33 750 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2014

Nr. 78 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 december 2013.

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 15 juli 2013 inzake het Plan van aanpak voor geweld in afhankelijkheidssituaties (GIA) in opleidingen (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 157).

De op 4 oktober 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de Staatssecretaris bij brief van 9 december 2013 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Teunissen

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de Staatssecretaris

6

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inbreng PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het plan van aanpak «Aandacht voor geweld in afhankelijkheidsrelaties in opleidingen». Genoemde leden onderschrijven het uitgangspunt van dit kabinet dat geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA) onacceptabel is en krachtig aangepakt dient te worden en hebben/maken slechts enkele vragen en opmerkingen bij het plan van aanpak.

De leden van de PvdA-fractie vinden het zeer zorgelijk dat een deel van de professionals wel signaleert maar niet weet hoe te handelen, en een ander deel slecht of nauwelijks signaleert en handelt. Genoemde leden delen dan ook de opvatting dat opleidingen een grote rol spelen bij het scholen van toekomstige en huidige professionals bij het wegnemen van handelingsverlegenheid bij signalen van GIA.

Deze leden lezen dat er geen wettelijke plicht komt voor opleidingen om aandacht te besteden aan GIA, omdat dit voor het onderwijs niet past binnen de wetgevingssystematiek en de curricula opgesteld worden door onderwijsinstellingen en afgestemd op maatschappelijke ontwikkelingen. Maar ondanks de ernst van de problematiek als het gaat om GIA hebben onderwijsinstellingen jarenlang onvoldoende aandacht geschonken aan GIA in hun curricula. Dus het is nog maar de vraag of dat nu wel voldoende opgepakt gaat worden door instellingen. Zij vragen in dat verband hoe beide bewindspersonen hierover denken. Biedt het plan van aanpak voldoende waarborgen voor het wegnemen van de handelingsverlegenheid bij professionals?

Graag merken de leden van de PvdA-fractie op dat onderzoek uitwijst dat er verschillende belemmeringen en misvattingen bestaan ten aanzien van het herkennen van partnergeweld bij orthopedisch en traumachirurgen, AIOS en medische studenten. Genoemde leden zijn dan ook van mening dat educatieve programma's dringend nodig zijn om deze misvattingen te corrigeren en de feitelijke kennis over partnergeweld te vergroten. Uit onderzoek blijkt tevens dat partnergeweld (fysiek, emotioneel en seksueel misbruik) veel vaker voorkomt bij orthopedische en traumachirurgische patiënten dan verwacht. De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat er ook voor de polikliniek orthopedie en traumachirurgie dus een mogelijkheid ligt om vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld te herkennen en vervolgens te helpen. Graag vernemen genoemde leden een reactie van de Staatssecretaris op bovenstaande, en vragen of en op welke wijze de bewindspersonen voornemens zijn de screening naar partnergeweld op de polikliniek orthopedie en traumachirurgie te verbeteren en te bevorderen.

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie op welke wijze de bottum up aanpak gestimuleerd gaat worden. Deze leden merken op dat vooralsnog docenten te weinig aandacht besteden aan GIA in hun lessen. Dus op welke wijze kan bewerkstelligd worden dat docenten nog met de aanpak ervan aan de slag gaan voordat de curricula aangepast worden?

Zij zijn verder van mening dat de nadruk met dit plan van aanpak komt te liggen op afwijkende seksuele gedragingen, maar vinden het daarnaast minstens zo belangrijk dat het thema seksualiteit op een meer structurele en passende manier met kinderen en jongeren wordt besproken (zie ook de motie van de leden Ypma en Bergkamp dienaangaande). In het verlengde daarvan vragen deze leden op welke wijze op een meer structurele en passende manier aandacht wordt besteed aan de «gewone seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren», naast de professionalisering van de sector die wordt beoogd.

Tenslotte zijn de leden van de PvdA-fractie verheugd dat er breed gestoelde scholingsinitiatieven worden ontwikkeld en geïmplementeerd, maar vinden het wel van uiterst belang dat deze initiatieven tevens worden geëvalueerd op effectiviteit. Deze leden zijn van mening dat toekomstig onderzoek zich zowel zou moeten richten op de evaluatie van scholingsprogramma’s als op de effectiviteit van verschillende screenings- en hulpprogramma’s voor GIA.

Inbreng SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het plan van aanpak aandacht voor geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA) in opleidingen. Zij zijn benieuwd waarom professionals nu nauwelijks signaleren en/of niet weten hoe zij horen te handelen bij geweld in afhankelijkheidsrelaties. Kan de Staatssecretaris dat uitleggen?

De leden van de SP-fractie willen ook weten wat de Staatssecretaris gaat doen als met «stimuleren, overtuigen en concreet faciliteren» het doel, namelijk het structureel te verankeren in opleidingen om de handelingsverlegenheid weg te nemen en aankomend professionals voldoende toe te rusten voor het signaleren van en handelen bij vermoedens, niet wordt gehaald.

In de monitor van de Taskforce Kindermishandeling en Seksueel misbruik blijkt dat de Taskforce één actie eruit licht waar meer vaart meegemaakt moet worden en dat is het punt van de opleidingen. De leden van de SP-fractie willen dat de Staatssecretaris specifiek ingaat op dit punt van de Taskforce, en motiveert hoe er na- en bijscholingen worden ontwikkeld en worden geïmplementeerd voor professionals die met kinderen werken.

De leden van de SP-fractie willen dat de Staatssecretaris haast maakt met het op orde brengen van opleiding, na- en bijscholingen zodat alle mensen die met kinderen werken, kwetsbare ouderen of mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, mishandeling en/ of seksueel geweld kunnen voorkomen, signaleren, bespreekbaar kunnen maken, kunnen stoppen en goede nazorg kunnen bieden. De leden van de SP-fractie vragen wanneer de Staatssecretaris dit voor elkaar heeft, en wel voldoende urgentie voelt op dit punt.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie op welke concrete manier de handelingsverlegenheid wordt weggewerkt bij professionals. In verschillende sectoren komt deze handelingsverlegenheid voor, en genoemde leden kunnen zich voorstellen dat bijvoorbeeld in de lichamelijk of verstandelijk gehandicaptenzorg een andere aanpak nodig is dan in het basisonderwijs of de kinderopvang. Graag vernemen deze leden per sector de inzet van de Staatssecretaris.

