente SRGR beleid er concrete resultaten zijn bereikt.

Op het gebied van vrouwenrechten konden via het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) programma wereldwijd enkele honderden vrouwenorganisaties werken aan fundamentele veranderingen in de positie van vrouwen. In 2013 werden extra activiteiten gestart ten behoeve van de Arabische regio (op grond van amendement Maij). Ook werd via het UN Trust Fund to End Violence Against Women specifiek ingezet op bestrijding van geweld tegen vrouwen. Steun aan UN Women droeg bij aan de uitvoering en verdere ontwikkeling van mondiale afspraken over gender en empowerment van vrouwen.

De intensivering van de beleidsinzet op gelijke rechten en kansen voor vrouwen kwam goed tot uiting in de nieuwe landenprogramma’s, met versterkte integratie van genderaspecten in de speerpuntprogramma’s en grotere focus op bestrijding van geweld tegen vrouwen en kindhuwelijken.

De afbouw van de onderwijsprogramma’s in de partnerlanden alsook van de centrale onderwijsprogramma’s lag in 2013 op koers. De samenwerking met het KIT werd in 2013 definitief beëindigd, waarbij het KIT een laatste bijdrage ontving om het transitieproces vorm te geven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

448.070

654.984

184.754

343.241

– 158.487

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

1.298.035

1.132.182

1.115.501

1.100.152

15.349

               

5.1

Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en

           
 

capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk

           
 

ten behoeve van de beleidsprioriteiten

 

314.149

234.985

211.985

198.600

13.385

             

 

Bijdragenovereenkomst

waarvan landenprogramma's onderwijs

   

67.952

69.804

– 1.852

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan beroepsonderwijs

   

0

10.000

– 10.000

   

waarvan GPE

   

30.000

30.000

0

   

waarvan KIT

   

42.593

18.596

23.997

 

Opdrachten

waarvan NUFFIC

   

53.463

60.000

– 6.537

 

Subsidies

waarvan diversen

   

11.540

28.796

– 17.256

               

5.2

Versterking van het maatschappelijk middenveld

           
 

in ontwikkelingslanden

 

549.001

476.685

452.070

456.125

– 4.055

             

 

Subsidies

MFS

   

379.282

382.000

– 2.718

   

SNV

   

60.000

60.000

0

   

VMP

   

12.719

13.000

– 281

               

5.3

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

 

38.951

43.508

51.694

52.470

– 776

             

 

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

7.234

8.027

– 793

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNWOMEN

   

7.700

6.000

1.700

 

Subsidies

FLOW

   

36.760

38.443

– 1.683

               

5.4

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

           
 

voor iedereen en een halt aan de verspreiding van

           
 

hiv/aids

 

395.934

377.004

399.752

392.957

6.795

             

 

Bijdragenovereenkomst

waarvan Landenprogramma's HIV/AIDS

   

10.608

13.740

– 3.132

   

waarvan landenprogramma's SRGR

   

59.059

43.037

16.022

   

waarvan landenprogramma's gezondheid algemeen

   

22.930

38.079

– 15.149

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan UNAIDS

   

20.000

20.000

0

   

waarvan GFATM

   

67.350

67.000

350

   

waarvan UNFPA

   

73.000

81.000

– 8.000

   

waarvan PSI, IPPF, IPAS

   

7.500

7.500

0

   

waarvan GAVI

   

25.000

30.000

– 5.000

   

waarvan HIF

   

11.098

15.000

– 3.902

   

waarvan WHO

   

20.565

19.104

1.461

 

Subsidies

waarvan SRGR-fonds

   

41.829

30.000

11.829

   

waarvan Key populationfunds

   

14.142

17.500

– 3.358

E. Toelichting

Verplichtingen

De daling van het verplichtingenbudget bestaat uit een saldo. Zo als in de Eerste Suppletoire Begroting is aangegeven heeft er een verlaging plaatsgevonden van het budget ten behoeve van het SRGR-fonds omdat de verplichting al in het najaar van 2012 is aangegaan. Daarnaast heeft er, zoals vermeldt in de Tweede Suppletoire Begroting, een afbouw plaatsgevonden van zowel de centrale als decentrale onderwijsprogramma’s. Ook is het verplichtingenbudget voor kennisplatforms verlaagd omdat een deel van deze verplichting pas in 2014 wordt aangegaan. Ten slotte is de planning voor verplichtingen op het terrein van vrouwen en ontwikkeling aangepast en wordt de verplichting die zou worden aangegaan voor het Health Insurance Fund in 2014 aangegaan.

Uitgaven

Landenprogramma’s

Conform de toezegging van de Minister aan de Kamer is in het jaarverslag een passage opgenomen waarin aangegeven wordt of de geplande uitgaven aan een landenprogramma lager/hoger uitvallen. Dit gebeurt, zoals in de leeswijzer is aangegeven, bij het betreffende beleidsartikel. Binnen het landenprogramma van Zambia zijn de uitgaven aan het onderwijsprogramma EUR 4,8 mln lager uitgevallen als gevolg van een vertraging van het National Implementation Framework (NIF III). In verband met de sluiting van de post in 2013 is besloten om niet meer bij te dragen aan NIF III. Daarnaast zijn de uitgaven aan SRGR EUR 7,4 mln lager uitgevallen als gevolg van de politiek opgelegde korting omdat Ghana onvoldoende meewerkt aan terugkeerbeleid. Daarnaast was er enige vertraging in het regionale hiv-aids programma in Zuid-Afrika.

Artikel 5.4

De stijging van het budget bestaat uit een saldo. Zo is er minder uitgegeven aan het landenprogramma op het terrein van HIV/aids (zie hierboven), was er sprake van een hogere liquiditeitsbehoefte bij de SRGR-landenprogramma’s in Bangladesh en Ethiopië (zoals vermeld in de Decemberbrief) en een korting hierop in Ghana (zie hierboven). Daarnaast is er een verlaging van het budget te zien van de landenprogramma’s op het terrein van gezondheid als gevolg van betalingen die al in 2012 hebben plaatsgevonden en overheveling van budgetten naar het SRGR-landenprogramma als gevolg van het feit dat deze activiteiten in de loop der tijd wat betreft inhoud zijn gewijzigd, was er een lagere liquiditeitsbehoefte bij GAVI en het Health Insurance Fund. Daarnaast is er een betaling voor het SRGR fonds naar voren gehaald om de grote budgettaire druk op 2014 iets te verlichten, zoals vermeld in de Decemberbrief en was er sprake van een lagere liquiditeitsbehoefte bij het Key Population Fund.

Beleidsartikel 6. Beter beschermd en verbeterd milieu

A. Algemene doelstelling

Het bevorderen van een duurzame en veilige leefomgeving en armoedevermindering door verantwoord milieu- en waterbeheer.

Als gevolg van een groeiende wereldbevolking en toenemende consumptie wordt de draagkracht van de aarde zwaar op de proef gesteld. Internationale samenwerking is van groot belang om zeker te stellen dat internationale publieke goederen zoals een stabiel klimaat, gezonde ecosystemen, grondstoffen en water beschikbaar zullen blijven voor huidige en toekomstige generaties. Water is een speerpunt van het Nederlands ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Op mondiaal niveau is sprake van toenemende waterschaarste, wateroverlast en watervervuiling, waardoor de kans op conflicten toeneemt. De toename van de wereldbevolking en klimaatverandering zetten de waterproblematiek verder op scherp. Milieu en klimaat zijn dwarsdoorsnijdende aandachtsgebieden bij de vier speerpunten van het ontwikkelingsbeleid, in het bijzonder in relatie tot voedselzekerheid en water.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft bij verantwoord milieu- en waterbeheer een regisserende, een stimulerende en een uitvoerende rol. De thema’s worden zoveel mogelijk geïntegreerd in de programmering van ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten.

Bij duurzaam milieu en milieutechnologie gaat het daarbij om:

  • Het regisseren van de aanpak van mondiale problemen op mondiale schaal;

  • Het regisseren van de afstemming met de andere departementen van de Nederlandse positie in Brussel en internationale fora, zoals UNFCCC, voor wat betreft het Europese en internationale milieu- en klimaatbeleid;

  • Het regisseren van verankering van milieu en klimaat in het Nederlands ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, zodat deze een integraal onderdeel vormen van de programma’s binnen de speerpunten, vooral binnen water en voedselzekerheid;

  • Promotie van duurzaam milieugebruik in ontwikkelingslanden, door verbetering van beleid, wet- en regelgeving en door programma’s, gericht op water, milieu en duurzame energie;

  • Het stimuleren van de invulling van de internationale toezeggingen op het gebied van mitigatie en adaptatie in ontwikkelingslanden;

  • Het uitvoeren van het duurzame energie programma en milieuprogramma’s.

