33 750 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2014

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2013

Met het oog op het Algemeen Overleg over Rusland op 30 oktober a.s. en het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 3 oktober jl. evenals de aanvullende verzoeken gedaan tijdens het AO van 17 oktober jl. over het incident met een Nederlandse diplomaat in Moskou, stuur ik u hierbij een brief over de Nederlandse betrekkingen met Rusland. Tevens informeer ik u in deze brief over het Nederlandse besluit om bij het Zeerechttribunaal in Hamburg te vragen om een voorlopige voorziening om het Greenpeace-schip Arctic Sunrise en zijn bemanning vrij te krijgen.

Inleiding

De betrekkingen tussen Nederland en Rusland zijn gebaseerd op het gedeelde besef dat wij partners zijn omdat onze landen een rijke bilaterale historie delen en onze relatie gestoeld is op wederzijdse belangen: internationale rechtsorde, handel en de vele goede (persoonlijke) contacten tussen Nederlandse en Russische overheidsinstellingen, bedrijven, organisaties en burgers.

Dat laat onverlet dat er verschillen van inzicht bestaan tussen Nederland en Rusland, onder andere op het gebied van mensenrechten, veiligheidspolitiek en vormen van samenwerking op het Europese continent. Die verschillen van inzicht hebben niet alleen betrekking op onze bilaterale relatie, aangezien de Nederlandse positie ingebed is in de positie van de EU. In deze kwesties gaat het dus ook om meningsverschillen tussen de EU en Rusland. Daarnaast hebben recente incidenten veel aandacht getrokken. Waar meningsverschillen bestaan kan wrijving ontstaan. En wrijving roept, aan weerszijden, emoties op. Juist vanwege de breedte van onze betrekkingen is de Nederlands-Russische relatie daar tegen bestand.

De inzet van het kabinet blijft gericht op een zo constructief mogelijke relatie met Rusland door middel van dialoog en het bestendigen en verstevigen van de banden, zowel in verband van de EU als bilateraal tussen onze beide landen. Waarbij de blik gericht is op onze belangen op lange termijn en waar meningsverschillen en incidenten open en rechtstreeks met elkaar besproken kunnen worden.

Mensenrechten

In de mensenrechtendialoog tussen de EU en Rusland is al geruime tijd sprake van meningsverschillen over een aantal onderwerpen. Het behoeft geen betoog dat die meningsverschillen derhalve ook in onze bilaterale betrekkingen met Rusland aan de orde worden gesteld, van beide zijden, overigens. Het gaat daarbij om onderwerpen als de ontwikkeling van de rechtsstaat, de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, pluriformiteit in de samenleving, de positie van culturele, etnische, religieuze en seksuele minderheden. Doel van een dialoog hierover is niet de Russische samenleving onze waarden op te leggen. Er zijn evidente verschillen in opvatting tussen onze samenlevingen over zaken als de positie van het individu ten opzichte van de gemeenschap en over de spanning tussen traditionele waarden en moderniteit. Doel van de dialoog is veeleer elkaar aan te spreken op internationale verplichtingen die de EU, inclusief Nederland en Rusland op het vlak van mensenrechten, democratie en rechtsstaat vrijwillig zijn aangegaan.

Nederland zal het gesprek hierover blijven voeren, ook als dat soms moeilijk is en met felle reacties gepaard gaat. Dat doen wij wereldwijd en ook met Rusland, op het niveau van de regering en in diplomatieke en ambtelijke contacten.

Nederland staat bepaald niet alleen in zijn kritiek op zorgelijke ontwikkelingen ten aanzien van het maatschappelijk middenveld en rechten van minderheden in Rusland. Belangrijke en internationaal breed gedeelde geschilpunten zijn de zogenoemde «anti-homopropagandawet» (die een verbod inhoudt van «propaganda onder minderjarigen van niet-traditionele seksuele relaties», zonder homoseksualiteit als zodanig te verbieden), de wet over de betiteling als «buitenlandse agent» van NGO’s die buitenlandse financiering ontvangen, en de forse straffen tegen bepaalde criticasters van de Russische regering.