Voorts willen zij weten waarom er wel een scholingsplicht is vanuit de Wet meldcode, maar er geen wettelijke plicht komt voor opleidingen om aandacht te geven aan geweld in afhankelijkheidsrelaties. Is het niet tegenstrijdig dat enerzijds verwacht wordt dat professionals geschoold worden, en anderzijds niet verplicht worden dat opleidingen aandacht besteden aan geweld in afhankelijkheidsrelaties? Kan de Staatssecretaris daar nader op ingaan?

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze bevorderd gaat worden dat Pabo’s en andere opleidingen tot leerkrachten structureel aandacht besteden aan de rol van de leraar bij het herkennen, bespreekbaar maken, signaleren en stoppen van kindermishandeling. Zij willen ook weten of het klopt dat Pabo’s, in vergelijking met andere opleidingen, minder aandacht besteden aan huiselijk geweld en kindermishandeling, omdat er gebrek is aan tijd en geld. Hoe gaat de Staatssecretaris dit oplossen? Welke rol ziet de Staatssecretaris weggelegd voor de intern begeleiders of (zorg)coördinatoren in het (voortgezet) speciaal onderwijs, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De Staatssecretaris geeft aan dat er niet een uniforme aanpak mogelijk is voor de verschillende opleidingen en dat docenten veel vrijheid hebben om te bepalen hoe de inhoud van de lessen eruit zien. De leden vragen of het juist niet goed is om basisscholing over geweld in afhankelijkheidsrelaties in opleidingen te realiseren. Hiermee wordt versnippering van scholing voorkomen. Ze vragen de Staatssecretaris hierop te reageren.

En wat gaat de Staatssecretaris doen als Pabo’s en andere opleidingen tot leerkrachten geen of onvoldoende aandacht besteden inzake huiselijk geweld en kindermishandeling, zo willen de leden van de SP-fractie weten.

Kan de Staatssecretaris aangeven wat voor zin het heeft dat inspecties erop toezien of professionals geschoold zijn, als opleidingen niet verplicht worden om in hun lessenpakket geweld in afhankelijkheidsrelaties op te nemen? Wat gebeurt er als de inspectie constateert dat professionals niet geschoold zijn? Worden consequenties hiervoor neergelegd bij de professional zelf, bij de werkgever of bij de opleiding? Kan de Staatssecretaris daar duidelijkheid over verschaffen?

Tot slot willen de leden van de SP-fractie vragen hoe de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris zich verhoudt tot de verantwoordelijkheid die dezelfde Staatssecretaris legt bij private partijen. Ook willen zij weten of de Staatssecretaris hiermee wil uitstralen dat hij geen verantwoordelijkheid wil nemen of geen urgentie ziet. Zo nee, dan vragen deze leden om concrete maatregelen hoe het doel van het plan van aanpak zo snel mogelijk kan worden gehaald.

Inbreng CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het plan van aanpak geweld in afhankelijkheidsrelaties in opleidingen. Deze leden constateren met tevredenheid dat er ingezet wordt op het opleiden van professionals, zodat zij beter weten wat te doen als zij geweld signaleren. Deze inhoudelijke benadering van het verstevigen van kennis en het wegnemen van handelingsverlegenheid is naar het oordeel van deze leden de meest effectieve wijze om het signaleren en melden door professionals van geweld in afhankelijkheidsrelaties te verbeteren.

In het kader van de decentralisatie van de jeugdzorg vragen de leden van de CDA-fractie of in het plan van aanpak voldoende aandacht is voor het versterken (en behouden) van specifieke kennis en competenties die nodig zijn voor het werken met jongeren met een beperking.

Om organisaties die reeds werkzaam zijn in de sectoren van de meldcode te ondersteunen, heeft het Ministerie van VWS de module «werken met een meldcode» laten ontwikkelen. De leden van de CDA-fractie vragen in samenwerking met welke organisatie deze module is ontwikkeld, en of deze ook daadwerkelijk gebruikt wordt door instellingen die bij- en nascholing verzorgen.

Het plan van aanpak is gericht op sectoren die onder de meldcode vallen. De leden van de CDA-fractie vragen of de modules en lesprogramma’s die in het kader van dit plan van aanpak ontwikkeld zijn, ook bruikbaar zijn voor sectoren die buiten de meldcode vallen. Deze leden kunnen zich bijvoorbeeld voorstellen dat ook notarissen geschoold kunnen worden in het signaleren (en het melden) van gevallen waarin ouderen onder dwang hun testament wijzigen. Ook in bedrijfsopleidingen zou er in sommige gevallen meer aandacht voor GIA kunnen zijn, zoals bij enkele telecomaanbieders waar personeel getraind wordt om slachtoffers van loverboys te herkennen. De leden van de CDA-fractie zijn geen voorstander van het uitbreiden van de verplichte meldcode, maar mogelijk dat modules die toch ontwikkeld worden, ook gebruikt kunnen worden als handreiking richting andere (bedrijfs)opleidingen. Zij vragen een reactie hierop.

In het plan van aanpak staat vermeld dat de checklist die wordt ontwikkeld aanknopingspunten zou moeten geven voor opleidingen en organisaties die eindtermen, competenties en curricula opstellen. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de inspecties er op toe gaan zien of met deze aanknopingspunten professionals ook daadwerkelijk voldoende worden geschoold op dit vlak.

In hoeverre is de GIA-checklist die ontwikkeld wordt doelgroepspecifiek, zo vragen de leden van de CDA-fractie. In de gehandicaptenzorg zou er bijvoorbeeld specifieke aandacht moeten zijn voor gezonde seksuele ontwikkeling bij mensen met een beperking, voor afwijkende ontwikkeling en tekenen van seksueel misbruik en het bespreekbaar maken van seksualiteit. Graag ontvangen zij een reactie hierop.

Er staat vermeld dat voor de Jeugdzorg een integraal plan is opgesteld, en er voor de gehandicaptenzorg de focus ligt op het herkennen van grensoverschrijdend gedrag. Om een open klimaat waarin seksualiteit bespreekbaar is te creëren, is het van belang dat handelingsverlegenheid wordt weggenomen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze handelingsverlegenheid wordt weggenomen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Inbreng D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennis genomen van de brief inzake het plan van aanpak inzake aandacht in opleidingen voor geweld in afhankelijkheidsrelaties en willen de Staatssecretaris nog enkele vragen stellen.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Staatssecretaris terughoudend is in het opleggen van opleidingseisen. Op dit moment is het doel van de aanpak van de Staatssecretaris om aandacht voor geweld in afhankelijkheidsrelaties structureel te verankeren in de opleidingen. Is de Staatssecretaris van mening dat deze aanpak voldoende is om het beoogde doel te behalen? Is de Staatssecretaris van plan om deze aanpak te evalueren en wanneer zal dit gebeuren? Is het doel van deze aanpak uiteindelijk wel dat eisen omtrent kennis en vaardigheden over geweld in afhankelijkheidsrelaties vastliggen in competenties, opleidingsprofielen en curricula?