Bij integraal waterbeheer, drinkwater en sanitatie gaat het om:

  • Het regisseren van het verbeteren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector;

  • Het promoten van inzet van Nederlandse deskundigheid bij het realiseren van ontwikkelingsdoelstellingen;

  • Het stimuleren van efficiënt watergebruik vooral in de landbouw, verhoging van waterproductiviteit en verbeterd beheer van stroomgebied en veilige delta’s;

  • Stimulering van verbeterde toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen;

  • Het regisseren van nationale en internationale inzet ter voorkoming en het oplossen van grensoverschrijdende waterconflicten;

  • Het uitvoeren van het programma «integraal waterbeheer, drinkwater en sanitatie».

C. Beleidsconclusies

Zelfstandige milieuprogramma’s zijn in 2013 uitgefaseerd; dit geldt ook voor de bilaterale milieuprogramma’s in Bolivia, Colombia, Ghana, Guatemala en Senegal. Binnen de speerpunten water en voedselzekerheid vormen klimaat en ecologische duurzaamheid waar mogelijk integraal onderdeel van de programma’s. Nederland bleef daarmee op koers in het (nationale) groeipad van klimaatfinanciering richting 2020.

De activiteiten van het hernieuwbare energie programma zijn in 2013 voor een groot deel afgerond. Ruim 13 miljoen mensen kregen sinds 2005 toegang tot energie. Een beperkt aantal succesvolle en strategisch relevante hernieuwbare energie-activiteiten wordt voortgezet als mitigatieprojecten onder het klimaatbeleid (onder andere het ESMAP programma van de Wereldbank en het Afrika huishoudelijk biogas programma van HIVOS en SNV). Deze activiteiten tellen voor 100% mee als Nederlandse klimaatfinanciering.

Als gevolg van de bezuinigingen is besloten de doelstelling om in 2015 25 miljoen mensen te voorzien van drinkwater en sanitatie, voor drinkwater bij te stellen naar 2018. Voor sanitatie kan de doelstelling in 2015 worden gerealiseerd. In het licht van de bezuinigingen is tevens besloten de ondersteuning van verbeterd beheer van het Brahmaputra stroomgebied te schrappen. Het kennisplatform water is in 2013 gelanceerd. Op basis van de IOB evaluatie «Van infrastructuur naar duurzame impact: beleidsdoorlichting van de Nederlandse bijdrage aan drinkwater en sanitaire voorzieningen» zijn naast de duurzaamheidsclausules in nieuwe overeenkomsten met uitvoerende organisaties voor het UNICEF programma in West-Afrika sustainability compacts afgesloten met de betrokken nationale overheden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

170.255

528.442

350.855

533.944

– 183.089

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

426.531

362.171

325.813

397.960

– 72.147

             

6.1

Duurzaam milieugebruik wereldwijd

 

259.141

222.386

167.795

206.983

– 39.188

             

 

Bijdragenovereenkomst

waarvan landenprogramma's milieubeleid

   

11.710

18.631

– 6.921

   

waarvan landenprogramma's klimaat en energie

   

25.660

27.274

– 1.614

   

waarvan PREP

   

25.200

19.210

5.990

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan UNDP, WB, ITTO,BMZ

   

620

14.291

– 13.671

   

waarvan UNEP

   

7.142

7.140

2

   

waarvan GEF/Montreal

   

21.577

19.426

2.151

   

waarvan BGP, Both Ends

   

1.238

4.510

– 3.272

   

waarvan Commissie MER, WWF, WRI, PBL, Tropenbos, IUCN, Peace Parks

   

8.390

35.475

– 27.085

   

waarvan WB, IFAD, UNDP, GTZ

   

28.516

24.681

3.835

   

waarvan LDCF

   

20.000

20.000

0

   

Diversen

   

0

770

– 770

 

Subsidies

waarvan HIVOS

   

9.185

8.665

520

   

waarvan FMO

   

0

6.910

– 6.910

               

6.2

Efficient en duurzaam watergebruik, veiliger delta's

           
 

en stroomgebieden en verbeterde toegang tot

           
 

drinkwater en sanitaire voorzieningen in

           
 

ontwikkelingslanden/partnerlanden

 

167.390

139.785

158.018

190.977

– 32.959

               
               
 

Bijdragenovereenkomst

waarvan landenprogramma's waterbeheer

   

45.129

80.650

– 35.521

   

NGO"s

   

0

2.491

– 2.491

   

waarvan landenprogramma's drinkwater en sanitatie

   

45.580

45.751

– 171

 

Subsidie

waarvan PLAN NL, Transparency Int, Stichting Waste, RED Cross, IRC

   

4.403

5.320

– 917

   

A4A, Wetterskip Fr, AKVO, WAG Univ.

   

6.917

0

6.917

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan UNESCO-IHE, WB

   

19.544

20.861

– 1.317

   

PPP's

   

3.157

7.784

– 4.627

   

waarvan AfDB, UNOPS, UN HABITAT, UNDESA, UNICEF, WB

   

28.489

18.240

10.249

   

A4A, Wetterskip Fr, AKVO, WAG Univ.

   

0

9.880

– 9.880

E. Toelichting

Verplichtingen

Het verplichtingenbudget voor duurzaam water- en milieubeheer is gedaald met EUR 182 mln ten opzichte van de begroting. Een deel van de mutaties is eerder toegelicht in de Tweede Suppletoire Begroting. Daarnaast valt een deel van de daling van het verplichtingenbudget te verklaren door bezuinigingen (niet aangaan van nieuwe verplichtingen) en technische bijstellingen. Voorts zijn voor het waterprogramma minder verplichtingen aangegaan dan voorzien. Dit geldt onder andere voor de landenprogramma’s in Bangladesh en de Palestijnse Autoriteit. In Bangladesh is vertraging opgelopen in het goedkeuringsproces van activiteit Bangladesh Deltaplan, waardoor contractering van consultants uitgesteld moet worden tot 2014. Met betrekking tot het waterprogramma in de Palestijnse Autoriteit wordt de contractering van het Bethlehem Water Loss Programm in 2014 gedaan. In Rwanda zijn geen nieuwe milieuactiviteiten gestart, waardoor het resterende verplichtingenbudget niet werd ingezet.

Uitgaven

Landenprogramma’s

Conform de toezegging aan de Kamer is in het jaarverslag een passage opgenomen waarin aangegeven wordt of de geplande uitgaven aan een landenprogramma lager of hoger uitvallen. Dit gebeurt, zoals in de leeswijzer is aangegeven, bij het betreffende beleidsartikel.

Binnen het landenprogramma van Ghana zijn de uitgaven voor drinkwater en sanitatie EUR 19,5 mln lager uitgevallen onder andere als gevolg van een vertraging in het urbane Wash programma omdat eerst een exante evaluatie is uitgevoerd. Binnen het Grote Meren programma is op het gebied van klimaat, energie en milieutechnologie EUR 7 mln minder uitgegeven dan in eerste instantie geraamd. Dit is voornamelijk het gevolg van het niet goed van de grond komen van Interconnections, een activiteit op het gebied van elektriciteitsvoorziening. In Rwanda werd op ditzelfde thema EUR 8 mln minder uitgegeven omdat het milieuprogramma verder werd afgebouwd. Daarnaast is in Rwanda EUR 4,3 mln minder uitgegeven op waterbeheer vanwege vertraging in het programma. Een aantal nieuwe activiteiten zal in 2014 worden opgestart. Binnen het landenprogramma van Indonesië zijn de uitgaven voor klimaat, energie en milieutechnologie EUR 4 mln lager uitgevallen als gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte bij onder andere publiek privaat partnerschap Geothermie.

Artikel 6.1

De uitgaven voor duurzaam milieugebruik zijn EUR 39 mln lager uitgevallen dan in de begroting voorzien. Zoals gemeld in de Tweede Suppletoire Begroting is de daling van het budget onder meer het gevolg van vertraging in de uitvoering van het door FMO beheerde Access to Energy Fund en het door de multilaterale ontwikkelingsbanken uitgevoerde Scaling Up Renewable Energy Programme. Daarnaast was de eerste bijdrage aan het Initiatief Duurzaam Land- en Watergebruik/IDH lager omdat het programma pas eind 2013 is gestart. De uitgaven op een aantal landenprogramma’s (met name Grote Meren, Rwanda, Indonesië) zijn substantieel lager dan geraamd, zie de toelichting in de tekst hierboven. Voor het uitfaseren van het bilaterale klimaatprogramma in Senegal bleken minder middelen nodig dan eerder voorzien onder andere veroorzaakt door vertraging in aanbestedingsprocedures. Daarnaast hebben binnen het artikel technische bijstellingen plaatsgevonden ter voorbereiding op een administratieve conversie.