De Nederlandse positie ter zake is eerder met uw Kamer gedeeld: Rusland moet worden aangesproken op de door henzelf onderschreven internationale mensenrechtenverdragen, inclusief verdragen die discriminatie verbieden, de rechtspraak moet transparant en eerlijk verlopen, en het maatschappelijk middenveld moet zonder vrees voor arbitraire vervolging zijn mening vrij kunnen uiten. Waar de rechten van minderheden, ook etnische, geschonden dreigen te worden, dienen de Russische autoriteiten daar actie tegen te ondernemen. Dit alles vloeit rechtstreeks voort uit internationale verplichtingen die Rusland vrijwillig en doelbewust is aangegaan.

In Europees verband worden deze zaken expliciet met de Russische autoriteiten besproken, zoals tijdens de EU-mensenrechtenconsultaties met Rusland en de halfjaarlijkse EU-Rusland Top. De ontwikkelingen in Rusland staan ook prominent op de agenda van de Raad van Europa (RvE) en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), ook waar het de positie van mensen die behoren tot nationale minderheden betreft. Mensenrechten staan regelmatig op de agenda bij bilaterale politieke en diplomatieke contacten, waarbij Nederland uiteraard ook open staat voor Russische kritiek op ontwikkelingen in ons land.

Nederland blijft zowel op het bilaterale als multilaterale spoor inzetten op dialoog om de mensenrechtensituatie te verbeteren. Eenzijdige inzet van (forse) instrumenten zoals een Statenklacht, het instellen of oproepen tot boycotten of het aandringen op schorsing uit de Raad van Europa wordt door het kabinet niet als effectief gezien. Dergelijke maatregelen zouden de respectievelijke standpunten alleen verharden en de gespreksmogelijkheden met Russische autoriteiten beperken – wat ook in weerspraak zou zijn met de wensen van het maatschappelijk middenveld in Rusland zelf.

Russisch buitenlands beleid

Rusland laat zich wederom in toenemende mate gelden als assertieve geopolitieke factor van betekenis en claimt, ook als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad, een hoofdrol als voorvechter van het primaat van nationale soevereiniteit en tegenstander van het legitimeren van internationale interventies die door Rusland worden gezien als inbreuk op de nationale soevereiniteit, haast ongeacht het gedrag van het land in kwestie. Tegelijkertijd zoekt Rusland naar het versterken van de eigen invloedssfeer in wat men in Rusland het «nabije buitenland» noemt, in essentie de buurlanden die niet tot het NAVO-bondgenootschap en/of de EU behoren. Pressie en confrontatie worden daarbij niet geschuwd.

Buurlanden

Het is in toenemende mate te zien dat Rusland tegenwicht wil bieden aan toenadering van (na)buurlanden tot de Europese Unie, met name landen in het Oostelijk Partnerschap (OP: Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland). De door Rusland opgerichte Euraziatische Unie is gelanceerd als een alternatief voor toenadering tot de EU. Onlangs besloot Armenië onder Russische druk toe te treden tot deze douane-unie van Rusland, Kazachstan en Wit-Rusland, in de wetenschap dat lidmaatschap onverenigbaar is met de eerder door Armenië gewenste Deep and Comprehensive Free Trade Area met de Europese Unie. Ook werd recent door Rusland een tijdelijk importverbod ingesteld voor Oekraïense producten bestemd voor de Russische markt, en trof een gerichte importban ongeveer vijftig procent van de wijnexport uit Moldavië. Bovendien wordt ook EU-lidstaat Litouwen getroffen door handelsmaatregelen, kennelijk omdat dit land zich, in de rol van EU-voorzitterschap, sterk maakt voor het ondertekenen of paraferen van akkoorden met landen uit het Oostelijk Partnerschap tijdens de OP-Top te Vilnius in november.

De EU heeft zich met Nederlandse steun helder uitgesproken tegen het gebruik van dergelijke pressiemiddelen. Landen bepalen zelf het tempo van hun politieke associatie en economische integratie met de Unie, en gaan over hun eigen externe betrekkingen. De EU legt geen claim op een exclusieve relatie met de landen van het OP. Sterker nog, de EU moedigt deze landen aan om goede banden met Rusland te onderhouden. Rusland dient in te zien dat toenadering tot de Unie geen kwestie is van winnaars en verliezers, maar kan leiden tot voor alle betrokken landen, inclusief Rusland, gunstige ontwikkelingen. Meer handel, meer investeringen, versterking van de rechtstaat, verbetering van de mensenrechten, verbetering van het investeringsklimaat, het zijn allemaal kansen die de nauwere samenwerking van de EU met de landen uit het OP biedt en die zonder enige twijfel in het voordeel van Rusland zijn. De EU zal dit blijven benadrukken in de gesprekken met Rusland, ook in aanloop naar de OP-Top in Vilnius eind november. Daarom is de Russische Minister van buitenlandse zaken Lavrov ook uitgenodigd als speciale gast van de Raad Buitenlandse Zaken in december.