De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris een indicatie kan geven wanneer alle relevante opleidingen zijn benaderd. De Staatssecretaris heeft gekozen om bij het plan van aanpak te kiezen voor een focus op een beperkt aantal opleidingen. Deze leden nemen aan dat het doel is om uiteindelijk alle relevante opleidingen te betrekken. Deze leden vernemen graag de plannen van de staatsecretaris over deze aanpak.

De leden van de D66-fractie beamen het belang van aandacht voor specifieke vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Graag ontvangen deze leden van de Staatssecretaris meer informatie over de aanpak van aandacht voor specifiek vormen van geweld en over de voldoende diepgang van deze aanpak.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat er in de aanpak van de Staatssecretaris onvoldoende specifieke aandacht is voor geweld en seksueel misbruik in de gehandicapten- en ouderenzorg. Wat is de Staatssecretaris precies van plan om aandacht voor geweld en misbruik in opleidingen voor de gehandicapten- en ouderzorg te professionaliseren?

De leden van de D66-fractie hebben signalen ontvangen dat de Pabo’s in vergelijking met andere opleidingen minder aandacht besteden aan geweld in afhankelijkheidsrelaties. Leerkrachten zien kinderen dagelijks, waardoor het uiterst belangrijk is dat zij kindermishandeling kunnen signaleren. Deze leden vragen daarom of de Staatssecretaris een indicatie kan geven hoeveel aandacht Pabo’s op dit moment besteden aan huiselijk geweld en mishandeling? Wat is het plan van de Staatssecretaris om te bevorderen dat Pabo’s structureel meer aandacht besteden aan de rol van de docent bij het signaleren van mishandeling? Wat zal de Staatssecretaris doen wanneer Pabo’s dit niet opnemen in hun leerplanen? Ziet de Staatssecretaris hier ook een rol voor de intern begeleiders op de basisschool en de zorgcoördinatoren/coördinatoren leerlingenzorg in het voortgezet onderwijs en (V)SO?

De leden van de D66-fractie constateren dat de Staatssecretaris een groot deel van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het plan bij het veld legt. Welke rol heeft de secretaris in de uitvoering van het plan van aanpak?

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of de motie-Ypma/Bergkamp (33 400, nr. 32) is meegenomen in de aanpak van de staatsecretaris inzake aandacht in opleidingen voor geweld in afhankelijkheidsrelaties?

II. Reactie van de Staatssecretaris

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk overleg over mijn brief betreffende Plan van aanpak Aandacht voor Geweld In Afhankelijkheidsrelaties (GIA) in opleidingen (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 157) d.d. 15 juli 2013. Ik ben de leden van de verschillende fracties erkentelijk voor hun inbreng. In deze reactie ga ik, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), in op de vragen en opmerkingen in het verslag van het schriftelijk overleg VSO plan van aanpak opleidingen.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat er geen wettelijke plicht komt voor opleidingen om aandacht te besteden aan GIA, omdat dit voor het onderwijs niet past binnen de wetgevingssystematiek en de curricula opgesteld worden door onderwijsinstellingen en afgestemd op maatschappelijke ontwikkelingen. Maar ondanks de ernst van de problematiek als het gaat om GIA hebben onderwijsinstellingen jarenlang onvoldoende aandacht geschonken aan GIA in hun curricula. Dus het is nog maar de vraag of dat nu wel voldoende opgepakt gaat worden door instellingen. Zij vragen in dat verband hoe beide bewindspersonen hierover denken.

De leden van de PvdA-fractie vragen of scholing voldoende zal worden opgepakt aangezien onderwijsinstellingen jarenlang onvoldoende aandacht hebben geschonken aan GIA in hun curricula. Ik heb hier vertrouwen in. Vanwege de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (wet meldcode) bestaat geen enkele twijfel meer over het belang van signalering door professionals. Het signaleren van en handelen bij (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling is onderdeel geworden van de beroepspraktijk. Ik verwacht dat (beroeps)opleidingen hierop zullen inspelen. De afstemming van de curricula aan de maatschappelijke ontwikkelingen wordt door onderwijsinstellingen gedaan in interactie met werkgevers, koepelorganisaties, beroepsorganisaties en het afnemende veld.

Biedt het plan van aanpak voldoende waarborgen voor het wegnemen van de handelingsverlegenheid bij professionals?

Het opnemen van GIA in curricula is een belangrijke stap in het wegnemen van handelingsverlegenheid bij professionals. Daarnaast beschikken professionals op basis van de wet meldcode, over een meldcode. Zo kunnen zij ervaring opdoen in de praktijk en zullen zij – indien nodig – bij- en nascholing volgen.

Graag merken de leden van de PvdA-fractie op dat onderzoek uitwijst dat er verschillende belemmeringen en misvattingen bestaan ten aanzien van het herkennen van partnergeweld bij orthopedisch en traumachirurgen, AIOS en medische studenten. Genoemde leden zijn dan ook van mening dat educatieve programma's dringend nodig zijn om deze misvattingen te corrigeren en de feitelijke kennis over partnergeweld te vergroten. Uit onderzoek blijkt tevens dat partnergeweld (fysiek, emotioneel en seksueel misbruik) veel vaker voorkomt bij orthopedische en traumachirurgische patiënten dan verwacht. De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat er ook voor de polikliniek orthopedie en traumachirurgie dus een mogelijkheid ligt om vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld te herkennen en vervolgens te helpen. Graag vernemen genoemde leden een reactie van de Staatssecretaris op bovenstaande, en vragen of en op welke wijze de bewindspersonen voornemens zijn de screening naar partnergeweld op de polikliniek orthopedie en traumachirurgie te verbeteren en te bevorderen.

Allereerst merk ik op dat de belemmeringen en misvattingen zijn geconstateerd na een onderzoek onder Canadese artsen1. Het hoeft dus niet te betekenen dat deze misvattingen ook bij Nederlandse orthopeden en traumachirurgen bestaan. Uit het genoemde onderzoek blijkt verder dat (ook in Nederland) de verschillende geïdentificeerde belemmeringen bij het screenen naar partnergeweld gelijk zijn aan belemmeringen bij andere medisch specialismen.