Artikel 6.2

De uitgaven voor dit sub-artikel zijn EUR 33 mln lager dan in de begroting voorzien. Een deel van de mutaties is eerder toegelicht in de Tweede Suppletoire Begroting. Voor het waterbeheerprogramma geldt dat de uitgaven op de landenprogramma’s achter blijven op de uitgaven van de centrale programma’s. Naast het bilaterale waterbeheerprogramma in Rwanda (zoals hierboven in de toelichting op het landenprogramma opgenomen) zijn er nog een aantal bilaterale waterbeheerprogramma’s te noemen waar de uitgaven lager liggen dan oorspronkelijk gepland (onder andere in Bangladesh, Mozambique, Palestijnse Autoriteit). De onderbesteding in Bangladesh wordt veroorzaakt door tegenvallende uitgaven voor het Blue Gold programma en is te herleiden naar de vertraging in het goedkeuringsproces van de lokale overheidsinstanties. In Mozambique zijn de noodzakelijke hervormingen in de watersector een politiek complex proces, waardoor de uitvoering in de watersector vertraging oploopt. In de Palestijnse Autoriteit vindt de financiering van het vertraagde project Bethlehem Water Supply project in 2014 plaats. De uitgaven op het centrale programma integraal waterbeheer zijn lager dan begroot als gevolg van bezuinigingen, anderzijds zijn de uitgaven voor drinkwater en sanitatie hoger uitgevallen. Daarnaast is gebleken dat de realisatie van een aantal activiteiten heeft plaatsgevonden onder het instrument subsidies terwijl deze initieel begroot stonden onder het instrument bijdragen (inter)nationale organisaties. Deze verschuiving is in bovenstaande tabel opgenomen.

Beleidsartikel 7. Regulering van personenverkeer

A. Algemene Doelstelling

De Minister levert haar bijdrage aan het faciliteren van de samenwerking met niet-EU-staten op het punt van migratie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister ondersteunt met middelen op het terrein van migratie en ontwikkeling activiteiten die de bijdrage van migratie aan ontwikkeling in positieve zin versterken.

Stimuleren:

  • Het stimuleren dat er rekening wordt gehouden met het belang van ontwikkelingslanden binnen het rijksbrede migratiebeleid;

  • De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan.

Regisseren:

  • Terugkeer en re-integratie van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland;

  • De brede samenwerking op het terrein van asiel en migratie met niet-EU-staten.

C. Beleidsconclusies

Met inzet van middelen voor Ontwikkelingssamenwerking kan een, zij het bescheiden bijdrage, worden geleverd aan het vergroten van positieve effecten van migratie op herkomstlanden en daarmee ook de migratiesamenwerking met ontwikkelingslanden worden gefaciliteerd.

De samenwerking met verschillende herkomstlanden van migranten op het punt van gedwongen terugkeer blijft onverminderd een punt van zorg. Deze problematiek wordt op verschillende niveaus besproken met de autoriteiten in de diverse herkomstlanden. Om de terugkeer te bevorderen kunnen diverse instrumenten worden ingezet. Zoals uitzending van migrantendeskundigen naar herkomstlanden, ondersteuning van migrantenondernemers met de opzet van bedrijfsactiviteiten in herkomstlanden en de herintegratie van niet tot Nederland toegelaten migranten. Verschillende activiteiten zijn ondersteund die bijdragen aan het versterken van de migratiemanagement capaciteit in de regio van herkomst van migranten en die mede beogen de bescherming van rechten van migranten en vluchtelingen te verbeteren. Aan de Maastricht Graduate School of Governance is een diploma programma opgezet voor migratieambtenaren uit ontwikkelingslanden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 7 Regulering van personenverkeer (x € 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

6 403

15 008

3 999

9 000

– 5 001

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

8 783

13 326

8 046

9 000

– 954

               

7.1

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

 

8 783

13 326

8 046

9 000

– 954

               
 

Subsidies

Diversen

   

4 219

3 150

1 069

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNHCR

   

2 327

2 810

– 483

 

Bijdragen ZBO

Dienst terugkeer en vertrek

   

1 500

2 500

– 1 000

E. Toelichting

Verplichtingen

Door een beleidsintensivering die voortvloeide uit het regeerakkoord kabinet Rutte-Verhagen op de onderwerpen terugkeer en (versterking van de) bescherming van vluchtelingen in de regio van herkomst werden in 2012 hogere verplichtingen aangegaan dan aanvankelijk voorzien. Het kasbudget is echter gelijk gebleven waardoor er in 2013 minder ruimte was om nieuwe verplichtingen aan te gaan.

Beleidsartikel 8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

A. Algemene Doelstelling

Culturele diplomatie versterkt de positie van Nederland, zowel in cultureel, buitenlandpolitiek als economisch opzicht.

De regering stimuleert een internationaal niveau van Nederlandse topinstellingen en benadrukt verbanden tussen cultuur, economie en diplomatie. Cultuur, inclusief erfgoed, vertelt een verhaal waar anderen zich aan kunnen relateren. In de Nederlandse buitenlandpolitiek wordt deze kracht van cultuur actief benut, bijvoorbeeld tijdens vieringen, staatsbezoeken en handelsmissies. Culturele diplomatie is ook moderne diplomatie: voor het werk van onze vertegenwoordigingen in het buitenland is het van belang in contact te zijn met buitenlandse cultuurdragers. Bloggers, filmmakers, schrijvers en andere cultuurmakers behoren vaak tot de voorhoede van maatschappelijke trends. Een impuls aan cultuur en sport kan behalve artistieke en sportieve ontwikkelingen ook sociale en economische ontwikkelingen stimuleren, ook in conflictsituaties.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De uitvoering van het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Minister heeft een uitvoerende rol op de volgende onderdelen:

  • Verdeling van cultuurmiddelen over de posten;

  • Buitenlandse Bezoekersprogramma’s;

  • Promotie van Nederlandse kunst in het buitenland (in het bijzonder Nederlands topsegment en opkomend talent) en identificatie van internationale kansen en ontwikkelingen voor de Nederlandse culturele sector.

C. Beleidsconclusies

Bij de versterking van de cultuur en sportsector in ontwikkelingslanden ging extra aandacht uit naar cultuur in conflictsituaties. Zo werd in Mali steun verleend aan veiligstelling van eeuwenoude manuscripten en werd het EU sanctieregime ten aanzien van Syrië uitgebreid met culturele goederen.

Ten aanzien van de uitvoering en de resultaten van het beoogde beleid hebben zich verder geen bijzonderheden voorgedaan.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland (X EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

55.833

11.369

3.195

9.703

– 6.508

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

51.404

31.038

24.998

28.543

– 3.545

             

8.1

Grotere buitenlandse bekendheid met de

           
 

nederlandse cultuur

 

20.852

11.480

10.577

12.943

– 2.366

               
 

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

2.532

2.079

453

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNESCO

   

1.944

4.555

– 2.611

   

Diversen

   

2.351

2.559

– 208

 

Subsidies

Prins Claus fonds

   

3.750

3.750

0

               

8.2

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse

           
 

zienswijze, standpunten en beleid in het buitenland

           
 

en het versterken van het draagvlak in eigen land

           
 

voor het buitenlandbeleid

 

30.552

19.558

14.421

15.600

– 1.179

             

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Landenprogramma's

   

0

210

– 210

 

Subsidies

NCDO

   

10.145

10.580

– 435

 

Opdrachten

Diversen

   

4.276

4.810

– 534

E. Toelichting

Verplichtingen

De realisatie is lager uitgevallen dan geraamd. Zoals reeds gemeld in de Eerste Suppletoire Begroting komt dit doordat de verplichting voor UNESCO is bijgesteld omdat de bijdrage 2013 al in 2012 is uitgevoerd. Daarnaast is de beheersovereenkomst met PWC naar beneden bijgesteld omdat het subsidieloket SBOS voor nieuwe aanvragen is gesloten.

Artikel 8.1

De mutatie wordt verklaard doordat eind 2012 de bijdrage aan de UNESCO al is uitgevoerd. Hierdoor hoefde deze niet meer te worden betaald in 2013.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in deze bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid en de totstandkoming van de beleidsinformatie (indien van toepassing).

Rechtmatigheid

Op artikel 6 «Duurzaam milieu- en waterbeheer» controleert de Auditdienst Rijk (ADR) onder meer door middel van een steekproef. Door de inherente onzekerheid bij het gebruik van steekproeven is de maximale fout groter dan de tolerantie van EUR 15 mln. De meest waarschijnlijke fout is EUR 7,8 mln Daarnaast is er op dit artikel sprake van een onzekerheid van EUR 2,7 mln Deze bedragen zijn beduidend lager dan de tolerantie. Het betreft hier vier incidentele fouten, waardoor geen structurele maatregelen nodig zijn.

Totstandkoming van de beleidsinformatie

Verantwoord begroten

Geconstateerd is dat de registratie bij het uitbesteden van subsidieregelingen niet op uniforme wijze gebeurde, waardoor het subsidieoverzicht van hoofdstuk 17 «Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking» niet volledig juist was. Toepassing van de nieuwe begrotingsmethodiek beperkt het risico op onvolkomenheden in de toekomst.

