33 659 Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio's

F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 oktober 2014

De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning1 en voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening2 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 30 september 2014 in reactie op hun brief van 23 september 2014 inzake de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 en andere besluiten in verband met de Wet afschaffing plusregio’s.3

Naar aanleiding daarvan hebben zij de Staatssecretaris op 10 oktober 2014 een brief gestuurd.

De Staatssecretaris heeft op 22 oktober 2014 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING EN VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu

Den Haag, 10 oktober 2014

De commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning en voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening hebben kennisgenomen van uw brief van 30 september 2014 inzake de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 en andere besluiten in verband met de Wet afschaffing plusregio’s.4 U geeft in deze brief aan dat u geen beletsel ziet om het ontwerpbesluit aan de Afdeling advisering van de Raad van State voor te leggen, omdat daarmee op geen enkele wijze afbreuk zou worden gedaan aan de staatsrechtelijke positie van de Eerste Kamer. Hierbij beroept u zich onder meer op eerdere correspondentie met de Eerste Kamer, alsmede op voorlichting van de Raad van State.5

De commissies wensen op deze nogal formele redenering als volgt te reageren.

In hun eerdere brief van 23 september hebben de commissies aangegeven dat zij zich het recht voorbehouden op het ontwerpbesluit te reageren tot het moment waarop de Eerste Kamer de finale besluitvorming over het wetsvoorstel heeft afgerond. Aan dit standpunt houden zij vast. De bepaling waarop de voorhang is gebaseerd, is immers onderdeel van een wetsvoorstel waarmee de Eerste Kamer nog niet heeft ingestemd. De commissies wijzen er verder op dat diverse fracties in het voorlopig verslag bij het wetsvoorstel tot afschaffing van de plusregio's van 7 oktober 20146 vragen hebben gesteld aan de regering, in het bijzonder de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de in hun optiek premature voorhang van het ontwerpbesluit, dat naar zijn aard onlosmakelijk verbonden is met het wetsvoorstel. Ook inhoudelijk zijn er over de voorgenomen vervoerregio's en dus mede over het ontwerpbesluit vragen gesteld en opmerkingen gemaakt in het voorlopig verslag. Het is aannemelijk dat ook in het vervolg van het wetgevingstraject nog gediscussieerd zal worden over de voorhang en het ontwerpbesluit zelf.

De commissies lezen uw brief van 30 september zo dat als tijdens de verdere schriftelijke of mondelinge behandeling van het wetsvoorstel nog vanuit de Kamer belangrijke procedurele en inhoudelijke op- en aanmerkingen ten aanzien van het ontwerpbesluit worden ingebracht (en dus niet slechts ten aanzien van de uitleg van de delegatiebepaling in het wetsvoorstel), deze door de regering zullen worden meegenomen en het (gewijzigde) ontwerpbesluit opnieuw aan de Afdeling advisering wordt voorgelegd. Met andere woorden, noch de voordracht ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering, noch dat advies zelf creëren voldongen feiten die aan verder inhoudelijk debat tussen Eerste Kamer en regering over het ontwerpbesluit in de weg staan. De commissies vragen u deze lezing te bevestigen.

De commissies vernemen uw reactie graag per omgaande. Een afschrift van deze brief is ver-stuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, J.W.M. Engels

Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, T.P.A.M. Reynaers

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2014

Op 10 oktober 2014 heb ik een gezamenlijk brief ontvangen van de voorzitters van de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning en voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening. Hiermee reageren zij op van mijn brief van 30 september 2014, inzake de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 en andere besluiten in verband met de Wet afschaffing plusregio’s.

De commissies vragen bevestiging van hun lezing van mijn brief van 30 september dat als tijdens de verdere schriftelijke of mondelinge behandeling van het wetsvoorstel nog vanuit de Kamer belangrijke procedurele en inhoudelijke op- en aanmerkingen ten aanzien van het ontwerpbesluit worden ingebracht (en dus niet slechts ten aanzien van de uitleg van de delegatiebepaling in het wetsvoorstel), deze zullen worden meegenomen en het (gewijzigde) ontwerpbesluit opnieuw aan de Afdeling advisering wordt voorgelegd.

Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevestig ik dat noch de voordracht ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering, noch dat advies zelf voldongen feiten zullen creëren. Als tijdens de verdere behandeling van het voorliggend wetsvoorstel in uw Kamer belangrijke procedurele en inhoudelijke opmerkingen worden ingebracht en indien dit leidt tot ingrijpende wijzigingen in het ontwerpbesluit zal, overeenkomstig de Aanwijzingen voor de regelgeving (nr. 277 jo. 279) het (gewijzigde) ontwerpbesluit opnieuw aan de Afdeling advisering worden voorgelegd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Samenstelling Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning:

Holdijk (SGP), Kox (SP), Sylvester (PvdA) (vice-voorzitter), Engels (D66) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries (PvdA), De Vries-Leggedoor (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Th. de Graaf (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Van Dijk (PVV), Sörensen (PVV), Schouwenaar (VVD), Kok (PVV), Duivesteijn (PvdA), Meijer (SP)

X Noot
2

Samenstelling Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Essers (CDA), Kox (SP), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD) (vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Vlietstra (PvdA), Reynaers (PVV) (voorzitter), Ester (CU), Schouwenaar (VVD) Van Beek (PVV), Duivesteijn (PvdA), Koning (PvdA), Kops (PVV), Meijer (SP), Van Zandbrink (PvdA)

X Noot
3

Kamerstukken I 2013/14, 33 659, D.

X Noot
4

Kamerstukken I 2013/14, 33 659, D.

X Noot
5

Kamerstukken I 2010/11, 32 500 VI, P.

X Noot
6

Kamerstukken I 2013/14, 33 659, E.

Naar boven