Met mijn plan van aanpak GIA in opleidingen stimuleer ik dat in opleidingen structureel aandacht wordt besteed aan Geweld in Afhankelijkheidsrelaties, waaronder partnergeweld. Hierin worden ook de medische basisopleidingen meegenomen. De basisopleiding wordt gevolgd door alle artsen, waaronder ook orthopeden en traumachirurgen.

Het Raamplan artsenopleidingen beschrijft de landelijke eindtermen van de basisopleiding tot arts. Daarin wordt op dit moment niet expliciet ingegaan op het onderwijs met betrekking tot het signaleren van (kindermishandeling en) huiselijk geweld. De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) zet zich er voor in om dit onderwerp in het curriculum te krijgen. Daarnaast heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) de basisopleidingen voor beroepen in de gezondheidszorg aanbevolen om huiselijk geweld en kindermishandeling op te nemen in basisopleidingen. In 2014 gaat de IGZ na of deze aanbeveling is opgevolgd.

Op dit moment werkt de KNMG aan de afronding van een competentieprofiel waarin handvatten zijn opgenomen voor wetenschappelijke verenigingen over hoe in de opleiding aandacht aan het herkennen van huiselijk geweld kan worden besteed. Dit competentieprofiel is door de KNMG samen met vertegenwoordigers van verschillende wetenschappelijke verenigingen opgesteld. Bij het opstellen van het competentieprofiel is aangesloten bij de opleidingsplannen van de wetenschappelijke verenigingen.

Ik ga er vanuit dat dit voldoende is om de screening naar partnergeweld op de polikliniek orthopedie en traumachirurgie te verbeteren en te bevorderen.

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie op welke wijze de bottom up aanpak gestimuleerd gaat worden. Deze leden merken op dat vooralsnog docenten te weinig aandacht besteden aan GIA in hun lessen. Dus op welke wijze kan bewerkstelligd worden dat docenten nog met de aanpak ervan aan de slag gaan voordat de curricula aangepast worden?

Om docenten te stimuleren aandacht te besteden aan GIA in hun lessen, zal ik lesmaterialen en andere hulpmiddelen beschikbaar stellen via een online kennisatelier. Ook kunnen docenten gebruik maken van deskundigheidsbevordering om de (soms lastige) thema’s van huiselijk geweld, kindermishandeling en seksualiteit te leren bespreken met hun studenten. Via een online campagne worden docenten toegeleid naar het kennisatelier. Bovendien gaan docenten van circa 15% tot 20% van de relevante opleidingen in 2013–2015 bij wijze van pilot aan de slag met lesprogramma’s die worden ontwikkeld in het kader van mijn plan van aanpak GIA in opleidingen.

De PvdA- fractie is verder van mening dat de nadruk met dit plan van aanpak komt te liggen op afwijkende seksuele gedragingen, maar vindt het daarnaast minstens zo belangrijk dat het thema seksualiteit op een meer structurele en passende manier met kinderen en jongeren wordt besproken (zie ook de motie van de leden Ypma en Bergkamp dienaangaande). In het verlengde daarvan vragen deze leden op welke wijze op een meer structurele en passende manier aandacht wordt besteed aan de «gewone seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren», naast de professionalisering van de sector die wordt beoogd.

Met de aanpassing van de kerndoelen voor het primair onderwijs, het speciaal onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn scholen vanaf 1 december 2012 en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs vanaf 1 augustus 2013 (na positieve afronding nahangprocedure Tweede Kamer), verplicht om aandacht te besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit.

Scholen zijn vrij om te bepalen op welke wijze zij aan de kerndoelen uitvoering geven en welk lesmateriaal zij daarbij gebruiken. Dit geldt ook voor het kerndoel voor het primair onderwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs: «De leerlingen leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit». Voor het voortgezet speciaal onderwijs is hiervoor het volgende in de kerndoelen opgenomen: «De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam en van de lichamelijke, seksuele en geestelijke ontwikkeling van mensen en leert te zorgen voor de eigen lichamelijke, seksuele en psychische gezondheid». Deze kerndoelen geven scholen de mogelijkheid om aandacht te besteden aan de seksuele ontwikkeling bij jongens en meisjes.

In het mbo wordt onder andere in de kwalificatiedossiers: Mbo-verpleegkundige, Helpende Zorg en Welzijn (niveau 2), Pedagogisch werk en Sociaal cultureel werk, aandacht besteed aan seksualiteit, maar ook aan sociale problematiek zoals pesten, huiselijk geweld, kindermishandeling, ongeletterdheid, seksueel misbruik en actie ondernemen volgens wet- en regelgeving en het beleid/protocol van de organisatie. Ook wordt aandacht besteed aan de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. In een aantal kwalificatiedossiers wordt de meldcode onder wettelijke beroepsvereisten benoemd. Bij andere kwalificatiedossiers kan in het generieke deel «loopbaan en burgerschap» aandacht worden besteed aan seksualiteit.

Er zijn signalen dat behoefte is aan deskundigheidsbevordering van docenten. Om leraren beter in staat te stellen deze onderwerpen bespreekbaar te maken, wil de Minister van OCW inventariseren op welke wijze lerarenopleidingen en pabo’s aandacht besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit. Daarnaast is de Minister voornemens de deskundigheid van reeds werkzame docenten te stimuleren. Op dit moment worden de mogelijkheden verkend om hieraan invulling te geven. Hierbij zal zo veel mogelijk worden aangesloten bij de activiteiten uit het plan van aanpak GIA in opleidingen.

Tenslotte zijn de leden van de PvdA-fractie verheugd dat er breed gestoelde scholingsinitiatieven worden ontwikkeld en geïmplementeerd, maar vinden het wel van uiterst belang dat deze initiatieven tevens worden geëvalueerd op effectiviteit. Deze leden zijn van mening dat toekomstig onderzoek zich zowel zou moeten richten op de evaluatie van scholingsprogramma’s als op de effectiviteit van verschillende screenings- en hulpprogramma’s voor GIA.

De verschillende activiteiten van het plan van aanpak GIA in opleidingen worden geëvalueerd. Bij deze evaluatie wordt met name ingegaan op de vraag in hoeverre studenten en/of docenten zich beter toegerust voelen bij het (doceren over) signaleren van en handelen bij geweld in afhankelijkheidsrelaties, dus hoe effectief het programma was.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd waarom professionals nu nauwelijks signaleren en/of niet weten hoe zij horen te handelen bij geweld in afhankelijkheidsrelaties. Kan de Staatssecretaris dat uitleggen?