Beleidsformulering

Zie de paragraaf «Totstandkoming van de beleidsinformatie» in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Beleidsuitvoering

Eind 2012 is BZ begonnen met de Quality at Entry (Q@A) pilot, die tot doel heeft om het starten en beoordelen van activiteiten te verbeteren. In 2013 is geëxperimenteerd met een activiteitenschouw om in een eerder stadium bij te kunnen sturen op uitvoering van beleid.

Evaluaties

Zie de paragraaf «Totstandkoming van de beleidsinformatie» in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Financieel en materieelbeheer

Zie de paragraaf «Financieel en materieel beheer» in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Overige aspecten van bedrijfsvoering

Zie de paragraaf «Overige aspecten van de bedrijfsvoering» in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

G. JAARREKENING

DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT 2013 BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII) (BEDRAGEN X €1.000)

   

(1)

(2)

(3)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

 

3.067.872

71.678

 

3.017.564

80.452

 

– 50.308

8.774

                   

 

Beleidsartikelen

 

3.067.872

71.678

         

                   

1

Een sterke internationale concurrentiepositie

75.116

89.197

14.315

129.742

86.893

1.833

54.626

– 2.304

– 12.482

2

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

5.335

5.335

 

133

132

 

– 5.202

– 5.203

 

3

Grote veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

438.000

516.006

 

559.660

527.379

 

121.660

11.373

4

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

749.287

921.679

57.363

316.105

928.802

78.619

– 433.182

7.123

21.256

5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

343.241

1.100.152

 

184.754

1.115.501

 

– 158.487

15.349

 

6

Beter beschermd en verbeterd milieu

533.944

397.960

 

350.855

325.813

 

– 183.089

– 72.147

 

7

Regulering van personenverkeer

9.000

9.000

 

3.999

8.046

 

– 5.001

– 954

 

8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

9.703

28.543

 

3.195

24.998

 

– 6.508

– 3.545

 

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2013 EN TOELICHTING

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

I Saldibalans per 31 december 2013

 

x EUR 1.000

 

x EUR 1.000

2013

2012

2013

2012

1

Uitgaven ten laste van de begroting

3.017.556

2.901.704

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

80.451

51.603

       

4a

Rekening-courant RHB

2.937.105

2.850.101

Intra-comptabele activa

3.017.556

2.901.704

Intra-comptabele passiva

3.017.556

2.901.704

 

10

Extra-comptabele vorderingen

1.348.015

1.296.074

10a

T.r. extra-comptabele vorderingen

1.348.015

1.296.074

12

Voorschotten

4.169.329

4.186.658

12a

T.r. voorschotten

4.169.329

4.186.658

13a

T.r. garantieverplichtingen

2.283.574

2.414.979

13

Garantieverplichtingen

2.283.574

2.414.979

14a

T.r. openstaande verplichtingen

6.922.384

8.260.099

14

Openstaande verplichtingen

6.922.384

8.260.099

15

Deelnemingen

66.660

69.864

15a

Tegenrekening deelnemingen

66.660

69.864

Extra-comptabele activa

14.789.962

16.227.674

Extra-comptabele passiva

14.789.962

16.227.674

 

Totaal activa

17.807.518

19.129.378

Totaal passiva

17.807.518

19.129.378

II Inleiding

1. Algemeen

Per 1 januari 2013 is de balans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gesplitst in Buitenlandse Zaken (BZ) (V) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) (XVII). Dit betreft de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij het splitsen van de saldibalans zijn enkele uitgangspunten gekozen. Per hoofdstuk zullen de uitgangspunten kort worden toegelicht.

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden verantwoord. Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2013, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Voor de BH&OS begroting wordt deze verrekening periodiek en achteraf gemaakt op basis van interne verrekenstukken. Hierdoor zit er een vertraging tussen het saldo van kasstromen en het saldo van de rekening courant RHB voor BH&OS. Per eindejaar blijft er derhalve een (beperkt) saldo over van nog te verrekenen kasstromen (zie hoofdstuk 4). Met uitzondering van de RHB Rekening BH&OS worden alle liquide middelen verantwoord op de BZ balans.

Ook alle uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, worden verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden van de BZ balans.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste c.q. ten gunste van de begrotingen van BH&OS in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen. Deze post geeft inzicht in de toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. Voor wat betreft de uitgaven in 2013 is 75% gerealiseerd in Euro, 20% in US dollar en 5% in 44 andere vreemde valuta.

De corporate rate 2013 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,80 EUR. Voor 2014 is deze 0,76 EUR.

De balansposten per 31 december worden gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. Intracomptabel betreft dit de liquide middelen, extracomptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Voor de geconditioneerde vorderingen geldt de historische waarde of de lagere (meest recent bekende) asset waarde.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2013

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 3.017.556 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Uitgaven ten laste van de begroting

3.017.556

2.901.704

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BH&OS in het jaar 2013 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden op basis van de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2013 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 80.451 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Ontvangsten ten gunste van de begroting

80.451

51.603

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2013 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden op basis van de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

4a Rekening-courant RHB (credit 2.956.475 x EUR 1.000)

Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven met betrekking tot BH&OS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BH&OS te verrekenen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Rekening-courant RHB BH&OS

2.956.930

0

Te verrekenen tussen BZ en BH&OS

– 19.825

2.850.101

Totaal

2.937.105

2.850.101

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB. Door de splitsing van de balans tussen BH&OS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Gedurende het jaar wordt er per maand achteraf een verrekening gemaakt tussen de RHB rekening BH&OS en BZ. Omdat dit alleen achteraf plaats kan vinden zal er per eindejaar altijd een nog te verrekenen bedrag overblijven. Deze verrekening vond in 2012 nog niet plaats vandaar het relatief hoge te verrekenen bedrag voor vorig boekjaar. Het nog te verrekenen bedrag voor 2013 zal meegenomen worden in de eerste verrekening van 2014.

10 Extra-comptabele vorderingen (debet 1.348.015 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter. Afhankelijk van de begroting waarop het teruggevorderde bedrag betrekking heeft wordt de vordering toegewezen aan de balans van BZ of BH&OS.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

222.383

226.922

Massif fonds

311.225

290.708

IDF (voorheen MOL fonds)

248.629

237.620

NIO begrotingslening

172.000

200.000

Verrichte garantiebetalingen NIO

60.137

67.261

Diverse extra-comptabele vorderingen

333.641

273.563

Totaal

1.348.015

1.296.074

De extra-comptabele vorderingen met betrekking tot IDF (voorheen MOL fonds) en het Massif-programma staan uit bij de FMO en betreffen roulerende fondsen. De betaalde IDF fondsen staan per 31 december 2013 en de Massiffondsen per 31 december 2015 ter beschikking van de Minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen.

De asset waarde van IDF tot en met 2013 is, op basis van informatie van FMO, verlaagd tot EUR 248,6 mln. Het aandeel van Buitenlandse Zaken voor wat betreft het Massif fonds is vastgesteld op EUR 319,0 mln. De door BZ totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2013 bedroeg echter EUR 311,2 mln, derhalve wordt dit bedrag opgenomen. Door herwaardering van de USD is het IFC-fonds verlaagd tot EUR 59,0 mln.

De genoemde asset waardes zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans, het zijn dus nog geen definitieve cijfers. Deze zullen uit de jaarrekening 2013 van het FMO blijken.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2013

2012

2011

2010

en ouder

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen

222.383

7.195

0

0

215.188

Op termijn opeisbaar begrotingslening

172.000

0

0

0

172.000

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

0

0

0

0

0

Totaal op termijn opeisbare vorderingen

394.383

7.195

0

0

387.188

Direct opeisbaar garantiebetalingen

60.137

776

1.003

1.782

56.576

Direct opeisbaar overige vorderingen

39.436

18.671

7.212

13.437

116

Totaal direct opeisbare vorderingen

99.573

19.447

8.215

15.219

56.692

Geconditioneerde vorderingen

854.059

       

Totaal

1.348.015

       

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Openingsbalans

226.922

241.114

Bij: Overname Leningen EZ

8.273

 

Bij: Consolidaties

7.195

0

Af: Aflossingen

20.007

14.192

Af: Kwijtscheldingen

0

0

Eindbalans

222.383

226.922

Met het overnemen van de DG BEB van EZ zijn ook enkele extra comptabele vorderingen meegekomen.