In Georgië blijft de situatie met betrekking tot de afgescheiden regio’s Abchazië en Zuid-Ossetië een punt van zorg, aangezien er nog geen zicht is op oplossing van het conflict met Rusland. Rusland tracht de «onafhankelijkheid» van beide gebieden een permanent karakter te geven door in toenemend tempo barrières te creëren langs de administratieve grenzen tussen Zuid-Ossetië/Abchazië en door Tbilisi gecontroleerd gebied. De EU en Nederland achten dit strijdig met de territoriale integriteit van Georgië en de akkoorden van augustus 2008. Nederland steunt de verklaringen van de EU (HV Ashton) en de NAVO (SG Rasmussen), waarin wordt opgeroepen tot opheffing van de barrières. De problematiek zal aan de orde worden gesteld tijdens de eerstvolgende Genève besprekingen, voorzien op 5 en 6 november a.s.

Syrië

Sinds het begin van de Syrische crisis is Rusland een trouw bondgenoot van het regime van president Assad. Tot voor kort werd nagenoeg elke beweging van de VN-Veiligheidsraad ten aanzien van Syrië door Rusland (en China) onmogelijk gemaakt, onder meer door tot drie maal toe in stemming gebrachte resoluties te blokkeren. Als reden daarvoor werd steeds aangedragen dat de ontwerpresoluties een voorwendsel vormden voor van buitenaf opgelegde regime change, hetgeen volgens de Russen in strijd is met het principe van nationale soevereiniteit. Rusland volhardt in het leveren van zwaar wapentuig aan het Syrische regime. Het land beroept zich daarbij op de grond dat het voldoet aan reeds voor de crisis afgesloten contracten met de Syriërs. Het kabinet betreurt deze opstelling ten zeerste.

Het kabinet stelt vast dat recente diplomatieke toenadering tussen Rusland en de VS heeft geleid tot een concreet voorstel voor de ontmanteling van het chemische wapenarsenaal in Syrië. In de Veiligheidsraadresolutie die dit voorstel bekrachtigt wordt opgeroepen tot het zo snel mogelijk organiseren van een vredesconferentie. Het kabinet koestert de hoop dat deze ontwikkeling het begin inluidt van een meer constructieve Russische opstelling. Rusland heeft als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad een speciale verantwoordelijkheid voor het bewaren van de internationale vrede en veiligheid. Het kabinet moedigt Rusland aan deze verantwoordelijkheid te nemen, zodat zo snel mogelijk internationale overeenstemming over een oplossing voor het Syrische conflict kan worden bereikt. Daarnaast kan Rusland een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van de toegang van hulporganisaties tot Syrië, door beweging op het Veiligheidsraadspoor mogelijk te maken, en door zijn invloed op het regime van Assad aan te wenden.

Veiligheidsrelatie

Rusland vormt voor de EU, en dus ook voor Nederland, een belangrijke partner bij de versterking van de internationale veiligheid. Bij verschillende onderwerpen, zoals de aanpak van internationaal terrorisme, het voorkomen van de proliferatie van massavernietigingswapens en de aanpak van piraterij, hebben de EU, de NAVO en Rusland overeenkomstige belangen. Zo levert Rusland een positieve bijdrage door deelname aan het in 2011 opgezette «Istanbul process» – een regionaal samenwerkingsverband waar Afghanistan en Pakistan met regionale partners samenwerken om gezamenlijke regionale uitdagingen aan te pakken. In dit kader wordt samengewerkt bij o.a. terrorismebestrijding. Daarbij geeft Rusland diverse trainingen aan het Afghaanse leger en politie waaronder aan helikopterpiloten. Ook wordt nauw met Afghanistan samengewerkt in de strijd tegen de georganiseerde drugshandel.