Ten tijde van de onderzoeken waaruit bleek dat professionals onvoldoende signaleren en handelen was er nog onvoldoende aandacht voor GIA in opleidingen en beschikten veel professionals nog niet over een meldcode. De wet meldcode en het plan van aanpak GIA in opleidingen zijn juist bedoeld om de signalering van professionals te verbeteren en hun handelingsverlegenheid weg te nemen.

De leden van de SP-fractie willen ook weten wat de Staatssecretaris gaat doen als met «stimuleren, overtuigen en concreet faciliteren» het doel, namelijk het structureel te verankeren in opleidingen om de handelingsverlegenheid weg te nemen en aankomend professionals voldoende toe te rusten voor het signaleren van en handelen bij vermoedens, niet wordt gehaald.

Ik heb er het volste vertrouwen in dat het plan van aanpak GIA in opleidingen zal werken. Door de wet meldcode is het signaleren van en handelen bij (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling onderdeel geworden van de beroepspraktijk. Hierop zullen (beroeps)opleidingen inspelen. Professionals moeten immers, ook als zij net van school komen, kunnen werken met de meldcode. Hiermee creëert de verplichte meldcode vraag naar (meer) aandacht voor huiselijk geweld en kindermishandeling in de opleidingen, bijvoorbeeld via de werkgevers of branche- en beroepsorganisaties. Curricula worden door onderwijsinstellingen ontwikkeld in interactie met maatschappelijke ontwikkelingen en in overleg met werkgevers, koepelorganisaties, beroepsorganisaties en het afnemende veld. Dit is een continu proces. Deze ontwikkeling wordt met dit plan van aanpak ondersteund.

Daarnaast is in de bekwaamheidseisen voor onderwijspersoneel (wet BIO) vastgelegd dat de leraar zich een goed beeld moet vormen van het individuele welbevinden van de kinderen. Leraren hebben dus al een signaleringstaak.

In de monitor van de Taskforce Kindermishandeling en Seksueel misbruik blijkt dat de Taskforce één actie eruit licht waar meer vaart mee gemaakt moet worden en dat is het punt van de opleidingen. De leden van de SP-fractie willen dat de Staatssecretaris specifiek ingaat op dit punt van de Taskforce, en motiveert hoe er na- en bijscholingen worden ontwikkeld en worden geïmplementeerd voor professionals die met kinderen werken. Voorts willen de leden van de SP-fractie dat de Staatssecretaris haast maakt met het op orde brengen van opleiding, na- en bijscholingen zodat alle mensen die met kinderen werken, kwetsbare ouderen of mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, mishandeling en/ of seksueel geweld kunnen voorkomen, signaleren, bespreekbaar kunnen maken, kunnen stoppen en goede nazorg kunnen bieden. De leden van de SP-fractie vragen wanneer de Staatssecretaris dit voor elkaar heeft, en wel voldoende urgentie voelt op dit punt.

De leden van de SP-fractie geven aan dat de monitor van de Taskforce Kindermishandeling en Seksueel Misbruik aanbeveelt om meer vaart te maken met het actiepunt opleidingen. Ook de SP-fractie ziet graag dat dit spoedig wordt opgepakt. Het plan van aanpak GIA in opleidingen is juist gericht op dit actiepunt. Ik vertrouw erop van 2013 tot 2015 grote stappen te kunnen zetten. In de monitor over de aandacht voor GIA in opleidingen van 2015 zal blijken in hoeverre opleidingen daadwerkelijk GIA vaker structureel hebben verankerd in hun opleidingen.

Wat betreft bij- en nascholing zet ik mij sinds 2010 in om te bevorderen dat professionals geschoold worden. De Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling verplicht organisaties in de sectoren gezondheidszorg, jeugdzorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning en justitie om de kennis en het gebruik van de meldcode te bevorderen. Hier hoort bij- en nascholing van personeel bij. Organisaties hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. Om organisaties te faciliteren heb ik de module «Werken met een meldcode» en e-learning modulen laten ontwikkelen. Deze en meer trainingen zijn te vinden in de databank bij- en nascholing meldcode in de toolkit meldcode.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie op welke concrete manier de handelingsverlegenheid wordt weggewerkt bij professionals. In verschillende sectoren komt deze handelingsverlegenheid voor, en genoemde leden kunnen zich voorstellen dat bijvoorbeeld in de lichamelijk of verstandelijk gehandicaptenzorg een andere aanpak nodig is dan in het basisonderwijs of de kinderopvang. Graag vernemen deze leden per sector de inzet van de Staatssecretaris.

Om handelingsverlegenheid weg te nemen is het van belang dat professionals weten wat van hen verwacht wordt bij signalen van GIA. Het beschikken over een meldcode kan hieraan bijdragen. Organisaties maken de meldcode geschikt voor de eigen praktijk. Verschillende branche- en beroepsorganisaties hebben sectorspecifieke meldcodes ontwikkeld die organisaties hierbij ondersteunen. Daarnaast is het van belang dat professionals beschikken over competenties voor de omgang met signalen van GIA, zoals signalering en gespreksvoering. De competenties verschillen niet per beroepsgroep. Wel is het zo dat er voor bepaalde beroepsgroepen aandachtspunten zijn binnen bepaalde competenties, zoals het signaleren van GIA bij lichamelijk of verstandelijk gehandicapten. Binnen het plan van aanpak GIA in opleidingen concentreren wij ons op de basisvaardigheden die in alle sectoren nodig zijn. Specifieke aandachtspunten die nodig zijn in bepaalde sectoren komen tijdens de bij- en nascholing aan bod. In het kader van de wet meldcode zijn e-learning modules ontwikkeld. Voor verschillende sectoren zijn in samenwerking met branche- en beroepsverenigingen specifieke modules ontwikkeld, zoals onderwijs, kinderopvang, gehandicaptenzorg en ziekenhuizen. In deze modules wordt ingegaan op specifieke aandachtspunten die aandacht verdienen binnen de betreffende sectoren.

Voorts willen zij weten waarom er wel een scholingsplicht is vanuit de Wet meldcode, maar er geen wettelijke plicht komt voor opleidingen om aandacht te geven aan geweld in afhankelijkheidsrelaties. Is het niet tegenstrijdig dat enerzijds verwacht wordt dat professionals geschoold worden, en anderzijds niet verplicht worden dat opleidingen aandacht besteden aan geweld in afhankelijkheidsrelaties? Kan de Staatssecretaris daar nader op ingaan.

