33 628 Forensische zorg

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2015

Naar aanleiding van uw verzoek van 18 juni jl. en mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg omtrent de bezuinigingen bij het NFI van 1 april 2015 (Kamerstuk 29 628, nr. 532), doe ik door middel van deze brief de toezegging gestand om u te informeren over de ontwikkelingen binnen de forensische geneeskunde en de uitkomsten van de gesprekken met VWS, OCW en BZK.

Uw Kamer heeft mij gevraagd te bezien of er misdrijven zouden worden gemist omdat de kwaliteit van de lijkschouwer te kort zou schieten en derhalve het niveau van de opleiding omhoog moet. Ook zijn er deskundigen die beweren dat we in Nederland een substantieel aantal misdrijven missen doordat er minder gerechtelijke secties worden verricht en de lijkschouw van onvoldoende kwaliteit zou zijn. In mijn brief aan uw Kamer van 31 maart 2015 (Kamerstuk 33 628, nr. 8), het Algemeen Overleg op 1 april en schriftelijke en mondelinge Kamervragen van de leden Recourt, Van Oosten, Van Nispen en anderen zijn mijn ambtsvoorganger en ik hier op ingegaan1 2 3.

Algemeen

De forensische geneeskunde houdt zich bezig met de medische zorg voor arrestanten en met medisch onderzoek ten behoeve van politie en justitie. Deze taken worden uitgevoerd door een forensisch arts. De forensisch arts is in eerste instantie arts die enkele taken uitvoert ten behoeve van politie en justitie. Deze forensisch artsen verrichten hun taken veelal parttime, naast hun taak als sociaal-geneeskundig specialist of huisarts. De forensische geneeskunde kent drie pijlers: arrestantenzorg, lijkschouw en forensisch medisch onderzoek.

Arrestantenzorg: 70–75% van het takenpakket van een forensisch arts betreft de medische zorg voor arrestanten. Deze taak kent twee aspecten: enerzijds betreft dit de «huisartsenzorg» voor ingeslotenen, waarbij vaak specifieke aandacht gevraagd wordt voor verslavingsproblematiek en psychiatrische klachten. Anderzijds adviseren zij politie en justitie over de medische geschiktheid van ingeslotenen voor detentie en/of verhoor.

Lijkschouw: De expertise van een lijkschouwer wordt ingeschakeld als de behandelend arts niet overtuigd is van een natuurlijke dood en bij lijkvinding.

Bij een lijkschouw is de taak van de forensisch arts de aard van het overlijden, de doodsoorzaak en de datum van het overlijden vast te stellen. Indien de lijkschouwer een niet-natuurlijke dood constateert c.q. het vermoeden bestaat, overlegt hij dit met de officier van Justitie. Die beoordeelt of er een vermoeden is van een strafbaar feit en besluit of een strafrechtelijk onderzoek/gerechtelijke sectie wordt gestart.

De lijkschouw maakt een relatief klein deel uit van het takenpakket van de forensisch arts: ongeveer 10%. De beschikbaarheid van een lijkschouwer is een gemeentelijke verantwoordelijkheid die is vastgelegd in de wet op de lijkbezorging.

Forensisch medisch onderzoek: een andere taak is het doen van onderzoek ten bate van opsporing door politie en justitie. Bijvoorbeeld het opstellen van letselverklaringen bij aangifte van (kinder)mishandeling, onderzoek na (zeden) delicten en het afnemen van bloed in het kader van de Wegenverkeerswet.

Opleiding

Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg heb aangegeven is de kwaliteit van de lijkschouwer en het niveau van de opleidingen primair de verantwoordelijkheid van de beroepsgroep zelf. Ik ben dan ook verheugd uw Kamer te informeren over een aantal initiatieven die de beroepsgroep de afgelopen tijd heeft genomen ter verbetering van de structuur en kwaliteit van het onderwijs.

Zo heeft het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) in nauwe samenwerking met de aanbieder van de opleidingen tot forensisch arts, de Netherlands School of Public & Occupational Health (NSPOH), de eisen aan de basisopleiding verhoogd door deze uit te breiden met twee modules (kindermishandeling en het optreden als deskundige in rechtszaken). De basisopleiding tot forensisch arts bedraagt hiermee 38 opleidingsdagen. Voltooien van de opleiding is voorwaarde om ingeschreven te staan in het register van het FMG, zodat de eisen van inschrijving zijn verzwaard.