Desondanks wordt de brede veiligheidsrelatie met Rusland nog steeds gekenmerkt door onvoldoende onderling vertrouwen. Zo zijn er Russische zorgen over mogelijke NAVO-uitbreiding en het raketverdedigingssysteem, dat in Russische ogen de strategische stabiliteit in de Euro-Atlantische regio ondermijnt. Ook maken sommige NAVO-lidstaten zich zorgen over Russische militaire oefeningen, zoals Zapad, die nog steeds gericht lijken te zijn op een militaire confrontatie op het Europese continent.

De discussie over conventionele wapenbeheersing verkeert sinds december 2007 in een impasse, toen Rusland zijn medewerking aan de uitvoering van het Verdrag met betrekking tot de Conventionele Strijdkrachten in Europa opschortte, uit onvrede met diverse beweerdelijk achterhaalde bepalingen ervan. De overige 29 verdragspartijen blijven het Verdrag onderling uitvoeren. Het kabinet is van mening dat de stabiliteit en veiligheid op het continent gebaat blijven bij een zo laag mogelijk aantal conventionele wapensystemen – een overtuiging die we delen met onze Europese en transatlantische bondgenoten. Met deze bondgenoten is de inzet gericht op het herstel van een regiem dat daarop toeziet. Die inzet wordt aan Nederlandse kant sinds kort onder meer vorm gegeven met een Speciaal Vertegenwoordiger. Hoopgevend is dat ook Rusland zich recentelijk weer enigszins ontvankelijk heeft getoond voor het streven om tot een vernieuwd regiem te komen. Over nucleaire wapenbeheersing en non-proliferatie is uw Kamer op 24 oktober jl een beleidsbrief toegegaan (Kamerstuk 33 783, nr. 1).

Daarnaast blijft raketverdediging een belangrijke uitdaging vormen in de NAVO-Rusland relaties. De afgelopen jaren is helaas nog geen substantiële vooruitgang geboekt in de onderhandelingen tussen de VS en Rusland. Rusland eist schriftelijke garanties dat het systeem niet tegen zijn raketsystemen wordt ingezet. Nederland hoopt dat het recente Amerikaanse besluit om de vierde fase van de European Phase Adapted Approach (EPAA) geen doorgang te laten vinden, een nieuwe impuls aan de dialoog met Rusland over dit onderwerp kan geven. Samenwerking en dialoog met Rusland blijft van groot belang om belangrijke internationale veiligheidsvraagstukken succesvol te kunnen aanpakken.

Nederland-Ruslandjaar (NLRF2013)

Het bilaterale Nederland-Ruslandjaar begon op 1 januari 2013 en loopt tot het einde van dit jaar. Het jaar is op initiatief van Rusland tot stand gekomen en vindt plaats in de Russische traditie van «bilaterale jaren» met bevriende naties. Er wordt in 2013 dus geen concrete historische gebeurtenis herdacht of gevierd. Het Nederland-Ruslandjaar heeft, op Nederlands verzoek, een brede opzet, waarbij onze beide landen de bilaterale relaties en samenwerking extra willen belichten en stimuleren: economisch, cultureel en politiek/maatschappelijk.

In het oog springende evenementen tot dusverre waren onder andere het bezoek van president Poetin aan Amsterdam op 8 april jl., de Nederlandse rol als eregast bij het International Legal Forum en het International Economic Forum in St Petersburg, het culturele festival «Dutch Days» in Gorky Park in Moskou, het EU-Russia Civil Society Forum in Den Haag en verschillende wederzijdse beurzen, handelsmissies en bezoeken van individuele bewindslieden. Komende maand brengt het Koninklijk Paar een bezoek aan Moskou om een concert van het Koninklijk Concertgebouworkest bij te wonen en om het bilaterale jaar in Rusland officieel af te sluiten. Aangezien het jaar officieel werd geopend door het Russische staatshoofd in Nederland, ligt het in de rede dat het Nederlandse staatshoofd het jaar officieel afsluit in Rusland.