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met de in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema’s zal het saldo per 31 december 2013 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

2014

24.052

2015

23.181

2016

23.292

2017

24.832

2018

24.727

Na 2018

102.299

Totaal

222.383

Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Openingsbalans

67.261

66.258

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties)

776

1.504

Af: Ontvangsten van de NIO (garanties)

0

501

Af: Kwijtscheldingen

1.640

0

Af: Consolidaties

6.260

0

Eindbalans

60.137

67.261

De post diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

TCX Currency Exchange Fund

54.500

54.500

IFC-GAFSP

59.052

0

AEF Fund

45.018

45.901

Lening PIDG

24.700

26.000

Stichting ECDPM

18.378

18.378

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO)

22.673

22.158

EBRD lening

19

19

IFC GTLP Lening Handelsfinanciering

91.523

96.340

Ingevorderde voorschotten (inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank)

13.532

9.239

Buiteninvordering gestelde vorderingen

1.015

1.009

Overige

3.231

19

Totaal

333.641

273.563

De extra-comptabele vordering inzake IFC-GAFSP stond per 31 december 2012 voor ruim EUR 44 mln onder de extra-comptabele voorschotten opgenomen. In 2013 is dit gecorrigeerd.

12 Extra-comptabele voorschotten (debet 4.169.329 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen. Afhankelijk van de begroting waarop het voorschot is verstrekt wordt het voorschot op de BZ of de BH&OS balans verantwoord.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Voorschotten

4.169.329

4.186.658

Totaal

4.169.329

4.186.658

Ouderdomsanalyse (x 1.000 EUR)

31 december 2013

31 december 2012

Verstrekt in 2005

0

2.724

Verstrekt in 2006

0

3.971

Verstrekt in 2007

4.897

56.768

Verstrekt in 2008

70.620

100.343

Verstrekt in 2009

65.458

171.594

Verstrekt in 2010

115.179

465.411

Verstrekt in 2011

372.134

1.189.121

Verstrekt in 2012

1.267.723

2.196.726

Verstrekt in 2013

2.273.318

 

Totaal

4.169.329

4.186.658

De opbouw van stand per ultimo 2012 naar ultimo 2013 is als volgt:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Openingsbalans

4.186.658

3.999.577

Bij: Verstrekte voorschotten

2.559.829

2.299.333

Af: Verantwoorde voorschotten

2.503.994

2.298.567

Af: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

73.164

– 186.315

Eindbalans

4.169.329

4.186.658

Ten opzichte van 2012 is de voorschotstand vrijwel gelijk gebleven (daling van 0,2%). De relatief kleine herwaardering speelt hierbij een belangrijke rol.

Herwaardering vindt plaats op de open voorschotten in vreemde valuta. Van het openstaande voorschotsaldo staat 2,7 mld uit in Euro en EUR 1,5 mld in vreemde valuta. Het overgrote deel van de voorschotten in vreemde valuta staat uit in USD (EUR 1,1 mld).

13 Openstaande garantieverplichtingen (credit 2.283.574 x EUR 1.000)

Dit betreffen door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking (NIO) onder staatsgarantie verstrekte kapitaalmarktleningen aan ontwikkelingslanden. Met ingang van 2008 is de garantstelling met betrekking tot de niet volgestorte aandelen bij de regionale ontwikkelingsbanken African Development Bank (AFDB), Asian Development Bank (ASDB) en Inter-American Development Bank (IDB) in de administratie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken opgenomen. Voorheen stonden deze bij het Ministerie van Financiën. In 2002 is als gevolg van de vijfde kapitaalsuitbreiding van de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa het bedrag waarvoor Nederland garant staat toegenomen tot EUR 119,3 miljoen. De ophoging is deels een overheveling uit de reserves van de Bank.

Opbouw garantieverplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Openingsbalans

2.414.979

2.150.392

Bij: Aangegane verplichtingen 1

– 130.629

266.091

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

776

1.504

Eindbalans

2.283.574

2.414.979

X Noot
1

Afwijking van de stand ten opzichte van saldibalans 2012 wordt veroorzaakt doordat een garantie ten onrechte onder de openstaande verplichtingen is verantwoord.

Specificatie:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Asian Development Bank

1.033.136

1.087.512

IDB Inter American Development Bank

247.487

260.512

African Development Bank

574.146

603.825

Raad van Europa

176.743

176.743

NIO2

195.666

208.403

Garantie NIO Indonesië

56.396

77.984

Garantieverplichtingen per 31 december 2013

2.283.574

2.414.979

14 Openstaande verplichtingen (credit 6.922.384 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Openingsbalans

8.260.099

7.886.232

Gecorrigeerde openingsbalans 1

 

7.861.029

Bij: Aangegane verplichtingen 2

1.679.064

3.299.270

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 3

3.016.779

2.900.200

Eindbalans

6.922.384

8.260.099

X Noot
1

Als gevolg van het splitsen van de balansen bleek er een verschil te zitten tussen de eerder gerapporteerde verplichtingenstand en de huidige. Met de aanpassing van het beginsaldo 2012 wordt dit gecorrigeerd.

X Noot
2

Bij de rapportage van de openstaande verplichtingen 2012 zijn de mutaties in de garantieverplichtingen ten onrechte meegenomen. In dit saldo is die correctie verwerkt.

X Noot
3

idem

Met ingang van boekjaar 2003 wordt in de verplichtingenstroom ook de bijstelling op de verplichtingen aangegaan in voorgaande boekjaren meegeteld. In voorgaande verslagjaren werd dit type bijstelling apart in de toelichting op de saldibalans gepresenteerd als «negatieve» bijstelling.»

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

15 Deelnemingen (debet 66.660 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2013

31 december 2012

Asian Development bank

29.222

31.001

African Development bank

18.177

18.589

Inter-American Development Bank

11.121

11.706

Inter-American Investment Corporation

8.140

8.568

Totaal

66.660

69.864

Dit betreft het gestorte aandelenkapitaal bij de regionale ontwikkelingsbanken.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen

Rente/Aflossing leningenportefeuille NIO:

  • De NIO financiert haar leningenportefeuille met opgenomen obligatieleningen, onderhandse leningen en «Medium Term Notes». De Staat der Nederlanden heeft zich garant gesteld voor de betaling van rente en aflossing. De nominale waarde hiervan bedroeg per 31 december 2013 EUR 113 mln (31 december 2012 EUR 113 mln). Daarnaast is er door gewijzigde financieringsstructuur bij de NIO is een tijdelijke garantie van 30 mln verstrekt. Deze verplichtingen zijn niet in de saldibalans opgenomen aangezien de door de NIO verstrekte leningen en de toekomstige rentesubsidies reeds als garantieverplichting respectievelijk als acute verplichting zijn opgenomen;

  • Verdragsmiddelen Suriname;

  • Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2013 EUR 0,7 mln (EUR 0,7 mln per 31 december 2012).

JAARREKENING TOPINKOMENS

De jaarrekening voor topinkomens staat in het jaarverslag van het moederdepartement, de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

H. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: SANCTIEBELEID EN MALVERSATIES

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd, is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversatie en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen. In de praktijk worden malversaties als bewezen beschouwd als er aanwijzingen zijn zodanig sterk dat het bestaan van een malversatie logischerwijs niet ontkend kan worden. Het is dus niet zo dat bij alle gevallen door een uitspraak van de rechter een malversatie als bewezen wordt aangemerkt. Deze kwalificatie van bewezen is breder dan bewijs op basis van een gerechtelijke uitspraak.

Ook is toegezegd tekortkomingen zoals het niet (tijdig) ontvangen van projectrapportages ondanks herhaaldelijk rappel, het niet leveren van prestaties of het anders dan contractueel is overeengekomen besteden van beschikbaar gestelde middelen te melden wanneer er een substantieel belang gemoeid is.

De Tweede Kamer heeft tijdens het wetgevingsoverleg van 13 juni 2013 de wens uitgesproken om in het geval van bewezen malversaties de informatie over het effect van sancties en het terugvorderen van geld te delen. Het formaat van de informatie over de in 2013 bewezen malversaties is daarom in onderstaande tekst aangevuld met de stand van zaken rondom de opgelegde sancties. Over de bewezen malversaties uit het jaarverslag 2012 is een tabel met bovengenoemde informatie opgenomen.

Malversaties

In 2013 zijn in totaal 27 vermoedens van malversaties gemeld. Vermoedens van malversaties worden altijd onderzocht. Eind 2013 zijn er nog zeven gevallen uit 2013, vier gevallen uit 2012, en een geval uit 2011 in onderzoek. Om de Tweede Kamer meer inzicht te verschaffen in de lopende onderzoeken wordt jaarlijks in mei en oktober een vertrouwelijke brief met de stand van zaken per vermeende malversatie aangeboden.

Van de 27 gemelde vermoedens van malversaties in 2013 zijn er, naast de bovengenoemde zeven die nog in onderzoek zijn, na afronding van onderzoek 13 als bewezen en zeven als niet-bewezen aangemerkt. Van de 31 gemelde vermoedens van malversaties in 2012 zijn er, naast de bovengenoemde vier die nog in onderzoek zijn, na afronding van het onderzoek acht als bewezen en 19 als niet-bewezen aangemerkt.