De wet meldcode verplicht organisaties om een meldcode in de eigen organisatie te implementeren en het gebruik en kennis hiervan te bevorderen. Dat opleidingen niet verplicht worden tot het besteden van aandacht aan geweld in afhankelijkheidsrelaties zie ik niet als een tegenstrijdigheid. Ik ben er van overtuigd dat voortvloeiend uit de eisen gesteld aan professionals, opleidingen zullen gaan voldoen aan de vraag uit het veld om goed geschoolde beroepsbeoefenaren af te leveren. Curricula worden namelijk door onderwijsinstellingen ontwikkeld in interactie met maatschappelijke ontwikkelingen en in overleg met werkgevers, koepelorganisaties, beroepsorganisaties en het afnemende veld. Daarnaast is in de bekwaamheidseisen voor onderwijspersoneel (wet BIO) vastgelegd dat de leraar zich een goed beeld moet vormen van het individuele welbevinden van de kinderen. Leraren hebben dus al een signaleringstaak.

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze bevorderd gaat worden dat pabo’s en andere opleidingen tot leerkrachten structureel aandacht besteden aan de rol van de leraar bij het herkennen, bespreekbaar maken, signaleren en stoppen van kindermishandeling. Zij willen ook weten of het klopt dat pabo’s, in vergelijking met andere opleidingen, minder aandacht besteden aan huiselijk geweld en kindermishandeling, omdat er gebrek is aan tijd en geld. Hoe gaat de Staatssecretaris dit oplossen? De leden van de D66-fractie hebben een gelijkluidende vraag gesteld in andere bewoordingen. De leden van de D66-fractie hebben signalen ontvangen dat de pabo’s in vergelijking met andere opleidingen minder aandacht besteden aan geweld in afhankelijkheidsrelaties. Leerkrachten zien kinderen dagelijks, waardoor het uiterst belangrijk is dat zij kindermishandeling kunnen signaleren. Deze leden vragen daarom of de Staatssecretaris een indicatie kan geven hoeveel aandacht pabo’s op dit moment besteden aan huiselijk geweld en mishandeling? Wat is het plan van de Staatssecretaris om te bevorderen dat pabo’s structureel meer aandacht besteden aan de rol van de docent bij het signaleren van mishandeling? Wat zal de Staatssecretaris doen wanneer pabo’s dit niet opnemen in hun leerplannen?

De monitor van 2013 over de aandacht voor GIA in opleidingen ontvangt u bij de volgende voortgangsrapportage GIA. Uit de monitor komt naar voren dat de wijze waarop het onderwerp (huiselijk geweld en) kindermishandeling in de pabo-opleidingen wordt aangeboden, varieert. Variatie zowel in de omvang, de leerjaren waarin het wordt aangeboden, het al dan niet structureel aanbieden of als keuzeonderdeel, als separaat onderwerp of als onderdeel van een breder thema. De monitor heeft bij een aantal pabo’s tot bewustwording geleid van het belang hiervan en soms al tot concrete plannen. Daarnaast richten wij ons met de activiteiten uit het plan van aanpak GIA in opleidingen, zoals de ontwikkeling van het kennisatelier, de checklist en deskundigheidsbevordering, natuurlijk ook op de pabo’s.

Welke rol ziet de Staatssecretaris weggelegd voor de intern begeleiders of (zorg)coördinatoren in het (voortgezet) speciaal onderwijs, zo vragen de leden van de SP-fractie. De leden van de D66-fractie hebben een gelijkluidende vraag in andere bewoordingen gesteld. Ziet de Staatssecretaris hier ook een rol voor de intern begeleiders op de basisschool en de zorgcoördinatoren/coördinatoren leerlingenzorg in het voortgezet onderwijs en (V)SO?

De rol van de intern begeleider of de zorgcoördinator kan per school verschillen. De functionaris kan een belangrijke rol spelen in het ondersteunen van leerkrachten bij de stappen van de meldcode en het snel schakelen met andere zorgpartners om de school. Ook kunnen zij leerkrachten helpen nog alerter te zijn op signalen van kindermishandeling. Dat kan bijvoorbeeld door regelmatig met leerkrachten te praten over vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling of door het te agenderen op teamoverleggen.

De Staatssecretaris geeft aan dat er niet een uniforme aanpak mogelijk is voor de verschillende opleidingen en dat docenten veel vrijheid hebben om te bepalen hoe de inhoud van de lessen eruit zien. De leden vragen of het juist niet goed is om basisscholing over geweld in afhankelijkheidsrelaties in opleidingen te realiseren. Hiermee wordt versnippering van scholing voorkomen. Ze vragen de Staatssecretaris hierop te reageren.

Het plan van aanpak GIA in opleidingen gaat er vanuit dat alle professionals over bepaalde (basis)competenties zouden moeten beschikken. Met de GIA checklist kunnen opleidingen bepalen of zij voldoende doen om hun studenten deze (basis)competenties bij te brengen. Ook helpt de checklist te bepalen welke aanvullende competenties voor een opleiding van belang zijn. De wijze waarop de competenties worden bijgebracht, kan per opleiding verschillen. Op die manier kan worden aangesloten bij het overige onderwijsaanbod van de betreffende opleiding. Dit hoort ook bij de professionele ruimte van de docent. Daarnaast is het noodzakelijk de lespakketten af te stemmen op de beroepspraktijk waar de opleiding voor opleidt, denk bijvoorbeeld aan het aanpassen van de casuïstiek.

En wat gaat de Staatssecretaris doen als pabo’s en andere opleidingen tot leerkrachten geen of onvoldoende aandacht besteden inzake huiselijk geweld en kindermishandeling, zo willen de leden van de SP-fractie weten.

Professionals moeten – ook als zij net van school komen – kunnen werken met de meldcode. Hiermee creëert de wet meldcode vraag naar meer aandacht voor huiselijk geweld en kindermishandeling in de opleidingen, bijvoorbeeld via de werkgevers of branche- en beroepsorganisaties. Curricula worden door onderwijsinstellingen ontwikkeld in interactie met maatschappelijke ontwikkelingen en in overleg met werkgevers, koepelorganisaties, beroepsorganisaties en het afnemende veld.