Deze evenementen vormen slechts een fractie van het grote aantal breed geschakeerde activiteiten in het kader van het jaar. In totaal gaat het om ruim 620 evenementen, verdeeld over beide landen. Slechts een deel van het programma is tot stand gekomen op initiatief van en/of ondersteund door de Nederlandse Rijksoverheid. Bijzonder is juist dat het merendeel van de activiteiten initiatieven zijn van Nederlandse en Russische (particuliere) culturele instellingen, bedrijven, gemeenten en onderwijsinstellingen, die zélf aandacht willen besteden aan wat Rusland of Nederland voor hen betekent. Een belangrijke meerwaarde van het bilaterale jaar is gelegen in het bieden van een platform voor dergelijke «people-to-people»-activiteiten.

Het zou het Nederland-Ruslandjaar daarom ook tekort doen om volledig overschaduwd te worden door recente incidenten, die evenzeer in andere jaren hadden kunnen gebeuren. Het bilaterale jaar biedt juist additionele contactmomenten met de Russische autoriteiten, ook om te spreken over bredere maatschappelijke thema’s als de anti-homopropagandawet en de NGO-wetgeving.

In de resterende periode van het bilaterale jaar staat een mix van particuliere en door de (Rijks)overheid gesteunde culturele, economische en maatschappelijke activiteiten op het programma. Het betreft, gerekend vanaf 15 oktober, nog ruim 120 activiteiten, waarvan ca. 20% door de Nederlandse Rijksoverheid geïnitieerd en/of (grotendeels) gefinancierd worden. In deze laatste categorie gaat het bijvoorbeeld om een grote economische missie naar Moskou onder leiding van Minister Ploumen (met o.a. accent op luchtvaart, energie en sportinfrastructuur), waarbij ook Minister Schippers zich aansluit met een healthcare-bedrijvendelegatie. Op cultureel vlak vinden in Sint-Petersburg en Moskou nog uitvoeringen plaats van «De Staat» van Louis Andriessen, een van de belangrijkste stukken uit de 20e-eeuwse Nederlandse muziekgeschiedenis, en voorstellingen van Toneelgroep Amsterdam in Moskou. Op politiek-maatschappelijk terrein draagt Nederland o.a. nog bij aan een tweetal internationale conferenties: «Mensenrechtenonderwijs in Rusland en de EU» in Jekaterinburg en «Mensenrechten in de EU en Rusland» in Sint-Petersburg. In beide gevallen zullen Nederlandse experts, rechters en advocaten acte de presence geven, en in gesprek gaan met Russische counterparts en NGO’s. Een compleet overzicht van de activiteiten is te vinden op www.nlrf2013.nl/agenda .

Het kabinet wil vasthouden aan de impuls die het jaar tot dusverre heeft gegeven aan Nederlands-Russische contacten op alle niveaus in de maatschappij, zowel op het gebied van economie, cultuur als politiek. Elk van de uitstaande evenementen draagt daar aan bij. Er is voor het kabinet geen reden om geplande evenementen af te zeggen, of bij particuliere initiatieven (danwel Russische counterparts) te pleiten voor afschaling – waarbij de reikwijdte van het kabinet rondom de particuliere initiatieven sowieso beperkt is. Het inperken van dialoogmogelijkheden tussen Nederland en Rusland zou een verlies zijn; noch zou het recht doen aan de vele goede particuliere en «people-to-people»-initiatieven en -activiteiten die onder NLRF2013 tot stand zijn gekomen en nog tot stand zullen komen.

Handel en bedrijfsleven

Na de VS en China is Rusland de belangrijkste handelspartner van Nederland buiten de Europese Unie. Na een flinke terugval in 2009 is de waarde van de bilaterale handel de afgelopen jaren fors gestegen. In 2012 importeerde Nederland voor 20,3 miljard euro uit Rusland (14,0 miljard euro in 2010). De exportwaarde in 2012 bedroeg 7,1 miljard euro (5,6 miljard euro in 2010). Ook voor Rusland is de handelsrelatie met Nederland belangrijk: Nederland staat in de Russische top-3 van wereldwijde handels- en investeringspartners.

Energie neemt een centrale plaats in binnen de economische relatie. Dit is terug te zien in de handelscijfers. Aardolie en aardolieproducten maken een groot deel uit van de door Nederland uit Rusland geïmporteerde goederen. Voor beide landen zijn hier grote belangen mee gemoeid: de haven van Rotterdam geldt als de belangrijkste exporthaven voor Russische olie. Andersom zijn veel Nederlandse bedrijven betrokken bij energiewinningsprojecten in Rusland.