Hieronder worden de in 2013 bewezen gevallen van malversaties (dertien uit 2013, twee uit 2012 en een uit 2010) genoemd:

2013

Southern African AIDS Trust (SAT) – Malawi, Zambia en Zimbabwe

Vanaf december 2006 heeft een donorgroep, bestaande uit Canada (CIDA), Zweden (SIDA) en Nederland steun gegeven aan de Southern African AIDS Trust (SAT). De totale Nederlandse contract bijdrage voor SAT bedroeg bijna USD 26 miljoen.

Na een vervolgonderzoek naar aanleiding van reeds eerder gemelde onrechtmatigheden bij betalingen aan consultants van SAT in Tanzania en Mozambique, zijn er onrechtmatige betalingen door SAT geconstateerd bij 14 lokale partners van SAT in Malawi, Zambia en Zimbabwe.

SAT heeft een aantal onrechtmatige betalingen weten terug te vorderen en blijft proberen het totale bedrag terug te vorderen. SAT is gestart om tevens langs gerechtelijke weg vorderingen te innen bij betrokkenen. Hierbij speelt het dilemma dat de kosten van de civiele procedure in verhouding moeten staan tot de te verwachten baten.

Van het totaal aan onrechtmatige betalingen is USD 42.481 aan Nederland toe te rekenen. Dit bedrag wordt teruggevorderd door het in mindering brengen van toekomstige betalingen aan SAT.

Local Governance Reform Programme (LGRPII) – Tanzania

Donor Zweden liet een reguliere «procurement audit» uitvoeren bij het Local Government Reform Programme II (LGRP II) uitgevoerd door het Prime Minister’s Office for Regional Administration and Local Government. De audit wees op mismanagement en mogelijke malversaties. De gezamenlijke donoren besloten daarop, in nauw overleg met de directeur van de Tanzaniaanse Algemene Rekenkamer, nader onderzoek te laten uitvoeren. Dat is nu afgerond. De auditors constateren mismanagement en onrechtmatigheden in de aanbesteding. LGRP-II werd ondersteund door Zweden, Nederland, België, Ierland, Japan en Duitsland. De totale uitgaven lastens LGRP II in de periode t/m juni 2012 zijn EUR 10,4 miljoen. In het eindrapport wordt rond de 4,5% van de totale uitgaven als onrechtmatig dan wel als ondoelmatig aangemerkt. Voor Nederland gaat het om een terug te vorderen bedrag van circa EUR 25.000.

Steps Towards Development – Bangladesh

Beschuldiging van corruptie met Nederlandse en Zweedse middelen tegen een medewerker van Steps Towards Development is door een team van forensische accountants onderzocht en aangetoond. De beschuldigingen hebben betrekking op ondoorzichtige financiële transacties, zoals het verstrekken van leningen aan de medewerker van Steps en persoonlijke grondaankopen.

De Zweedse en Nederlandse ambassade hebben na uitkomen van het accountantsrapport besloten de relatie met Steps direct te beëindigen en fondsen terug te vorderen. De totale Nederlandse bijdrage aan Steps Towards Development voor de periode april 2002 tot september 2014 bedroeg EUR 4,6 miljoen. Het totale bedrag waarvoor is gefraudeerd betreft EUR 736.000 waarvan EUR 398.000 aan de Nederlandse bijdrage kan worden toegerekend. De ambassade heeft een vordering ingesteld. Naar verwachting zal het innen van de vordering lastig worden mede gezien de trage rechtsgang. De noodzaak van strafrechtelijke vervolging wordt nog bezien, mede in het licht van de mogelijkheden daartoe en de te verwachten uitkomst van een dergelijke vervolging.

STAR – Pakistan

Er is sprake van malversaties bij het door een lokale niet-gouvernementele organisatie «STAR» uitgevoerde project «Create Interfaith Harmony» dat in 2011 financiering heeft ontvangen vanuit het Programmafonds voor kleine ODA-activiteiten.

Het goedgekeurde contractbedrag van EUR 24.217 is bedoeld voor salariskosten, schoolbezoek en workshops waar ongeveer 250 docenten en schoolhoofden van 75 scholen in vijf verschillende Districten in de Punjab Provincie aan hebben deelgenomen. De Nederlandse Ambassade heeft geconstateerd dat niet alle activiteiten feitelijk hebben plaatsgevonden en bovendien vastgesteld dat de in het eindverslag gerapporteerde financiële uitgaven niet voldoende kunnen worden geverifieerd.

De Nederlandse ambassade heeft de verantwoordelijke van STAR ontboden. Tijdens dit onderhoud heeft de verantwoordelijke toegegeven een gedeelte van het budget te hebben verduisterd voor persoonlijk gebruik. De exacte omvang van zijn fraude is zonder zijn actieve medewerking moeilijk vast te stellen, geschat wordt dat het gaat om een bedrag van ongeveer EUR 7.000. De ambassade heeft hem vervolgens schriftelijk en mondeling bericht dat ontbrekende betaalbewijzen op korte termijn moeten worden overlegd, alleen originele betaalbewijzen worden geaccepteerd en het verduisterde geld dient te worden terugbetaald. Dit heeft niet geleid tot concrete acties van zijn kant.

Het Pakistaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken is middels een diplomatieke brief door de ambassade benaderd met het verzoek juridische stappen te ondernemen met als inzet het terugvorderen van de verduisterde gelden. De ambassade is nog niet geïnformeerd of, en zo ja welke juridische stappen inmiddels zijn genomen tegen STAR, een kleine NGO die de middelen niet heeft om eventueel terug te storten, of de betrokken medewerker.

Stichting Prison Fellowship – Suriname

De ambassade heeft met de particuliere Stichting Prison Fellowship Suriname een overeenkomst gesloten waar een eerste voorschot van ca. EUR 7.800 voor is overgemaakt. De bijdrage was bestemd voor de aanschaf van pc’s die ingezet zouden worden in de drie penitentiaire inrichtingen van Suriname voor het bijbrengen van basis-computervaardigheden aan gedetineerden.

De ambassade is begin 2013 door de Stichting geïnformeerd dat het project niet uitgevoerd kan worden aangezien een medewerker het voorschot voor privédoeleinden heeft aangewend. Dit is bevestigd in een politieverklaring.

Behalve een strafrechtelijke procedure, betrokkene is in hechtenis genomen en heeft een gevangenisstraf van 15 maanden tegen zich horen eisen, zal de stichting nu een civielrechtelijke procedure starten teneinde de middelen terug te krijgen.

Vooralsnog heeft de Stichting zich bereid verklaard om de ontvreemde middelen te restitueren, maar wel met een zeer ruime terugbetalingstermijn. De Stichting heeft nauwelijks financiële middelen en is volledig afhankelijk van giften. De ambassade is nog in onderhandeling met de Stichting over een betalingsregeling.

Lokale NGO – Benin.

Het project betreft een bijeenkomst uitgevoerd door een lokale NGO. De fraude in de vorm van vervalste facturen en handtekeningen werd ontdekt door medewerkers van de ambassade. Tijdens een vergadering op de ambassade heeft een verantwoordelijke van de NGO de geconstateerde feiten erkend en de fraude toegegeven. De gehele financiering van EUR 712 is inmiddels terugbetaald.

In verband met de gevoelige positie van sommige minderheden in Benin wordt niet overgegaan tot rechtsvervolging en is deze casus geanonimiseerd beschreven. De Post heeft de organisatie per brief geïnformeerd dat er geen sprake zal zijn van nieuwe financieringen in de toekomst. Echter, gezien het feit dat dit soort maatschappelijke organisaties in Benin dun gezaaid is, kan een heroverweging mogelijkerwijs plaatsvinden indien de organisatie kan aantonen dat interne beheersmaatregelen genomen zijn om fraude te voorkomen.

Free Press Unlimited (FPU) – Bangladesh.

Free Press Unlimited (FPU) heeft een vermoeden van fraude gemeld betreffende een mediaprogramma voor vrouwen in Bangladesh. Het betreft onregelmatigheden met betrekking tot de uitvoerende organisatie News Network Bangladesh (NBB) dat trainingsactiviteiten voor vrouwelijke journalisten verzorgt. De melding betreft declaraties met gefalsificeerde facturen voor uitgevoerde werkzaamheden, het dubbel doorberekenen van overheadkosten bij meerdere donoren, intimidatie van medewerkers en dwang om een deel van hun salaris af te staan. Het contractbedrag tussen FPU en NBB is EUR 65.530, de malversaties gaan om EUR 4.000.

De fraude kwam aan het licht door signalen van klokkenluiders tijdens een recent monitoringbezoek van FPU. FPU heeft de volgende maatregelen genomen: Bescherming van de klokkenluiders, beëindiging van het contract met NNB en terugvordering van de in het kader van het project aangeschafte apparatuur, en onderbrenging van het project bij een andere partner, zodat voortgang is gegarandeerd. FPU overweegt vooralsnog geen vordering langs juridische weg omdat de kosten de financiële omvang van de fraude zouden overschrijden.