Daarnaast is in de bekwaamheidseisen voor onderwijspersoneel (wet BIO) vastgelegd dat de leraar zich een goed beeld moet vormen van het individuele welbevinden van de kinderen. Leraren hebben dus al een signaleringstaak. Ik ondersteun deze ontwikkeling met dit plan van aanpak. Ik ben ervan overtuigd dat pabo’s en andere opleidingen voldoende aandacht zullen gaan besteden aan huiselijk geweld en kindermishandeling.

Kan de Staatssecretaris aangeven wat voor zin het heeft dat inspecties erop toezien of professionals geschoold zijn, als opleidingen niet verplicht worden om in hun lessenpakket geweld in afhankelijkheidsrelaties op te nemen? Wat gebeurt er als de inspectie constateert dat professionals niet geschoold zijn? Worden consequenties hiervoor neergelegd bij de professional zelf, bij de werkgever of bij de opleiding? Kan de Staatssecretaris daar duidelijkheid over verschaffen?

De rijksinspecties spreken organisaties er op aan als hun personeel niet goed geschoold is. Zij kunnen verschillende interventiemogelijkheden inzetten om organisaties te verplichten hun personeel te laten scholen. Hierbij valt te denken aan het onder verscherpt toezicht plaatsen van instellingen, bijvoorbeeld door de Inspectie Jeugdzorg of het opleggen van een dwangsom door bijvoorbeeld de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

Daarnaast heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg de basisopleidingen voor beroepen in de gezondheidszorg aanbevolen huiselijk geweld en kindermishandeling op te nemen in basisopleidingen. In 2014 gaat de IGZ na of deze aanbeveling is opgevolgd.

Als opleidingen voldoende aandacht besteden aan GIA is op termijn minder bij- en nascholing nodig. Hierdoor creëert de wet meldcode vraag naar meer aandacht voor huiselijk geweld en kindermishandeling in de opleidingen, bijvoorbeeld via de werkgevers of branche- en beroepsorganisaties.

Tot slot willen de leden van de SP-fractie vragen hoe de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris zich verhoudt tot de verantwoordelijkheid die dezelfde Staatssecretaris legt bij private partijen. Ook willen zij weten of de Staatssecretaris hiermee wil uitstralen dat hij geen verantwoordelijkheid wil nemen of geen urgentie ziet. Zo nee, dan vragen deze leden om concrete maatregelen hoe het doel van het plan van aanpak zo snel mogelijk kan worden gehaald.

Juist vanwege het belang dat ik hecht aan GIA in opleidingen, heb ik ervoor gekozen om ook private partijen in te zetten. Alleen met deze extra capaciteit krijgt het onderwerp de aandacht die het verdient. Ik treed op als regievoerder om de activiteiten van verschillende externe partijen op elkaar af te stemmen.

In het kader van de decentralisatie van de jeugdzorg vragen de leden van de CDA-fractie of in het plan van aanpak voldoende aandacht is voor het versterken (en behouden) van specifieke kennis en competenties die nodig zijn voor het werken met jongeren met een beperking.

Het plan van aanpak GIA in opleidingen richt zich op het bijbrengen van basiscompetenties die in alle sectoren nodig zijn, ook de gehandicaptensector. Specifieke aandachtspunten die nodig zijn in deze sector komen tijdens de bij- en nascholing aan bod. Door te investeren in de opleiding van professionals blijft deze kennis ook na de decentralisatie van de jeugdzorg op peil. Verder worden gesprekken gevoerd binnen de sectoren jeugd-LVB, jeugdzorg en jeugd-GGZ om te bezien of tot een verbreding van het Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik moet en kan worden gekomen.

Om organisaties die reeds werkzaam zijn in de sectoren van de meldcode te ondersteunen, heeft het Ministerie van VWS de module «werken met een meldcode» laten ontwikkelen. De leden van de CDA-fractie vragen in samenwerking met welke organisatie deze module is ontwikkeld, en of deze ook daadwerkelijk gebruikt wordt door instellingen die bij- en nascholing verzorgen.

De module Werken met een meldcode is ontwikkeld door Movisie in samenwerking met het NJi en het Rotterdams consortium (GGD Rotterdam, Scala, De Meeuw, CED Groep en Flexus Jeugdplein), in overleg met verschillende branche- en beroepsverenigingen, zoals de MOgroep. Er zijn circa 130 trainers middel train-de-trainer opgeleid om de module te geven. Het is niet bekend hoeveel professionals de module «Werken met een meldcode» bij deze trainers hebben gevolgd.

Daarnaast heeft de online leeromgeving: The Next Page, in samenwerking met relevante branche- en beroepsorganisaties e-learning modulen ontwikkeld. In totaal zijn tot nu toe 102.500 van deze modulen verkocht.

Het plan van aanpak is gericht op sectoren die onder de meldcode vallen. De leden van de CDA-fractie vragen of de modules en lesprogramma’s die in het kader van dit plan van aanpak ontwikkeld zijn, ook bruikbaar zijn voor sectoren die buiten de meldcode vallen. Deze leden kunnen zich bijvoorbeeld voorstellen dat ook notarissen geschoold kunnen worden in het signaleren (en het melden) van gevallen waarin ouderen onder dwang hun testament wijzigen. Ook in bedrijfsopleidingen zou er in sommige gevallen meer aandacht voor GIA kunnen zijn, zoals bij enkele telecomaanbieders waar personeel getraind wordt om slachtoffers van loverboys te herkennen. De leden van de CDA-fractie zijn geen voorstander van het uitbreiden van de verplichte meldcode, maar mogelijk dat modules die toch ontwikkeld worden, ook gebruikt kunnen worden als handreiking richting andere (bedrijfs)opleidingen. Zij vragen een reactie hierop.

Het staat alle opleidingen vrij om gebruik te maken van (delen van) de lesprogramma’s. Zij kunnen die waar nodig zelf aanpassen voor de eigen sector.

In het plan van aanpak staat vermeld dat de checklist die wordt ontwikkeld aanknopingspunten zou moeten geven voor opleidingen en organisaties die eindtermen, competenties en curricula opstellen. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de inspecties er op toe gaan zien of met deze aanknopingspunten professionals ook daadwerkelijk voldoende worden geschoold op dit vlak.

De checklist is bedoeld als hulpmiddel voor opleidingen en niet als richtlijn voor inspecties. Inspecties zien er wel op toe dat professionals van organisaties die onder de wet meldcode vallen, voldoende geschoold zijn.

