33 623 Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met het van toepassing verklaren van die wet op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht

I VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 november 2014

Naar aanleiding van de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 september 2014 en het toesturen van de resultaten van het onderzoek naar stukloon hebben de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 op 9 oktober 2014 nog een aantal vragen gesteld aan de Minister.

De Minister heeft op 12 november 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 9 oktober 2014

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid dankt u voor uw brief van 2 sep-tember 20142 en het toesturen van de resultaten van het onderzoek naar stukloon, dat ten be-hoeven van de aanpak van schijnconstructies is uitgevoerd.3 In navolging op dit onderzoek ver-nemen de leden van deze commissie graag van u welke lessen de regering uit deze resultaten trekt en welke additionele voorstellen om schijnconstructies aan te pakken worden overwogen door de regering.

Tevens verneemt de commissie graag hoe het wetsvoorstel Wet invoering Beschikking geen loonheffingen4 zich verhoudt tot het nog in te dienen voorstel Wet aanpak schijnconstructies en het – in verband hiermee – op uw verzoek aangehouden voorstel Wet minimumloon en mini-mumvakantiebijslag in verband met het van toepassing verklaren van die wet op nader bepaal-de overeenkomsten van opdracht5.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid wachten met belang-stelling uw antwoorden af en ontvangen deze graag binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Sylvester

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2014

Naar aanleiding van mijn brief over de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml)6 heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 9 oktober 2014 een aantal vragen gesteld. De commissie heeft onder andere gevraagd welke lessen de regering trekt uit de resultaten van het onderzoek «Stukloon op de werkvloer» en welke additionele voorstellen worden overwogen om schijnconstructies aan te pakken.

Stukloon is een betaalwijze waarbij het loon afhankelijk wordt gesteld van de verrichte arbeidsprestatie. Wel is het zo, dat men in de tijd die met het verrichten van de arbeid is gemoeid redelijkerwijs het wettelijk minimumloon moet kunnen verdienen (Wml, artikel 12, vierde lid). In een aantal gevallen werkt stukloonbetaling goed en tot tevredenheid van de betrokken werknemers. In andere gevallen lijkt de productienorm voor veel werknemers echter niet haalbaar te zijn en verdienen de werknemers, als het loon zou worden omgerekend naar tijd, vermoedelijk minder dan het wettelijk minimumloon. De vraag kan gesteld worden of in dergelijke situaties de norm redelijk is en zo nee, wat de norm dan wel zou moeten zijn.

Uit het onderzoek blijkt dat in de praktijk de werkgever zelfstandig de productienorm vaststelt. Overleg met collega’s of deskundigen als branche-organisaties is niet gebruikelijk. Gedurende het onderzoek zijn geen voorbeelden naar voren gekomen waarbij de productienorm periodiek wordt herijkt en eventueel aangepast als blijkt dat beloning op wettelijk minimumloonniveau redelijkerwijs niet haalbaar is. De productienorm is lang niet altijd transparant en soms worden bepaalde werkzaamheden niet in de productienorm meegewogen. Dit maakt deze betaalwijze kwetsbaar en lastig handhaafbaar. Te overwegen is dan ook om bijvoorbeeld nadere voorwaarden te verbinden aan de toepassing van stukloon, zodat de productienorm transparanter wordt en beter aansluit bij wat in de praktijk redelijkerwijs haalbaar is. Zoals in mijn voormelde brief is aangegeven is de toepassing van stukloon een vraagpunt waarover ik graag de visie van sociale partners verneem.

Een eventuele aanpassing van de wettelijke bepaling over stukloon maakt geen onderdeel uit van het wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies. In de tweede voortgangrapportage aanpak schijnconstructies7 is aangegeven, dat dit wetsvoorstel een eerste pakket aan maatregelen bevat om de handhaafbaarheid van de Wml te verbeteren en de werknemer en de Inspectie SZW in staat te stellen om te controleren of de werkgever het wettelijk minimumloon heeft betaald.

Zoals ik in mijn brief van 2 september 2014 heb aangegeven zal het onderwerp stukloon deel uit gaan maken van de voorgenomen herziening van de Wml. Andere vraagpunten die in het kader van de herziening van de Wml in beschouwing worden genomen zijn onder meer de reikwijdte van de Wml, de handhaafbaarheid van de wet en de mogelijke invoering van een wettelijk minimumuurloon.

De commissie verneemt verder graag hoe het wetsvoorstel Wet invoering Beschikking geen loonheffingen8 zich verhoudt tot het nog in te dienen wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies en het aangehouden wetsvoorstel Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met het van toepassing verklaren van die wet op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht (Wml – ovo)9.

Met het wetsvoorstel Wet invoering Beschikking geen loonheffingen worden de verantwoordelijkheden van de opdrachtnemer en de opdrachtgever bij het beoordelen van hun arbeidsrelatie beter in balans gebracht, waardoor de mogelijkheden om te handhaven worden verbeterd. Het wetsvoorstel strekt niet tot het uitbreiden of inperken van de kring van verzekerden voor de werknemersverzekeringen of het arbeidsrecht. Dit staat los van het wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies, dat zich uitsluitend richt op een aantal elementen van de arbeidsrechtelijke bescherming van werknemers. Het heeft ook geen directe relatie met het wetsvoorstel Wml – ovo, dat een beperkte uitbreiding beoogt van de werkingssfeer van de Wml.

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wml – ovo op 1 april 2014 is besloten dit wetsvoorstel aan te houden tot de behandeling van het wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies. In mijn voormelde brief van 2 september 2014 heeft het kabinet aangekondigd de Wml te zullen herzien. Daarbij komen onder andere de reikwijdte van de Wml en de toepassing en handhaving van stukloon aan de orde. Gezien de raakvlakken tussen deze twee thema’s en het wetsvoorstel over het onder de werkingssfeer van de Wml brengen van de ovo ligt het in de rede om de behandeling van dit laatste wetsvoorstel in de Eerste Kamer verder aan te houden en gelijktijdig met de behandeling van de herziening van de Wml voort te zetten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Dijk (PVV) (vicevoorzitter), Sörensen (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Beckers (VVD), Swagerman (VVD), Kok (PVV), Koning (PvdA), Van Zandbrink (PvdA)

X Noot
2

Kamerstukken I, 2013/14, 33 623, nr. H.

X Noot
3

Rapport «Stukloon op de werkvloer: Resultaten van een kwalitatief onderzoek», Panteia, 17 december 2013. Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffienummer 154071.09

X Noot
4

Kamerstuknummer 34036

X Noot
5

Kamerstuknummer 33623

X Noot
6

Kamerstukken I 2014/2015, 33 623, nr. H en bijlage

X Noot
7

Kamerstukken I 2014/15, 33 750 XV, nr. G

X Noot
8

Kamerstukken II 2014/15, 34 036, nr. 2

X Noot
9

Kamerstukken I 2014/15, 33 623, nr. A

Naar boven