Tribunal Administrativo/Common Fund – Mozambique

In maart/april 2013 is een jaarlijkse audit uitgevoerd door het bureau Deloitte & Touche Mozambique over de totale budgetuitvoering 2012 van het Tribunal Administrativo. Door een gebrekkige interne controle bij het Tribunal Administrativo en een te ruime interpretatie van de lokale wetten en regels zijn vier onregelmatigheden ontstaan. Eén van de vier vermelde onregelmatigheden heeft betrekking op de Common Fund middelen. Het Nederlandse deel aan de onregelmatigheid toe te wijzen is EUR 20.000. De totale bijdrage van Nederland aan het Common Fund bedraagt EUR 2,4 miljoen over 3 jaar (2012–2014). De gezamenlijke Common Fund donoren hebben een reactie verstuurd waarin gevraagd wordt aan het Tribunal Administrativo een aantal corrigerende acties te ondernemen, waaronder een terugbetaling van de niet juist gebruikte Common Fund middelen.

SNV Oeganda

Een medewerkster van SNV Oeganda heeft steekpenningen geaccepteerd van circa EUR 300 bij het contracteren van een partij. De betrokken medewerkster heeft erkend het geld te hebben aangenomen en heeft daarom ontslag gevraagd. SNV Oeganda heeft de opzegging geaccepteerd en de ontvangen steekpenningen verrekend met de laatste salarisbetaling.

TradeMark East Africa – Oost Afrika

Binnen de organisatie TradeMark East Africa is onlangs een geval van fraude door een medewerker geconstateerd. Het gemalverseerde bedrag is USD 41.625. De verdachte is ontslagen en er is een actieplan opgesteld om de interne controle te versterken. Het management heeft besloten van hun bonus af te zien om de financiële schade te dekken. TradeMark neemt de schade voor eigen rekening.

Global Fund – Cambodja

De onafhankelijke Inspecteur Generaal van het Global Fund constateert in zijn onderzoeksrapport van november 2013 dat er in Cambodja fouten zijn gemaakt bij de internationale aanbesteding voor de aankoop van muskietennetten, het declareren van kosten voor medewerkers en aanschaf van goederen. Tevens is er sprake van betaalde steekpenningen ter waarde van ruim USD 400.000.

Het toegekende bedrag door Global Fund aan Cambodja is USD 331 miljoen. Het Global Fund voert een «zero tolerance» beleid als het gaat om fraude en corruptie. USD 20.000 zal door het Global Fund worden teruggevorderd en de bedrijven die smeergeld hebben betaald hebben sancties opgelegd gekregen.

Ker Kwaro Acholi (KKA) – Oeganda.

De Democratic Governance Facility (DGF) stelde in september vast dat de Oegandese organisatie Ker Kwaro Acholi (KKA) fraude heeft gepleegd. DGF financiert activiteiten van KKA, gericht op vredesopbouw en verzoening, waarbij gebruik gemaakt wordt van traditionele structuren. De fraude bestond er hoofdzakelijk uit dat hogere kosten werden opgevoerd dan de kosten die daadwerkelijk gemaakt zijn en dat er kosten zijn opgevoerd voor activiteiten die niet hebben plaats gevonden. Hierbij werd gebruik gemaakt van valse facturen en valse verklaringen. Ook bleek de verantwoording van sommige uitgaven in strijd met de financieringsovereenkomst tussen DGF en KKA. Tevens heeft KKA verzuimd om loonbelasting en premies af te dragen, wat in strijd is met de financieringsovereenkomst. De omvang van de frauduleuze en/of niet verantwoorde uitgaven van KKA bedraagt EUR 67.000. De fraude kwam aan het licht toen de DGF een forensische audit liet uitvoeren na geruchten over malversaties. Vervolgens heeft de DGF de overeenkomst met KKA geschorst, geëist dat het volledige bedrag wordt terugbetaald, en dat juridische actie wordt ondernomen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de fraude.

Meerjarenprogramma Water en Sanitatie – Benin

Inzake het Programme Pluriannuel de l’Eau et de l’Assainissement (PPEA II) werd op de ambassade een klacht ontvangen van een partij die zich benadeeld voelde in een gemeentelijke aanbestedingsprocedure. De klacht is doorgegeven aan de nationale Beninse autoriteiten die onderzoek hebben gedaan. In de meeste gevallen is het beroep ontvankelijk verklaard en is de aanbestedingsprocedure geannuleerd en/of zijn selectieprocedures herzien. Financiële schade is hiermee voorkomen.

2012

MPPL Renewable Energy Pvt. Ltd. – Oeganda, India

Naar aanleiding van een melding van een klokkenluider heeft de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl, voorheen Agentschap NL) administratief onderzoek uitgevoerd naar mogelijk misbruik door MPPL Renewable Energy Pvt. Ltd., de in India gevestigde uitvoerder van het Gulu Bio Energy project in Oeganda. De bevindingen luiden dat er sprake is van strafbare feiten, met name poging tot oplichting en valsheid in geschrifte. Een vordering van circa EUR 1,2 miljoen wordt ingesteld op MPPL. Ondanks diverse toezeggingen van MPPL is de vordering tot op heden nog steeds niet terugbetaald. Om de terugbetaling af te dwingen heeft RVO.nl een Indiase advocaat opdracht gegeven om tot incasso van de openstaande vordering over te gaan. Deze faillissementsincasso-procedure is inmiddels van start gegaan. Op basis van de bevindingen van administratief onderzoek heeft RVO.nl bij het OM in Nederland aangifte gedaan. Inmiddels heeft de Officier van justitie besloten de zaak te seponeren. Van aangifte in India is op advies van de betrokken Indiase advocaat afgezien vanwege het arbeids- en kostenintensief traject en de kans op succes gering is.

GAVI fondsen – Sierra Leone.

Er waren sterke aanwijzingen voor misbruik van Global Alliance for Vaccines and Immunisation (GAVI) fondsen in Sierra Leone. GAVI heeft verdere betalingen opgeschort en is in dialoog met de regering van Sierra Leone gegaan. Er is een diepgaand onderzoek gestart en in de loop van 2013 is vast komen te staan dat USD 523.303 onjuist is besteed. Bij brief van 27 maart 2013 beloofde de regering van Sierra Leone dit bedrag in oktober terug te zullen storten. Deze datum werd verschoven naar november, maar ook dit lukte niet. Tot op heden is het bedrag nog niet ontvangen. Het GAVI Secretariaat schrijft momenteel opnieuw een officiële brief aan de regering van Sierra Leone over de terugbetaling. GAVI zal de toevoer van vaccins aan Sierra Leone voortzetten, zodat kinderen zonder onderbreking verder gevaccineerd kunnen worden.

2010

Ondersteuning rechterlijke macht – Democratische Republiek Congo

In DR-Congo werd een programma ter ondersteuning van de rechterlijke macht uitgevoerd door BTC met een totaalbedrag van EUR 15 miljoen afkomstig uit fondsen van Nederland, de EU en DfID. Naar aanleiding van fraudemeldingen heeft het Anti Fraude Bureau van de EU (OLAF) een diepgaand onderzoek ingesteld. De conclusies in het eindrapport van november 2013 bevestigen de fraude en het gebrekkige toezicht. Nederland is de kleinste donor met een bijdrage van EUR 1,1 miljoen. Nederland zal het bedrag van de fraude en van het Nederlandse deel in de fraude trachten nader te bepalen. Vervolgens zal worden onderzocht of, en op welke manier, de schade kan worden verhaald.

Effecten maatregelen

De Tweede Kamer heeft de wens uitgesproken om in het geval van bewezen malversaties de informatie over het effect van sancties en het terugvorderen van geld te delen.

In onderstaande tabel wordt deze informatie verstrekt over de gemelde bewezen malversaties in de bijlage van het jaarverslag van 2012.

Organisatie/Land

Vordering

Terugbetaald

Aanvullende maatregelen

General Authority Rural Water Supply Project, Jemen

EUR 2.392.720 door NL bij GARWSP.

Neen, er is onenigheid over het bedrag.

Aanvullend onderzoek door KPMG.

Netherlands Development Organisation SNV, Ethiopië

EUR 2.500 door NL bij SNV.

Ja, EUR 2.500 buiten bijdrage gebleven.

Aanklacht tegen betrokken ex-medewerker.

Netherlands Alumni Association Nepal

EUR 17.000 door Nuffic bij NAAN.

Ja, EUR 17.000

Uitgesloten van toekomstige samenwerking.

Women’s Research and Training Centre, Jemen

EUR 18.000 door Nuffic bij WRTC.

Neen, vordering is oninbaar.

Uitgesloten van toekomstige samenwerking.

Zambian National Aids Network

EUR 98.196 door NL bij ZNAN.

Neen, organisatie is failliet.

Kwijtscheldingsverzoek is ingewilligd.