Ook Nederlandse bedrijven buiten de energiesector hebben grote belangen in Rusland. Hoewel de Russische economie als gevolg van een aantal structurele problemen niet spectaculair groeit (de Wereldbank raamt voor 2014 een groei van 3,1%), blijft Rusland als grote en relatief nabije markt interessant voor veel bedrijven.

Het Nederlandse bedrijfsleven heeft dan ook sterk ingezet op de verschillende economische activiteiten in het Nederland-Ruslandjaar. Zo hebben Nederlandse bedrijven de afgelopen tijd met succes deelgenomen aan de maritieme beurs NEVA in Sint Petersburg en – met aanwezigheid van Staatssecretaris Dijksma – de landbouwbeurs Golden Autumn / Agrotech in Moskou. Voor de economische missie onder leiding van de Ministers Ploumen en Schippers, die begin november gaat plaatsvinden, hebben meer dan vijftig bedrijven zich aangemeld.

Tijdens haar recente bezoek aan Moskou besteedde Staatssecretaris Dijksma in gesprekken met haar Russische collega’s veel aandacht aan markttoegang voor agrarische producten. Per 1 juli is bijvoorbeeld een Russisch invoerverbod voor (poot-)aardappelen en plantmateriaal uit de EU van kracht. Onderhandelingen hierover tussen de Eurasian Customs Union en de Europese Commissie verlopen vooralsnog stroef. De insteek van Nederland is om in EU-verband tot een oplossing te komen. Gezien de Nederlandse belangen wordt door Staatssecretaris Dijksma ook bilateraal aan oplossingen gewerkt, waaraan haar gesprekken in Moskou hebben bijgedragen.

Stand van zaken Arctic Sunrise

Nederland is op 4 oktober jl. een arbitrageprocedure begonnen tegen de Russische Federatie in verband met het opbrengen en de arrestatie van de bemanning van het onder Nederlandse vlag varende schip Arctic Sunrise door de Russische autoriteiten. Het optreden van Rusland is volgens Nederland in strijd met het zeerecht, omdat toestemming van de vlaggenstaat had moeten worden gevraagd voor het optreden op een Nederlands schip.

Zowel in de aanloop naar als in de aanzegging tot arbitrage heeft Nederland aan Rusland verzocht het spoedige vertrek van de Arctic Sunrise mogelijk te maken, de bemanning vrij te laten en hun snelle vertrek mogelijk te maken. Rusland heeft nog geen gehoor gegeven aan dit verzoek, hetgeen Nederland aanleiding heeft gegeven om op 21 oktober jl. het Zeerechttribunaal in Hamburg daarom te verzoeken bij wijze van voorlopige maatregel. Het feit dat Rusland in deze zaak de bevoegdheid van het Zeerechttribunaal niet wenst te erkennen omdat het volgens Rusland de nationale soevereiniteit betreft, doet hier niets aan af. Na het aanhangig maken van het verzoek tot voorlopige voorziening heeft Rusland aangegeven niet voornemens te zijn in de procedure te verschijnen. Nederland zal de zaak evenwel voortzetten. Tegelijkertijd is aan de wederpartij duidelijk gemaakt dat de Staat bereid is tot gesprekken om tot een oplossing te komen. De procedure zal naar verwachting ongeveer een maand in beslag nemen. Zoals eerder gemeld in de Kamerbrief van 4 oktober jl. (Kamerstuk 33 750-V nr. 5), is het kabinet van mening dat juridische geschillen geen afbreuk doen aan de brede bilaterale betrekkingen die Nederland en Rusland onderhouden. Juist voor dergelijke zaken bestaan internationale mechanismen voor geschillenbeslechting.

De twee Nederlandse gedetineerde bemanningsleden worden geregeld bezocht door consulaire medewerkers van het Nederlandse Consulaat Generaal in St. Petersburg. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft contact met de families van beide opvarenden om hen op de hoogte te houden. Voorts heeft Nederland contact en overleg met andere betrokken landen over deze zaak.