Daarnaast acht ik het van belang dat er meer aandacht voor forensische geneeskunde komt in het curriculum van de geneeskunde opleiding. Onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Federatie van Universitair medische centra (NFU) komt het Raamplan voor de universitaire opleiding geneeskunde tot stand. Hierin zijn de eindnormen en beroepseisen vastgelegd. De medische faculteiten geven binnen de kaders van het Raamplan verder vorm aan de individuele curricula. De beleidsreactie op het rapport van de Gezondheidsraad, «de forensische geneeskunde ontleed», is in maart 2014 aan de decanen voorgelegd met het verzoek dit onderwerp mee te nemen in de ontwikkeling van een nieuw Raamplan. Hierop hebben zij positief gereageerd. Een nieuw Raamplan is voorzien in 2019.

Gegeven het belang dat ik hecht aan een meer zichtbare positionering van de forensische geneeskunde, ook in het basiscurriculum geneeskunde, en gegeven de zelfstandige positie van het NFU voor wat betreft het stellen van eisen aan de geneeskundige opleiding, zal ik het NFU een brief sturen waarin nogmaals aandacht wordt gevraagd voor een herkenbare positie van de forensische geneeskunde in de basis- en vervolgopleiding.

Naast het reguliere opleidingsaanbod verzorgen het NFI en het Openbaar Ministerie in samenwerking met de Politieacademie (bijscholings)cursussen op het gebied van het forensisch onderzoek, waaronder de lijkschouw. In 2015 zijn er twee lesmomenten geweest waarbij de NFI-collega’s les gaven aan de Coördinatie PD Unit. Tijdens de lessen wordt o.a. aandacht besteed aan het onderscheid tussen de natuurlijke dood versus niet natuurlijke dood en inbeslagname in een zorginstelling versus het medisch beroepsgeheim. Ook geven medisch en forensisch officieren een paar keer per jaar les aan forensisch artsen. Deze cursussen zijn opengesteld voor zowel medici (bijv. herkennen niet-natuurlijke dood) als ook voor advocaten, politie en OM. Daarnaast levert het expertisecentrum medische zaken van het OM een bijdrage aan een keuzevak in de geneeskunde opleiding van twee universiteiten.

Secties

Ten aanzien van secties wijzen deskundigen, onder wie de forensisch patholoog Van der Goot, in diverse publicaties op het belang van secties, vooral ook na zelfmoord of een verkeersongeval. Zij zijn van mening dat hiermee bijvoorbeeld (eerder) erfelijke medische aandoeningen aan het licht kunnen komen en dat dit van belang is voor de nabestaanden en vanuit verzekeringstechnisch oogpunt. Vanwege het ontbreken van een strafvorderlijk belang zal de Officier van Justitie echter geen gerechtelijke sectie vorderen in deze zaken. Het is niet aan mij om een standpunt in te nemen over de noodzaak van secties in de gevallen zonder strafvorderlijk belang. Ik zal de signalen van de heer Van der Goot onder de aandacht brengen van mijn collega van VWS.

Ik deel de mening van de beroepsgroep dat het van belang is het proces van lijkvinding, lijkschouw en gerechtelijke sectie tegen het licht te houden. Ik heb het NFI daarom opdracht gegeven een verkennend onderzoek te doen naar de beslismomenten in het proces. Deel van dit onderzoek betreft een internationaal vergelijkende oriëntatie. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek informeren.

Conclusie

Op basis van de mij bekende gegevens en onderzoeken beschik ik niet over informatie waaruit blijkt dat we in Nederland misdrijven missen door de kwaliteit van de forensisch geneeskundigen en het dalende aantal gerechtelijke secties.

Ik ben van mening dat met de in deze brief genoemde acties een goede stap is gezet naar een verbetering van de informatiepositie en een kwaliteitsimpuls in de forensisch geneeskundige expertise.

Stappen kunnen alleen gezet worden in samenwerking binnen en tussen de (rijks)overheid en de beroepsgroep. Ik ben dan ook te spreken over de initiatieven die het Forensisch Medisch Genootschap, het NFI, het OM en de Politieacademie hebben genomen om de kwaliteit van de forensisch geneeskundigen te bevorderen en zal mij dan ook blijvend inzetten om deze samenwerking te bevorderen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Handelingen II 2014/15, nr. 52, item 3

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2667

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2503

Naar boven