Forum for African Women Educationalists of Zambia

EUR 4.410 door FAWEZA bij medewerker.

Ja, EUR 4.410

Contract van de betrokken medewerker niet meer verlengd.

Global Alliance for Vaccines and Immunisation, Ivoorkust

USD 469.200 door GAVI bij Ivoorkust.

Ja, USD 469.200

Ivoriaanse overheid heeft maatregelen genomen m.b.t. tegengaan nieuw misbruik.

Netherlands Development Organisation SNV, Laos

EUR 318.521 door SNV bij medewerker.

Ja, EUR 318.521

Ontslag van en aanklacht tegen betrokken medewerker.

Population Services International, Togo

EUR 3.000 door NL bij PSI.

Ja, EUR 3.000 door verrekening met betaalverzoek.

Ontslag van en aanklacht tegen betrokken medewerker.

Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria, Bangladesh

EUR 1.260.000 door GFATM bij lokale NGO’s.

EUR 150.000 is reeds teruggestort, binnenkort wordt nog EUR 140.000 gestort.

Aanvullend onderzoek. Terugvordering vertraagd door rechtszaak NGO’s onderling.

Save the Children, Afghanistan

USD 271.651 door NL bij StC.

Neen, innen van de vordering is door NL afhankelijk gesteld van uitkomst arbitrage.

Door arbitrage tussen Save the Children en aannemer kon project al wel worden voltooid.

Human Sciences Research Council Zuid-Afrika

EUR 152.000 door NL bij HSRC.

Ja, EUR 152.000

Project gesloten.

BIJLAGE 2: AFGERONDE EVALUATIEONDERZOEKEN

Soort onderzoek

 

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

           

1a. Beleidsdoorlichtingen

1

Beleid Latijns Amerika

2

2012

2013

Rapport

 

2

Hernieuwbare energie in ontwikkelingssamenwerking

3

2012

2014

 
 

3

Rechtstaatontwikkeling, democratisering en corruptiebestrijding (voorheen veiligheid, rechtsorde en goed bestuur)

3

2013

2015

 
 

4

Steun aan fragiele staten

3

2012

2013

Rapport

 

5

Private Sector Ontwikkeling

4

2012

2013

Rapport beschikbaar na behandeling MR begin 2014

 

6

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, Aids

5

2012

2013

Rapport

 

7

Genderbeleid

5

2013

2014

 

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

8

CBI

4

2013

2014

 
 

9

Investment Climate Facility for Africa

4

 

2013

Rapport

 

10

Initiatief Duurzame Handel

4

2013

2014

 
 

11

Publiek Private Partnerschappen

4

2013

2014

 
 

12

ORET

4

2013

2014

 
 

13

Lange termijn effecten: casestudy voedselzekerheid

4

2013

2014

 
 

14

Evaluatie SNV

4

2013

2014

Rapport beschikbaar na gereedkomen beleidsreactie

 

15

Nederlandse inzet bij de Wereldbank

4

 

2013

Rapport

 

16

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (o.a. Nicaragua, Mali, Bangladesh)

5

 

2013

Rapport

           

Rapport

 

17

Evaluatie gender-programma’s (MDG3 fonds, nationale actieplannen n.a.v. VN VR 1325; activiteiten gericht op bestrijding geweld tegen vrouwen)

5

2013

2014

 
 

18

Directe financiering van lokale NGO’s

5

 

2014

 
 

19

NCDO/SBOS

5

2013

2014

 
 

20

Basisonderwijs Oeganda

5

   

Rapport

 

21

Fonds Duurzame Biomassa

6

 

2013

Rapport

 

22

Daey Ouwens

6

2013

2014

was voor 2013 gepland, onderzoek binnenkort beschikbaar

 

23

Energising Development (EnDevII)

6

2013

2014

 

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

2. Overig onderzoek

24

Holland Branding

1

 

2013

Product is klaar maar i.v.m. vervolg nog niet openbaar

 

25

Van noodhulp naar wederopbouw

3

 

2013

Rapport

 

26

Publiek Private Partnerschappen

4

 

2013

Rapport

 

27

Schoklandakkoorden

4

 

2014

was voor 2013 gepland, onderzoek binnenkort beschikbaar

 

28

FMO-A

4

 

2014

was voor 2013 gepland, onderzoek binnenkort beschikbaar

 

29

Systematic review maatschappelijk verantwoord ondernemen

4

 

2013

Rapport

 

30

Multilateral Effectiveness Review

4

 

2013

Rapport

 

31

Systematic review hernieuwbare energie

6

 

2013

Rapport

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief de tekst van evaluatieonderzoeken zelf, is via een zoekopdracht te vinden op de website van de Rijksoverheid, www.Rijksoverheid.nl onder Ministeries > Ministerie van Buitenlandse Zaken > Documenten en publicaties > Rapporten.

Specifieke toelichting:

Ad. 5 Deze doorlichting is in 2013 afgerond. Behandeling in de ministerraad zal begin 2014 plaatsvinden.

Ad. 8. Dit is een vervolgonderzoek op de organisatiedoorlichting van 2010 en betreft het programma 2005–2011 van het CBI.

Ad. 14, 22, 27 28. Dit zijn onderzoeken die vrijwel afgerond zijn. Definitieve rapporten moeten nog worden vastgesteld.

Ad. 18, 19. Deze onderzoeken zijn naar 2014 verplaatst omdat IOB niet de benodigde capaciteit vrij kon maken.

Ad. 24. Het eindproduct is beschikbaar, maar kan nog niet gedeeld worden in verband met de vervolgactiviteiten (concurrentiegevoelig).

BIJLAGE 3: AFKORTINGEN

ACS

Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan

ADR

Auditdienst Rijk

AFDB

African Development Bank

ASDB

Asian Development Bank

BH&OS

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

BIV

Budget Internationale Veiligheid

BNP

Bruto Nationaal Product

BZ

Buitenlandse Zaken

CBI

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden

CERF

Central Emergency Response Fund

CGIAR

Consultative Group on International Agricultural

CIDA

Canadian International Development Agency

DAC

Development Assistance Committee

DGGF

Dutch Good Growth Fund

DHK

Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies, Kennisverwerving

DMTE

Dedicated Meeting of Technical Experts

DRR

Disaster Risk Reduction

DTB

Dutch Trade Board

EKV

Exportkredietverzekering

EOF

Europees Ontwikkelingsfonds

EPA

Economische Partnerschapsakkoord

EU

Europese Unie

EZ

Economische Zaken

FDVO

Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid

FIB

Finance for International Business

FLOW

Funding Leadership and Opportunities for Women

FMO

Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden

FOM

Faciliteit Opkomende Markten

FPU

Free Press Unlimited

GAVI

Global Alliance for Vaccines and Immunisation

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HIF

Health Insurance Fund

HIPC

Heavily Indebted Poor Countries

HLD

United Nations High Level Dialogue on Migration and Development

ICB

Internationaal Cultuurbeleid

ICRC

International Committee of the Red Cross

IDB

Inter-American Development Bank

IDH

Initiatief Duurzame Handel

ILO

International Labour Organisation

IMF

International Monetair Fonds

IMVO

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

IPG

Internationale Publieke Goederen

KIT

Koninklijk Instituut voor de Tropen

LGRP

Local Governance Reform Programme

MDRI

Multilateral Debt Relief Initiative

MINUSMA

United Nations Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MOPAN

Multilateral Organisation Performance Assessment Network

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

MvT

Memorie van Toelichting

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NFP

Netherlands Fellowship Programmes

NGO

Niet-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education

NIF

National Implementation Framework

NIO

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking

NSG

Nuclear Supplier Group

PIDG

Private Infrastructure Development Group

PPP

Publiek-Private Partnerschappen

SIB

Starters International Business

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

OECD

Organisation for Economic Co-operation and Development

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

ODA

Official Development Assistance

ORET

Ontwikkelingsrelevante Export Transacties

ORIO

Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling

OS

Ontwikkelingssamenwerking

PIB

Partners for International Business

RHB

Rijkshoofdboekhouding

R&D

Research and Development

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

SREP

Scaling up Renewable Energy Programming

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

UNDP

United Nations Development Fund

UNECE

United Nations Economic Commission for Europe

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

UNFPA

United Nations Population Fund

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees

UNICEF

United Nations Children's Fund

UNIDO

United Nations Industrial Development Organization

UNRWA

United Nations Relief and Works Agency

VK

Verenigd Koninkrijk

VMP

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

VP

Voluntary Principles

V&R

Veiligheid en Rechtsorde

VS

Verenigde Staten van Amerika

WTO

World Trade Organisation


X Noot
1

Motie «Modernisering Nederlandse diplomatie», 25 november 2013, Kamerstuk 32 734, nr. 20

X Noot
2

Kamerbrief «Voor Nederland, wereldwijd», 28 juni 2013, Kamerstuk 32 734, nr. 15

Naar boven