In hoeverre is de GIA-checklist die ontwikkeld wordt doelgroepspecifiek, zo vragen de leden van de CDA-fractie. In de gehandicaptenzorg zou er bijvoorbeeld specifieke aandacht moeten zijn voor gezonde seksuele ontwikkeling bij mensen met een beperking, voor afwijkende ontwikkeling en tekenen van seksueel misbruik en het bespreekbaar maken van seksualiteit. Graag ontvangen zij een reactie hierop.

De checklist richt zich op de competenties die nodig zijn in de aanpak van GIA. De competenties zijn voor alle doelgroepen gelijk. Binnen deze competenties is (op hoofdlijnen) aandacht voor specifieke groepen. Per opleiding kan het onderwijs over de competentie verschillen. Opleidingen bepalen zelf in hoeverre wordt ingegaan op specifieke doelgroepen in overleg met werkgevers, koepelorganisaties, beroepsorganisaties en het afnemende veld.

Er staat vermeld dat voor de Jeugdzorg een integraal plan is opgesteld, en er voor de gehandicaptenzorg de focus ligt op het herkennen van grensoverschrijdend gedrag. Om een open klimaat waarin seksualiteit bespreekbaar is te creëren, is het van belang dat handelingsverlegenheid wordt weggenomen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze handelingsverlegenheid wordt weggenomen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Ik ga er vanuit dat met «een integraal plan voor de jeugdzorg» gerefereerd wordt aan het Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg. Het doorbreken van de handelingsverlegenheid vormt hierin een belangrijk thema. Hiervoor is nodig dat de thema’s seksuele ontwikkeling en seksueel grensoverschrijdend gedrag breed bespreekbaar zijn. De basismethodiek die in het kwaliteitskader wordt geïntroduceerd biedt de medewerkers daarvoor handvatten en draagt aldus bij aan het terugdringen van de handelingsverlegenheid.

Op dit moment worden binnen de sectoren jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB gesprekken gevoerd om te bezien of tot een verbreding van het Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik moet en kan worden gekomen. Ik wacht vooralsnog de uitkomst van deze gesprekken af.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Staatssecretaris terughoudend is in het opleggen van opleidingseisen. Op dit moment is het doel van de aanpak van de Staatssecretaris om aandacht voor geweld in afhankelijkheidsrelaties structureel te verankeren in de opleidingen. Is de Staatssecretaris van mening dat deze aanpak voldoende is om het beoogde doel te behalen? Is de Staatssecretaris van plan om deze aanpak te evalueren en wanneer zal dit gebeuren? Is het doel van deze aanpak uiteindelijk wel dat eisen omtrent kennis en vaardigheden over geweld in afhankelijkheidsrelaties vastliggen in competenties, opleidingsprofielen en curricula?

Ik vertrouw erop dat door dit plan van aanpak (meer) opleidingen GIA structureel zullen verankeren in hun curriculum. Dat wil inderdaad zeggen dat eisen omtrent kennis en vaardigheden vastliggen in competenties, opleidingsprofielen en/of curricula. In 2015 herhaal ik de monitor van 2013 om te bekijken in hoeverre deze doelstelling is behaald.

De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris een indicatie kan geven wanneer alle relevante opleidingen zijn benaderd. De Staatssecretaris heeft gekozen om bij het plan van aanpak te kiezen voor een focus op een beperkt aantal opleidingen. Deze leden nemen aan dat het doel is om uiteindelijk alle relevante opleidingen te betrekken. Deze leden vernemen graag de plannen van de staatsecretaris over deze aanpak.

Ik heb alle relevante opleidingen meegenomen in de bijlage van het plan van aanpak GIA in opleidingen. In de periode 2013–2015 worden alle relevante opleidingen benaderd.

De leden van de D66-fractie beamen het belang van aandacht voor specifieke vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Graag ontvangen deze leden van de Staatssecretaris meer informatie over de aanpak van aandacht voor specifiek vormen van geweld en over de voldoende diepgang van deze aanpak.

Binnen het plan van aanpak GIA in opleidingen concentreren wij ons op de basisvaardigheden die in alle sectoren nodig zijn. Specifieke vormen van geweld komen daarbij uitgebreid aan bod. Het verschilt per opleiding welke specifieke vormen van geweld relevant zijn om te behandelen.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat er in de aanpak van de Staatssecretaris onvoldoende specifieke aandacht is voor geweld en seksueel misbruik in de gehandicapten- en ouderenzorg. Wat is de Staatssecretaris precies van plan om aandacht voor geweld en misbruik in opleidingen voor de gehandicapten- en ouderenzorg te professionaliseren.

Binnen het plan van aanpak GIA in opleidingen concentreren wij ons op de basisvaardigheden die in alle sectoren nodig zijn. Deze competenties verschillen niet per beroepsgroep. Wel is het zo dat er voor bepaalde beroepsgroepen aandachtspunten zijn binnen bepaalde competenties, zoals het signaleren van GIA bij lichamelijk of verstandelijk gehandicapten. Specifieke aandachtspunten die nodig zijn in bepaalde sectoren komen tijdens de bij- en nascholing aan bod. In het kader van de wet meldcode zijn e-learning modules ontwikkeld. Voor verschillende sectoren zijn in samenwerking met branche- en beroepsverenigingen specifieke modules ontwikkeld, zoals voor de gehandicaptenzorg en verpleeg- en verzorgingshuizen. In deze modules wordt ingegaan op specifieke aandachtspunten die aandacht verdienen binnen de betreffende sectoren.

De leden van de D66-fractie constateren dat de Staatssecretaris een groot deel van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het plan bij het veld legt. Welke rol heeft de secretaris in de uitvoering van het plan van aanpak?

In het plan van aanpak GIA in opleidingen treed ik op als regievoerder en draag ik zorg voor afstemming tussen de verschillende activiteiten en financiering van de activiteiten.

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of de motie Ypma/Bergkamp is meegenomen in de aanpak van de Staatssecretaris inzake aandacht in opleidingen voor geweld in afhankelijkheidsrelaties.

Binnen de lesprogramma’s die worden ontwikkeld, het kennisatelier en de deskundigheidsbevordering komen de normale en afwijkende seksuele ontwikkeling en de problematiek van seksueel misbruik uitgebreid aan bod. Ik verwijs tevens naar mijn antwoord op een gelijkluidende vraag in andere bewoordingen van de leden van de PvdA-fractie.


X Noot
1

Sheila Sprague: «Intimate partner violence in orthopaedic trauma patients». AMC: 2013

Naar boven