Overige aangelegenheden

Incidenten diplomaten

Rusland wil, bovenop de door de Staat der Nederlanden uitgebrachte excuses voor de arrestatie en detentie in de nacht van 5 op 6 oktober jl van de Russische diplomaat, de heer Borodin, dat de betrokkenen bij schending van het internationale recht ter verantwoording worden geroepen en dat compensatie wordt geboden voor «materiele en immateriële schade» die aan het gezin Borodin zou zijn toegebracht. Nederland en Rusland zijn in gesprek over de verdere afwikkeling van deze zaak, waarbij van Nederlandse zijde reeds te kennen is gegeven dat het feitenrelaas van de aanhouding geen aanleiding geeft voor disciplinaire straffen tegen de betrokken agenten.

Nederland heeft duidelijk aan Rusland laten weten geschokt te zijn over het incident van dinsdag 15 oktober jl. waarbij een Nederlandse diplomaat in Moskou in zijn woning is overvallen. Deze overval is voor Nederland onaanvaardbaar. Minister Lavrov van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven dat er een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld en verzocht om medewerking van Nederland daaraan. De Nederlandse ambassade in Moskou zal medewerking verlenen aan het onderzoek en uw Kamer zal, conform toezegging, op de hoogte worden gehouden van de voortgang.

In de avond van 17 oktober vond in Den Haag een inbraak plaats in een pand dat onder beheer is van de Russische ambassade. De politie is direct een onderzoek gestart en heeft een verdachte geïdentificeerd aan de hand van een DNA-onderzoek. De verdachte is inmiddels aangehouden en zal worden vervolgd. Op de avond van het voorval heb ik gezegd dat ik de inbraak betreur. In reactie op het voorval heeft de politie verscherpt toezicht ingesteld voor de Russische ambassade en kanselarij.

Onderzoek naar de dood van de heer Storimans

Het kabinet heeft Rusland de afgelopen jaren diverse malen tot op het hoogste niveau aangesproken over het onderzoek naar de dood van de heer Stan Storimans. Rusland heeft echter te kennen gegeven dat wat hen betreft het boek gesloten is. Voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens loopt een procedure tegen Rusland inzake de heer Storimans, aangespannen namens zijn nabestaanden. Nederland steunt deze procedure en heeft te kennen gegeven in deze zaak te willen interveniëren. Nederland maakt zelden gebruik van het recht van interventie, maar in dit uitzonderlijke geval is besloten dit wel te doen om te benadrukken hoeveel belang Nederland eraan hecht meer duidelijkheid van Rusland te verkrijgen over deze zaak. Nederland verwacht ook van Rusland volledige medewerking aan deze procedure.

Geweigerde visa voor twee journalisten

Over het weigeren van visa voor twee journalisten die betrokken zijn bij een NLRF2013-project kan gemeld worden dat hen, volgens de Russische autoriteiten, de toegang is ontzegd «overeenkomstig Russische wetgeving». Dit kan te maken hebben met eerdere overtredingen van de visumregelgeving, waarvoor beide journalisten eerder al boetes kregen. De Nederlandse ambassade in Moskou heeft bij de Russische autoriteiten aandacht voor deze zaak gevraagd. Het valt te betwijfelen of de autoriteiten, gezien de boetes voor eerdere overtredingen van de Russische visumwet, op hun besluit zullen terugkomen. Overigens verloopt het overgrote deel van de samenwerking tussen instellingen en kunstenaars op het gebied van beeldende kunst, film, theater en podiumkunsten goed.

Tot slot

Rusland is en blijft een zeer belangrijk land, zowel bilateraal als internationaal. Het is een onmisbare schakel in de internationale arena, van de VNVR tot de G8, tot de overige fora waarin Rusland een rol speelt (RvE, WTO, OVSE etc.). Het kabinet sluit de ogen niet voor uitdagingen in en met Rusland. Tegelijkertijd wil het de relatie met Rusland niet vernauwen tot meningsverschillen. Het kabinet wil de relatie waar mogelijk verbreden en verdiepen, en zal kritisch blijven waar nodig – ook in Europees verband. Het sleutelwoord is dialoog – om te zorgen dat onze wederzijdse belangen ook op de lange termijn geborgd blijven en onze landen constructief kunnen voortbouwen op de nauwe banden die er bestaan.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven